Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Wapen der Genie (KNIL)
Wapen der Genie (KNIL) | ||
Genietroepen van het Oost Indisch Leger, 1896 | ||
Land/partij | Koninkrijk der Nederlanden | |
Slagen/oorlogen | vrijwel aan alle expedities van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger |
Het ‘’Wapen der Genie (KNIL)’’ was een Wapen van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger dat verantwoordelijk was voor alle Genie werkzaamheden in Nederlands-Indië. Het voornaamste onderdeel van dit Wapen was het ‘’Korps Genietroepen (KNIL)’’, een korps met nauwe banden met het huidige Regiment Genietroepen in het Vaderland. Het Wapen der Genie (KNIL) heeft met detachementen aan vrijwel alle expedities van het KNIL deelgenomen en verleende hierbij de onmisbare geniesteun. Verder leverde het Wapen personeel voor alle gewestelijke- en plaatselijke Geniediensten binnen de hele Archipel.
Geschiedenis
Genie & Sappeurs
Ook het KNIL kreeg een eigen Korps Sappeurs. In 1856 was het toenmalige Korps Sappeurs als volgt over de Archipel gelegerd:
- Staf te Weltevreden.
- 1e kompagnie te Vesting Willem 1.
- 2e kompagnie te Tjilaljap, gedetacheerd naar Salatiga en Gombong.
- 3e kompagnie te Soerabaya, gedetacheerd naar Malang.
- 4e kompagnie te Samarang en Ngawie, gedetacheerd naar Palembang, Banco, Amboina, Makassar en Sambas.
- 5e kompagnie te Weltevreden.
- 6e kompagnie te Padang.
In 1864 waren er bij de Genie ook militair ambtenaren (1e t/m 3e klasse) werkzaam als tekenaar, lithograaf of instrumentmaker.
Wapen der Genie en het Korps Mineurs en Sappeurs, 1870
Op 25 januari 1871 werd aan het koninklijk besluit van juli 1870 een begin van uitvoering van de reorganisatie van de Genie gegeven. Deze reorganisatie maakte een einde aan de tweeslachtige sappeur-compagnieën en vormde de basis voor het Wapen der Genie met als voornaamste onderdeel het Korps Mineurs en Sappeurs die bestond uit een staf en twee compagnieën te Willem I respectievelijk Banjoe Biroe. In deze periode ontstonden ter ondersteuning van de 1e t/m 3e Militaire Afdeling ook de ondersteunende Geniediensten en kwam er te Willem 1 een depot voor geniewerklieden, en werd er in 1870 het Topografische Bureau en Militaire Verkenningen opgericht onder leiding van de majoor der Genie K.L. Pfeiffer als chef. Dit bureau bestond hoofdzakelijk uit officieren van het Wapen der Infanterie. Vanaf 1875 leverde de Genie ook een permanent detachement te Atjeh. Wat in deze periode begin jaren 70 opvalt is het relatief grote aantal officieren van de Infanterie dat bij de genie is gedetacheerd, circa 29 Infanterie officieren (inclusief de officieren van het Topografische Bureau en Militaire Verkenningen) ten opzichte van een bestand van circa 47 genie officieren. Vanaf circa 1879 wordt het detachement Genie te Atjeh de 3e compagnie genoemd en zijn de Staf, 1e en 2e compagnie gelegerd te Willem 1. In 1881 is er sprake van een halve Genie compagnie te Atjeh. Omstreeks 1892 worden de 1e en 2e compagnie uit Willem 1 tijdelijk geplaatst te Malang. In de jaren die volgen op Lombok Expeditie blijft een sectie van de 3e compagnie Genietroepen te Ampenan achter die hier tot circa 1899 zullen blijven, de resterende sectiën van de 3e compagnie blijven te Atjeh. Omstreeks 1897 worden de 1e en 2e compagnie tijdelijk overgeplaatst van Malang naar Magelang. Rond de eeuwwisseling bestond het Wapen naast alle gewestelijke en plaatselijke Geniediensten, uit een het Korps Genietroepen met een staf en 3 compagnieën te Magelang.Van de 3e compagnie waren nog altijd een tweetal sectiën gelegerd te Atjeh. In die periode bestonden er magazijnen van de Genie te Batavia, Semarang en Atjeh (Oleh Leh). Omstreeks 1905 werd de tijdelijke thuisbasis van de Genie van Magelang naar Tjimahi bij Bandoeng verplaatst. Het Korps Genietroepen bestond in 1905 uit een staf , 1e, 2e & 3e compagnie en de Spoorweg & Telegraaf compagnie te Tjimahi. Een sectie van de 3e compagnie en de spoorwegafdeling van de Spoorweg- en Telegraaf compagnie was tijdelijk te Atjeh geplaatst voor de aanleg van de Atjeh Tram. Verder waren er magazijnen van de Genie te Atjeh en Tjimahi.
Begin jaren 20 / eind jaren 10 werd het Korps Mineurs en Sappeurs gewijzigd in het Bataljon Genietroepen, bestaande uit een staf, een veldcompagnie, een technische compagnie (telegraaf-, radio en zoeklichtafdeling) en een depotcompagnie met kaderschool te Tjimahi. De plaatselijke Geniedienst te Bandoeng had tevens de beschikking over een Automobielcompagnie. In januari 1929 werd het gouden jubileum gevierd van het korps Genietroepen in zijn toenmalige vorm. De majoor der Genie Marcella, die bekend was voor zijn inbreng bij de aanleg van de Atjeh Tram, schreef hierover in zijn bekende werk „de geschiedenis 'van het korps genietroepen".
Oprichting van het 1e, 2e en 3e Bataljon Genietroepen, 1938 & 1939
Op 10 Juni 1938 werd het Eerste Bataljon Genietroepen opgericht te Meester Cornelis. De plechtigheid werd mede bijgewoond door de commandant van de. Eerste Divisie, Generaal-Majoor T. Bakker. Op 24 januari 1939 vond op het exercitieterrein te Tjimahi de ceremoniële oprichting plaats van het tweede en derde bataljon Genietroepen in aanwezigheid van de generaal-majoors T. Bakker, commandant der Eerste Divisie, en G. J. F. Statius Muller, inspecteur van het wapen der genie. De oprichting van deze bataljons geschiedde onder gelijktijdige opheffing van het bestaande Technisch Bataljon en het Bataljon Pioniers. Het tweede bataljon Genietroepen, onder commando van majoor Proost, en het derde bataljon Genietroepen, onder commando van kapitein Van Walraven, stonden reeds om 8 uur op het veld opgesteld, terwijl op den rechtervleugel de regimentsmuziek had plaats genomen. Een groot aantal militaire autoriteiten, waaronder de luitenant-kolonels Gerards, De Quant, Blok, Poulus, Brest van Kempen, Classen, Von Seijdlitz Kurzbach en de majoors Bruning, De Waal, Van Hillegondsberg, La Bastide, Frenks en Van der Sterren, woonde de plechtigheid bij, terwijl ook vele dames op de geïmproviseerde tribunes door hun aanwezigheid blijk van belangstelling kwamen geven. Om half 9 precies arriveerden de generaal-majoors Bakker en Statius Muller, vergezeld van hun adjudanten, de kapiteins Van 't Riet en Gerharz, op het terrein. Na de officiële begroeting, marcheerden de bataljons tot enige tientallen meters voor de tribune en stelden zich in carrévorm op.
Activiteiten
Steunverlening bij militaire expedities
Het Wapen der Genie was bij vrijwel alle militaire expedities binnen Nederlands-Indië met een detachement Genietroepen aanwezig voor noodzakelijke geniesteun aan de troepenmacht. Bij een militaire aanval werd de Genie vaak ingezet voor het opblazen van vijandelijke versperringen en bentengs, of bijvoorbeeld voor het ontwerpen van specifieke hulpmiddelen, zoals vlotten, bruggen, etc. die bij een specifieke operatie nodig waren. Na afloop van de strijd werd een vijandelijke benteng door de Genie meestal vernietigd of juist versterkt ten behoeve van het gebruik door de eigen troepen. Zo werd na afloop van de 7 daagse veldslag in 1896 het veroverde huis van Teukoe Oemar te Lam Pisang door de Genietroepen opgeblazen uit wraak. Ook was de Genie tijdens expedities verantwoordelijk voor de bouw van eventuele bentengs en kampementen voor de (tijdelijke-) huisvesting van troepen.
-
Militairen met een door de Genie ontworpen vlot
Militaire Infrastructuur
De Genie was verantwoordelijk voor de ontwikkeling en beheer van de totale militaire infrastructuur binnen Nederlands-Indië. Of het nu ging om bentengs, wegen, bruggen, kazernes, ziekenhuizen, kampementen, watervoorziening, telefonie, of spoorwegen, de Genie was van alle markten thuis. Voor dit doel hadden alle militaire districten in de Archipel een eigen gewestelijke- of plaatselijke Geniedienst. Het ontwerp werd veelal door de Genie zelf uitgevoerd, waarna de werkzaamheden meestal bij lokale aannemers werden aanbesteed. Zo waren er in 1905 bij de Genie ook Militair Architecten en Opzichters der Genie (1e t/m 3e Klasse). Indien noodzakelijk kwamen de werkzaamheden onder bescherming van de Infanterie tot stand. Soms werd ook de lokale bevolking gedwongen om zgn. Herendiensten te leveren, al dan niet betaald.
Bentengs
Benteng is het indische woord voor fort of verdedigingswerk. Bentengs waren dan ook primair bedoeld als bescherming van de eigen troepen tegen vijandelijke aanvallen. Een goed voorbeeld hiervan is de Geconcentreerde Linie te Atjeh, die bestond uit een schil van bentengs rondom Koeta Radja.
-
Benteng te Biloel-Zuid, Atjeh. Foto Woodbury & Page.
-
De aanleg van de benteng Peunajong nabij Koeta Radja aan het begin van de Atjeh-oorlog
-
Gezicht op de stellingen van de benteng Peunajong, Atjeh
-
Benteng (fort) te Batang-Serangan
Bivaks & kampementen
Bivaks waren aanvankelijk bedoeld voor het tijdelijk onderbrengen van troepen die in het betreffende gebied moesten zijn voor een expeditie of patrouillegang. Ze hadden een tijdelijk karakter, de behuizing was meestal eenvoudig en opgetrokken uit stokken en gedroogde bladeren van de bananenboom die als bedekking tegen de tropenregens moest dienen. Het kwam regelmatig voor de militaire aanwezigheid langer zou gaan duren dan gepland, waardoor een bivak kon uitgroeien tot een (semi-)permanent kampement. Dit was met name in Atjeh vaak het geval bij de bivaks van het Korps Marechaussee zoals op een aantal van de onderstaande afbeeldingen.
-
Het bivak te Tapa Toean aan de westkust Atjeh, door C. Nieuwenhuis
-
Bivak te Lhok Soekon, Atjeh
-
Tijdens een banjir weggeslagen hangbrug bij bivak Lhok Soekon, Atjeh
-
Kampement te Glé Jeuëng omstreeks 1898, Groot-Atjeh.
-
Kampement te Glé Jeuëng omstreeks 1898, Groot-Atjeh.
-
Kampement te Glé Jeuëng omstreeks 1898, Groot-Atjeh.
-
Kampement te Glé Jeuëng omstreeks 1898, Groot-Atjeh.
-
Het Marechaussee bivak te Tangsé, centraal Atjeh.
-
Het Marechaussee bivak te Lamie aan de westkust van Atjeh
-
Het Marechaussee bivak te Lam Noh (Dajalandschappen) aan de westkust Atjeh
Kazernes & militaire ziekenhuizen
De kazernes van het KNIL hadden een permanent karakter en waren gebouwd voor het langdurig onderbrengen van militaire eenheden. Vaak waren deze kazernes gebouwd compleet met een militair hospitaal en andere militaire voorzieningen. Alleen in de grote garnizoensplaatsen zoals Malang, Bandoeng, Magelang, Tjimahi, Padang, Semarang, Meester Cornelis, etc. werden kazernes uit steen opgetrokken, in de buitenposten waren de gebouwen meestal van hout. Veel van de uit steen opgetrokken kazernes zijn tegenwoordig nog steeds in gebruik bij het leger van Indonesië.
-
Militair Hospitaal in Magelang Midden-Java
-
Kampement van het KNIL detachement in Soengai Penoeh
-
Militair hospitaal van Kota Radja
Zie ook Poeloe Raja als voorbeeld van een kampement te Atjeh |
Wegen, bruggen en spoorlijnen
Een van de belangrijkste pacificatie middelen in de buitengewesten waren wel de wegen. Hiermee was het KNIL in staat om zich snel te kunnen mobiliseren en konden hele gebieden ontsloten worden. Nadat een streek door het KNIL was onderworpen, werd veelal gestart met de aanleg van een weg of spoorlijn. Een mooi voorbeeld van zo’n militaire spoorlijn was de Atjeh Tram te Atjeh. Deze tramlijn zou de slagader worden van de troepenmacht langs de noord- en oostkust van Atjeh. In veel gebieden door de hele Archipel zijn onder leiding van de Geniedienst om deze reden wegen aangelegd. Een goed voorbeeld van een dergelijke weg is de beroemde Gajoweg die de binnenlanden van Atjeh heeft ontsloten. Deze wegen kwamen ook de lokale economie, en daarmee de ontwikkeling van een streek, ten goede.
-
Gezicht vanuit Indrapoeri over de brug over de Atjehrivier en de benteng Gle Kambing
-
De Atjeh Tram
-
Militairen bij de 1e spoorbrug over de Blang Mé die in 1902 werd weggeslagen.
-
De 2e spoorbrug te Blang Mé die in 1904 gereed kwam. In 1926 werd deze brug ook weggeslagen
-
Een brug over de rivier Weuih ni Enang op de Gajoweg
Zie ook Atjeh Tram als voorbeeld van een militaire trambaan die aangelegd werd door de Genie |
Bekende officieren van het Wapen der Genie (KNIL)
- Johannes van den Bosch, was een Nederlands generaal, onder meer gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, commandant van het Nederlands-Indische leger, Minister van Koloniën en Minister van Staat; hij was officier in de Militaire Willems-Orde.
- Frans David Cochius, was een Nederlands generaal, commandant van het Nederlands Indisch leger.
- Wouter Cool, was een Nederlands luitenant-generaal, onder meer minister van Oorlog en lid van de Raad van State.
- Theodoor van Erp, was de eerste restaurateur van de Borobudur tempel in Indonesië tussen 1907 en 1911.
- Alexander Willem Frederik Idenburg, was een ARP-politicus, onder meer gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, gouverneur van Suriname en minister van Koloniën.
- Egbert Broer Kielstra, was officier in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
- Karel Lodewijk Pfeiffer, was een Nederlandse Luitenant-generaal, commandant van het Nederlands-Indische leger.
- Charles P. Wolff Schoemaker, was een Nederlandse architect die in voormalig Nederlands-Indië werkzaam was.
Leden der Militaire Willems Orde
- Johannes van den Bosch,
- Karel Ferdinand Caspersz, was een Nederlands majoor der genie, ridder in de Militaire Willems-Orde.
- A.W. van Davelaar Cnopius
- L.H. Deeleman
- H.A.G. von Dentzsch
- J.P. van der Eb
- A.W. Egter van Wisselkerke
- Johan Philip Ermeling, was een Nederlands generaal-majoor der genie van het Indische leger en onder meer ridder in de Militaire Willems-Orde.
- P.L. de Gaay Fortman
- Walter Robert de Greve, was een Nederlands luitenant-generaal en commandant van het Nederlands-Indisch leger, onder meer ridder in de Militaire Willems-Orde vierde klasse.
- P.K.W. Haack van der Goes
- E.A. Haitink
- Nicolaas Hageman, was een Nederlandse eerste luitenant der Genie, ridder in de Militaire Willems-Orde vierde klasse.
- F.J. Haver Doeze
- L.C. van Kerkwijk
- M.P.M. Kuyl
- C.R. van Lennep
- David Maarschalk, was een Nederlands kolonel, inspecteur-generaal der spoorwegen en ridder in de Militaire Willems-Orde.
- Pieter Philip Christiaan Ortmaer Ondaatje, was een Nederlandse majoor der genie, ridder en officier in de Militaire Willems-Orde.
- N. Plantenga
- H. Rietveld
- E.J. de Rochmont
- C.A. Rombouts
- Cornelis Jacobus Snijders, opperbevelhebber Nederlandse Land- en Zeemacht en Ridder der Militaire Willemsorde 4e Klasse.
- Alexander Johannes Jacobus Staal, was een Nederlands luitenant-generaal der genie van het Indische leger en onder meer ridder in de Militaire Willems-Orde.
- J.J. Staal
- A. Styman
- H. van Tongeren
- P.H. Uhlenbeck
- D.J. Uhlenbeck
- W.F. Versteeg
- M.A. van Walchren
- Carel van der Wijck, was een Nederlands generaal, officier in de Militaire Willems-Orde, ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, adjudant in buitengewone dienst van Z.M. de Koning en commandant van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger.
- Gustaaf Eugenius Victor Lambert van Zuylen, was een Nederlands kolonel der genie van het Nederlands-Indische leger en ridder in de Militaire Willems-Orde.
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- De Sumatra Post, 09-06-1938, Het Eerste Bataljon Genietroepen. Te Meester Cornelis.
- De Sumatra Post, 25-05-1908, Rivierverbetering op Sumatra.
- De Indische Courant, 01-11-1938, Majoor P.Droog. Commandant Bat. Genietroepen.
- Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch-Indië, 13-05-1908, Genietroepen naar Borneo.
- Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch-Indië, 25-01-1939, Historisch feit voor de Genie. Oprichting van tweede en derde Bataljon Genietroepen – Voor oorlogstaak geschikt.
- Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch-Indië, 29-01-1929, Een gouden jubileum.
- Diverse Naam- en Ranglijsten der Officieren vanhet nederlandsche Leger en dat in Nederlandsch Indië