Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Landgraafschap Hessen-Kassel
Landgrafschaft Hessen-Cassel Kurhessen | ||||||
Onderdeel van het Heilige Roomse Rijk | ||||||
| ||||||
| ||||||
Kaart | ||||||
Bestand:Hessen-Kassel.png | ||||||
Algemene gegevens | ||||||
Hoofdstad | Kassel | |||||
Oppervlakte | 9581 km² | |||||
Bevolking | 745.063 (1864) | |||||
Talen | Duits | |||||
Regering | ||||||
Regeringsvorm | Monarchie | |||||
Dynastie | Huis Brabant | |||||
Staatshoofd | Landgraaf |
Het landgraafschap Hessen-Kassel (in de toenmalige spelling Hessen-Cassel), sinds 1803 keurvorstendom Hessen geheten (Kurfürstentum Hessen, ook wel Kurhessen ("Keur-Hessen") genoemd), was een land in het tegenwoordige Duitsland, dat bestond van 1567 tot 1806 en van 1813 tot 1866. In de periode van het Heilige Roomse Rijk maakte het deel uit van de Boven-Rijnse Kreits.
Het landgraafschap Hessen-Kassel tot 1648
Na de dood van landgraaf Filips I in 1567 werd het landgraafschap Hessen door zijn vier zoons verdeeld in het Brüdervergleich:
- Willem IV kreeg met Neder-Hessen de helft van het bezit: Hessen-Kassel
- Lodewijk IV kreeg met Opper-Hessen een kwart van het bezit: Hessen-Marburg (uitgestorven in 1604)
- Philips II kreeg met Neder-Katzenelnbogen een achtste van het bezit: Hessen-Rheinfels (uitgestorven in 1583)
- Georg I kreeg met Opper-Katzenelnbogen een achtste van het bezit: Hessen-Darmstadt.
Willem IV voerde een gedegen financieel beleid en een vreedzame buitenlandse politiek. Zijn zoon Maurits de Geleerde bekeerde zich in 1603 tot het calvinisme en streed aan de zijde van Zweden in de Dertigjarige Oorlog (1618-1648). Onder zijn regering werd in 1570 half Hatzfeld verworven, na het uitsterven van de graven van Hatzfeld. In 1571 werd op dezelfde manier Plesse verworven. In 1575 werd het condominium Schmalkalden ingesteld door een overeenkomst met het vorstelijk graafschap Henneberg-Schleusingen. In 1582 werd een aandeel in het graafschap Hoya verworven: Freudenberg en Uchta. Na het uitsterven van Hessen-Rheinfels werd het graafschap Neder-Katzenelnbogen bij het land gevoegd. Na het uitsterven van Henneberg-Schleusingen werd de landgraaf de enige bezitter van Schmalkalden. Van het graafschap Diepholz werd in 1585 Auburg verworven, waarvan de inkomsten aan de bastaardtak (Hessen-)Cornberg werden geschonken. het bezit van Hatzfeld werd in 1588 compleet door de aankoop van de andere helft. na het uitsterven van Hessen-Marburg in 1604 werd het noordelijk deel van dit gebied met Marburg en Londorf verworven.
Aan de Dertigjarige Oorlog nam het land actief deel aan de evangelische zijde. Er woedde een hevige strijd met het lutherse Hessen-Darmstadt, dat aan de keizerlijke zijde stond. In 1623 vielen keizerlijke troepen het land binnen en gelijktijdig verloor de landgraaf het proces over de erfenis van Hessen-Marburg. De erfenis moest worden afgestaan aan Hessen-Darmstadt. Hoewel het bestaan van het land ernstig werd bedreigd, stelde de landgraaf op 12 februari 1627 een huisverdrag op, waarin hij een kwart van zijn gebied aan zijn zoons uit zijn tweede huwelijk overdroeg (Rothenburger kwart). Vervolgens trad hij op 17 maart af ten gunste van zijn zoon Willem V de Standvastige. Willem V werd gedwongen op 24 september 1627 het hoofdakkoord met Hessen-Darmstadt te sluiten, waardoor hij afstand moest doen van geheel Opper-Hessen en het graafschap Neder-Katzenelnbogen. Tevens moest hij de volledige zelfstandigheid van deze jongere tak erkennen. De winst was de ontruiming van het land door de keizerlijke troepen en de keizerlijke belening met Hessen. In 1629 ging ook nog de abdij Hersfeld verloren. De landgraaf slaagde er toch in de situatie te stabiliseren. In 1632 sloot hij zich aan bij de evangelische vorsten en sloot het verdrag van Werben met Zweden. Met Zweeds geld kon een nieuw leger worden opgesteld, waarmee als eerste Hersfeld werd heroverd. Na de Zweedse nederlaag in 1634 werd de situatie voor Hessen-Kassel weer minder goed. Toen Frankrijk de Zweedse rol in de oorlog overnam sloot Hessen-Kassel in 1636 een verdrag met Frankrijk waardoor er weer geld beschikbaar kwam om troepen aan te werven. De keizer verklaarde de landgraaf vervolgens tot vijand van het rijk en droeg heel Hessen over aan de tak Hessen-Darmstadt. De landgraaf vluchtte uiteindelijk naar Friesland, waar hij op 1 oktober 1637 overleed. De regering werd overgenomen door zijn weduwe Amalia Elisabeth van Hanau-Münzenberg, die als regentes optrad namens haar minderjarige zoon Willem VI. Ondanks dat zij vrijwel alleen stond, wist ze veel te bereiken. In 1643 werd een erfverdrag gesloten over Hanau-Münzenberg, waarin de successie door Hessen werd geregeld bij het uitsterven van Hanau. De ambten Naumburg en Schwarzenfels werden door Hanau als pand overgedragen aan Hessen-Kassel. In 1640 werd na de dood van graaf Otto IV van Schaumburg een deel van het graafschap Schaumburg verworven. In 1645 begon met Hessen-Oorlog de laatste fase van de Dertigjarige Oorlog. Heel Opper-Hessen werd veroverd op Hessen-Darmstadt, maar ging later weer verloren.
De oorlog tussen de beide Hessens eindige met het vergelijk van 14 april 1648. De overeenkomst werd vervolgens overgenomen in de Vrede van Osnabrück. In artikel 15 van de laatste vrede werd het volgende vastgelegd:
- de abdij Hersfeld komt als erfelijk vorstendom aan Hessen-Kassel
- de ambten Schaumburg, Bückeburg, Sachsenhagen en Stadthagen van het graafschap Schaumburg komen onder voorbehoud van de rechten van Brunswijk en Lippe aan Hessen-Kassel
- de oorspronkelijke successie in Hessen-Marburg wordt bevestigd
- de invoering van het eerstgeboorterecht wordt bevestigd
Het landgraafschap Hessen-Kassel van 1648 tot 1803
In 1650 eindigde het regentschap van Amalia Elisabeth en kwam haar zoon Willem VI aan het bewind. Deze overleed al in 1663, waarna zijn vrouw Hedwig Sophie van Brandenburg het regentschap tot 1677 op zich nam. Eerst voor landgraaf Willem VII en na zijn dood op minderjarige leeftijd in 1670 opgevolgd voor zijn broer Karel. In 1655 kwam er een vergelijk met de ridderschap tot stand, waardoor er een eigen Landdag ontstond. In 1658 werd het Rothenburger kwart aan de nieuwe tak Rheinfels afgestaan. Om zijn kas te spekken begon landgraaf Karel zijn legers te verhuren aan andere naties, zodat Hessische soldaten in de meeste oorlogen van die tijd meevochten.
Van 1730 tot 1751 was Hessen-Kassel in personele unie verbonden met Zweden, doordat Frederik I door zijn huwelijk ook koning van Zweden was. In 1736 werd op grond van het erfverdrag van 1643 Hanau-Münzenberg verworven. Frederik I werd in 1751 opgevolgd door zijn broer Willem VIII, die aan Britse zijde in de Zevenjarige Oorlog streed. Frederik II zette de praktijk van het verhuren van soldaten voort door zijn neef George III van troepen te voorzien in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog.
Tijdens de revolutieoorlogen was Hessen-Kassel één van de eerste landen die vrede met Frankrijk sloot: de vrede van Bazel van 28 augustus 1795.
Het keurvorstendom Hessen-Kassel van 1803 tot 1806
- In paragraaf 7 van de Reichsdeputationshauptschluss van 25 februari 1803 werd het volgende vastgelegd:
Voor het verlies van St.Goar en Rheinfels en voor de aanspraken op Corvey krijgt Hessen-Kassel van het voormalige keurvorstendom Mainz de ambten Fritzlar, Naumburg, Neustadt en Amöneburg, de kapittels Fritzlar en Amöneburg en de kloosters binnen de genoemde ambten. Verder de stad Gelnhausen en het rijksdorp Holzhausen.
- in paragraaf 31 werd de keurvorstelijke waardigheid toegekend.
- in paragraaf 32 kreeg de landgraaf twee nieuwe zetels in de Rijksdag: één voor Fritzlar en één voor Hanau. (Er waren al twee zetels voor Hessen en Hersfeld)
Landgraaf Willem IX werd als keurvorst Willem I aan. Hij trad niet toe tot de Rijnbond, maar sloot zich ook niet aan bij Pruisen. Ondanks deze neutrale politiek ten opzichte van Napoleon, werd Hessen-Kassel na de Pruisische nederlagen in 1806 door Franse troepen bezet. Op 20 november werd het graafschap Katzenelnbogen onder direct bestuur van Frankrijk gesteld. De rest van het keurvorstendom werd op 9 juli 1807 geliquideerd. Opper-Hessen, Neder-Hessen, Ziegenhain, Hersfeld, Schmalkalden en Schaumburg kwamen aan het koninkrijk Westfalen. Kassel werd de hoofdstad van het nieuwe koninkrijk. Het graafschap Hanau kwam onder direct bestuur van Frankrijk, waarna het grootste deel op 16 mei 1810 aan het groothertogdom Frankfurt kwam.
Het keurvorstendom Hessen-Kassel van 1813 tot 1866
Koning Jérôme vluchtte na de Volkerenslag bij Leipzig in 1813, waarna keurvorst Willem op 21 november terugkeerde in zijn oude residentie. Hij werd met enthousiasme door het volk werd onthaald. Op 2 december werd het verdrag van Frankfurt gesloten: de keurvorst kreeg zijn gebieden die bij het koninkrijk Westfalen waren gevoegd terug en ook het graafschap Hanau van het groothertogdom Frankfurt. Een definitieve regeling van de grenzen zou zich tot 1819 voortslepen.
Op 29 mei 1815 sloten de koninkrijken Pruisen en Hannover een verdrag. Pruisen nam de verplichting op zich om de keurvorst te bewegen de volgende gebieden af te staan: de ambten Uchte, Freudenberg, Auburg (Wagenfeld), het graafschap Schaumburg, de heerlijkheden Plesse en Neuengleichen en de rechten van Hessen-Rotenburg in de heerlijkheid Plesse. Al deze gebieden vormden namelijk enclaves.
Op 16 oktober 1815 sloot Pruisen met het keurvorstendom het verdrag van Kassel:
- Hessen kreeg van Pruisen het grootste deel van het voormalige departement Fulda ter vorming van een groothertogdom Fulda (later provincie Fulda).
- Pruisen kreeg van Hessen het graafschap Neder-Katzenelnbogen, de heerlijkheid Plesse met inbegrip van het klooster Höckelheim, de ambten Neuengleichen, Uechte, Auburg en Freudenberg en de proosdij Göllingen.
- Saksen-Weimar-Eisenach kreeg het ambt Frauensee inclusief Gosperode, het gerecht Völkershausen, het ambt Vacha (inclusief de stad), de voogdij Kreuzberg (uitgezonderd de plaatsen Kreuzberg, Philippsthal, Thalhausen, Nippe, Hillartshausen, Röhrich en Unterneurode) en de tot het ambt Friedewald behorende plaatsen Dippach, Gasteroda, Vitzeroda, Abteroda en Wenigentaft.
Omdat het Congres van Wenen in 1815 weigerde hem als Koning der Chatten te erkennen, bleef hij de na de val van het Heilige Roomse Rijk betekenisloos geworden titel van keurvorst voeren. Omdat hij wel sinds 8 februari 1816 de titel groothertog van Fulda voerde, kon hij wel het predicaat Koninklijke Hoogheid gebruiken.
Tot 1819 waren er nog grenscorrecties: op 20 maart 1816 een overeenkomst met Oostenrijk rond de grens bij Salmünster. Op 29 juni 1816 het Frankfurter verdrag met Hessen-Darmstadt, waarbij onder andere delen van het voormalige vorstendom Isenburg bij het keurvorstendom kwamen. Op 9 oktober 1817 een definitief verdrag met Pruisen, waarbij de stad en gebied Volkmarsen verenigd werden met Keurhessen.
Willem I trad in 1815 toe tot de Duitse Bond en werd in 1821 opgevolgd door zijn zoon Willem II. Deze regeerde evenals zijn vader op reactionaire wijze en zag zich na de Franse Julirevolutie in 1831 door een revolutionaire beweging gedwongen zijn zoon Frederik Willem I als regent aan te stellen. Frederik Willem, die in 1847 de troon besteeg, regeerde aanvankelijk op liberale wijze en ging akkoord met de in de Maartrevolutie (1848) geëiste liberale hervormingen. In 1850 sloeg hij echter een meer reactionaire richting in. Hessen-Kassel streed aan Oostenrijkse zijde in de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog van 1866, maar werd door Pruisen onder de voet gelopen. De staat werd geannexeerd en in 1867 samen met het Hertogdom Nassau en Frankfurt am Main verenigd tot de provincie Hessen-Nassau.
De provincie Keur-Hessen (1944-1945)
De naam Keur-Hessen werd in 1944 korte tijd nieuw leven ingeblazen. Deze provincie, die het territorium van het oude Hessen-Kassel met uitzondering van de districten Heerlijkheid Schmalkalden, Schlüchtern en Gelnhausen omvatte, ging echter reeds in 1945 op in Groot-Hessen, dat in 1946 de naam Hessen kreeg.
Landgraven en keurvorsten
Landgraven
- 1568-1592: Willem IV de Wijze
- 1592-1627: Maurits de Geleerde
- 1627-1637: Willem V de Standvastige
- 1637-1663: Willem VI
- 1663-1670: Willem VII
- 1670-1730: Karel
- 1730-1751: Frederik I (sinds 1720 koning van Zweden)
- 1751-1760: Willem VIII
- 1760-1785: Frederik II
- 1785-1803: Willem IX
Keurvorsten
Duitse Bond (1815-1866) |
---|
Anhalt (1863-1866) · Anhalt-Bernburg (1815-1863) · Anhalt-Dessau-Köthen (1853-1863) · Anhalt-Dessau (1815-1853) · Anhalt-Köthen (1815-1853) · Baden · Beieren · Bremen · Brunswijk · Frankfort · Hamburg · Hannover · Hessen-Darmstadt · Hessen-Homburg · Hessen-Kassel · Hohenzollern-Hechingen · Hohenzollern-Sigmaringen · Holstein · Lauenburg · Liechtenstein · Limburg · Lippe · Lübeck · Luxemburg · Mecklenburg-Schwerin · Mecklenburg-Strelitz · Nassau · Oldenburg · Oostenrijk · Pruisen · Reuss jongere linie · Reuss oudere linie · Saksen · Saksen-Altenburg · Saksen-Coburg en Gotha · Saksen-Meiningen · Saksen-Weimar-Eisenach · Schaumburg-Lipp · Schwarzburg-Rudolstadt · Schwarzburg-Sondershausen · Waldeck-Pyrmont · Württemberg |