Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Auschwitz (concentratiekamp)
Concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz | ||
Ingebruikname | 5 mei 1940[1] | |
Bevrijding | 27 januari 1945[1] | |
Locatie | Auschwitz | |
Verantwoordelijk land | Nazi-Duitsland | |
Beheerder | SS | |
Gevangenen | 1,3 miljoen[2] | |
Dodental | 1,1 miljoen[3] |
Auschwitz-Birkenau Duits naziconcentratie- en vernietigingskamp 1940-1945 | ||
Werelderfgoed cultuur | ||
Land | Polen | |
UNESCO-regio | Europa en Noord-Amerika | |
Criteria | vi | |
Inschrijvingshistorie | ||
UNESCO-volgnr. | 31 | |
Inschrijving | 1979 (3e sessie) | |
Kaart | ||
UNESCO-werelderfgoedlijst |
Auschwitz was een verzameling van concentratie- en vernietigingskampen die tijdens de Tweede Wereldoorlog door nazi-Duitsland nabij de Poolse stad Auschwitz (Pools: Oświęcim) werden opgezet. Het was het grootste van alle Duitse concentratiekampen en bestond uit Auschwitz I (Stammlager of basiskamp), Auschwitz II-Birkenau (Vernichtungslager of vernietigingskamp), Auschwitz III-Monowitz (een werkkamp) en een aantal subkampen.
Naar Auschwitz werden ongeveer 1,3 miljoen mensen gedeporteerd.[2] Hiervan zijn er ongeveer 1,1 miljoen om het leven gekomen, waarvan het grootste deel werd vergast.[3]
De naam Auschwitz is symbolisch geworden voor de vernietigings- en concentratiekampen van de nazi's die op vele plaatsen in Europa verschenen voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Miljoenen mensen, merendeels Joden maar ook personen die tot andere etnische minderheden behoorden, evenals politieke gevangenen, zijn in dergelijke kampen om het leven gekomen.
Plannen
Na de Duitse aanval op Polen in september 1939 kregen de Duitsers in toenemende mate te maken met weerstand en verzet. Veel Poolse politieke tegenstanders werden opgepakt, en net als in Duitsland was het de bedoeling dat deze in zogenaamde concentratiekampen zouden worden geplaatst.
In april 1940 had Reichsführer-SS Heinrich Himmler na diverse terreininspecties opdracht gegeven nabij Auschwitz, in het zuiden van Polen, tot de bouw van een concentratiekamp over te gaan. Reden om het concentratiekamp te bouwen was dat de cellen in Polen al overvol waren. Men had dus nieuwe plaatsen nodig om het groeiend aantal Poolse gevangenen die uit ingelijfde Poolse provincies kwamen te kunnen opsluiten. Aanvankelijk zou het kamp plaats moeten bieden aan 10 000 personen.
Het terrein dat voor de vestiging was uitgekozen lag aan de oostelijke zijde van de Moravische Poort, in een vlakte tussen de rivieren Sola en Wisła. Dit was een vochtig, drassig en ongezond gebied. Verkeerstechnisch bood deze plaats de nazi's veel voordelen, want Auschwitz lag aan de spoorwegverbinding van Katowice met Krakau. De oude Poolse legerkazernes in het dorpje Zasole vormden de eerste behuizing van het kampcomplex.
In de plannen was ook het voorstel van IG Farben voor de bouw van een zogenaamde Bunafabriek (productie van synthetisch rubber) inbegrepen. Het bedrijf zocht namelijk nog een plaats voor de fabriek. Aangezien Auschwitz over voldoende ruimte beschikte en in de omgeving voldoende water, kalk, zout, kolen en andere grondstoffen aanwezig waren, leek het concentratiekamp de nazi's hiervoor een plaats bij uitstek. Bovendien konden ze zo gebruikmaken van werkkrachten uit het concentratiekamp. Op 1 maart 1941 hadden een delegatie van IG Farben en Himmler een bespreking en bezichtiging in Auschwitz. Op 7 april datzelfde jaar nam in Katowice de bouw van de Bunafabriek een aanvang. Deze fabriek vormde samen met andere fabrieken van IG Farben het latere Auschwitz III-Monowitz.
Auschwitz I (Stammlager)
Auschwitz I, ook wel het Stammlager genoemd, was een van de drie grote kampen van Auschwitz en tevens het eerste. Het werd in 1940 officieel als gevangenenkamp opgeleverd, en deed later dienst als het administratieve centrum van het gehele complex. In dit kamp werden ongeveer 70 000 mensen omgebracht, voornamelijk Poolse intellectuelen en Russische krijgsgevangenen.
Beginfase
Auschwitz I werd – in tegenstelling tot wat eerder was gepland – niet als doorvoerkamp ingericht, maar als concentratie- en werkkamp. Op 5 mei 1940 werd Rudolf Höss aangesteld als kampcommandant.[4] Het eerste gevangenentransport met dertig Duitse criminelen arriveerde op 20 mei 1940.[5] Zij moesten samen met driehonderd Joden uit de stad het kamp opknappen. Vijftien SS'ers werden meegestuurd als bewakers. De dertig criminelen kregen later extra privileges door hun functie als kampoudsten of kapo's.[5] Vrijwel de gehele oorlog lang waren de kapo's Duitse beroepscriminelen, die opvielen door hun wreedheid.
De oude, deels ommuurde Poolse legerkazerne werd in gebruik genomen als concentratie- en werkkamp. Aanvankelijk werden achttien gebouwen als barakken gebruikt, waaronder een kampziekenhuis en een kampgevangenis. Dit is later bekend geworden als "Block 11". Er werden wachttorens gebouwd en er werd prikkeldraad geplaatst. Buiten het kamp lagen twee gebouwen voor de kampstaf en een crematorium dat in een van de buitenwereld afgeschermde oude munitiebunker was ingericht.
Op 14 juni 1940, toen het kamp was opgeknapt, kwam het eerste officiële gevangenentransport met ongeveer 720 Poolse politieke gevangenen uit Tarnów aan in Auschwitz. Onder deze gevangenen bevond zich Wiesław Kielar, die vijf jaar Auschwitz zou overleven.[6] Het aantal gevangenen zou op 15 augustus door een transport politieke gevangenen uit Warschau oplopen tot 3200.[5] Ook in de maanden daarna kwamen nog enkele transporten aan. Op 31 december 1940 bedroeg het aantal gevangenen 7829.[5] De eerste executies in het kamp volgden. Op 22 november 1940 werden veertig politieke gevangenen neergeschoten als represailles voor een aanslag op een SS-officier in een nabijgelegen stad.[5] In het eerste jaar werd het kamp gestaag uitgebreid. Vrijwel alle gevangenen waren zes dagen per week, elf uur per dag in de weer met de bouw van het kamp. Binnen een straal van vijf kilometer werden alle bewoners verdreven. De bouwmaterialen uit de verlaten woningen werden gebruikt voor bouw van barakken in het kamp.[5]
Uitbouw
In het tweede jaar bracht Himmler een inspectiebezoek aan het kamp. Hij gaf Höss de opdracht om de capaciteit van Auschwitz I uit te breiden tot 30 000. Tevens kreeg Höss de opdracht om bij het drie kilometer verderop gelegen Birkenau een nieuw en groter kamp te bouwen met de aanvankelijke bedoeling om daar nog eens 100.000 Russische krijgsgevangenen onder te brengen maar dit veranderde toe men besloot deze over Duitsland te verdelen en als arbeidsslaven voor de bewapeningsindustrie in te zetten en in plaats daarvan het kamp Birkenau te gebruiken voor de uitroeiing van de Joden. bron; Frits Bauer Instituut ,,Geschichte und wirkung des Holocaust,, />[7] Auschwitz I was aanvankelijk bedoeld om Poolse politieke tegenstanders, verzetsmensen en intellectuelen in onder te brengen. Later werden er Russische krijgsgevangenen en Duitse criminelen ondergebracht in dit kamp, en nog later ook Jehova's getuigen, "asociale elementen" zoals landlopers en prostituees, homoseksuelen en Joden. Ondanks de gestage uitbreiding naar een capaciteit van 30 000, lag het aantal gevangenen in de eerste jaren dat het kamp bestond voortdurend tussen de dertien- en zestienduizend mensen. In 1942 nam de aanvoer van gevangenen flink toe en bereikte dit aantal de twintigduizend.
Er werd zes dagen per week en elf uur per dag gewerkt (in de wapenfabrieken van Auschwitz III vaak zeven dagen). De zondagen waren voor wassen en douchen gereserveerd. Door de harde arbeidsomstandigheden, het weinige eten, de wreedheid van de SS en de slechte hygiëne was het sterftecijfer onder de gevangenen zeer hoog.
Ontwikkeling van de gaskamers
De eerste vergassingen van gevangenen uit Auschwitz vonden niet in het kamp zelf plaats; deze gevangenen werden vervoerd naar gaskamers in Duitsland. Eind juli 1941 werden in het kader van Aktion 14f13 ongeveer 570 gevangenen uit Auschwitz naar Schloss Sonnenstein in Pirna gebracht, waar ze door middel van koolstofmonoxide (CO) werden vergast.[3] Tot aan de zomer van 1941 werd deze methode alleen op gehandicapten toegepast. Ongeveer 70 000 gehandicapten waren al op deze manier gedood.[3] Himmler wilde deze methode ook gaan gebruiken in concentratiekampen. Een speciale eenheid kwam Auschwitz om deze reden bezoeken. Al snel werd het systeem ingevoerd in Auschwitz. Zieken werd verteld dat ze zich, na inschrijving, konden laten behandelen. Ongeveer 575 personen schreven zich uiteindelijk in voor de "behandeling".[3] Men werd echter niet behandeld, maar naar de gaskamers gebracht.
Tot 1941 werden de meeste slachtoffers niet vergast, maar doodgeschoten. Himmler woonde enkele executies in het oosten bij, en na een van deze executies vertelde SS-General Erich von dem Bach-Zelewski aan Himmler dat de SS'ers die de executies uitvoerden het mentaal flink te verduren kregen. Dit zette Himmler aan het denken en hij realiseerde zich dat hij een betere, snellere en mentaal minder uitputtende methode moest vinden. SS-Leutnant dr. Albert Witmann, die betrokken was bij de ontwikkeling van de koolstofmonoxidevergassingen, werd naar het oosten gestuurd om een nieuwe methode uit te vinden. Hij kwam tot de conclusie dat het te duur en te veel werk was om flessen met koolstofmonoxide over grote afstand te vervoeren, en besloot daarop een vrachtwagen met explosieven mee te nemen. De Duitsers dreven gevangenen bij elkaar in een bunker en besloten deze op te blazen.[3] Na deze methode werden er nog diverse andere massamoordmethodes uitgeprobeerd, waaronder het gebruik van uitlaatgassen.[3] Ze dreven mensen bij elkaar in een kamer die verbonden was met de uitlaten van twee voertuigen. Deze methode van vergassing door middel van koolstofmonoxide was een stuk goedkoper dan het vervoeren van flessen met de stof.
Ook in Auschwitz I ging intussen het onderzoek naar verbetering van de moordmethodes door. Bij afwezigheid van kampcommandant Höss kreeg waarnemer Karl Fritzsch een doorslaggevend idee. Waar de SS nog steeds arbeidsongeschikte gevangenen doodschoot, dacht Fritzsch dat het middel waar men de kleren mee desinfecteerde, Zyklon B, tevens als gas kon worden gebruikt.[3] Zodra Zyklon B aan lucht wordt blootgesteld, lossen de Zyklon B-kristallen op en komt een dodelijk gas vrij: waterstofcyanide (blauwzuur).
Eind augustus of begin september koos Fritzsch blok 11 uit om een proef te doen met Zyklon B.[3] Een kelder werd voorbereid voor het experiment en vanaf dat moment mocht niemand meer uit zijn cel. Russische krijgsgevangenen werden in blok 11 bijeen gedreven en naar de kelder verplaatst. De eerste test met Zyklon B was een feit. De dag erna werd de effectiviteit gecontroleerd, waarbij bleek dat een groot deel van de gevangenen nog in leven was. De nazi's verhoogden daarop de dosis – met het door hen gewenste resultaat. De SS liet gevangenen de lijken opruimen en verbranden in het crematorium. Na dit eerste experiment werd een tweede vergassing met Zyklon B uitgevoerd op een transport met Russische krijgsgevangenen.[3]
Toen Höss terugkwam in het kamp, kreeg hij het verhaal over het experiment te horen. Höss was tevreden en gerustgesteld. Voordeel was dat het op grote schaal kon plaatsvinden. Bovendien zouden de Duitsers nu bloedbaden bespaard blijven.
Na de vergassingen werd een oude munitiebunker omgebouwd tot een gaskamer met crematorium. De Duitse firma J. A. Topf und Söhne leverde de verbrandingsovens. In december 1941 vond de eerste grote vergassing hier plaats. Ongeveer negenhonderd Russische krijgsgevangenen werden met Zyklon B omgebracht, waarna in februari 1942 hetzelfde gebeurde met ongeveer vierhonderd Joodse arbeidsongeschikten. De eerste en enige gaskamer van Auschwitz I bleef tot mei 1942 in gebruik waarbij er naar schatting 10.000 voornamelijk Joden zijn omgebracht. Bron;J.C. Pressac; Auschwitz: Technique and Operation of the Gas Chambers 1994
Het crematorium bleef tot eind juli 1943 in gebruik. Na een verbouwing bleek de capaciteit nog steeds niet voldoende. De uitbreiding van Auschwitz I werd gecombineerd met de bouw van een nieuw en groter crematorium. Echter, de ovens bleken later niet naar het crematorium in Auschwitz I (Crematorium I) te gaan omdat ze nodig waren in het nieuwe kamp, Auschwitz II-Birkenau. Crematorium I werd vervolgens omgebouwd tot een luchtafweerbunker voor de SS.
Men vermoedt dat in de gaskamer van Auschwitz I in totaal 60 000 personen zijn omgekomen. Dit is slechts een klein deel van het totaal aantal mensen dat in dit kamp werd vergast.[8] Volgens J.C. Pressac, die in opdracht van de Beate Klarsfeld Foundation uitgebreid onderzoek heeft gedaan zijn in de gaskamer van Auschwitz 1 naar schatting 10.000 mensen omgebracht. BronJ.C. Pressac Auschwitz: Technique and Operation of the Gas Chambers
Na uitbreiding
Naarmate de tijd vorderde en de uitbreiding van Auschwitz I en het ontstaan van Auschwitz II-Birkenau en Auschwitz III-Monowitz een feit was, werd het belang van Auschwitz I kleiner. Het administratief hoofdkwartier bevond zich echter wel in het Stammlager, maar de nazi's legden steeds meer de nadruk op Auschwitz II-Birkenau. Auschwitz I werd vooral gebruikt om gevangenen die dienstdeden in fabrieken in Auschwitz III-Monowitz of op andere plaatsen arbeid moesten verrichten in onder te brengen.
Ook werd er vanaf juni 1943 op verzoek van Himmler in blok 24a een bordeel gevestigd, het Lagerbordell. Eerder had de SS een plan om een bordeel in blok 11 te plaatsen verworpen. Het bordeel werd in oktober 1943 geopend en moest als beloning dienen voor gevangenen met extra privileges, zoals kapo's. De bewakers van de SS mochten geen gebruik maken van dit bordeel, maar wel van het bordeel in de stad Auschwitz. Meer dan zestig Duitse, Poolse en Oekraïense vrouwen werden uit het vrouwenkamp van Auschwitz II-Birkenau gehaald om in de bordelen van Auschwitz I en Auschwitz III-Monowitz te werken. Het bordeel bleef tot enkele dagen voor de evacuatie bestaan.[9]
Medische experimenten
Zie ook: Blok 10 |
Net als in andere kampen werden ook in Auschwitz experimenten op gevangenen uitgevoerd. De artsen in Auschwitz werden berucht vanwege hun medische experimenten.
Josef Mengele was de beruchtste SS-arts. Hij voerde experimenten uit met tweelingen, omdat hij inzicht wilde krijgen in de rol van de genetische aanleg in de ontwikkeling en het gedrag van de mensen. De gekozen tweelingen werden altijd tot in details met elkaar vergeleken. Zo werd er dagelijks bloed afgenomen voor onderzoek. Nadat het bloed was onderzocht en bewerkt, werd dit vanuit het laboratorium in Berlijn teruggestuurd naar Auschwitz, waar het bloed van de ene bij de andere tweeling werd ingespoten.[10] Dit leidde vaak tot koorts en andere ziekteverschijnselen. Tevens werden de tweelingen gebruikt om te onderzoeken of de kleur van de ogen kon worden veranderd. Mengele injecteerde een kleurstof rechtstreeks in de ogen, waarna vaak blindheid optrad.[11][12] Bij jonge tweelingen werden vaak zonder verdoving ledematen en/of organen verwijderd.[10] Andere, vaak iets oudere, tweelingen kregen een injectie met diverse bacteriën die uiteenlopende ziekten veroorzaakten. Mengele kon hierna vaststellen hoelang het duurde voordat de proefpersonen overleden.[10] Dat de tweelingen de experimenten niet overleefden was voor de experimentatoren geen probleem, aangezien er voldoende andere tweelingen in het kamp waren. Bovendien kon Mengele autopsie uitvoeren op tegelijkertijd overleden tweelingen. Daarnaast testte hij via elektrocutie hoe hoog de stroomsterkte kon zijn zonder dat een mens eraan stierf (en zijn aldus verkregen bevindingen vormen nog steeds de basis voor de fabricage van aardlekschakelaars).[bron?]
Naast de experimenten van Josef Mengele werd er ook door andere artsen geëxperimenteerd. De arts-apotheker Victor Capesius bijvoorbeeld onderwierp vanaf februari 1944 gevangenen aan experimenten met geneesmiddelen. SS-arts Eduard Wirths deed onderzoek naar het functioneren van de baarmoederhals. De gynaecologen Carl Clauberg[13] en Horst Schumann deden onderzoek naar de sterilisatie van vrouwen, omdat het werd gezien als een mogelijke oplossing voor het "Jodenvraagstuk".[14] Er werd onder andere getest met diverse chemicaliën die werden geïnjecteerd. Ook werden de vrouwen blootgesteld aan een grote hoeveelheid röntgenstraling. De vrouwen zouden hierdoor onvruchtbaar worden, terwijl ze geen werkkracht verloren.
Patiënten in het kampziekenhuis die niet snel genoeg gezond werden verklaard, werden door de nazi's vermoord met een fenolinjectie direct in het hart.
Toegangspoort
Van alle concentratiekampen heeft Auschwitz I de bekendste toegangspoort. Boven de ingang hangt heden ten dage nog steeds de spreuk Arbeit macht frei ("Arbeid maakt vrij"), die aan de buitenkant de indruk van een werkkamp moest wekken. Opvallend is de letter de "B" uit Arbeit, die op zijn kop lijkt te staan. Een veelgehoorde verklaring hiervoor is dat dit mogelijk uit protest door de gevangenen zelf gedaan zou zijn.[15] Het is echter onwaarschijnlijk dat dit de nazi's niet zou zijn opgevallen, of dat, als het ze wel was opgevallen, ze het vijf jaar lang zouden hebben laten zitten. Een andere verklaring luidt als volgt: in het Duitsland van die tijd werd volop geëxperimenteerd met schreefloze lettertypes. In sommige varianten werd de onderste boog van de 'B' kleiner weergegeven dan de bovenste. De bovenste boog van de 'B' is (vrijwel) even groot als de boog van de 'R'.
Op 18 december 2009 werd de spreuk boven de toegangspoort gestolen.[16] Drie dagen later vond de Poolse politie het ijzeren bord in drie stukken terug. Vijf mannen tussen van 20 en 39 jaar werden opgepakt. Vermoedelijk wilden de daders losgeld eisen.
Kampgevangenis
Zie Blok 11 voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Hoewel het werken en leven in een concentratiekamp van zichzelf al zwaar en vermoeiend was, deelden de SS'ers regelmatig extra straffen uit. Deze waren zeer divers en bij vrijwel alle kampbewoners bekend.
In de kampgevangenis (beter bekend als blok 11) werden, zoals de naam al doet vermoeden, gevangenen vastgehouden. Het leeuwendeel van dit blok bestaat dan ook uit cellen. Om mensen extra streng te straffen bevatte dit blok in de kelder ook stacellen met een vloeroppervlak van ongeveer een vierkante meter. Deze cellen zonder lichtinval waren tot aan het plafond dichtgemetseld, met alleen onderin een luik waardoor de gevangenen naar binnen moesten kruipen. In een dergelijke cel werden gevangenen met vier personen opgesloten. Overdag moesten zij zo'n 11 uur werken om de rest van de tijd weer opgesloten te worden, soms wel 12 dagen achter elkaar. Veel gevangenen overleefden dit niet, zij stierven als gevolg van oververmoeidheid of verstikking. Ook waren er zogenaamde "verhongercellen", waar men de gevangenen liet doodhongeren.
Als represailles voor de vlucht van een gevangene uit Auschwitz I werden op 23 april 1941 willekeurig tien gevangenen uit blok 2 veroordeeld tot een hongerdood in blok 11. Tussen het kampziekenhuis (blok 10) en de kampgevangenis (blok 11) was een gesloten binnenplaats ingericht voor martelingen en executies. Hier werden gevangenen tegen de muur gezet. Vooraf moesten zij zich uitkleden in een omkleedruimte met wasbak in blok 11, waarna ze via een zijdeur de binnenplaats op werden gebracht. Als marteling werden de armen van de gevangenen op de rug gebonden, waarna ze aan hun handen werden opgehangen. De palen waaraan dit gebeurde zijn nog steeds op deze binnenplaats te zien. Om te voorkomen dat de zieken konden zien wat zich op deze binnenplaats afspeelde, zijn de ramen van blok 10 aan deze kant dichtgetimmerd.
Opnameprocedure
Als "toegangsprijs" moesten de gevangenen in blok 26 (vanaf 1944 in een nieuw gebouwencomplex) hun persoonlijke bezittingen inleveren. De gevangenen werden gedoucht, geschoren, gefotografeerd en geregistreerd. Vanaf 1942 werd bij de meeste gevangenen op de linker onderarm hun registratienummer getatoeëerd. Ze kregen klompen en een gestreepte outfit, waarop men door een merkteken kon zien tot welke groep gevangenen ze behoorden. In de laatste oorlogsjaren ontbrak het weleens aan specifieke kleren van het concentratiekamp, waardoor het kon voorkomen dat er ook mensen in burgerkleding rondliepen.
Muziek in het kamp
Net als in andere concentratie- en vernietigingskampen werd ook in Auschwitz muziek gemaakt door gevangenen. In december 1940 werd door de SS een orkest dat uit gevangenen bestond samengesteld. Auschwitz was hiermee het eerste kamp dat over een orkest beschikte. Auschwitz I en Auschwitz II hadden samen al zes verschillende orkesten, waarvan één zelfs 100 tot 120 leden telde.[17]
De gevangenen die dagelijks het kamp verlieten om dwangarbeid te verrichten marcheerden op orkestmuziek door de poort. Terwijl het orkest aan hun linkerkant vrolijke muziek stond te spelen,[18] werden aan de rechterkant de lichamen van vermoorde gevangenen opgestapeld als afschrikwekkend voorbeeld. In tegenstelling tot de indruk die de meeste films over Auschwitz geven, werden de meeste Joden in Auschwitz II-Birkenau gevangen gehouden. Zij gingen dus niet door deze poort. Er was ook sprake van zogenaamde begeleidingsmuziek; muziek tijdens de tocht naar de galg, bij het uitdelen van lijfstraffen of bij de weg naar de gaskamers.[17] Op zondagen werd vaak opgetreden op de appelplaats of in de kampblokken. Er werd hier gespeeld voor zowel de kampleiding als voor de medegevangenen.
De leden van het orkest hadden het voordeel dat ze vrijwel altijd vrijgesteld waren van zwaar werk. Ze werden bovendien beter gehuisvest en kregen beter te eten dan de overige gevangenen. Men had door het maken van muziek dus aanzienlijk meer kans om te overleven. Echt goed hadden de leden van het orkest het echter niet: violiste Jetty Cantor was er na de bevrijding zo slecht aan toe dat zij maanden op krukken moest lopen.
Auschwitz II-Birkenau
Auschwitz II, ook wel Auschwitz-Birkenau genoemd, was het tweede van de drie grote kampen van Auschwitz. Auschwitz II was het vernietigingskamp, en het is dit kamp waaraan de meeste mensen denken bij het horen van de naam 'Auschwitz'. Het werd in 1942 officieel geopend.
Het kamp bevindt zich in Birkenau, de Duitse naam voor het Poolse dorpje Brzezinka (dit dorp werd gesloopt om Auschwitz-Birkenau te kunnen bouwen, al is het na de oorlog herbouwd naast het voormalige vernietigingskamp), ongeveer drie kilometer van Auschwitz I en besloeg een grote oppervlakte van 175 hectare. Behalve Joden, Sinti en Roma werden ook veel gewone burgers uit de toen bezette gebieden, waaronder zo'n 40 000 Vlaamse arbeiders en bedienden die als werkweigeraars waren opgepakt, in Auschwitz II gevangen gehouden.
De bouw van het kamp begon in 1941 als onderdeel van de Endlösung der Judenfrage. De nazi's evacueerden de plaatselijke bevolking, waarna de huizen werden gesloopt om in de bouwmaterialen voor de eerste gebouwen te voorzien. Het kamp was ongeveer 2,5 bij 2 kilometer groot en bood ruimte aan 100 000 gevangenen. Er werden meerdere sectoren gemaakt, die weer werden verdeeld in velden. Deze velden waren, net als het gehele kamp, afgezet met prikkeldraad dat onder stroom stond. Veel gevangenen maakten van dit prikkeldraad gebruik om zelfmoord te plegen. In het kamp bestond de uitdrukking er ging zu den Drähten ("hij ging naar de draad"). Hoofddoel van Auschwitz II was de massavernietiging. Hiervoor waren vier gaskamers met bijbehorende crematoria aangelegd. De grootschalige vernietiging begon in het voorjaar van 1942.
Plan
De vernietigingscapaciteit van de eerste gaskamers en grotere verbrandingsovens was in de ogen van de nazi's niet voldoende. Auschwitz moest worden uitgebreid, zeker nadat het een belangrijke rol in de Endlösung kreeg toegewezen. In oktober 1941 kwam men met een radicaal initiatief. Hoofd Bouwwerken Karl Bischoff en de aan het Bauhaus afgestudeerde SS-architect Fritz Ertl werkten aan plannen voor een heel nieuw kamp. Het moest ten noordwesten van het bestaande kamp komen, op de plaats waar het dorp Birkenau lag. Het kamp moest de grootte krijgen van een kleine stad en ongeveer 100 000 mensen kunnen herbergen.[19] Opgevat in de Bauhaustraditie lijkt het algemeen plan met zijn strokenbouw ironisch genoeg op een of andere modernistische buitenwijk.
Uit onderzoek in de jaren 90 naar de oorspronkelijke bouwplannen blijkt dat het kamp van meet af aan werd ontworpen om gevangenen onder zeer slechte omstandigheden te kunnen huisvesten.[5][19] Er was geen stromend water en geen schone, goede vloer. De kans op epidemieën nam hierdoor flink toe. In concentratiekampen in Duitsland werd normaliter voor elke gevangene één kooi gereserveerd; in Auschwitz werd het aantal gevangenen per kooi verhoogd naar drie.[19] Dit betekende dat elke barak 558 personen kon huisvesten. Maar uit de slotberekeningen bleek dat zelfs deze manier van samenpersen niet toereikend was. Met 174 slaapbarakken kwam het totaal aantal gevangenen dat kon worden gehuisvest op 97 000. Bischoff was de mening toegedaan dat dit niet voldoende was en hij nam het besluit om vier in plaats van drie gevangenen in één kooi te plaatsen.[19] Hiermee kwam het aantal personen per barak op 744, hetgeen in totaal 129 456 plaatsen betekende.
Beginfase
Het nieuwe kamp bij Auschwitz was aanvankelijk niet voor Joden, maar voor Russische krijgsgevangenen bedoeld. Van hen stierven er tijdens de hele oorlog drie miljoen in gevangenschap. In de herfst van 1941 arriveerden 10 000 Russische krijgsgevangenen om te beginnen met de bouw van het nieuwe kamp, Auschwitz-Birkenau.[19]
Birkenau was in juli al ontruimd en deels afgebroken. De Russische krijgsgevangenen moesten de hele winter lang doorwerken en velen stierven door honger, kou en mishandeling; slechts een paar honderd haalden de lente.[19] De SS-leiding maakte zich zorgen over de trage voortgang van de bouw.
Auschwitz was in de herfst van 1941 nog nauwelijks betrokken bij de Jodenvervolging. Op andere plekken namen nazi's initiatieven om de Joden te doden. In oktober 1941 stond Hitler toe de Joden te deporteren. De Duitse Joden werden samengevoegd in zogenaamde getto's. Met de komst van de westerse Joden raakten de getto's overvol. De nazileiders waren ondertussen bezig met het bouwen van kampen om de populatie in de getto's te reduceren. In Chełmno werd een vernietigingskamp in gebruik genomen om Joden uit het getto van Łódź te vermoorden. Bełżec werd gebouwd om de Joden uit het getto van Lublin te vermoorden. In januari werden de eerste Joden uit Łódź op transport gezet om te worden vergast in het vernietigingskamp Chełmno.
De vergassingen verliepen echter niet effectief genoeg, ze gingen langzaam en steeds maar met een kleine hoeveelheid: de Joden werden in een vrachtwagen bij elkaar gestopt en door middel van koolstofmonoxide vergast. Tijdens de bouw van het nieuwe kamp in Auschwitz werd hier rekening mee gehouden. De Duitsers hadden sinds september 1941 al diverse keren in Auschwitz I geëxperimenteerd met Zyklon B. Toen werd al duidelijk dat Auschwitz I geen geschikte plaats was om een massamoord uit te voeren. Zyklon B was daarentegen, mits in de juiste hoeveelheid gebruikt, wel effectief.
Gaskamers
De plannen voor het nieuwe kamp waren ondertussen veranderd. De Russische krijgsgevangenen zouden ergens anders dwangarbeid moeten verrichten, en de nadruk lag vanaf dat moment op de Joden. De capaciteit van de gaskamer in Auschwitz I was onvoldoende. De Duitsers kwamen bij Birkenau tot een oplossing: twee leegstaande boerderijen werden omgebouwd tot gaskamers.
Bunker 1
Bunker 1, ook wel het "rode huis" genoemd, was gelegen ten noorden van Auschwitz II. Het gebouw had een grootte van 15×6 meter en oorspronkelijk vier ruimtes, die werden omgebouwd tot twee gaskamers.[20] De oorspronkelijke ramen en deur werden dichtgemetseld. Elke ruimte kreeg één nieuwe deur. Het gas werd naar binnen gebracht via twee openingen van 30×40 centimeter, die via kleppen konden worden afgesloten. De deuren werden luchtdicht gemaakt en konden met schroeven worden aangedraaid. Op de deuren werden tekens aangebracht die duidden op een desinfectieplaats. De muren waren binnen wit geschilderd en na elke vergassing werd de vloer bedekt met zaagsel, omdat er geen ventilatiesysteem aanwezig was en het ventileren dus veel tijd in beslag nam. Elke gaskamer kon per keer ongeveer vierhonderd personen verwerken.[20]
In het begin werden de vergassingen alleen 's nachts uitgevoerd, maar later ook overdag vanwege de excessieve en op onregelmatige tijdstippen plaatsvindende transporten. De lichamen werden begraven in grote kuilen nabij de gaskamers. Bunker 1 werd naar alle waarschijnlijkheid in maart 1942 in gebruik genomen, toen de massadeportaties vanuit Opper-Silezië begonnen.[20]
Bunker 2
Bunker 2, ook wel het "witte huis" genoemd, was gelegen ten westen van Auschwitz II. Het gebouw had een grootte van 17×8 meter en werd omgebouwd tot een complex van vier gaskamers met elk een andere grootte.[20] Het verschil met bunker 1 was dat alle gaskamers twee deuren hadden, hetgeen het ventilatieproces na de vergassingen aanzienlijk versnelde. Verder zagen de ruimtes er hetzelfde uit als in bunker 1: van elke ruimte waren alle ramen dichtgemetseld en er kon door twee openingen gas worden binnengebracht. De betere ventilatie en de grotere ruimtes maakten dat men in bunker 2 meer mensen per dag kon vermoorden dan in bunker 1.
De lichamen werden, net als bij bunker 1, in grote kuilen nabij de gaskamers begraven. Bunker 2 werd naar alle waarschijnlijkheid in juni 1942 in gebruik genomen.[20]
Uitbouw
In 1942, na de voltooiing van de twee gaskamers, speelde Auschwitz een steeds belangrijkere rol bij de vernietiging van de Joden. Auschwitz bleef in dat jaar echter nog ver achter bij de andere vernietigingskampen, zoals Treblinka en Bełżec.
De eerste slachtoffers waren Slowaakse Joden uit de stad Bratislava. De Slowaken waren trouwe bondgenoten van de Duitsers. In 1942 besloot het stadsbestuur van Bratislava om samen met de Duitse overheersers het 'Jodenprobleem' in de stad op te lossen. Op dat moment woonden in de stad zo'n 70 000 Joden. De Slowaken boden de Duitsers 20 000 Joodse arbeiders, op voorwaarde dat de Duitsers ook hun gezinnen op zouden nemen.[19] Duitsland had op dat moment onvoldoende vernietigingscapaciteit en weigerde de Joden die niet konden werken. Uiteindelijk werd overeengekomen dat de 20 000 dwangarbeiders met hun gezinnen naar Polen zouden worden afgevoerd, in totaal waren dat er 60 000. Voor elke afgevoerde Jood moesten de Slowaken 500 Reichsmark betalen.[19] De Slowaken gingen ervan uit dat de Joden opnieuw gehuisvest zouden worden, maar dat was niet het geval. De 60 000 Slowaakse Joden werden afgevoerd naar Auschwitz, waar ze vrijwel allemaal om het leven kwamen.[19]
In 1942 werden er in heel Polen vernietigingskampen gebouwd. De Duitsers merkten dat een massamoord plannen veel eenvoudiger was dan deze daadwerkelijk uit te voeren. Het was een enorm project dat een goede leiding vereiste. Begin 1942 werden de eerste West-Europese Joden gedeporteerd naar de vernietigingskampen.[21] De Duitsers deporteerden alle niet-Franse Joden uit Frankrijk naar het oosten. De Duitsers wilden aanvankelijk de kinderen sparen en zetten alleen de volwassenen op transport. De kinderen werden overgeplaatst naar Drancy, een voorstad van Parijs. Ze leden vaak aan dysenterie en zaten onder de parasieten. De kinderen werden gehuisvest in half afgebouwde kazernes. In augustus 1942 besloten de nazi's echter ook kinderen te gaan vermoorden.[21] Ze konden op termijn immers het Joodse 'ras' weer nieuw leven inblazen. De 4100 kinderen in Drancy werden allemaal op transport naar Auschwitz gezet en daar aangekomen werden ze vergast.[21]
In april 1942 had Himmler Auschwitz bezocht en hij was erg tevreden over het werk. Op dat moment zaten ongeveer 30 000 man gevangen in het kamp, voornamelijk Joden en Poolse politieke gevangenen. De Reichsführer-SS inspecteerde het Stammlager, de uitbreiding nabij Birkenau en de synthetische rubberfabriek bij Monowitz. Rudolf Höss werd door Himmler bevorderd tot Obersturmbannführer.[21] Eind juni kreeg Höss echter van een SS-inspecteur te horen dat de beveiliging van het kamp zwaar ondermaats was. Deze moest onmiddellijk worden verbeterd, omdat er een grote operatie op komst was en nog onduidelijk was welke rol Auschwitz daarin ging spelen.
De uitroeiing van de West-Europese Joden gebeurde op steeds grotere schaal, maar in de zomer van 1942 lag het zwaartepunt vooral in het oosten. Himmler gaf op 19 juli het bevel om zo veel mogelijk Joden opnieuw te huisvesten, ofwel te vernietigen.[21] Deze operatie ging door het leven als Aktion Reinhard. Het betrof hier ongeveer twee miljoen mensen, waarvan enkele honderdduizenden uit het getto van Warschau. Himmler koos echter niet voor Auschwitz, maar gaf de voorkeur aan oorden die uitsluitend bedoeld waren voor de dood: Treblinka, Chełmno, Bełżec en Sobibór. In 1942 werden in deze oorden 1 274 166 mensen om het leven gebracht.[21] De commandant van Treblinka, Irmfried Eberl, werd in augustus uit zijn functie ontheven omdat de massamoord niet efficiënt en discreet genoeg verliep.[21] Franz Stangl, voormalig commandant van Sobibór, was zijn vervanger in het tot dan toe grootste vernietigingskamp. In Auschwitz had Höss echter met hetzelfde probleem te maken als in Treblinka: waar liet hij de duizenden lijken? Ze waren aanvankelijk in grote kuilen bij elkaar gegooid, maar in de zomer begonnen de lijken te ontbinden, wat voor een ondragelijke stank zorgde. Daarop werden gevangenen uitgekozen die deze lijken moesten opgraven en verbranden.[21]
Om Auschwitz efficiënter te maken, ging Höss in september 1942 naar Chełmno om daar de nieuwe crematie-installaties te bezichtigen. Höss was onder de indruk, maar meende dat het allemaal nog efficiënter kon.[21]
Crematoria
In oktober 1941 overlegden Karl Bischoff, leider van de SS-Zentralbauleitung, en Kurt Prüfer van Topf & Söhne over de bouw en installatie van een nieuw, groter crematorium. Topf & Söhne had eerder al de ovens geleverd voor het crematorium in Auschwitz I. Het nieuwe crematorium zou aanvankelijk ook in Auschwitz I komen, maar in de lente van 1942 werd besloten het in Auschwitz II te plaatsen.[20]
Vanaf de zomer van 1942 ging Auschwitz II een sleutelrol spelen in de vernietiging van de Europese Joden. Aanvankelijk werd Crematorium II ontworpen met twee ondergrondse mortuaria. De SS besloot echter de plannen te wijzigen. Het crematorium kreeg vijftien verbrandingsovens en had een belendende gaskamer.[20] Aanvankelijk zou er vanuit het crematorium een glijbaan komen om de lijken op te dumpen, die dan terecht zouden komen in het mortuarium. Nu de plannen waren gewijzigd en het mortuarium was veranderd in een gaskamer, werd er in plaats van een glijbaan een trap aangelegd. De deur, die eerst naar binnen openging, opende vanaf dat moment naar buiten.
Om voldoende capaciteit te krijgen besloot de SS in augustus 1942 om een identiek crematorium te bouwen. Er werden tevens twee andere crematoria gepland, met de gaskamers boven de grond en minder verbrandingsovens. Een zesde crematorium, dat groter had moeten worden dan alle voorgaande, stond in de planning, maar dit werd nooit gerealiseerd.[20]
Crematoria II en III
In augustus 1942 werd er een begin gemaakt met de bouw van Crematorium II. Hoewel de gevangenen iedere dag hard werkten, werd de bouw niet zoals gepland midden februari afgerond, maar een maand later. De gaskamer had een oppervlakte van 210 m² en een hoogte van 2,41 meter.[20] Het plafond bestond uit 22 centimeter dik gewapend beton, met daarbovenop een laag van 45 centimeter aarde. Eind 1943 werd de gaskamer in tweeën gesplitst. Kleinere transporten werden dan in kleinere ruimtes vergast, hetgeen een flinke besparing opleverde. In de gaskamers waren douchekoppen aanwezig, om de slachtoffers tot op het laatste moment in de waan te laten dat ze werden gedoucht en gedesinfecteerd.
De gaskamers konden mechanisch worden geventileerd, zodat men niet zo lang hoefde te wachten totdat de ruimte weer beschikbaar was. De gasdichte deur was nog geen twee meter hoog en slechts één meter breed. Als de slachtoffers eenmaal wisten welk lot hen wachtte, begonnen ze vaak tegen de deur te duwen. De Duitsers konden de deuren van buitenaf echter met schroeven stevig vastdraaien als dat nodig was.
Het plafond werd ondersteund door zeven pilaren. De openingen waardoor het gas naar binnen kwam werden geplaatst in de buurt van de pilaren 1, 3, 5 en 7. Er was een systeem ontwikkeld waardoor het gas zich sneller verspreidde, waardoor ook de slachtoffers eerder dood waren. De gaskamers konden maximaal 2500 personen tegelijk verwerken.[20]
Crematoria IV en V
De crematoria IV en V waren zowel qua bouw als qua functie veel eenvoudiger, mede doordat ze vanaf het begin puur als vernietigingsplaats waren ontworpen. Crematorium IV werd gebouwd aan de linkerzijde van de hoofdweg tussen de bouwplaatsen BII en BIII, nabij Kanada III (de plaats waar gestolen goederen werden uitgezocht). Crematorium V werd gebouwd in het aangrenzende berkenbos. De bouw van beide crematoria begon in november 1942. Crematorium IV was op 22 maart 1943 klaar voor gebruik en werd onmiddellijk in bedrijf genomen.[20] Crematorium V werd in april van datzelfde jaar in gebruik genomen.[22]
Aan de linkerzijde van de hoofdingang was een grote omkleedruimte. Aan de rechterkant was de eerste van de vier gaskamers gevestigd. De totale grootte van deze gaskamers was 236 m².[20] Twee gaskamers hadden een grootte van bijna 100 m², hetgeen betekende dat de andere twee aanzienlijk kleiner waren. De twee grote gaskamers hadden verschillende deuren, waardoor het ventilatieproces werd versneld en de Sonderkommandos sneller te werk konden gaan. De gaskamers hadden geen ramen, alleen openingen waardoor het gas naar binnen werd gebracht. Deze openingen waren 30×40 centimeter groot en bevonden zich hoog in de muur. De persoon die het gas naar binnen bracht moest op een ladder staan om zijn taak te volbrengen. Deze manier van vergassing zorgde voor een langzamere en pijnlijkere dood van de slachtoffers.[20] Net als bij bunker I en II waren de openingen met een gasdichte klep afsluitbaar. Er waren enkele ovens in de gaskamers geïnstalleerd, zodat de Duitsers zeker wisten dat de temperatuur de 27 graden zou bereiken, de optimale temperatuur voor het gebruik van Zyklon B.[20]
Auschwitz II in 1943 en 1944
Met de bouw van de crematoria en gaskamers groeide Auschwitz in 1943 uit tot het centrum van de Holocaust. Naast de grote vernietigingscapaciteit ontstond er in Auschwitz ook een steeds groter "woongedeelte". De vrouwen uit het Stammlager waren in augustus 1942 al overgebracht naar het nieuwe Frauenlager in Auschwitz II. Dit Frauenlager bevatte ongeveer 40 000 vrouwen.
In de loop van 1943 werd Bauabschnitt II (BII) afgerond en daarmee waren de eerste twee van de geplande vier delen (Bauabschnitte) voltooid. Met de voltooiing van BII had Auschwitz een nominale capaciteit van 80 000 bewoners, maar dit aantal liep in 1943 op tot 140 000. In datzelfde jaar werd dan ook begonnen met de bouw van BIII, waarmee in 1944 werd gestopt vanwege de naderende frontlinie. Aan het vierde deel werd nooit begonnen.
Auschwitz II was vooral bedoeld ter vernietiging van Joden. In 1942 vonden er verhoudingsgewijs weinig vergassingen plaats. Van de 200 000 gedeporteerde Joden werden er 140 000 direct na aankomst vergast.[23] Met de nieuwe crematoria, waarvan de eerste in de lente van 1943 klaar waren, was het kamp klaar voor de grote toestroom van Joden. De totale capaciteit van de gaskamers annex crematoria lag op ongeveer 4756 mensen per dag.[24]
In de loop van 1943 nam het aantal transporten toe. Bij vrijwel elk transport werden selecties toegepast: ongeveer tien tot dertig procent kon door dwangarbeid de gaskamers ontlopen.[25] De transporten waren afkomstig uit alle door de nazi's bezette landen. In 1943 brachten de nazi's ongeveer 300 000 mensen om het leven in Auschwitz II.[noot 1] De meesten werden direct na aankomst vergast, maar velen bezweken ook door de slechte omstandigheden waarin de gevangenen moesten leven.
De meeste mensen kwamen in Auschwitz-Birkenau aan per trein, vaak na een afschuwelijke, dagenlange reis in goederenwagons zonder behoorlijke sanitaire voorzieningen, en veelal zonder voedsel of water. Tijdens deze treinreis bezweken dan ook velen aan de barre omstandigheden. De trein werd dan gestopt en de lichamen werden vervolgens naast het spoor gedumpt. Bij aankomst liepen de gevangenen vanaf station Auschwitz naar het kamp. Pas in 1944 werden de rails tot in het kamp gelegd om de grote aantallen Hongaarse Joden op te vangen. De daarbij aangelegde perrons dateren uit het voorjaar van 1944. De plek waar de meeste slachtoffers tot die tijd aankwamen ligt dicht tegen het verderop gelegen hoofdspoor, en staat bekend als de 'Judenrampe'. Pas in 2006 is de plaats als herdenkingsplaats gemarkeerd, waarbij enkele verroeste rails zijn vervangen en enkele wagons zijn geplaatst. De rails naar en van de perrons in Birkenau hebben dus 'slechts' twee maanden gefunctioneerd. Het beeld dat de film Sophie's choice schetst is derhalve onjuist: in de film laat men Sophie in 1942 uitstappen op de perrons in Birkenau, die in werkelijkheid toen nog niet gebouwd waren.[26][27]
In 1944 werd het vernietigingsproces nog grootschaliger uitgevoerd. Hoewel het gebied dat de nazi's bestreken steeds kleiner werd, bleven de nazi's de untermenschen, zoals de nazi's ze noemden, naar Auschwitz deporteren. Het aantal doden bedroeg in 1944 bijna 660 000, waarvan 438 000 tijdens Aktion Höss.[25]
Massamoord op de Hongaarse Joden
Zie Aktion Höss voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Hongarije was tot 1944 een trouwe bondgenoot van nazi-Duitsland. Toen de Duitsers aan het oostfront flink terrein begonnen te verliezen zocht het staatshoofd van Hongarije, Miklós Horthy, contact met de geallieerden. Hitler werd hiervan op de hoogte gesteld en was er niet van gediend. Hij liet de Wehrmacht op 19 maart 1944 het land binnenvallen en zette er zijn eigen regering op. Horthy bleef wel staatshoofd.[28] In Hongarije waren de Joden wel vervolgd, maar nooit uitgeleverd aan de Duitsers. Met de nieuwe regering kwam hier verandering in. Zij dreven de Joden samen in getto's en doorvoerkampen. Met de aanwezigheid van 760 000 Joden in het land was er nog veel 'werk' te verzetten voor de Duitsers.[29]
Deze grootschalige operatie vergde wel een goede leiding, dus werd Rudolf Höss op 8 mei 1944 weer aangesteld als kampcommandant.[28] De operatie werd eveneens naar hem genoemd, Aktion Höss. Höss begon direct met een voorbereiding van het kamp. De crematoria werden opgeknapt en verbeterd, zodat ze de grote vraag aankonden. Achter de crematoria werden diepe putten gegraven. Ook het Sonderkommando werd flink uitgebreid.
Auschwitz was het aangewezen kamp voor deze operatie. Op 29 en 30 april vertrokken de eerste twee transporten richting Auschwitz. Ongeveer 3800 mensen werden in deze twee treinen vervoerd. Vanaf 15 mei begonnen de grootschalige deportaties. Twee weken lang waren er geen Joden vanuit Hongarije aangekomen, maar vanaf dat moment vertrokken elke dag ongeveer 12 000 Hongaarse Joden naar Auschwitz. Ze werden bij aankomst direct naar de gaskamers gestuurd. Tot 9 juli 1944 werden er 437 402 in 151 treinen naar Auschwitz gedeporteerd en vermoord.[30][31]
De Joden moesten een treinreis van vier dagen afleggen voordat ze in Auschwitz aankwamen. De veewagons waren overvol en velen kwamen al tijdens de reis om het leven door gebrek aan eten, drinken of voldoende zuurstof. Het aantal gedeporteerden bleek zo hoog te liggen dat de crematoria het grote aantal lijken niet konden verwerken. De lijken werden in de eerder gegraven putten achter de crematoria opgestapeld en verbrand.
Horthy, onder druk staand van neutrale landen en de geallieerden, liet de deportaties van de Joden verbieden. Men had gedreigd Horthy persoonlijk verantwoordelijk te houden voor alle deportaties uit Hongarije. De deportaties werden stilgelegd, mede omdat de Duitsers hun energie nu volledig op de oorlogsvoering moesten richten.
Op 14 juli probeerde Adolf Eichmann een transport met 1500 Joden naar Auschwitz te krijgen, maar Horthy gaf het bevel te stoppen voordat de trein de grens passeerde. Op 19 juli deed Eichmann opnieuw een poging en ditmaal slaagde hij in zijn opzet.[31] De Joden werden naar Auschwitz gebracht en daar vergast.
Op 13 augustus arriveerde een klein transport van 131 Joden in Auschwitz, en op 18 augustus arriveerde eveneens een klein transport.[31] Dit laatste transport omvatte 152 Joden en was tevens het allerlaatste transport vanuit Hongarije. Hiermee kwam een einde aan Aktion Höss. Meer dan de helft van alle Hongaarse Joden was gedeporteerd; het grootste deel hiervan was vermoord in Auschwitz.
Massamoord op de zigeuners
Op 16 december 1942 gaf Heinrich Himmler het bevel om alle Roma en Sinti (zigeuners) naar een concentratiekamp te deporteren. Op 29 januari 1943 maakte het Reichssicherheitshauptamt bekend dat Auschwitz de eindbestemming moest zijn voor deze bevolkingsgroep. Na het geven van dit bevel werd er een zogenaamd Zigeunerlager gebouwd dat zich bevond in Auschwitz II, sector BIIe.[32]
De deportaties van zowel de Sinti als de Roma begon in februari 1943 en ging door tot juli 1944. De zigeuners kwamen aanvankelijk uit Duitsland, Oostenrijk, Polen en delen van Tsjechië (voornamelijk Moravië). Kleinere groepen waren afkomstig uit Nederland, België, Frankrijk, Joegoslavië, Litouwen, Hongarije en de Sovjet-Unie.
Er werden in totaal ongeveer 23 000 zigeuners naar Auschwitz gedeporteerd. Ongeveer 21 000 van hen waren geregistreerd in het kamp, terwijl 1700 Poolse zigeuners direct na aankomst werden vergast.[32] Van de 23 000 gedeporteerde Sinti en Roma stierven er in totaal 20 000.[32]
Aangezien ze werden behandeld als asociale gevangenen, moesten ze een zwarte driehoek dragen als merkteken. Ook kregen ze een serie kampnummers toegewezen. Deze kampnummers begonnen met een Z, waarna er een cijfercombinatie volgde. Het kampnummer werd op de linker onderarm getatoeëerd.[32]
De zigeuners werden niet onderworpen aan selectieprocessen en de gezinnen bleven dus intact. Iedereen, op de 1700 Poolse zigeuners na, werd direct na aankomst in barakken gehuisvest. Aangezien sector BIIe nog altijd in aanbouw was, werden sommige mannen gedwongen mee te helpen met de bouw van deze sector. Anderen kregen diverse klusjes in het kamp toegewezen. Een aanzienlijk deel van de gevangenen had echter geen regelmatige werktijden. Zij waren dus vaak vrijgesteld van arbeid.[32]
Onvoldoende voedsel en een overbevolking van het Zigeunerlager zorgden voor een dramatische hygiëne in het kamp. Dit leidde regelmatig tot epidemieën, voornamelijk tyfus en diarree, wat op zijn beurt leidde tot een hoge sterfte onder de zigeuners.
De groep van 1700 Poolse zigeuners arriveerde op 23 maart 1943 vanuit Białystok. Bij de groep werden symptomen van tyfus geconstateerd, en omdat men bang was voor een uitbraak in het kamp besloot men deze groep te vergassen.[32] Een groep Sinti en Roma die op 12 mei 1943 eveneens uit Białystok kwam werd na aankomst wél gehuisvest in de barakken. Toen de dreiging van een tyfusuitbraak steeds groter werd, werden ongeveer duizend zigeuners die afkomstig waren uit Oostenrijk of van het eerder genoemde transport uit Białystok op 25 mei vergast.[32]
Tijdens het bestaan van het Zigeunerlager werden sommige gevangenen overgeplaatst naar andere kampen in het Derde Rijk, om daar dwangarbeid te verrichten. Sommige zigeuners werden vrijgelaten, op voorwaarde dat ze zouden worden gesteriliseerd. Er was nog een andere manier waarop men aan Auschwitz kon ontsnappen: sommige zigeuners werden vrijgelaten omdat ze in het Duitse leger hadden gediend of een militaire onderscheiding hadden gekregen. Dit moest dan wel samengaan met een zogenaamd gemengd huwelijk. De meest voorkomende aanleiding tot vrijlating was echter de tussenkomst van niet-zigeuners.[32]
Het Zigeunerlager in Auschwitz II bestond tot 2 augustus 1944. Op die dag werden de ongeveer drieduizend nog levende zigeuners in vrachtauto's gestopt en naar de gaskamers gereden, waar ze werden vergast.[32] De gevangenen kwamen nog wel in opstand, maar de SS hield met harde hand controle over de groep.
Met de vergassing van de laatste groep zigeuners kwam er een einde aan het bestaan van de Sinti en Roma in Auschwitz. Van de 23 000 gedeporteerden stierven er ruim 20 000. De overlevenden waren overgeplaatst naar andere kampen of vrijgelaten.[32]
Selecties
De meeste slachtoffers kwamen in Auschwitz-Birkenau aan met de trein, en vaak hadden ze dan een dagenlange treinreis in goederenwagons achter de rug. Eenmaal in het kamp aangekomen moesten de Joden de treinen verlaten en alles wat ze bij zich hadden achterlaten. Hierna volgde direct een selectie. Zogenaamd ging het er om wie kon lopen naar het kamp, en wie met bussen en vrachtwagens zouden worden vervoerd. De selectie werd uitgevoerd door SS'ers samen met de kampartsen. De "zwakken" (kinderen, bejaarden, zwangere vrouwen, gehandicapten), die met de auto's vervoerd werden, werden naar de gaskamers gestuurd, terwijl de "sterken", die moesten lopen, naar het nabijgelegen concentratiekamp gestuurd werden om er te werken. Er werd geselecteerd op basis van fysieke criteria, vakmanschap en het aantal werkkrachten dat men in Auschwitz kon gebruiken.[33] Indien de Duitsers geen werkkrachten nodig hadden, kwam het voor dat van sommige transporten alle mensen werden vergast. De gevangenen die de selectie overleefden, brachten enige tijd door in een quarantaineafdeling, en werkten daarna in het kamp zelf of op de aan het kamp grenzende industrieterreinen. In Auschwitz zelf werd de term "selectie" nooit door de Duitsers gebruikt.
Auschwitz III-Monowitz
Auschwitz III, ook wel Auschwitz-Monowitz genoemd, was het laatste van de drie grote kampen van Auschwitz. Officieel was Auschwitz III een subkamp, maar vanwege de grootte werd het ook wel als hoofdkamp gezien. Auschwitz III was het werkkamp, waar bedrijven als IG Farben en Krupp Stahl vestigingen hadden.
Plannen
De bouw van Auschwitz III is onlosmakelijk verbonden met de plannen die IG Farben had. IG Farben wilde namelijk een derde grote fabriek voor synthetisch rubber (Buna) bouwen. Daarnaast zouden er nog diverse andere fabrieken moeten herrijzen. De fabrieken zouden in Silezië moeten komen, omdat dat gebied buiten het bereik van de geallieerde bommenwerpers lag. Na diverse plaatsen te hebben bekeken, viel in december 1940 de keuze op het gebied tussen de stad Auschwitz en de dorpen Dwory en Monowitz.[34] Dit gebied was vlak en er waren goede spoorwegverbindingen en een rivier in de buurt. Bovendien kon men in de buurt ruwe grondstoffen winnen, zoals kolen, zout en kalk. Daarnaast speelde het nieuw opgezette kamp Auschwitz I eveneens een rol: men zou op termijn arbeiders van daar kunnen overplaatsen naar de fabrieken.
IG Farben maakte de plannen tussen februari en april 1941 gereed en kocht het stuk land.[34] De Polen die in het gebied woonden werden uit hun huis gezet en niet gecompenseerd. Tegelijkertijd werden de Joden (en enkele lokale Polen) uit de stad Auschwitz verdreven en werden hun huizen in beslag genomen. Deze huizen werden doorverkocht aan IG Farben, dat de woningen gebruikte om arbeiders in te huisvesten. Uiteindelijk kwam IG Farben met de SS overeen dat het gevangenen uit het Stammlager zou huren voor de prijs van drie à vier Reichsmark per dag.[34]
Beginfase
De belangrijkste fabriek van IG Farben, die voor het maken van synthetisch rubber, was operationeel vanaf 1942. In de resterende oorlogsjaren werd in deze fabriek echter helemaal geen synthetisch rubber geproduceerd. Dit had te maken met bombardementen van de geallieerden, waardoor de aanvangsdatum steeds weer werd uitgesteld.
In het voorjaar van 1942 moesten de arbeiders dagelijks vanuit het Stammlager naar Monowitz gaan om daar te werken in de fabrieken. Toen op 21 juli 1942 in het Stammlager en in Birkenau een tyfusepidemie uitbrak, mochten de dwangarbeiders tijdelijk niet werken.[35] De Duitsers waren echter bezorgd over het verlies van de arbeidscapaciteit en daarop besloot men om in Monowitz barakken neer te zetten.[35] De vertraging bij de aanlevering van voldoende prikkeldraad zorgde ervoor dat de opening van het kamp diverse malen werd uitgesteld. Op 26 oktober 1942 arriveerden de eerste gevangenen in Monowitz en begin november was de populatie van het kamp al opgelopen tot tweeduizend personen.[35] Vanaf dat moment was Auschwitz III-Monowitz naast een werkkamp ook een concentratiekamp.
Uitbouw
In de zomer van 1943 was de uitbreiding van het kamp vrijwel geheel voltooid. Slechts vier van de zestig barakken waren toen nog niet klaar, maar ook deze werden binnen een jaar afgemaakt. Het kamp groeide geleidelijk en in december 1942 was het aantal gevangenen gestegen tot 3500.[36] In de zomer van 1943 was dit aantal bijna verdubbeld ruim zesduizend. Het hoogtepunt werd bereikt in juli 1944, toen het kamp meer dan elfduizend gevangenen van voornamelijk Joodse herkomst telde.[36]
Het aantal gevangenen bleef maar groeien, ondanks het hoge sterftecijfer in het kamp. Verzwakte gevangenen werden teruggestuurd naar het Stammlager of naar Birkenau. De directeuren van de bedrijven die waren gevestigd in Monowitz waren van mening dat de barakken niet dienden om zieken en zwakken in te huisvesten.
Auschwitz III bleef in werking tot een week voor de bevrijding door het Rode Leger. De gevangenen die nog sterk genoeg waren om te lopen werden in dodenmarsen afgevoerd naar kampen elders in het Derde Rijk. De zieken en zwakken bleven achter in het kamp.
In totaal werden er in de omgeving van Auschwitz III veertig kampen gevestigd waar gevangenen dwangarbeid moesten verrichten in de wapenindustrie, landbouw en constructie. Vanaf de administratieve herindeling van Auschwitz in november 1942 viel het bestuur van al deze subkampen onder Auschwitz III.[37]
Sterftecijfer en selecties
Hoewel Monowitz geen vernietigingskamp was, had het een opvallend hoog sterftecijfer. Van de bijna vierduizend gevangenen die eind 1942 in het kamp waren, leefden er in februari nog maar tweeduizend.[38] De leiding van het kamp drong aan op een betere medische verzorging van de gevangenen, maar weigerde om te investeren in een betere uitrusting van het gevangenenziekenhuis. Men was de mening toegedaan dat men voor de zieken niet door hoefde te betalen.[39]
Tot oktober 1944 werd ook in Auschwitz III-Monowitz aan selecties gedaan. Er werden 7295 dwangarbeiders wegens ziekte of verzwakking teruggestuurd naar het Stammlager, waar de meeste van hen omkwamen in de gaskamers.[40] Er wordt aangenomen dat er 20 000 tot 25 000 gevangenen van Auschwitz III om het leven zijn gekomen.[41] Hierbij dient te worden opgemerkt dat dit gaat om personen die in Auschwitz III zelf om het leven zijn gekomen en niet om personen die na terugzending in het Stammlager omkwamen.
Corruptie
In maart 1943 werden de nieuwe gaskamers en crematoria geopend, waardoor de capaciteit van het kamp toenam. Hierdoor groeide ook de van de gevangenen gestolen hoeveelheid geld en kostbaarheden. Deze rijkdommen circuleerden in het hele kamp, en tegen alle bevelen in profiteerden de SS'ers daar flink van.
Kamp Kanada
Enkele honderden meters van de gaskamers en crematoria in Birkenau lag een kamp dat de gevangenen Kanada noemden, in de veronderstelling dat Canada het land van grote rijkdom was.[42] Bij aankomst werden de gevangenen hun bezittingen afgenomen. Die werden naar Kanada gebracht. De SS'ers moesten alle kostbaarheden in een kist stoppen, die vervolgens naar Duitsland werd gestuurd.[43] Echter, veel SS'ers stalen kostbaarheden als goud en geld.
In Kanada werkten voornamelijk vrouwelijke gevangenen. Het werd gezien als een van de betere werkplaatsen in Auschwitz. De arbeidsters mochten hun haar laten groeien en konden voedsel stelen dat tussen de bezittingen zat.[42] In Kanada kwam het zelfs tot relaties tussen SS'ers en vrouwen, hoewel dit volgens de regels van de SS verboden was. Deze relaties waren vaak van korte duur, en verkrachtingen kwamen meer dan eens voor.[43]
Zwarte markt
De SS'ers werkten over het algemeen liever in Auschwitz dan dat ze aan het oostfront tegen het Rode Leger vochten. Alcoholische dranken waren er in overvloed en de discipline was slecht.[42] Mede door deze slechte discipline ontstond er een kleine zwarte markt waar vrijwel alles te koop was, van eten tot aan pistolen.[43]
De leiders van het Duitse rijk maakten zich geen zorgen over het feit dat het moordproces tegen de Joden niet voorspoedig verliep, maar hadden wel hun bedenkingen bij het verlies van goederen en geld aan corrupte bewakers. In de herfst van 1943 werd SS'er Konrad Morgen naar Auschwitz gezonden om de diefstal te onderzoeken.[44] Hij moest zorgen dat gestolen spullen bij de staat terechtkwamen en niet, zoals gebruikelijk was op dat moment, in de kluisjes van SS'ers.[43] Veel bewakers wisten aan zijn onderzoek te ontkomen, maar er werden toch duidelijke bewijzen gevonden van corruptie. De bewakers die wel gepakt werden, kregen flinke straffen.[43]
Als gevolg van het onderzoek werd de commandant van Auschwitz, Rudolf Höss, op 1 december 1943 weggepromoveerd naar een administratieve functie in Berlijn.[43] Twee maanden na het vertrek van Höss vloog de loods waarin de bewijzen van corruptie lagen met onbekende oorzaak in brand.[43] Al het bewijsmateriaal werd hierbij vernietigd en de corruptie in Auschwitz ging door tot aan de bevrijding van het kamp.[43]
SS-garnizoen
In de loop der jaren werd het SS-garnizoen in Auschwitz gestaag uitgebreid. In 1941 waren er zevenhonderd SS'ers in Auschwitz, in juni 1942 was dat aantal opgelopen tot tweeduizend.[45] In april 1944 beschikte de SS over ruim drieduizend SS'ers en in augustus van dat jaar was het aantal opgelopen tot 3300 mannen en vrouwen.[45] De piek werd midden januari 1945 bereikt. Terwijl de evacuatie van het kamp in volle gang was, waren er 4480 mannelijke en 71 vrouwelijke SS'ers in het kamp.[45] Gedurende het bestaan van het kamp deden er in totaal 7000 tot 7200 verschillende SS'ers dienst.
Opleiding
Gegevens over 1209 SS'ers wijzen uit dat deze mensen nauwelijks een opleiding hadden genoten.[45] Zeventig procent van hen had slechts basisonderwijs genoten, 21,5 procent middelbaar onderwijs en slechts 5,5 procent had hoger onderwijs gevolgd. Van deze laatste groep was het merendeel arts of architect.
Nationaliteiten
De meerderheid van het SS-garnizoen bestond uit Duitsers met een Duitse nationaliteit (Reichsdeutscher). Er was eveneens een grote groep Duitsers zonder Duitse nationaliteit (Volksdeutscher). Deze waren meestal afkomstig uit de landen als Tsjechië, Roemenië, Slowakije en Hongarije. Deze groep werd met de jaren relatief gezien steeds groter, maar nam in 1944 af toen oude Wehrmacht- en Luftwaffesoldaten werden gestationeerd in Auschwitz.[45]
Vrouwen
Zie Aufseherin voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Vanaf 1942 werden ook vrouwen gestationeerd in Auschwitz. Het pas geopende vrouwenkamp lag hieraan ten grondslag, maar ook een tekort aan personeel was een belangrijke reden. De vrouwen behoorden officieel niet tot de SS, die een volledig mannelijke organisatie was. De vrouwen moesten een contract tekenen, waardoor ze werden gerekend tot de leden van de SS-Gefolge.[45] Ze stonden echter net als de mannelijke SS'ers onder leiding van de kampcommandant. Ze deden vooral dienst als opzichters (Aufseherinnen) in het vrouwenkamp. Later werden de vrouwen ook ingezet tussen de mannen.[45]
Naast het fungeren als opzichter, waren er ook vrouwen die dienstdeden bij de communicatieafdeling van het kamp.[45] Zij werden gezien als SS-Helferinnen. Deze groep was relatief gezien vrij klein. Daarnaast werkten er nog vrouwen bij het Duitse Rode Kruis dat dienstdeed in Auschwitz.[45]
Commandanten
Net als de andere kampen beschikte ook Auschwitz over een kampcommandant. De eerste commandant was SS-Obersturmbannführer Rudolf Höss (mei 1940-november 1943).[46] Hij werd opgevolgd door SS-Obersturmbannführer Arthur Liebehenschel (november 1943-mei 1944), die op zijn beurt weer werd opgevolgd door SS-Sturmbannführer Richard Baer (mei 1944-januari 1945).[46] Höss kreeg tijdens Aktion Höss (mei 1944-juli 1944) tijdelijk opnieuw zeggenschap over een groot deel van het kamp.
Na de eerste reorganisatie kregen Auschwitz II en Auschwitz III een eigen kampcommandant.[46] Auschwitz II werd vanaf november 1943 geleid door SS-Sturmbannführer Friedrich Hartjenstein, die in november 1944 werd opgevolgd door SS-Hauptsturmführer Josef Kramer.[46] Auschwitz III kwam vanaf 1943 onder leiding te staan van SS-Hauptsturmführer Heinrich Schwarz,[46] die deze functie behield tot het einde van het kamp.
De kampcommandant had de complete leiding over het kamp en het daarbij behorende SS garnizoen. Hij moest op zijn beurt verantwoording afleggen aan de Inspectiedienst van de Concentratiekampen.[46] Nadat deze instantie op 3 maart 1942 onderdeel werd van de Wirtschaftsverwaltungshauptamat (SS-WVHA), kwam Auschwitz onder het bevel van Amtsgruppe D van het SS-WVHA.[46]
Organisatiestructuur
De organisatie van Auschwitz bestond uit zeven afdelingen (kampcommandant, politieke afdeling, kampadministratie, dwangarbeid, economische administratie, medische afdeling en de SS-eenheid welzijn en opleiding).[47] Daarnaast waren er nog enkele administratieve eenheden die verantwoordelijk waren voor zaken zoals de bouw, hygiëne, voedsel en uitrusting.[47] Al deze afdelingen hadden eigen verantwoordelijkheden, maar de politieke afdeling was bij uitstek de belangrijkste.
Kampdirecteuren
De kampcommandant was de hoogste bevelhebber van het kamp. De SS-Schutzhaftlagerführer (kampdirecteur) was de tweede man in de hiërarchie.[48] Hij was verantwoordelijk voor de aansturing van de Rapportführer (verantwoordelijk voor de geschreven rapporten), de Blockführer (verantwoordelijk voor de zaken per gevangenenblok) en de Kommandoführer (verantwoordelijk voor de dwangarbeid).[48]
Met de uitbreiding van Auschwitz werd ook het aantal posten van directeur uitgebreid. Alle sectoren in Auschwitz II werden bestuurd door een directeur.[48] In Auschwitz III en al haar subkampen werden ook directeuren neergezet die verantwoordelijk waren voor de dagelijkse gang van zaken in het kamp.[48]
Politieke afdeling
De politieke afdeling (Afdeling II) was de leidende afdeling in het vernietigingsproces.[47] De ambtenaren in de politieke afdeling waren afkomstig van de Gestapo en de Kriminalpolizei. De politieke afdeling moest haar bevindingen rapporteren aan zowel de kampcommandant als het Reichssicherheitshauptamt. De politieke afdeling werd aanvankelijk geleid door SS-Untersturmführer Maximilian Grabner en later door SS-Untersturmführer Hans Schurz.[47]
De politieke afdeling had veel inspraak bij het vrijlaten van gevangenen, het bijhouden van persoonlijke dossiers en het beheer van de crematoria.[47] Bovendien was ze verantwoordelijk voor de omgang van de SS'ers met de gevangenen en het verzet in het kamp.[47] Daarnaast was de afdeling belast met de aansturing van het vernietigingsproces.[47] Al deze aspecten zorgden ervoor dat de politieke afdeling de belangrijkste afdeling in Auschwitz was.
Omgang met gevangenen
Op 1 oktober 1933 gaf Theodor Eicke instructies over de omgang van de SS'ers met de gevangenen. Eicke liet weten dat de gevangenen als vijanden van het Rijk moesten worden gezien en daarom ruw aangepakt moesten worden.[48] De SS'ers mochten niet op een menselijke manier met de gevangenen omgaan, want dit werd gezien als een zacht karakter of zelfs een gebrek daaraan.[48]
Deze manier van omgang met gevangenen gold in ieder concentratiekamp, dus ook Auschwitz. Vele jaren van indoctrinatie zorgden er uiteindelijk voor dat de SS'ers in staat waren om op onmenselijke en respectloze manier om te gaan met de gevangenen.[48]
Vluchtpogingen en verzet
Verzet en opstand
Ondanks het gevaar dat het met zich meebracht, waren er verzetsgroepen in de kampen van Auschwitz. Het verzet had te kampen met extra grote moeilijkheden. Zo was er steeds verraad van niet-Joodse medegevangenen. Velen van hen hoopten op deze manier de dood te ontspringen en wilden niets riskeren. Vaak traden deze verraders op als handlangers van de SS en namen ze de voor het verzet belangrijke functies waar.[49] Nieuwe leden werden meestal niet toegelaten tot het verzet. Hoe kleiner de groep, des te minder kans op verraad. Bovendien waren de meeste nieuwelingen te 'traag' vanwege de nieuwe situatie waarin ze terechtgekomen waren. De Russische krijgsgevangenen waren gedecimeerd tot een kleine groep, waarvan dus ook al weinig steun uit kon gaan. De groep politieke gevangenen in het kamp had te kampen met politieke tegenstellingen en nationaliteit, hetgeen achterdocht ten opzichte van elkaar in de hand werkte.[49] Naast deze factoren was het voor het verzet lastig om te communiceren met de andere kampen, doordat de kampen enkele kilometers van elkaar verwijderd lagen. Hierdoor was in wezen elk kamp op zichzelf aangewezen.
In Auschwitz II kwam het op 7 oktober 1944 wel tot een georganiseerde opstand. De opstand zou worden begonnen door het Sonderkommando. De leden van het Sonderkommando vormden de werkkrachten in de verschillende crematoria: hun taak was het verbranden van de lijken. Ze waren gescheiden van andere gevangenen en daardoor slechts met de allergrootste risico's te benaderen. Het verloop binnen het Sonderkommando was groot; de afgelosten werden buiten het concentratiekamp doodgeschoten.
De taak die het verzet zich moest stellen voor verschillende kampen was bovendien niet gelijk. Voor Auschwitz II, waar de vergassingen plaatsvonden, was het doel het ontregelen van het uitroeiingsapparaat door zo veel mogelijk onderdelen te vernietigen.[49] Het verzet in dit vernietigingskamp kon maar door één bepaalde groep met succes worden uitgevoerd: het Sonderkommando. Het verzet in Auschwitz I en Auschwitz III was er vooral op gericht om bij nadering van het front te voorkomen dat de SS'ers de gevangenen zouden liquideren.[49]
Het verzet in Auschwitz II had dus tot doel om het uitroeiingsapparaat te vernietigen. Men ging ervan uit dat dit op twee manieren kon worden bereikt:
- Het waarschuwen van de nog niet getransporteerde Joden en het inlichten van de paus en de geallieerden over wat er plaatsvond in Auschwitz.[50]
- Het vernietigen van vitale functies van Auschwitz II. Dit kon op drie manieren gebeuren:[50]
- Een massale aanval van strijdtroepen van de Poolse ondergrondse op Auschwitz II, met als uiteindelijk doel de crematoria en gaskamers te vernietigen.
- Een vernietigend bombardement door de geallieerden, waarbij alle gevangenen in Auschwitz II om het leven zouden komen.
- De crematoria en gaskamers met eigen middelen vernietigen.
Er werd contact gelegd met de ondergrondse verzetsbeweging in Polen, maar deze bleek niet bereid tot een aanval over te gaan zolang de geallieerde legers niet in de buurt waren. Bovendien zou een aanval leiden tot de vernietiging van dat deel van de ondergrondse. Deze mogelijkheid werd dan ook snel aan de kant geschoven, waarna men de mogelijkheid onderzocht van een geallieerd bombardement. Die optie leek de enige reële te zijn. Het verzet was ervan overtuigd dat de geallieerden direct op een dergelijk verzoek zouden reageren, zodra men besefte wat zich afspeelde in Auschwitz.[50] Echter, tegelijkertijd realiseerde het verzet zich dat het voor de buitenwereld onvoorstelbaar zou zijn op welke schaal mensen werden vermoord. Al eerder werden vanuit het kamp berichten naar de Poolse stad Krakau gesmokkeld en van daaruit doorgezonden naar Londen. Aldus waren de geallieerden op de hoogte van de misdaden.[50] In diverse geallieerde radio-uitzendingen, gericht op Duitsland en Polen, dus ook op Auschwitz, werden namen, geboortedata en woonplaatsen van diverse direct betrokken SS'ers genoemd.[50] De geallieerde actie liet de SS'ers koud en de misdaden werden onverminderd voortgezet. De verzetsorganisatie probeerde vervolgens getuigen (ontsnapte gevangenen) met onweerlegbare bewijsstukken in de hand verslag te laten doen uitbrengen aan paus Pius XII. Via hem zou een verzoek aan de geallieerden moeten worden gedaan Auschwitz II met de grond gelijk te maken. Dat hierbij ook de gevangenen in het kamp omkwamen, nam het verzet voor lief. Belangrijker was het voorkomen van de dood van honderdduizenden Joden die nog op de lijsten stonden om naar het vernietigingskamp te worden gedeporteerd.[50]
In Hongarije waren ondertussen veel Joden ondergedoken en, nadat bekend was geworden dat de Duitsers grootschalige deportaties voorbereidden, op de vlucht geslagen. Toch wisten de Duitsers veel Joden op te pakken en af te voeren naar Auschwitz. Toen de Hongaarse transporten aankwamen in Auschwitz, werd het de verzetsorganisatie in het kamp duidelijk dat een totale vernietiging van het kamp zou uitblijven. Hierna resteerde alleen de optie het kamp zélf te vernietigen. Het was de bedoeling de gaskamers en crematoria met explosieven op te blazen. Alleen de leden van het Sonderkommando waren in staat om dit uit te voeren. Een opzichzelfstaande actie zou weinig uithalen, daarom werd gepleit voor een totale opstand tegen de SS. Het probleem was echter dat de kampbevolking niet van tevoren kon worden ingelicht en dus door middel van een shock tot actie moest worden gedwongen.[50] Het plan was om 's nachts de met gevangenen bevolkte barakken in brand te steken, waardoor iedereen gedwongen werd in beweging te komen. Door de duisternis zou de SS geen goed overzicht van de situatie kunnen verkrijgen. Ondertussen moesten de onder stroom staande hekken worden doorgeknipt en de wachttorens worden omgeduwd, waardoor de zoeklichten zouden uitvallen en de wapens in handen van de gevangenen zouden komen. Eerst zou men echter aan explosieven moeten komen. In de munitiefabriek in Auschwitz III werkte een commando van het vrouwenkamp uit Auschwitz II. Het verzet wist enkele medewerksters uit dat commando zover te krijgen dat ze regelmatig kleine hoeveelheden springstof meesmokkelden naar het vrouwenkamp. Van daaruit werden de explosieven door mannelijke gevangenen, die technische werkzaamheden in het vrouwenkamp verrichtten, naar de diverse crematoria gebracht.[50]
Het laatste belangrijke punt was de medewerking van het Sonderkommando. Het Sonderkommando bleek na lang praten bereid tot een opstand. Nu moest alleen nog het tijdstip worden bepaald. Plotseling kwam er slecht nieuws. Op 5 oktober werd bekend dat in Auschwitz I ook kleine gaskamers voor gebruik gereed waren. De bedoeling was niet te achterhalen, maar het Sonderkommando had een vermoeden dat de SS een liquidatie voorbereidde voor een deel van het commando. Het aantal leden van het Sonderkommando was opgelopen tot ongeveer 9000 personen en de SS vond dit aantal veel te hoog. Op dat moment was het verzet in Auschwitz II nog niet klaar voor de opstand. Op 7 oktober kreeg het Sonderkommando van crematorium IV te horen dat ze zich ogenblikkelijk voor transport moesten klaarmaken.[51] Eén dag eerder had men afgesproken dat als zich deze situatie zou voordoen, het verzet tot actie zou overgaan, ongeacht het tijdstip.[50]
Toen de Blockführer die ochtend het bevel tot aantreden gaf, werd hij direct neergeschoten. Het SS-Begleitkommando dat zich buiten crematorium IV bevond, werd onthaald op schoten vanuit het crematorium. De opstandelingen zaten als ratten in de val, want de SS'ers buiten waren aanzienlijk beter bewapend. Snel brachten ze de springstof aan, ontstaken deze en staken de brand in het crematorium. Het crematorium, mét de opstandelingen erin, werd onherstelbaar beschadigd. Tegelijkertijd kwamen de Sonderkommandos van crematoria I en II in opstand. Ze plaatsten explosieven, knipten de draden van de onder stroom staande hekken door en namen de benen. De explosieven in de twee crematoria ontploften echter niet, waardoor deze crematoria onbeschadigd bleven. Het Sonderkommando in crematorium III zag geen heil in verzet op klaarlichte dag en hield zich rustig.[50]
De opstand vond op een zeer ongelegen moment plaats, omdat de arbeidscommando's allen waren uitgerukt en niets meekregen van de situatie in het kamp. Bovendien hadden de gevangenen die zich in het kamp bevonden geen schijn van kans op klaarlichte dag te ontsnappen. De SS kreeg de situatie snel onder controle en de gevangenen die trachtten te ontsnappen werden allen geëxecuteerd.
Het doel van de opstand was maar voor een klein deel bereikt. Er werd slechts één crematorium vernietigd. Het werd de SS al snel duidelijk dat het vrouwencommando in de opstand betrokken moest zijn. De munitiedraagsters werden opgespoord en gemarteld. Alles wat de SS te weten kwam, was dat de munitie was afgeleverd aan personen die reeds dood waren. De vrouwen gaven niets toe en werden allen geëxecuteerd, maar redden daarmee de levens van veel verzetsleden. De doden waren vrijwel allen Joden.[50]
Individuele ontsnappingen
Ongeveer zevenhonderd gevangenen probeerden tijdens hun gevangenschap in Auschwitz te ontsnappen, en ongeveer driehonderd van hen slaagden hierin. Op mislukte ontsnappingspogingen stond vaak uithongering als straf. Na een succesvolle ontsnappingspoging werd de eventuele familie van de betreffende persoon opgepakt en naar Auschwitz gezonden. Bovendien werden tien willekeurige personen uitgehongerd tot ze dood neervielen.[52] Eind juli 1941 ontsnapten er drie gevangenen, wat voor SS-Hauptsturmführer Karl Fritzsch, de plaatsvervangend kampcommandant, aanleiding was om 10 mensen uit te kiezen die de hongerdood zouden moeten sterven. Toen een van hen, Franciszek Gajowniczek, uitriep: "Mijn vrouw, mijn kinderen", stelde Maximiliaan Kolbe zich beschikbaar om zijn plaats in te nemen. Dit werd geaccepteerd.[53]
In juni 1944 probeerde Mala Zimetbaum samen met Edek Galinski te ontsnappen. Ze wilde tevens deportatielijsten het kamp uit smokkelen, waarvan ze een kopie had omdat ze op het kantoor van de Lagerleitung werkte als vertaalster. Op 6 juli werden beiden gearresteerd nabij de Slowaakse grens en ter dood veroordeeld. Galinski pleegde voor de executie zelfmoord, Zimetbaum werd opgeknoopt.
Geallieerde kennis van het kamp
Witold Pilecki
De Poolse verzetsman Witold Pilecki is, voor zover bekend, de enige persoon die zich op vrijwillige basis in Auschwitz gevangen liet zetten. Hij bracht in totaal 945 dagen door in het kamp, alvorens te ontsnappen. Vanaf oktober 1940 stuurde hij diverse rapporten over het kamp en de massamoord naar de Armia Krajowa, het Poolse verzetsleger. Dit kon hij doen omdat hij een kleine verzetsgroep in Auschwitz had georganiseerd. Vanaf maart 1941 werden zijn bevindingen via het Poolse verzet aan de Britse overheid geleverd.
Deze rapporten waren de belangrijkste bronnen van informatie over Auschwitz voor de westerse geallieerden. Pilecki hoopte dat de geallieerden wapens in of nabij het kamp zouden droppen, waardoor men van binnenuit een opstand kon forceren. Indien dit niet door zou gaan, hoopte hij op een dropping door de Poolse Eerste Onafhankelijke Parachutistenbrigade of een frontale aanval door de Armia Krajowa.
In 1943 realiseerde Pilecki zich dat geen van deze plannen bestond. In de nacht van 26-27 april 1943 ontsnapte hij tijdens zijn nachtdienst buiten het kamp.[54] Samen met twee anderen overmeesterde hij een bewaker, sneed de telefoonlijn door en nam enkele belangrijke documenten mee.[54]
Nadat Pilecki was ontsnapt, zocht hij contact met de Armia Krajowa. Het gedetailleerde rapport over de massamoord die zich in Auschwitz voltrok werd naar Londen gebracht, maar de Britse autoriteiten weigerden de Armia Krajowa luchtondersteuning te verlenen bij een aanval op Auschwitz. Het verzetsleger wilde op deze manier de gevangenen laten ontsnappen en de gaskamers en crematoria onschadelijk maken. Een luchtaanval was zeer risicovol en de rapporten van het Poolse verzet waren voor de Britten niet voldoende bewijs om hieraan mee te helpen. Men dacht dat de rapporten ietwat waren overdreven door de Polen. De Armia Krajowa zelf kwam tot de conclusie dat ze te weinig manschappen had voor een frontale aanval.
Vrba-Wetzler-rapport
Het Vrba-Wetzler-rapport, ook bekend als "Auschwitz-protocollen", was een rapport waaruit gedetailleerde informatie naar voren kwam over de massamoord die zich voltrok in Auschwitz. Het Vrba-Wetzler-rapport werd gezien als een van de belangrijkste inlichtingsbronnen voor de geallieerden.
Alfred Wetzler was op 7 maart 1944 getuige van een moord op 4000 Joden die afkomstig waren uit Theresienstadt.[55] Direct na aankomst werden ze vergast. Een tweede transport uit Theresienstadt bracht Rudolf Vrba in Auschwitz. Hij werkte eerst in "Kanada" en later als administrateur. In die laatste functie kwam hij meer te weten over de gang van zaken in het kamp. Vrba en Wetzler besloten om het kamp te ontvluchten en de gebeurtenissen in Auschwitz aan de buitenwereld bekend te maken. Op 7 april 1944 beraamden de jonge Joden een plan om uit Auschwitz II-Birkenau te ontsnappen.[50] Ze namen gedetailleerde informatie mee, zoals een plattegrond van Auschwitz en het aantal vermoorde gevangenen.
Toen ze enkele dagen na hun ontsnapping in Slowakije aankwamen, stelden ze een rapport op. Vrba schreef zeer gedetailleerde informatie over binnenkomende transporten en tatoeagenummers van werkcommando's. Met het publiceren van het rapport werd dus duidelijk dat alle gedeporteerden uit de westerse landen niet tewerkgesteld waren, maar vergast. Toen zowel Wetzler als Vrba klaar waren met het rapport, kregen ze nog hulp van enkele vluchtelingen, welke getuige waren geweest van de vergassing van de eerste groep Hongaarse Joden op 15 mei 1944.[55] Zij vulden het rapport met deze details aan.
Het rapport werd naar Londen gesmokkeld, waar het midden juni aankwam. De Amerikanen werden direct op de hoogte gesteld van de situatie. Delen uit het rapport werden op 15 juni door de BBC openbaar gemaakt, en op 20 juni werden delen door The New York Times gepubliceerd. Doordat bekend was dat de Hongaarse Joden de volgende slachtoffers waren, werd de druk op president Miklós Horthy flink opgevoerd. Richard Lichtheim, medewerker van het Jewish Agency in Genève, liet de Britse autoriteiten weten dat de moord op de Hongaarse Joden kon worden gestopt en hij had daarbij drie doelwitten in gedachten: hij wilde de spoorlijnen van Hongarije naar Auschwitz bombarderen, Auschwitz II-Birkenau onbruikbaar maken en alle regeringsgebouwen in Boedapest platleggen.[55]
De Britten zagen wel wat in het voorstel, maar de Amerikanen vonden de operatie te riskant. Roosevelt deed nog wel een oproep aan Horthy om de deportaties te staken. Toen er op 2 juli, bij een Amerikaanse aanval op een Duits rangeerterrein, toch enkele regeringsgebouwen werden verwoest, meende Horthy dat dit een vergeldingsactie was.[55] Vijf dagen na het bombardement gaf hij het bevel om de deportaties te stoppen. Ongeveer 170 000 Hongaarse Joden werden niet gedeporteerd.
Op 25 november 1944 werd het rapport door de Amerikaanse War Refugee Board voor het eerst in zijn geheel gepubliceerd.[56]
Overige kennis
Naast de twee belangrijke rapporten die door ex-gevangenen werden geschreven hadden de geallieerden nog meer kennis over het bestaan van het kamp. Sinds 31 mei 1944 bezaten de geallieerden gedetailleerde luchtopnames van alle grote kampen. In de lente van 1944 wilden de Duitsers onderhandelen met de geallieerden, ze boden aan één miljoen Joden te ruilen voor 10 000 vrachtwagens. Een Hongaarse Jood moest de onderhandelingen leiden, waarmee hij de verantwoordelijkheid kreeg voor het leven van één miljoen mensen, voornamelijk landgenoten. De geallieerden gingen echter niet op het aanbod van de nazi's in, omdat ze zich niet wilden laten chanteren.
Uit verslagen gemaakt rond die tijd blijkt dat de geallieerden ook niet over de middelen beschikten om een miljoen Joden op te vangen en van voedsel en medische verzorging te voorzien. Na het mislukken van de onderhandelingen werden de Hongaarse Joden afgevoerd naar Auschwitz. Op 13 september 1944 werd er door de geallieerden een kleine aanvalspoging ondernomen. Amerikaanse bommenwerpers voerden een aanval uit op de fabrieken rondom de kampen en richtten aanzienlijke schade aan, maar de kampen zelf bleven tot aan het einde van de oorlog intact. Een reden voor het uitblijven van militaire actie tegen de kampen was mogelijk de zeer grote kans op burgerslachtoffers. De enige militaire mogelijkheid was namelijk een groot bombardement vanuit de lucht.
Sluiting, evacuatie en bevrijding
Toen het Rode Leger in juli 1944 de lijn Wisła-Wisłoka bereikte, op minder dan tweehonderd kilometer van Auschwitz, overwoog de Duitse leiding twee opties. De eerste optie was om het kamp op te heffen bij aanhoudende successen van het Rode Leger.[57] De tweede optie was het kamp zo lang mogelijk open houden in de hoop dat het tij zou keren.[57] De Duitsers namen tegen het einde van 1944 maatregelen voor een eventuele sluiting van het kamp. De essentiële functies bleven wel intact.
De nazi's wisten dat het moment dat de geallieerde legers voor de poorten van de kampen zouden staan nabij was. In het voorjaar van 1944 had Himmler het bevel gegeven tot de A-Fall, hetgeen inhield dat zodra de geallieerde legers het kamp in zicht hadden, de beslissingsbevoegdheid overging op de kampleiding, die alles in het werk moest stellen om zo veel mogelijk bewijs te vernietigen.
De nazi's stopten in november 1944 met de vernietiging van de Joden.[58] De meeste Joden die in het Sonderkommando (gevangenen die in de crematoria en gaskamers werkten) zaten werden door de SS geëxecuteerd omdat ze als getuigen werden gezien.[58] Veel van hen waren al op 7 oktober vermoord, nadat een opstand door het Sonderkommando was mislukt. Toch bleven enkele leden van het Sonderkommando leven tot de uiteindelijke sluiting van het kamp.[58]
Crematorium IV werd nadat het tijdens de opstand beschadigd was buiten gebruik gesteld. In november en december plaatsten de Duitsers explosieven bij de andere crematoria om deze indien nodig op te kunnen blazen.[58] De gaskamers werden onklaar gemaakt en ook de crematoria II en III werden technisch buiten werking gesteld. Crematorium V en de bijbehorende gaskamer bleven tot de sluiting van het kamp in werking.[58]
Eind 1944 werden ook de putten met lijken en as geruimd. Tevens werden niet-noodzakelijke documenten en lijsten over de gevangenen en massamoord vernietigd. In diezelfde periode werden zo veel mogelijk materialen, variërend van hout en bakstenen tot gestolen sieraden van de gevangenen uit het kamp verwijderd.[58]
Evacuatie
De nazi's wilden al het mogelijke bewijs van de massamoord vernietigen. Een onderdeel hiervan was de evacuatie van de gevangenen in de vernietigingskampen.
De evacuatie van Auschwitz kwam in het tweede deel van 1944 op gang. Via zogenaamde dodenmarsen werden gevangenen lopend getransporteerd naar concentratiekampen dieper in het Derde Rijk. De nazi's waren bang dat ze na de bevrijding als getuigen zouden kunnen fungeren. Zaten er in augustus 1944 nog ruim 130.000 mensen in Auschwitz gevangenen, aan het einde van datzelfde jaar was meer dan de helft vertrokken. Leden van het Sonderkommando werden in het kamp zelf doodgeschoten, omdat zij de voornaamste getuigen waren van de vergassingen.
Tijdens de dodenmarsen kwamen grote aantallen mensen om het leven. De bekendste dodenmars vond plaats in januari 1945, toen de Sovjettroepen de grens met Polen waren overgestoken. Negen dagen voordat de Sovjets in Auschwitz aankwamen, begeleidde de SS 60.000 gevangenen uit het kamp. Ze moesten naar Loslau lopen, bijna zestig kilometer verderop. Tijdens de mars naar Loslau kwamen meer dan 15.000 mensen om het leven; velen door de kou (het vroor twintig graden Celsius), anderen werden door de SS doodgeschoten.[59] Aangekomen in Loslau werden ze in goederenwagons gezet en overgebracht naar kampen dieper in het Derde Rijk.
De zwakkeren waren achtergebleven in het kamp. Een kleine negenduizend zieken bleven met enkele SS-eenheden in het kamp. Deze eenheden vermoordden nog enkele honderden zieken, terwijl een paar honderd anderen om het leven kwam door kou en voedselgebrek.
Bevrijding
Terwijl de SS een groot deel van de gevangenen vanuit Auschwitz naar andere kampen leidde, was men druk bezig om de laatste stappen te zetten om de bewijsmaterialen van de misdaden te vernietigen. Op 20 januari 1945 werden de crematoria II en III opgeblazen.[60] Deze twee crematoria waren al in een eerder stadium onklaar gemaakt. Op 23 januari werd Kanada II, het opslagcomplex voor van de gevangenen gestolen goederen vernietigd.[60] Crematorium V werd op 26 januari opgeblazen.[60]
De bijna negenduizend gevangenen die nog in Auschwitz aanwezig waren, bevonden zich in uitermate slechte omstandigheden. De meesten waren ziek of uitgeput en hadden bovendien een tekort aan voedsel en nauwelijks beschutting tegen de kou. De SS had de intentie om alle nog overgebleven gevangenen te elimineren, maar had daarvoor te weinig tijd. Ongeveer zevenhonderd gevangenen werden vermoord door de SS, alvorens de Sovjettroepen arriveerden.[61]
Het overgrote deel van de SS'ers verliet het kamp op 20 en 21 januari.[61] Er bleven enkele kleine eenheden achter in het kamp om de gevangenen in bedwang te houden en te elimineren. Troepen van de Wehrmacht passeerden het kamp en plunderden de opslagplaatsen die nog niet leeg waren. Diverse gevangenen maakten van de verwarde situatie gebruik en ontsnapten uit het kamp.[61]
Op 27 januari 1945 trokken de eerste troepen van het Rode Leger het kamp binnen.[62] Ze vonden ongeveer 7500 uitgeputte en doodzieke gevangenen.[62] De soldaten werden als bevrijders onthaald door de overgebleven gevangenen. Naast de vele duizenden uitgeputte en zieke achterblijvers vonden ze in de opslagplaatsen meer dan één miljoen tenues en kostuums, 7000 kilogram vrouwenhaar en duizenden schoenen.[63]
Bij de bevrijding van de stad en de diverse kampen van Auschwitz kwamen 230 Russische soldaten om het leven.[62] Na de oorlog hielden de Russen en Polen nog tot midden 1948 vele duizenden voornamelijk Duitse en Ukrainse krijgs gevangen maar ook burgers gevangen in het stamlager, en het merendeel hiervan is afgevoerd naar de Goelag.
Verzorging van de gevangenen
Medische eenheden van het Rode Leger gaven in Auschwitz eerste hulp. Er werden twee veldhospitalen ingericht.[64]
Veel Poolse gevangenen uit de stad en de omgeving van Auschwitz, maar ook uit andere delen van het land, kwamen eveneens hulp bieden.[64] De meesten van hen behoorden tot het Poolse Rode Kruis. Begin februari richtte het Poolse Rode Kruis het kampziekenhuis op. Meer dan 4500 ex-gevangenen uit meer dan twintig landen werden geholpen in dit ziekenhuis of in de veldhospitalen van het Rode Leger.[64] De meesten van hen waren bedlegerig. Onder de gevangenen waren meer dan vierhonderd kinderen.[64]
Honderden vuile, bedlegerige patiënten werden van hun bed gehaald en naar schone ruimtes gebracht. De ex-gevangenen kregen een aangepaste hoeveelheid eten, die langzaam werd opgevoerd tot een normale hoeveelheid. Enkele weken na de bevrijding waren er nog altijd patiënten die het brood onder hun matras verstopten, in de veronderstelling dat het elke dag afgelopen kon zijn met de maaltijden.[64]
Ex-gevangenen die in relatief goede conditie waren, verlieten direct na de bevrijding het kamp. De meeste patiënten in het ziekenhuis verlieten deze plaats na drie à vier maanden.[64]
Het grootste deel van de kinderen verliet Auschwitz in groepen in februari en maart 1945.[65] De meesten gingen naar kindertehuizen of andere instanties. Slechts enkelen werden met hun ouders herenigd.
Slachtoffers
Toen het Rode leger eind 1944 oprukte, werd de omvangrijke administratie door de Duitsers in Auschwitz verbrand en de schattingen over het werkelijk aantal slachtoffers loopt sterk uiteen. Zo komt der Spiegel journalist Fritjof Meyer in zijn studie uit op een aantal van 510.000 bron; Fritjof Meyer 2002 in der Zeitschrift Osteuropa erschienener Aufsatz Die Opfer von Auschwitz. Neue Erkenntnisse durch neue Archivfunde en J.C Pressac komt in zijn monumentale en zeer uitgebreide studie uit 1993 uit op een aantal van tussen de 630.000 en 710.000 omgebrachte mensen.[66] en 800 000[67] tot vijf miljoen.[68] Rudolf Höss liet in de rechtbank weten dat Adolf Eichmann hem had verteld dat er 2,5 miljoen mensen waren vergast en er een half miljoen mensen op natuurlijke wijze om het leven was gekomen.[69] Later liet hij weten dat dit aantal overdreven was en dat ook Auschwitz een limiet had.[70]
Veel onderzoekers onderschrijven de schattingen uit 1994 van de Poolse historicus Franciszek Piper. Volgens zijn schattingen werden ongeveer 1,3 miljoen mensen naar Auschwitz gedeporteerd,[2][71] onder wie circa 1,1 miljoen Joden, 140 000 Polen, 23 000 zigeuners, 15 000 Russische krijgsgevangenen en ruim 25 000 slachtoffers van andere etniciteiten.[71]
Van de 1,3 miljoen gedeporteerden overleefden ongeveer 1,1 miljoen Auschwitz niet.[3][72][73][74] Onder de slachtoffers bevonden zich ongeveer één miljoen Joden, 70 000 Polen, 21 000 zigeuners, vrijwel alle Russische krijgsgevangenen en ruim 10 000 slachtoffers van andere etniciteiten.[73]
Het aantal overlevenden van Auschwitz wordt geschat op 200 000.[75] Hierbij zijn gevangenen die vanuit Auschwitz naar andere kampen gedeporteerd werden wel meegerekend, ook als die in of op weg naar die kampen om het leven kwamen.
De namen van slachtoffers zijn vaak bekend, doordat die door de Duitsers werden bijgehouden. In Nederland zijn deze gepubliceerd in de gedenkboeken van de Oorlogsgravenstichting (algemeen) en in het Joods Monument.
Nederlandse slachtoffers
In Auschwitz kwamen 57.000 uit Nederland getransporteerde mensen aan. Van hen werden er 38.000 direct vergast, de overige 19.000 werden eerst als gevangene ingeschreven. Van die 19.000 zouden er 900 de oorlog overleven.[76]
De Nederlanders werden met 68 treinen naar Auschwitz gedeporteerd: 65 uit Kamp Westerbork, 1 uit Apeldoorn (vertrek op 22 januari 1943, met voornamelijk patiënten en een deel van het personeel van het Joodse Krankzinnigengesticht Het Apeldoornsche Bosch) en 2 uit Kamp Vught (vertrek op 15 november 1943 en 3 juni 1944). Sporadisch ontvluchtten mensen tijdens de reis; aantallen en identiteit van gedeporteerden waren wel bekend bij vertrek, maar werden niet gecontroleerd bij aankomst.
Bekende gevangenen en slachtoffers
- Erna Abramowitz, Nederlandse sopraan, vermoord in Auschwitz in 1944.
- Jean Améry, Oostenrijks-Joodse schrijver, overlevende van Auschwitz, Buchenwald en Bergen-Belsen.
- Regine Beer, Antwerpse Joodse onderwijzeres die via boeken en spreekbeurten het fascisme blijft bestrijden.
- Gerhard Durlacher, Duits-Nederlands-Joodse socioloog en schrijver.
- Anneke Fels-Kupferschnidt, richtte het Nederlands Auschwitz Comité op in 1945.
- Moshe Ze'ev Flinker, Joodse jongen geboren in Den Haag, gevlucht naar België en uiteindelijk gedeporteerd naar en vermoord in Auschwitz in 1944.
- Anne Frank was tussen september en oktober 1944 gevangene in Auschwitz II-Birkenau, ze werd daarna naar Bergen-Belsen gebracht, waar ze aan vlektyfus stierf.
- Otto Frank, vader van Anne Frank, overleefde Auschwitz I.
- Albert Béla Haas was een Frans-Joodse arts en verzetsstrijder die in 1943 een tijdje alhier gevangen zat en vervolgens naar elders gedeporteerd werd.
- Paul Halter, een van de eerste gewapende partizanen, voorzitter van de Stichting Auschwitz.
- Max Hamburger, Nederlands-Joodse psychiater die later in binnen- en buitenland vertelde over zijn ervaringen.
- Moissey Kogan, Russisch-Joodse beeldhouwer die in het kamp werd neergeschoten.
- Maximiliaan Kolbe, een Poolse franciscaan, was in Auschwitz I gevangen. In 1941 ging hij vrijwillig de dood in, om een vader te sparen.
- Maurits Koopman, een Nederlandse schrijver, schreef over zijn ervaringen in: 'Gezagvoerder, Levend tussen Auschwitz en de zee', Hij overleefde Auschwitz II-Birkenau.
- Hans Krása, Tsjechisch-Duits-Joodse componist.
- Rutka Laskier (±1929-1943), Pools-Joods meisje dat een dagboek bijhield.
- Primo Levi, Italiaans-Joodse schrijver en scheikundige, overleefde Auschwitz III-Monowitz en schreef later over zijn ervaringen in o.a. Is dit een mens en Het periodiek systeem.
- Max Moszkowicz sr., een Nederlands-Joodse advocaat. Hij overleefde het kamp.
- Witold Pilecki, Pools verzetsman, liet zich vrijwillig gevangennemen om het verzet in Auschwitz I te organiseren en inlichtingen te verzamelen, ontsnapt in 1943, na de oorlog door de Poolse communisten geëxecuteerd.
- Fia Polak overleefde Auschwitz-Birkenau en schreef haar verhaal.
- Charlotte Salomon, Duits-Joodse schilderes, op de dag van haar aankomst 10 oktober 1943 vermoord.
- Abraham Tuschinski, een vermaard Joods-Pools-Nederlandse bioscoopexploitant, oprichter van verschillende bioscopen, waaronder het Tuschinski Theater in Amsterdam.
- Viktor Ullmann, Tsjechisch-Joods componist, werd van Theresienstadt naar Auschwitz gebracht en daar vergast.
- Shlomo Venezia, Grieks-Italiaanse Jood uit Thessaloniki, werd na zijn deportatie verplicht om als Sonderkommando te werken in Auschwitz. Hij overleefde het en schreef daarover een boek.
- Rudolf Vrba, Slowaaks-Canadees-Joodse farmacoloog ontsnapte uit Auschwitz en bracht een vroeg rapport uit over de massamoord.
- Elie Wiesel, Joods-Roemeens-Frans-Amerikaans schrijver overleefde Auschwitz III-Monowitz en schreef over zijn ervaringen.
Berechting
Kampcommandanten
In Auschwitz werkten door de jaren heen ongeveer 8000 nazi's, 7000 van hen maakten het einde van de oorlog mee. Een paar honderd van hen zijn vervolgd, maar ze zijn niet allemaal daadwerkelijk veroordeeld.
Zoals alle concentratiekampen werden de kampen in Auschwitz ook door de SS geleid. De commandanten waren:
- Rudolf Höss (mei 1940 – november 1943)[77]
- Arthur Liebehenschel (november 1943 – mei 1944)[77]
- Richard Baer (mei 1944 – januari 1945)[77]
Het Hoogste Gerechtshof in Warschau veroordeelde Höss op 2 april 1947 tot de dood.[78] Hij werd twee weken later naast het crematorium van Auschwitz I opgehangen. Liebehenschel werd tijdens het eerste Auschwitzproces veroordeeld tot de dood.[78] Baer dook na de oorlog onder in Hamburg en werd pas in 1960 opgespoord en gearresteerd. Hij overleed drie jaar na zijn arrestatie.
Bergen-Belsenproces
Zie Bergen-Belsenproces voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Al vrij snel na de oorlog werden diverse processen opgestart tegen medewerkers van concentratiekampen. Tijdens het Bergen-Belsenproces werden de eerste personen die actief waren geweest in Auschwitz berecht.[79] Het proces wordt daarom ook wel als het eerste Auschwitzproces beschouwd. Daardoor werden er twee verschillende aanklachten gedaan tijdens dit proces. Elf personen werden aangeklaagd voor het begaan van misdaden tegen de menselijkheid in concentratiekamp Auschwitz.[80] Daarnaast werd diezelfde groep voor hetzelfde vergrijp in Bergen-Belsen aangeklaagd.[80] Een aantal anderen werd alleen aangeklaagd voor misdaden tegen de menselijkheid in Bergen-Belsen.
Eerste Auschwitzproces
Het eerste Auschwitzproces vond plaats van 24 november tot 22 december 1947 in Krakau. Al voor de aanvang van dit proces was kampcommandant Rudolf Höss veroordeeld tot de doodstraf en opgehangen in Auschwitz.
De bekendste veroordeelden waren Arthur Liebehenschel, voormalig commandant, Maria Mandel, hoofd van de vrouwenkampen en SS-doktor Johann Kremer. Achtendertig andere SS-officieren die als bewaker of arts in het kamp werkzaam waren geweest, waaronder vier vrouwen, werden ook veroordeeld.
Liebehenschel, Mandel en Kremer werden ter dood veroordeeld. Hetzelfde gebeurde met Hans Aumeier, August Bogusch, Theresa Brandl, Arthur Breitwiser, Fritz Buntrock, Wilhelm Gehring, Paul Götze, Max Grabner, Heinrich Josten, Hermann Kirschner, Josef Kollmer, Franz Kraus, Herbert Ludwig, Karl Möckel, Kurt Müller, Erich Mühsfeldt, Ludwig Plagge, Hans Schumacher en Paul Szczurek.[81]
Luise Danz, Hans Koch, Anton Lechner, Adolf Medefind, Detlef Nebbe en Karl Seufert werden veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. Oswald Kaduk werd veroordeeld tot 25 jaar gevangenschap. Alexander Bülow, Hans Hofmann, Hildegard Lächert, Eduard Lorenz, Alice Orlowski, Franz Romeikat en Johannes Weber werden elk veroordeeld tot 15 jaar. Richard Schröder kreeg 10 jaar gevangenschap, Erich Dinges vijf jaar en Karl Jeschke drie jaar. Hans Münch was de enige die tijdens dit proces werd vrijgesproken.[81]
Alle executies werden op 18 januari 1948 in de gevangenis van Krakau uitgevoerd.[81]
Tweede Auschwitzproces
Het tweede Auschwitzproces vond plaats van 20 december 1963 tot 19 augustus 1965 in Frankfurt. Hier werden twintig oorlogsmisdadigers die actief waren in Auschwitz berecht. Er werden geen doodstraffen uitgesproken, wel werden zes aangeklaagden veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Er werden echter ook vijf mensen vrijgesproken.[82]
Emil Bednarek, Oswald Kaduk, Franz-Johann Hofmann, Josef Klehr, Wilhelm Boger, Stefan Baretzki kregen een levenslange gevangenisstraf. Robert Mulka werd veroordeeld tot veertien jaar, Hans Stark kreeg tien jaar gevangenisstraf en Viktor Capesius tot negen jaar. Andere veroordeelden waren Karl-Friedrich Höcker (7 jaar), Willi Frank (7 jaar), Bruno Schlage (6 jaar), Klaus Dylevski (5 jaar), Herbert Scherpe (4 jaar en zes maanden), Perry Broad (4 jaar), Emil Hantl (3 jaar en zes maanden) en Franz Lucas (3 jaar en 3 maanden).[82]
Wilhelm Breitwieser, Gerhard Neubert, Hans Nierzwicki, Willi Schatz en Johann Schobert werden vrijgesproken.[82] In deze processen stonden alleen hen terecht die aantoonbaar en aktief aan de misdaden hadden deelgenomen en afgesproken was om de ruim 8000 bewakers die daar dienstplicht gestationeerd waren niet te vervolgen. Hier is in 2013 een eind aan gekomen toen men het plotseling nodig vond om enkele van de thans stokoude bewakers aan te klagen en tot gevangenisstraffen te veroordelen met als meest bekende Oskar Grönig die in 2018 op 96 jarige leeftijd zijn 4 jarige straf moet gaan uitzitten...[sic]
Vervolgprocessen
In december 1965 werden Joseph Erber en Wilhelm Burger berecht. Erber werd op 16 september 1966 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Daarna werden tussen 1973 en 1981 nog een aantal oorlogsmisdadigers individueel berecht, onder wie Willi Rudolf Sawatzki, Frey Czerwinski en Karl Schmidt.
Geen veroordeling
Veel SS'ers ontkwamen aan hun straf doordat ze op de vlucht sloegen naar bijvoorbeeld Argentinië of doordat er te weinig bewijsmateriaal was. In totaal werd niet meer dan 15% van alle SS'ers in het kamp veroordeeld.[83] Dit percentage is in verhouding met andere concentratie- en vernietigingskampen relatief hoog.[83]
Er waren enkele landen die de uitlevering van oorlogsmisdadigers zelfs tegenwerkten. Zo werd Horst Schumann, een voormalige SS-arts in Auschwitz, door Ghana in bescherming genomen.[83] Hetzelfde geldt voor enkele landen in Zuid-Amerika. Zo werd SS-arts Josef Mengele, die de "medische" experimenten op gevangenen uitvoerde en selecteerde welke gevangenen konden werken en welke rechtstreeks door moesten naar de gaskamers, nooit opgepakt.[83][84]
Na de oorlog
Kampen
Nadat alle gevangenen uit het kamp waren geëvacueerd, werd het Stammlager tot 1947 door de NKVD en de MBP gebruikt als tijdelijke gevangenis.[85] De Buna Werke van Monowitz werden door de Poolse regering overgenomen, waarmee de basis voor de chemische industrie in de regio werd gelegd. Auschwitz II bleef die hele periode ongebruikt. De boeren uit de omgeving maakten daar gebruik van door regelmatig houten barakken te slopen, omdat ze het hout goed konden gebruiken voor diverse doeleinden.[86]
Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau
Enige tijd werd er nauwelijks aandacht besteed aan het onderhoud van Auschwitz en de diverse kampen raakten in verval. In 1946 kwam het kamp onder beheer te staan van het MKiS.[87] Begin 1947 presenteerde Ludwik Rajewski, hoofd van de afdeling Musea en Monumenten van het MKiS, een plan om in Auschwitz I het herinneringscentrum en museum Staatsmuseum Auschwitz-Birkenau te vestigen. In juni 1947 werd een tentoonstelling geopend in Auschwitz I.[87] Deze tentoonstelling werd in 1950 uitgebreid en in 1955 werd de tentoonstelling geheel vervangen door een nieuwe. In het museum bevinden zich grote aantallen schoenen, koffers en andere spullen van de slachtoffers. Er is zelfs een vitrinekast van circa dertig meter lang die in zijn geheel is gevuld met het afgeschoren haar van de gevangenen.
Huidige gebouwen
In Auschwitz I zijn de meeste gebouwen nog altijd aanwezig. Vele worden tegenwoordig gebruikt als museum of voor andere openbare functies. In een van deze gebouwen bevindt zich het Nederlands paviljoen, dat onder verantwoordelijkheid staat van het Nederlands Auschwitz Comité. Het paviljoen dateert uit 1980 en werd door Carry van Lakerveld, Victor Levie en architectenbureau ROO vernieuwd en aangepast aan de huidige tijd en bestaat uit vier onderdelen: een impressie van het jodendom in het Nederland van voor de oorlog, de vervolging en deportatie, Nederlanders in Auschwitz aan de hand van ervaringen van enkele Joodse en niet-Joodse gevangenen en een afdeling 'Leven met de Shoah'. De nieuwe tentoonstelling werd op 26 april 2005 geopend.
In Auschwitz II Birkenau is nog slechts een klein deel in de originele staat bewaard, kort na de bevrijding werd door de plaatselijke bevolking het kamp grotendeels gesloopt en de materialen hergebruikt, en is de rest grotendeels tot ruïne vervallen. Alleen een klein deel van de houten barakken en de stenen barakken van het vrouwenkamp zijn samen het Sauna complex nog in redelijk staat behouden gebleven en voor publiek toegankelijk zijn. De gaskamers en crematoria zijn daarentegen flink beschadigd en kunnen slechts van enige afstand bekeken worden. Veel van de gebouwen werden door de Duitsers vernietigd toen de Sovjettroepen naderden. Tegenwoordig staan het entreegebouw en enkele zuidelijk gelegen stenen barakken nog overeind. Daarnaast hebben van de bijna driehonderd houten barakken het er negentien overleefd: achttien nabij het entreegebouw en één barak verder het kamp in. In Auschwitz  I is een herdenkingsplaquette te zien en in Auschwitz II Birkenau een groot monument. Zowel Auschwitz I als II staan op de Werelderfgoedlijst.
Medio 2008 werd bekendgemaakt dat Auschwitz dringend aan restauratie toe is. Daartoe zoekt men via internationale fora naar subsidies ter hoogte van 62 miljoen euro.[88] De Poolse overheid schenkt jaarlijks ruim drie miljoen euro steun, vermeerderd met drie miljoen euro middelen uit opbrengsten van boeken en rondleidingen ter plaatse.[88] Op 16 december 2009 maakte Bondskanselier Angela Merkel bekend dat Duitsland 60 miljoen euro beschikbaar stelt.[89] Een nadeel van deze renovering is dat steeds meer van het authentieke oorspronkelijke kamp verloren gaat.
Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust
De dag van de bevrijding van Auschwitz, 27 januari, is sinds 1996 in Duitsland een officiële gedenkdag voor de slachtoffers van het nationaalsocialisme. Denemarken, Italië en Polen volgden het voorbeeld van de Duitsers. Op 27 januari 2005 werd de bevrijding uitgebreid herdacht in Auschwitz-Birkenau, in aanwezigheid van tal van oud-gevangenen, buitenlandse staatshoofden (waaronder koningin Beatrix) en regeringsleiders (onder andere Balkenende en Poetin). Namens de oud-gevangenen werd onder meer gesproken door Simone Veil. Sindsdien is de dag door de VN officieel benoemd tot Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust.
Mars van de Levenden
Ieder jaar wordt ter nagedachtenis de Mars van de Levenden gehouden. De mars wordt gelopen door overlevenden en jongeren uit met name de Verenigde Staten en Israël tussen Auschwitz en Birkenau.
Nederland
Auschwitzmonument
Zeven jaar na de bevrijding van Auschwitz, in januari 1952, organiseerde de Poolse regering een internationale herdenking. Uit diverse landen werd een delegatie Auschwitz-overlevenden uitgenodigd om de herdenking bij te wonen. Bij de plechtigheid vulden alle delegaties een urn met as. Deze as, afkomstig van de verbrande gevangenen, vormt het enige stoffelijke overblijfsel van de vermoorde personen in Auschwitz. In het jaar 1952 werd op de Amsterdamse Oosterbegraafplaats een eenvoudige grafsteen geplaatst met daaronder de urn.[90] Tot aan 1977 was dit het voornaamste monument in Nederland ter nagedachtenis aan Auschwitz.
In de loop der jaren werden de Auschwitzherdenkingen steeds meer bezocht. In de jaren zeventig werd de gedenkplaats te klein voor het aantal toegestroomde mensen. In 1977 werd op de Oosterbegraafplaats in Amsterdam een nieuw Auschwitzmonument onthuld. Het monument, gemaakt door dichter en beeldend kunstenaar Jan Wolkers, bestaat uit gebroken spiegels waarin de lucht wordt gereflecteerd. De spiegels symboliseren het feit dat de hemel na Auschwitz nooit meer ongeschonden is. In 1993 werd het spiegelmonument opgeknapt en samen met de urn overgebracht naar het Wertheimpark in Amsterdam. Bij de platen van het spiegelmonument is de urn met as van de slachtoffers bijgezet.[91]
Auschwitzherdenking
Jaarlijks vindt op de laatste zondag van januari de Auschwitzherdenking plaats.[92] Tijdens deze herdenking wordt de bevrijding van Auschwitz herdacht. De herdenking begint met een stille tocht die wordt geformeerd vanuit de Boekmanzaal in het Amsterdamse stadhuis, naar het spiegelmonument "Nooit Meer Auschwitz" dat zich in het Wertheimpark aan het einde van de Muiderstraat bevindt. Tijdens de plechtigheid wordt er een korte toespraak gehouden en een rabbijn spreekt het Jizkor en Kaddisj uit.[92] Tevens wordt er muziek gemaakt door Roma en Sinti. Als einde van de plechtigheid worden er bloemen en kransen neergelegd bij het monument.
Ontkenning
"Auschwitz" staat vaak symbool voor de hele Holocaust, dus wordt ook de Holocaustontkenning soms aan Auschwitz opgehangen, wat niet terecht is, want er zijn meer concentratiekampen en vernietigingskampen gebruikt tijdens de Holocaust.
Specifiek met betrekking tot Auschwitz is over de ontkenning het volgende te melden:
- De Iraanse president Mahmoud Ahmadinejad claimt dat de Holocaust een mythe is en wilde dit laten onderzoeken.[93] In februari 2006 weigerde de Poolse regering echter visa te verstrekken aan Iraanse onderzoekers die naar Auschwitz wilden afreizen.
- In de documentaire The Truth Behind the Gates of Auschwitz - David Cole interviews Dr. Franciszek Piper laat David Cole, zelf Joods, zich rondleiden in Auschwitz. De kritische vragen die hij de gids, de conservator en de kijker stelt werden hem niet in dank afgenomen. Later verduidelijkte Cole dat zijn documentaire niet gezien moest worden als antisemitisch of negationistisch.
Citaten
- Wat zijn het voor tijden, waarin een gesprek over bomen bijna een misdrijf is omdat het zwijgen over zoveel misdaden inhoudt!
Bertolt Brecht, 1938: "An die Nachgeborenen" - Na Auschwitz een gedicht schrijven is barbaars.
Theodor W. Adorno, 1949: "Kulturkritik und Gesellschaft" - De dood is een meester uit Duitsland.
Paul Celan, 1947: "Todesfuge" - Over de zeeën varen schepen, en Auschwitz is een museum.
Maurits Koopman, 1977: "Gezagvoerder, Levend tussen Auschwitz en de Zee"
Media
Speelfilms
- De laatste etappe (1947). Het verhaal van Mala Zimetbaum, een Antwerpse jodin van Poolse herkomst.
- Aus einem deutschen Leben (Kotulla, 1977)
- Schindler's List (Spielberg, 1993)
- The Grey Zone (Blake Nelson, 2001)
- Birkenau und Rosenfeld (Loridan-Ivens, 2002)
Documentaires
- Nuit et Brouillard (Resnais, 1956)
- Shoah (Lanzmann, 1985)
- Heritages (Cling, 1996)
- Auschwitz: The Nazis & The 'Final Solution' (Rees, 2005)
- Overleven in Auschwitz (Arnold, 2005)
- Escape From Auschwitz (2009). Het verhaal van Rudolf Vrba en Alfred Wetzler.
Literatuurlijst
- Boyne, J.: The Boy in the Striped Pyjamas, Arena Amsterdam, 2006
- Buergenthal, T.: Een gelukskind van Auschwitz tot het Hoofgerechtshof, Mynx, 2007
- Citroen, Hans, & Starzyńska, Barbara (2011): Auschwitz-Oświęcim. Post Editions, Rotterdam. 220 p. ISBN 978-94-6083-040-2 (Ned. uitg.), ISBN 978-94-6083-050-1 (Eng. uitg.), ISBN 978-94-6083-054-9 (Dui. uitg.). INHOUD: Mythe en werkelijkheid over de relatie tussen de stad en het vernietigingscomplex, vanaf WO-II tot 2010. Met foto’s.[94]
- Fenelon, F.: The Musicians of Auschwitz, London, 1977
- Göndör, F.: Ik overleefde Auschwitz, Eenvoudig Communiceren B.V, 2007
- Gradowski, Z.: In het hart van de hel: Sonderkommando in de gaskamers en crematoria van Auschwitz, Verbum, 2008
- Hammelburg-de Beer, Hans: Ontmoetingen in de hel Auschwitz-Gross Rosen, Verbum, 2005
- Herzberg, H: Door het oog van de naald, Verbum, 2006
- J.C. Pressac Auschwitz: Technique and Operation of the Gas Chambers
- Rees, Laurence: Auschwitz, Ambo, 2008
- Smolen, K.: Auschwitz-Birkenau Informatiegids, Oświęcim, 2003
- Sonnino, P.: Zo was het, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2007
- Steinbacher, Sybille: Auschwitz een geschiedenis, Uitgeverij het Spectrum, 2005
- Venezia, S.: Sonderkommando Auschwitz, Ambo, 2008
- Vrba, R.: Ik ontsnapte uit Auschwitz, Kok Omniboek, 2007
Zie ook
- Auschwitzproces
- Nederlands Auschwitz Comité
- Internationaal Auschwitz Comité
- Auschwitzherdenking
- Auschwitz Album
- Höcker Album
- Concentratiekampsyndroom
- Aktion Höss
- Holocaust
Externe links
- Auschwitz Museum
- Virtuele Tour Auschwitz (gearchiveerd)
- Auschwitz Album Online Tentoonstelling met foto's van de SS en luchtopnamen door de geallieerden in 1944.
- Nederlands Auschwitz Comité
- Interactieve kaart van Auschwitz II
- Tentoonstelling Hollandsche Schouwburg - Auschwitz Nu
- Videoverslag Judith Belinfante en Alexander David Jansen over reis naar Auschwitz (Auschwitz Nu, VPRO)
- Lijst van kampbewakers en andere SS-medewerkers die werkzaam zijn geweest in Auschwitz[95]
Bronnen
Noten
Referenties
|
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Auschwitz concentration camp op Wikimedia Commons.
Concentratiekampen in de Tweede Wereldoorlog |
---|
Werelderfgoed in Polen |
---|
Historisch centrum van Krakau · Koninklijke Wieliczka- en Bochnia-zoutmijnen · Auschwitz-Birkenau: Duits naziconcentratie- en -vernietigingskamp · Woud van Białowieża · Historisch centrum van Warschau · Oude stad Zamość · Middeleeuwse stad Toruń · Kasteel van de Duitse ridderorde in Malbork · Kalwaria Zebrzydowska: maniëristisch architectuur-en parklandschapcomplex en bedevaartspark · Vredeskerken in Jawor en Świdnica · Houten kerken van zuidelijk Małopolska · Muskauer Park / Park Muzakowski · Hala Stulecia in Wrocław · Houten tserkva's van de Karpaten in Polen en Oekraïne· Lood-zilver-zinkmijn van Tarnowskie Góry en haar ondergronds waterbeheersysteem |