Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed
Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
In de 19e eeuw was er in Brugge, net zoals in andere grote steden in het land, een aanzienlijke Engelse aanwezigheid. De aanwezigheid van Engelsen gaat ver terug in de tijd, maar vooral sinds de slag bij Waterloo spreekt men van een ware "Engelse kolonie" in Brugge. Naast oud-militairen kwamen zich ook lagere adel, oud-kolonialen en industriëlen vestigen in de stad. Velen onder hen verkozen Brugge als uitvalsbasis voor hun werk in de mechanisatie van de 19e-eeuwse linnenindustrie. Onder invloed van de Engelse aanwezigheid kwamen zowel de scholen van de katholieke Broeders Xaverianen als die van het neutrale Koninklijk Atheneum in contact met het voetbalspel. In 1890 sloegen oud-leerlingen van die scholen uiteindelijk de handen in elkaar en stichtten de eerste Brugse voetbalploeg: Brugsche Football Club. Een voetbalploeg leiden en tegelijk als speler fungeren was geen eenvoudige taak en op 13 november1891 diende de vereniging opnieuw gesticht. Exact een jaar later werd een officieel bestuur geïnstalleerd. De club werd als pro-Vlaams opgericht, met als spreuk "mens sana in corpore sano". Nog voor de organisatie officieel erkend werd, verlieten in 1894 zestien leden de club en richtten Football Club Brugeois op. In de stad werd in 1895 ook nog de Vlaamsche Football Club de Bruges opgericht.
Het afgescheurde FC Brugeois bestond vooral uit rijke Franstaligen, terwijl Brugsche FC een club van de gewone man bleef. De leden van de eliteclub FC Brugeois hadden betere connecties in heel het land en de club sloot na oprichting ook onmiddellijk aan bij de UBSSA en nam deel aan de eerste Belgische nationale competitie in 1895/96. Als tenuekleuren koos men voor een lichtblauwe trui met een donkerblauwe schuine band van de linkerheup naar de rechterschouder. Pas in 1909 werd veranderd naar de blauw-zwarte kleuren. FC Brugeois kon een terrein afhuren, het 'Rattenplein', maar toch had de club het financieel moeilijk en de populariteit bleef beperkt. De club zakte snel weg en trok zich in 1896, na één jaar al, terug uit de bond. Brugsche FC daarentegen bleef lokaal spelen, hoofdzakelijk tegen andere ploegen uit de buurt of uit scholen in de stad. Brugsche bleef nederig, maar kon zo wel financieel het hoofd boven water houden en won aan aanhang bij het gewone volk. Uiteindelijk werd in 1897 FC Brugeois opgenomen in Brugsche Football Club, maar de fusieclub zou verdergaan onder de Franstalige naam FC Brugeois. De fusieclub kon zo steunen op de brede volkse aanhang van Brugsche en de connecties en ambitieuze aanpak van Brugeois. In 1902 werd nog Vlaamsche FC opgenomen in FC Brugeois. Vlaamsche FC had een aantal van zijn leden verloren aan CS Brugeois en was komen aankloppen bij FC Brugeois voor een fusie, dewelke eerder een opslorping werd.
Naamsveranderingen van de club
Brugsche Football Club (1891)
Football Club Brugeois (1892)
Football Club Brugeois (1897)
Royal Football Club Brugeois (1920)
Club Brugge Koninklijke Voetbalvereniging (1972)
Na enkele tweede plaatsen in de ereafdeling bereikte de ploeg in het seizoen 1913/14 opnieuw een hoogtepunt met het behalen van hun eerste bekerfinale, die echter met 2-1 verloren werd van bekerhouder Union Saint-Gilloise. Ondertussen was de club in 1912 verhuisd naar het Albert Dyserynckstadion ("De Klokke").
In 1920 werd de club voor het eerst kampioen in de hoogste afdeling. De club kreeg in dat jaar de koninklijke titel en heette nu Royal FC Brugeois. Bij het invoeren van de stamnummers in 1926 kreeg FC Brugeois stamnummer 3 toegewezen. In 1930 liet voorzitter Albert Dyserynck het statuut van FC Brugeois omvormen tot vereniging zonder winstoogmerk.
Echter, na de goede periode tijdens de eerste twee decennia van de 20e eeuw, was ondertussen een tijd van lange, magere jaren voor de club aangebroken, met een eerste dieptepunt in 1928: degradatie naar Tweede Klasse. Vanaf dan ging de club gedurende vele jaren verschillende malen op en neer tussen Eerste en Tweede Klasse.
Club Brugge steeg in 1959 definitief naar de Belgische Eerste Klasse. Dat was onder meer het werk van Fernand Goyvaerts en de Roemeense trainer Norberto Höfling. Echter, toen deze in 1962 met elkaar in conflict raakten, verhuisde Goyvaerts naar FC Barcelona. Hij bleef de enige Belg die bij de Catalaanse ploeg heeft gespeeld tot de transfert van Thomas Vermaelen in 2014.
In de tweede helft van de jaren 1960 en aan het begin van de jaren 1970 probeerde de club zich aan de Belgische top te werken met spelers zoals Fernand Boone, Johny Thio, Erwin Vandendaele, Raoul Lambert, de Zweed Kurt Axelsson en de Nederlanders Henk Houwaart en Rob Rensenbrink.
Dit resulteerde in vijf tweede plaatsen in zes jaar tijd en een eerste bekerwinst in 1968. In 1970 won de club de Beker opnieuw, na een 6-1-overwinning tegen Daring Brussel, de grootste winst ooit in een Belgische bekerfinale.
In 1972 werd de Vlaamse naam Club Brugge KV aangenomen. In 1973 speelde Club Brugge na 53 jaar voor de tweede keer kampioen, na een 1-1-gelijkspel op het veld van aartsrivaal Anderlecht. In de jaren zeventig groeide de vereniging gestaag uit tot een Belgische topclub. Terwijl de Brugse burgemeester Michel Van Maele de club begin jaren zeventig nog moest redden van het failliet, kende de club in de tweede helft van dat decennium zijn grootste successen. In 1975 verhuisde Club van het Albert Dyserynckstadion naar het Olympiastadion (het huidige Jan Breydelstadion), hetwelke eigendom was van de stad Brugge. Onder leiding van de Oostenrijkse succestrainer Ernst Happel bereikte Brugge in 1976 de finale van de Uefa-beker en twee jaar later speelde het als voorlopig enige Belgische club de finale van de Champions Cup (Europacup I). Beide Europese finales werden verloren van het Engelse Liverpool FC, de beste Europese ploeg van dat moment. Nog onder Happel veroverde Club van 1976 tot 1978 driemaal op rij de Belgische titel. Eind 1978 vertrok Happel bij Club na problemen met het bestuur.
De daarop volgende jaren verliepen voor Club Brugge een stuk moeilijker. De club behaalde in 1980 nog wel een nationale titel, maar zijn plaats aan de Europese top was het (definitief) kwijt. In 1982 ontsnapte Brugge zelfs nipt aan degradatie naar tweede klasse. Dat seizoen werden eerst de trainers Spitz Kohn en zijn opvolger Rik Coppens ontslagen, voor Raymond Mertens uiteindelijk de ploeg voor degradatie kon behoeden. In de tweede helft van de jaren tachtig kwam Club weer boven water. In 1986 won het de Belgische Beker tegen stadsgenoot Cercle, de eerste hoofdprijs in zes jaar.
In 1988 werd Club Brugge opnieuw kampioen en drong Blauw-Zwart door tot de halve finale van de Uefa-beker, waar het verloor van het Spaanse Espanyol. In 1992 scheerde Club opnieuw hoge toppen op de Europese scène. Na eerder Atlético Madrid te hebben uitgeschakeld, bereikte het opnieuw de halve finale van een Europees bekertoernooi, namelijk van de Beker voor Bekerwinnaars. Daar bleek het Duitse Werder Bremen te sterk voor de West-Vlaamse voetbaltrots. Het daaropvolgende seizoen (1992/93) nam Brugge als eerste Belgische club deel aan de lucratieve Champions League.
In de tweede helft van de jaren negentig zou Club Brugge zijn plaats verliezen aan de Europese subtop, maar bleef het nationaal meespelen voor de prijzen. Net als de andere Belgische clubs voelde de voetbalvereniging sterk de gevolgen van het Bosmanarrest, waardoor de spelerslonen fors stegen en lucratieve transferinkomsten aanzienlijk verminderden. Bovendien puurde het maar weinig inkomsten uit de tv-pot, die de inkomsten van buitenlandse topclubs fors deed stijgen. Door de geringe Belgische markt, steeg het televisiegeld nauwelijks in België.
Daarbij kwam dat het bestuur van de club weinig oog had voor vernieuwing. De leiding van de club was eind de jaren negentig nog in handen van dezelfde mensen die in 1973 de club van het bankroet hadden gered. Vooral op commercieel vlak liep de club achterop in vergelijking met buitenlandse concurrenten.
Al deze factoren verklaren waarom Club Brugge tien jaar lang geen Champions League speelde.
Pas in het begin van de 21e eeuw kon de West-Vlaamse club zich opnieuw kwalificeren voor de poules van het prestigieuze kampioenenbal, namelijk in de seizoenen 2002/03, 2003/04 en 2005/06. Tijdens de eerste helft van de jaren 2000 was de eigenzinnige Noor Trond Sollied trainer van Club Brugge. Onder zijn bewind werd de club ook twee keer landskampioen en won het twee keer zowel de Beker als de Supercup. Intussen had voormalig bondsvoorzitter Michel D'Hooghe de overleden Michel Van Maele opgevolgd als voorzitter en sterke man van de club. Onder zijn impuls werd Club danig geprofessionaliseerd en werd ter vervanging van Antoine Vanhove oud-speler Marc Degryse aangetrokken als sportleider (sportief directeur). Op het einde van het seizoen 2004/05 stapte Sollied na vijf jaar dienst op en werd vervangen door clubmonument Jan Ceulemans. Ook oud-spelers Franky Van der Elst, René Verheyen en Dany Verlinden maakten deel uit van de trainersstaf. Ceulemans zou snel breken met de speelstijl van Sollied. De nieuwe technische staf streefde naar kortere combinaties en meer technisch vernuft, daarin voluit gesteund door sportleider Degryse. Club Brugge brak hiermee in grote mate met de typische speelstijl die het doorheen de jaren vaak hanteerde.
De tweede helft van de jaren 2000 verliep echter heel wat minder vlot. Na tegenvallende resultaten tijdens het seizoen 2005/06 werden zowel hoofdtrainer Ceulemans als assistent-trainer Verheyen ontslagen, wat meteen het eerste trainersontslag bij Club Brugge in 26 jaar betekende. De Brusselaar Emilio Ferrera werd aangesteld als nieuwe hoofdtrainer.
In het seizoen 2006/07 bleven de resultaten wederom beneden de verwachtingen, met het ontslag nemen van sportleider Marc Degryse als gevolg. Ook hoofdtrainer Ferrera en de assistent-trainer Van der Elst werden ontslagen. Luc Devroe werd de opvolger van Degryse, Čedomir Janevski tijdelijk die van Ferrera. Op 26 mei 2007 won Club Brugge zijn 10e Beker van België na een 1-0-overwinning tegen Standard Luik en sloot op die manier een tumultueus seizoen alsnog met een positieve noot af.
Aan het begin van het seizoen 2007/08 werd Jacky Mathijssen aangesteld als hoofdtrainer. Gedurende de twee seizoenen die volgden, kon Club de vooropgestelde doelen opnieuw niet waarmaken, waardoor voor het daaropvolgende seizoen andermaal voor een nieuwe trainer werd gekozen, de Nederlander Adrie Koster.
Op het einde van het seizoen 2008/09 gaf Michel D'Hooghe zijn taak van clubvoorzitter door aan Pol Jonckheere.
In het voorjaar van 2010 verliet algemeen manager Filips Dhondt de club en werd beslist deze functie niet meer in te vullen. Voortaan werd collectief bestuurd door een managementcomité dat bestond uit 8 leden en wekelijks vergaderde. De beslissingen van het managementcomité werden voorgelegd aan de Raad van Bestuur voor goedkeuring.
Nog geen jaar later volgden enkele nog ingrijpender veranderingen in het bestuur van Club Brugge. De dagelijkse werking en de feitelijke initiatieven werden de taak van het Management, terwijl de Raad van Bestuur een meer waarnemende functie kreeg toegeschoven. Dit betekende min of meer een ommekeer in de manier van werken. Bart Verhaeghe, die werd verkozen tot afgevaardigd bestuurder, kreeg de uitvoering van het nieuwe organigram toevertrouwd. Vincent Mannaert werd aangesteld als algemeen manager. Ten slotte nam op 1 februari Pol Jonckheere ontslag als voorzitter en werd opgevolgd door Bart Verhaeghe.
Nadat Adrie Koster met Club Brugge rond eind oktober 2011 enkele doelstellingen niet gehaald bleek te hebben, kreeg hij zijn ontslag en werd uiteindelijk opgevolgd door de Duitser Christoph Daum. Onder Daum werd Club Brugge tweede in de Jupiler Pro League, het beste competitieresultaat in 7 jaar. Daum zette aan het eind van het seizoen echter de samenwerking stop. Georges Leekens werd aangeduid om Christoph Daum op te volgen. Op 4 november 2012 werden Leekens en zijn assistent Rudi Verkempinck ontslagen. Tijdelijk werd beloftencoach Philippe Clement als hoofdcoach aangesteld.[3] Op 15 november werd Juan Carlos Garrido als nieuwe coach van Club Brugge voorgesteld.[4] Garrido werd op zijn beurt ontslagen op 19 september 2013 door onder meer het tegenvallend spelpeil en de vroege Europese uitschakeling. Michel Preud'homme volgde Garrido op.[5]
Ook het laatste seizoen vóór de komst van Preud'homme en de twee erna deed Club Brugge tot één speeldag van het einde mee voor de titel, maar greep telkens naast de eindoverwinning. In het seizoen 2014/15, het tweede onder Preud'homme, slaagde Club Brugge erin zijn eerste prijs in acht jaar veroveren: de Beker van België, na een 2-1-overwinning tegen rivaal RSC Anderlecht. Ook Europees stootte Club ver door: tot de kwartfinale van de Europa League, waarbij het 15 matchen op rij niet verloor, een Belgisch record.
In het seizoen 2015/16 behaalde Club Brugge zijn 14e landstitel, de eerste na 11 jaar, na een 4-0-overwinning tegen rivaal RSC Anderlecht.
Stadions
In de loop van haar geschiedenis heeft de club steeds op terreinen gespeeld in het westen van de stad, in Sint-Andries, nooit heel erg ver van elkaar.
Het eerste echte onderkomen dat de blauw-zwarte vereniging vond, en waar het tot 1912 zou blijven, was een stuk braakliggende grond in de Sint-Baafswijk. Dit terrein, gelegen op de gronden waar vandaag de Sint-Baafskerk staat, was eigendom van de hondenclub "Fox Terrier" en was van een kleine tribune voorzien. Doorgaans werden op dat veld honden losgelaten, die in (de uit Engeland overgewaaide en uiterst populaire) rat races achter ratten aanjoegen. Vandaar de naam: het "Rattenplein". Om een voetbalwedstrijd te kunnen organiseren, moesten telkens opnieuw lijnen getrokken worden en doelen opgebouwd en afgebroken.
Op een bepaald ogenblik was Football Club Brugeois rijk genoeg om het terrein en alle toebehoren aan te kopen, voor de prijs van honderd frank.
In 1912 verhuisde Club Brugge van het Rattenplein naar De Klokke, iets westelijker langs de Torhoutse Steenweg. Het veld werd zo genoemd omdat het enige herkenningspunt het tegenoverliggende café "De Klokke" was. In de beginperiode moesten de spelers zich omkleden in dit café en de straat oversteken naar het stadion. Club huurde het terrein de eerste jaren van een particuliere eigenaar voor de prijs van 1.760 frank, maar op 15 juni 1920 werd De Klokke door drie geldschieters, waaronder Albert Dyserynck, aangekocht voor 50.000 frank. Deze laatste betaalde later de mede-eigenaars uit en schonk het terrein in volle eigendom aan de club. De Klokke werd later, na het plotse overlijden van voorzitter Dyserynck in 1931, hernoemd tot "Albert Dyserynckstadion".
In 1973 nam het toenmalige stadsbestuur onder impuls van burgemeester Michel Van Maele het initiatief een stedelijk stadion te bouwen voor Club Brugge en Cercle Brugge. Van Maele had eerder al Cercle uit de financiële moeilijkheden gehaald door de stad het Edgard De Smedtstadion te laten aankopen. In 1973 zat Club aan de grond; de grote recettes uit de thuiswedstrijden wogen niet op tegen de dure buitenlandse transfers van Rensenbrink, Houwaart, Geels, Veenstra, e.a.
Door de verhuis naar een nieuw stadion in eigendom van de stad kon Club weer naar adem happen doordat het nu over de mogelijkheid beschikte De Klokke te verkopen, wat het in 2000 deed: toen werd het Albert Dyserynckstadion verkocht aan een bouwpromotor en ruimde het plaats voor een woonproject. Dit bracht de clubkas zo'n 2,5 miljoen euro op.
De gronden achter de kerk van Sint-Andries werden in 1973 aangekocht voor de som van 53 miljoen Belgische frank.
In 1974 werd met de bouw begonnen. Het nieuwe stadion, ontworpen door de architecten Jonckheere (die ook het ontwerp voor de uitbreiding tekenden), kostte 245 miljoen Belgische frank en beschikte over 30.000 plaatsen. De benedenring bestond uit staanplaatsen (22.000) en boven op de oost- en westtribune bood een tweede ring plaats aan in totaal 8.000 zitplaatsen.
In de geest van de Olympische Spelen in München in 1972 kreeg het stadion de naam "Olympiastadion".
In 1993 werd onder druk van de UEFA overgegaan tot de vervanging van bijna alle staanplaatsen door zitjes, waardoor de capaciteit terugviel tot iets meer dan 18.000 plaatsen.
Naar aanleiding van het Europees Kampioenschap voetbal in 2000 werd het stadion uitgebreid en kreeg het een nieuwe naam: Jan Breydelstadion. Door de tweede ring te vervolledigen boven de noord- en zuidtribune en de laatste staanplaatsen weg te werken, beschikte het stadion nu over 30.000 zitplaatsen.
Sinds 2007 werkt Club Brugge aan een project voor een nieuw stadion, aanvankelijk gepland aan de Oostkampse Baan in Loppem, net ten zuiden van de stad. Het moest beschikken over minstens 40.000 zitplaatsen en zou gecombineerd worden met een groot winkelcomplex. De Vlaamse overheid nam uiteindelijk het dossier in handen en besliste eind 2009 dat het stadion op de Chartreusesite, ook in de Brugse zuidrand, moest komen en dat het zou beschikken over 44.600 zitplaatsen. Door de Raad van State werd dit plan eind 2013 van tafel geveegd op basis van het Milieueffectenrapport (MER), de waterhuishouding en de mobiliteit.
Ondertussen ontwikkelen Stad Brugge, Cercle en Club Brugge een nieuw dubbelproject, waarbij Club Brugge een nieuw stadion zou kunnen bouwen in het noordwesten van de stad, aan de Blankenbergse Steenweg nabij de Blauwe Toren, en Cercle Brugge in een verkleind, grondig verbouwd Jan Breydelstadion zou blijven. Het stadion van Club zou 40 à 45.000 zitplaatsen tellen en dat van Cercle ca. 12.000.
Algemeen
Financiën
Budget en merk
Met een jaarlijks budget van ruim 35 miljoen euro, afhankelijk van of de club meedoet aan een Europese competitie of niet, blijft Club Brugge – net als het Belgisch voetbal in het algemeen – wat dit betreft een relatief kleine speler in Europa. Dit budget wordt echter elk jaar verhoogd, voornamelijk dankzij het binnenhalen van tv-rechten – anno 2011 ruim 55 miljoen euro per seizoen voor het gehele Belgische voetbal.[6] Club Brugge behoort op dit vlak tot de best gestelde clubs in België, met een jaarlijkse inkomst van meer dan 4 miljoen euro.[7]
Bovendien draagt het toenemend aantal toeschouwers in het stadion bij aan de financiële gezondheid van de club. Het aantal abonnees is gestegen van 8.000 in 1996 naar 23.000 in 2008, aangetrokken door het succesvolle voetbalspel en de verschillende behaalde prijzen gedurende deze periode. Ook de renovatie en uitbreiding van het Jan Breydelstadion in 1998 droegen bij aan de toeschouwerstoename.
In 2006 werd Club Brugge in de Nationale Merkencompetitie verkozen tot populairste merk van het land.[8] Later werd de club ook nog verkozen tot populairste sportmerk.[9] Om het 'merk' Club Brugge verder te versterken, werd in 2011 de hulp ingeroepen van het reclamebureau Saatchi & Saatchi. In 2012 werd Club Brugge in de Nationale Merkencompetitie verkozen tot sympathiekste club van het land en vierde bekendste merk in Vlaanderen.
Op 8 september 2011 maakte de club bekend dat haar budget voor het seizoen 2011-2012 rond 28,5 miljoen euro lag, met een loonmassa van 15,3 miljoen euro.[10] De club beschikt hiermee over het tweede grootste budget in Eerste Klasse, na RSC Anderlecht.
Club Brugge kende heel wat hoofdsponsors in de loop van zijn geschiedenis. Reeds in 1970 werden de trainingsvesten gesponsord door de Brugse meubelzaak Galerijen De Jonckheere. De eerste shirtsponsor was Carad, die in 1972 op de spelerstruitjes terechtkwam. Het is immers pas sinds 1972 dat de KBVB toelaat extra-sportieve publiciteit op de truitjes aan te brengen. In 1974 maakte Carad plaats voor 49R Jeans. Vanaf 1979 verscheen St.-Louis Geuze op de truitjes van Club Brugge. Dit biermerk werd in '82 vervangen door een ander bier: Bacchus. Van 1985 tot 1992 was verzekeringsmaatschappij Assubel de hoofdsponsor. Daarna nam de in 1989 opgerichte televisiezender VTM een plaats in op het blauw-zwarte shirt. De zender werd in 1996 afgelost door het Gemeentekrediet. Het Gemeentekrediet werd uiteindelijk overgenomen door Dexia, dat in 2000 voor het eerst hoofdsponsor werd van Club Brugge. In 2012 veranderde Dexia haar naam in Belfius. Na het seizoen 2013-2014 liep het sponsorcontract met Belfius af en werd Proximus de nieuwe shirtsponsor van de club, maar dit enkel op de achterzijde van de shirts. Het volledige seizoen 2014-2015 speelde Club Brugge zonder externe hoofdsponsor op de voorzijde van de truien. Sinds het seizoen 2015-2016 is Daikin hoofdsponsor van de club.
Verder had Club Brugge begin de jaren 1970 aanvankelijk een exclusiviteitscontract voor 5 jaar met sportmerk adidas, en van 1976 tot 1995 met Puma. Vanaf 1995 werd adidas opnieuw de sportkledingsponsor van de club, om vanaf 2007 weer door Puma vervangen te worden. Sinds 2013 gaat Club Brugge met Nike in zee. Sinds het seizoen 2017-2018 is Macron de nieuwe kledingsponsor.
Jeugdopleiding
De jeugdschool van Club Brugge, opgericht als Kadettenschool in het begin van de jaren 1950 door voorzitter Emile De Clerck, is vandaag bekend als Club Academy. Het vooropgestelde doel is elk jaar op zijn minst één jongere door te laten stoten naar de professionele kern.
De vorming is een van de prioriteiten van de club. Zware investeringen werden gedaan om hiervoor een goed opleidingsapparaat te ontwikkelen. Volgens een onderzoek uit 2006 kwam de jeugdopleiding van Club Brugge als een van de beste van het land naar boven.[11]
Op sportief vlak is de vorming van jongeren van groot belang voor Club Brugge, daar de club, net als alle andere Belgische clubs, op financieel vlak niet kan concurreren met de absolute topclubs in Europa voor het binnenhalen van beloftevolle buitenlandse spelers.
De club wil met haar jeugdvormingspolitiek ook haar regionale verankering verstevigen. Een belangrijk deel van de scouting houdt zich bezig met het rekruteren van de beste jonge spelers uit West- en Oost-Vlaanderen vanaf zeer jonge leeftijd. De scouts gaan op zoek naar jonge talentvolle spelers die zich ook goed kunnen integreren in de organisatie, de cultuur en het spelsysteem van Club Brugge.
Er wordt eveneens aandacht besteed aan onderwijs voor de jongeren en aan sociale waarden, waarbij een afgevaardigde van de club voortdurend in contact staat met de partnerscholen waar de jongeren van Club Brugge studeren, en soms als bemiddelaar optreedt in geval van eventuele problemen. Jonge spelers die van ver komen krijgen de mogelijkheid in een internaat van de club te verblijven.
Club Brugge heeft geen partnerschapsovereenkomst met 'kleine' clubs uit de regio, maar verkiest met ze allemaal een goeie band te onderhouden om eventuele transfers te vergemakkelijken. De club beschikt over meerdere jongerenploegen in elke leeftijdscategorie, gaande van '-7 jaar' tot '-19 jaar', en een beloftenploeg, die het laatste niveau vóór de professionele kern vertegenwoordigt. Al deze ploegen spelen volgens hetzelfde spelschema, om een continuïteit gedurende de hele vorming te garanderen en een eventuele integratie in de A-kern te vergemakkelijken. De jeugdploegen van Club Brugge spelen allemaal in de nationale kampioenschappen voor jeugdploegen van profclubs. De bekendste namen uit de jeugdschool van de jongste decennia zijn Olivier De Cock, Birger Maertens, Nicolas Lombaerts, Björn Engels en Brandon Mechele.
Gemiddelde opkomst per wedstrijd in de Jupiler Pro League[12]
seizoen
opkomst
2016-2017
26.828
2015-2016
26.129
2014-2015
26.000
2013-2014
25.378
2012-2013
24.433
2011-2012
24.159
2010-2011
23.157
2009-2010
24.368
2008-2009
26.085
2007-2008
26.368
2006-2007
25.034
2005-2006
25.329
2004-2005
24.432
2003-2004
23.716
2002-2003
20.976
2001-2002
17.854
2000-2001
16.412
1999-2000
14.447
Aanhang
Supporters
Reeds van bij haar oprichting kon de club rekenen op een brede, alsmaar groeiende volkse aanhang. In Brugge is de club altijd al de populairste geweest. Terwijl Cercle Brugge een vereniging was die zich eenparig als katholiek profileerde, was Club Brugge, ondanks een duidelijke liberale en niet-confessionele aanwezigheid in het bestuur, op zich veel minder ideologisch en politiek eenduidig en daarom ook neutraler dan Cercle. Clubs bestuur, met voornamelijk liberalen, maar ook socialisten, figuren van het humanistisch verbond en logeleden, viste op de plaatsen van de vijver die door haar eerder doctrinair katholiek ingestelde overbuur niet geprivatiseerd waren. Er waren dan ook grote sociale verschillen binnen de supportersschare, waarbij Club Brugge ook op supporters uit lagere sociale klassen een grote aantrekkingskracht had. Dit is vandaag nog merkbaar aan de grotere concentraties Club Bruggesupporters, met bijhorende kroegen of supporterslokalen, in van oudsher volkse (arbeiders)wijken zoals Sint-Gillis of Sint-Jozef, in het noorden van de stad. Latere successen, zoals titels, bekers en Europese gloriemomenten, deden de populariteit nog toenemen. Club Brugge kreeg gestaag ook meer aantrekkingskracht op supporters buiten Brugge en zelfs West-Vlaanderen. Vandaag is de club, afgaande op het gemiddeld aantal toeschouwers per thuiswedstrijd en het aantal geregistreerde supporters (ruim 70.000),[13] de populairste van het land.
In 1966 was Club Brugge de eerste ploeg in België met een spionkop. Het nummer 12 wordt bij de club niet toegekend aan een speler, als eerbetoon aan het publiek, vaak ook "de twaalfde man" genoemd. Club Bruggesupporters hebben tevens de bijnaam (Club)zotten of Clublabers.
De vzw Supportersfederatie Club Brugge K.V., opgericht in 1967, is door Club Brugge erkend als officiële spreekbuis. Ze vertegenwoordigt meer dan 10.000 supporters van ruim 60 erkende supportersclubs uit heel Vlaanderen. Een verkozen bestuur moet de werking in goede banen leiden. De hoofdbezigheid van de federatie is het organiseren van busreizen en supportersavonden, maar er zijn ook tal van andere initiatieven, zoals de fandag en een kerstmarkt.
In 1998 werd Blue Army opgericht door enkele supporters, die nostalgisch terugkeken op de kolkende ambiance in het stadion tijdens de jaren 1970 en '80. De ambiance had de club in België en zelfs in Europa een beruchte reputatie opgeleverd; men zei weleens dat het er kon "spoken". Toen in 1993 vrijwel alle staanplaatsen vervangen werden door zitjes, kreeg de sfeer in het stadion daar wat onder te lijden. Blue Army had als doel hier iets aan te doen. Om daarin te slagen werden diverse instrumenten gehanteerd. Zo was er het Blue Army-fanzine, dat zich richtte tot de supporters, en werden voor de wedstrijden regelmatig cantussen georganiseerd. Tevens hield Blue Army zich bezig met het organiseren van tifo's en vlaggenacties. Elk jaar werd ook de Blue Army-trofee uitgereikt voor de "beste speler van het seizoen", gekozen door leden van Blue Army. Deze prijs werd al sinds 1999 uitgereikt. Blue Army, dat bestond uit een team van een tiental supporters, dat met de steun van vele honderden leden de sfeeracties op touw kon zetten, besloot in 2018 om na twee decennia te stoppen op een hoogtepunt.
Eveneens in 2018, op 10 mei, datum waarop Club Brugge 40 jaar voorheen de finale van de Europacup I speelde, kondigde de nieuwe sfeervereniging The Blues of F.C. Bruges aan Blue Army te zullen opvolgen en de gekende sfeeracties in het Jan Breydelstadion te blijven organiseren.
Clublied
In 1974 bracht de Brugse zanger en cabaretier Willy Lustenhouwer een lp uit met liederen van Club Brugge.[14] Een van de nummers was Blauw en zwart forever, gecomponeerd door Roger Danneels en door Lustenhouwer van tekst voorzien. Uiteindelijk werd dit het officiële clublied. Het wordt gezongen in het Brugs.[15]
Mascotte
De mascotte van Club Brugge is een beer. Die verwijst naar het Beertje van de loge, een symbool van de stad Brugge. Aan het Beertje van de loge kleeft een aloude legende, namelijk de legende van de Brugse Beer.
Sinds eind 2000 lopen bij de thuiswedstrijden twee mascotteberen langs het terrein. Het getrouwde koppel Isabelle De Ruyck en Benedikt Bethuyne nemen sindsdien de gedaante aan van Belle en Béné, die oorspronkelijk in het leven geroepen waren door toenmalig Club directeur Antoine Vanhove. In 2010 kwam daar een derde beertje bij, Bibi, het zogenaamde kindje van de twee oudere beren. Bibi werd in het leven geroepen als mascotte van de Club Kids.
Sociale projecten
Club Brugge Foundation
Met het initiatief Club Brugge Foundation (voorheen Allemoale Thope, Brugs voor "allemaal samen") wil de club sinds 2007 zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid opnemen in de gemeenschap, zowel lokaal, nationaal als grensoverschrijdend. Deze verantwoordelijkheid voert ze uit door – met de kracht van Club Brugge – jaarlijks projecten te realiseren die bijdragen tot de integratie, ontwikkeling, ontplooiing en levenssituatie van bepaalde doelgroepen. Deze sociale visie is zo stevig in de Clubwerking verankerd dat dit, naast de sportieve en economische doelstellingen, sinds juli 2009 is opgenomen in de statuten van de vzw Club Brugge. Met zijn uitgebreide community-werking is het een van de toonaangevende clubs in België op sociaal vlak.
Tijdens de voorbereidingen van het seizoen 2014-2015 speelde de A-kern met het logo van de Club Brugge Foundation op de truien, omdat er nog geen nieuwe hoofdsponsor werd gevonden nadat Belfius besliste het contract te beëindigen na seizoen 2013-2014. Toen het seizoen begon, en er nog steeds geen nieuwe hoofdsponsor gevonden werd, bleef de A-kern met Club Brugge Foundation op de truien spelen, al werd af en toe ook gespeeld met het logo van andere (sociale) projecten.
d'Oude Garde
Onder impuls van voorzitter Michel D'Hooghe werd in 2003 de "Vereniging van Oud Spelers" van Club Brugge KV in het leven geroepen.
De bedoeling hiervan was in eerste instantie de vroegere spelers van Blauw-Zwart jaarlijks te herenigen rond de feesttafel, om op die manier de band met het verleden te verstevigen. Maar ook en vooral wilde Club Brugge zijn helden van vroeger blijven betrekken bij de evolutie van de club, aangezien ieder van hen een rol van betekenis heeft gespeeld in de historiek van Blauw-Zwart, en er op die manier voor te zorgen dat deze oud-spelers een "ambassadeursrol" kunnen vervullen voor Club Brugge.
Het criterium dat werd vastgelegd om tot deze selecte groep te kunnen toetreden is: ten minste 2 seizoenen tot de A-kern hebben behoord, of minstens 20 wedstrijden in het fanionelftal hebben gespeeld.
Rivaliteit
Als een van de drie traditionele Belgische topclubs heeft Club Brugge in de loop der jaren veel rivaliteit ondervonden van andere Belgische clubs.
RSC Anderlecht wordt algemeen beschouwd als de grootste rivaal van Club. Het is de afgelopen decennia een traditie geworden dat beide ploegen regelmatig om de titel strijden. De onderlinge duels in het Jan Breydelstadion en het Constant Vanden Stockstadion zijn nagenoeg altijd uitverkocht en worden ook steeds als risicowedstrijden beschouwd.
Cercle Brugge
Zie Brugse derby voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De meeste supporters van Club Brugge zien de wedstrijden tegen de stadsgenoten van Cercle - naast de ontmoetingen met Anderlecht - als een van de belangrijkste wedstrijden van het seizoen. De derby's tussen Club en Cercle trekken jaarlijks dan ook heel wat toeschouwers naar het Jan Breydelstadion.
AA Gent
Ook AA Gent kan een aanzienlijke rivaal van Club Brugge genoemd worden. Die grote rivaliteit tussen de beide Vlaamse clubs begon toen Club Brugge in het seizoen 1970-1971 het lot van Gent definitief bezegelde en deze laatste zo naar de Tweede klasse moest zakken. Club daarentegen boekte in de jaren daarop grote successen, waardoor Gent een aantal van z'n supporters aan Club Brugge verloren zag. Sindsdien wordt de ploeg uit Brugge door veel overgebleven supporters van AA Gent als dé concurrent beschouwd. Een wedstrijd tussen beide clubs wordt 'de slag om Vlaanderen' genoemd.
Club Brugge speelt sinds 1967 in diverse Europese competities. Hieronder staan de competities en in welke seizoenen de club deelnam (inclusief voorrondes):
In het seizoen 2010/11 startte Club Brugge met een damesploeg met het oog op hervormingen in het damesvoetbal. De A-ploeg en het beloftenteam van KSV Jabbeke, uit de Eerste klasse van het damesvoetbal, voetbalde sinds dat seizoen onder de vlag en kleuren van Club Brugge binnen het nieuw opgerichte Club Brugge Dames en kreeg stamnummer 9556. In 2011 werd de damesclub helemaal geïntegreerd in de vereniging Club Brugge. Men speelde voortaan verder onder stamnummer 3 en het afzonderlijk stamnummer 9556 werd weer geschrapt. In 2012 trad Club Brugge Dames aan in de eerste editie van de Belgisch-Nederlandse Women's BeNe League.
In 2015, wanneer ook de Women's BeNe League werd opgeheven, zette Club Brugge zijn A-ploeg van de dames stop om volop in te zetten op de opleiding van jonge speelsters en de uitbouw van het B-team, met als bedoeling om op termijn met een nieuwe A-ploeg naar de hoogste klasse te promoveren. Deze doelstelling werd uiteindelijk in 2018 bereikt, toen Club Brugge kampioen werd in de tweede klasse van het Belgische vrouwenvoetbal.
Wim DEGRAVE, De Happel Jaren, Uitgeverij Lannoo, 2018.
Sven VANTOMME, De Club - 125 verhalen over het Clubgevoel, Uitgeverij Lannoo, 2016.
Raf WILLEMS, Hand in hand voor Blauw & Zwart - Clubliefde van Raoul tot Rafa, Uitgeverij De Vliegende Keeper, 2016.
Stefaan LAMMENS, Karl DHONT & Stephan VANFLETEREN, Stam Nº3 - Leven voor Blauw-Zwart, Uitgeverij Kannibaal, 2011.
Raf WILLEMS, 11 Club Brugge, Uitgeverij Lannoo, 2008.
Eddy BROUCKAERT, Johan KOEKELBERGH & Guido GELDOF, 100 Jaar Club Brugge K.V., Roularta Books, 1991.
Johan KOEKELBERGH, Club Brugge in Europa - De 100 Europese wedstrijden van Club Brugge K.V., Roularta Books, 1992.
William DE GROOTE, De voetbalzotten, Brugge, 1992.
Bob DEPS, Brugge kampioen!, Antwerpen, 1973.
Jan DILLEN, De geschiedenis van Club Brugge (1914-1931), onuitgegeven licentiaatsverhandeling, K. U. Leuven, 2007.
Tijl GARDIN, "Blauw Zwart", een vaste waarde in het Belgisch Voetballandschap. De geschiedenis van Club Brugge (1939-1950), onuitgegeven licentiaatsverhandeling, K. U. Leuven, 2007.
Dries GOOSSENS, Club Brugge (1950-1965), onuitgegeven licentiaatsverhandeling, K. U. Leuven, 2010.