Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Ziel (filosofie): verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Mee bezig)
(linkfix)
Regel 25: Regel 25:
* Het weerspannige paard, epithumia, epithumetikon (trek, lust, driftleven)  
* Het weerspannige paard, epithumia, epithumetikon (trek, lust, driftleven)  


Hierbij kan aangetekend worden dat de term noes (nous) meer [[Neoplatonisme|neoplatonisch]] dan [[Platonisme|platonisch]] is en dat deze term geassocieerd wordt met [[christendom|christelijke]] (her)interpretaties van het oorspronkelijke schema. (Er ontstonden anders namelijk allerlei problemen, vond men, over de kwestie hoe de ziel zich kon verbinden met het vlees van de [[Christus (Jezus)|Christus]]-figuur)  
Hierbij kan aangetekend worden dat de term noes (nous) meer [[Neoplatonisme|neoplatonisch]] dan [[Platonisme|platonisch]] is en dat deze term geassocieerd wordt met [[christendom|christelijke]] (her)interpretaties van het oorspronkelijke schema. (Er ontstonden anders namelijk allerlei problemen, vond men, over de kwestie hoe de ziel zich kon verbinden met het vlees van de [[Jezus Christus|Christus]]-figuur)  


Bij sterfelijke wezens hebben de paarden hun vleugels verloren, de mens is - i.t.t. de goden - dus tot de aarde veroordeeld.
Bij sterfelijke wezens hebben de paarden hun vleugels verloren, de mens is - i.t.t. de goden - dus tot de aarde veroordeeld.

Versie van 29 nov 2011 16:05

Zie ook : ziel (doorverwijzing), andere betekenissen van "ziel".

De ziel is in de meest gebruikte betekenis de niet-materiële, spirituele component van de mens. In een andere (esoterische) opvatting is het de drager, de uitdrukking of het voertuig van de (eeuwige) geest. De aanwezigheid van een ziel is een aanname. Wetenschappelijk kan het bestaan van de ziel niet worden aangetoond.

Etymologie

In de sfeer van het begrip ziel komen in vele talen woorden voor die adem(en), lucht, wind, ruiken e.d. betekenen. Grieks: het woord psyche (ziel) betekent evenals pneuma (geest) wind of lucht (< pne(w)ô = waaien). Latijn: de woorden anima (ziel) en animus (geest) betekenen wind, spiritus (geest) adem. Sanskriet: âtman (ziel) betekent lucht (vergelijk adem - misschien - Grieks "atmos"). Hebreeuws: de woorden nefesj (levensadem), nesjamah (ziel) en roeach (geest) betekenen respectievelijk geur, lucht en wind. Volgens de taalkundige H. Möller hangen nefesj en nesjamah samen met neus, roeach met reuk. Anderen zien ook in het Griekse woord nous of noös (geest) verband met neus.

Het Nederlandse woord ziel is verwant met Gothisch saiwala (en misschien met Grieks *saiwolos, vergelijk Aeolus). De term geest mogelijk verwant met gist en geyser: associatie met bruisen en springbron.

De ziel in religie en filosofie

De term ziel wordt door de verschillende religies anders geïnterpreteerd, vaak (onder andere in het christendom) als het ondeelbare en onsterfelijke deel van de mens, diens essentie. Zoals ook bij het geloven op zich, worden aannames gehanteerd, en zo wordt er ook aangenomen dat de ziel bestaat.

Bij jagers en verzamelaars

Alle jagers en verzamelaars hadden wereldwijd een begrip dat overeenkwam met het begrip ziel. De ziel was bij hen de immateriële, bovennatuurlijke essentie, innerlijke kracht enzoverder van de mens, die na zijn dood bleef bestaan. Een ziel ging over in het lichaam van een nieuwgeborene van de clan. Zielen bleven op die manier eeuwig bestaan. Dat geloof is intact bewaard in het Tibetaans geloof. Als de Dalai Lama sterft gaat zijn ziel over in het lichaam van een nieuw geboren kind. Dieren, planten en objecten hadden in de opvatting van jagers en verzamelaars ook een ziel. In het totemisme geloofde men dan ook dat mens en (voornamelijk) dier een zelfde ziel hadden. Dat geloof is waarschijnlijk de basis van de overtuiging dat de ziel van een mens kon overgaan in een dier en omgekeerd, wat in het hindoeïsme nog geloofd wordt. [1]

Hebreeuwse opvatting

De vroege Hebreeërs had kennelijk een concept van een ziel, maar zagen die niet los van het lichaam, hoewel latere joodse schrijvers het idee van de ziel verder ontwikkelden. In het Oude Testament zijn verwijzingen naar de ziel verbonden met de ademhaling en wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de etherische ziel en het stoffelijk lichaam.

De ziel in de klassieke oudheid

Bij Plato is de ziel het morele en intellectuele zelf, dit in onderscheid met de passies en lust c.q. plezier en allerlei zintuiglijke aspecten van het menselijk bestaan. Plato onderscheidt in zijn Phaedrus (246A ff., 253C ff.) drie aspecten van de menselijke ziel die hij vergelijkt met een wagenmenner achter een tweespan. Zowel de menner als wel de twee (gevleugelde) paarden zijn onderdeel van de tripartite ziel[2]. Deze drie onderdelen zijn (in meerdere verschillende transcripties van veelal hetzelfde):

  • De menner, de noes, nous (intellect, het redenerende en kennende deel)
  • Het nobele paard, de thumos, thumoeides (passie, wil, doorzettingsvermogen)
  • Het weerspannige paard, epithumia, epithumetikon (trek, lust, driftleven)

Hierbij kan aangetekend worden dat de term noes (nous) meer neoplatonisch dan platonisch is en dat deze term geassocieerd wordt met christelijke (her)interpretaties van het oorspronkelijke schema. (Er ontstonden anders namelijk allerlei problemen, vond men, over de kwestie hoe de ziel zich kon verbinden met het vlees van de Christus-figuur)

Bij sterfelijke wezens hebben de paarden hun vleugels verloren, de mens is - i.t.t. de goden - dus tot de aarde veroordeeld.

Opvallend is dat de menselijke ziel bij Plato grote overeenkomsten vertoont met die van de goden.

Aristoteles onderscheidde drie soorten zielen, die grofweg overeenkomen met de zielsdelen van Plato: de vegetatieve ziel (behorend aan planten), de affectieve ziel (behorend aan dieren; deze ziel heeft ook een vegetatief vermogen) en de rationele ziel (behorend aan mensen; de vermogens van de andere zielsoorten zijn ook in dit type). Ook voegde hij er onder meer een 'goddelijk' begrip aan toe, de 'intellectus agens'. In zijn werk 'De anima' beschrijft hij de werking van de ziel zo 'wetenschappelijk' mogelijk.

Christelijke theologie

De theoloog en filosoof Augustinus van Hippo benadrukte de scheiding van lichaam en ziel door over de ziel te spreken al "een ruiter op het paard" (het lichaam), waardoor duidelijk bleek dat de ziel het hoogste, immateriële deel van de persoon uitmaakte.

Later in de middeleeuwen zou Thomas van Aquino teruggrijpen op het Griekse concept van de ziel als motiverend principe van het lichaam, weliswaar onafhankelijk, maar waarbij de substantie van lichaam vereist was om een individu te maken.

In het christendom bestaat de mens uit geest, ziel en lichaam. Dat deel van de mens wat in de seculiere psychologie vaak wordt aangeduid met het "onbewuste" of het "onderbewustijn" wordt in het christendom aangeduid met "geest." De geest kent functies als "intuïtie", "geweten", en godbewustzijn." De ziel kent functies als "voelen," "willen" en "denken." Deze functies kunnen afgeleid worden uit oudtestamentische teksten waarin ziel en geest aan bepaalde functies worden gekoppeld. In het christendom wordt de geest ook van de ziel gescheiden. Zo noemt Hebreeën 4:12 de scheiding tussen ziel en geest, en lezen wij hoe in de lofzang van Maria zij duidelijk onderscheid maakt tussen haar ziel en geest(Lucas 1:46-47). Ook 1 Thessalonicenzen 5:23 geeft het verschil duidelijk aan. Na de dood keert de geest terug tot God die haar gegeven heeft (Prediker 12:7), terwijl de ziel neerdaalt in het dodenrijk. Dit laatste wordt vele malen aangegeven in het Oude testament, als er gesproken wordt over neerdalen in het dodenrijk. Dit slaat op de ziel, niet het lichaam, want dat kent immers geen bewustzijn na de dood.

Het lichaam is als het ware de tijdelijke omhulsel om te kunnen functioneren in de natuurlijke wereld. Het lichaam kan niet zonder de ziel functioneren, omdat de ziel de ware persoon is die in het lichaam huist.

De ziel is de persoonlijkheid van de mens. De ziel maakt een persoon tot wat hij is, zijn karakter. De scheppingsformule houdt in dat God zijn levensademen (meervoud) in de mens blies, dit is de geest die God de mens gaf. Door het contact tussen lichaam en geest werd de ziel gevormd of geproduceerd. Dit is het wat de mens uniek maakt in de schepping. Dieren en planten hebben geen geest, en kunnen dus geen contact met God hebben, die Geest is. De ziel heeft het lichaam nodig om te zien, horen, ruiken, proeven en spreken; om tot kennis van de buitenwereld te komen. Omdat geest, ziel en lichaam van nature bij elkaar horen (voor de erfzonde bestond de dood niet) is doodgaan niet natuurlijk. De dood kwam door de scheiding tussen God en de mens. Deze dood begon in de geest, strekte zich uit tot de ziel, en bereikte uiteindelijk het lichaam. In de opstanding worden geest, ziel en lichaam weer één.

Bijbelleraars die deze materie hebben uitgewerkt zijn onder andere Watchman Nee, Jessie Penn-Lewis en T. Austin-Sparks.

In het hindoeïsme

Het hindoeïsme gaat er van uit dat ieder schepsel zijn oorsprong heeft in het Paramatman, opperwezen, het universele, alles omvattende, alles doordringende zelf, Brahman of Paramatman, Atman is in dat geval synoniem voor ziel maar in dat geval onlosmakelijk van de Brahman, Kosmische ziel. Door emanatie, karma, kan een ziel drager van geest en/of lichaam zijn. En zo in de schepping emaneren. De wijsheid gekoppeld aan de ziel is het karmisch schaduwlichaam (geest) van de ziel. Dit emaneren herhaalt zich op basis van karma en beschikking tot het einde van een kalpa. Door zich bewust te worden van de Atma en te hechten en te identificeren met één en dezelfde Atman in elk schepsel van de schepping creëert de mens een eenheid tot Paramatman (het universele zelf). Dit kan omdat het zelf aanwezig is in alle zielen. Volgens het Hindoeïsme is dit de relatie tussen schepper en schepsel, ziel en superziel of Atman en Paramatman.

In het boeddhisme

Het boeddhisme ontkent het bestaan van een permanente ziel. Het beschouwt alles als anatta (pali); 'niet-zelf', 'leeg van zelf' of 'zonder zelf'. Het geloof in een essentie of kern van jezelf wordt geassocieerd met het als waar aannemen van concepten als 'ik', 'mijn' en 'mijzelf'. Een van de kenmerken van een heilige in het boeddhisme is dat hij dit niet meer doet. In het boeddhisme is de weg om een dergelijke toestand te bereiken de meditatie.

In de Egyptische mythologie

Onder de oude volkeren hadden de Egyptenaren (net als de Chinezen) een concept van een dubbele ziel. De Egyptische ka (adem) overleefde de dood, maar bleef in de buurt van het lichaam, terwijl de spirituele ba overging tot de wereld van de doden. Ook werd er geloofd dat de ziel aangaf wat een persoon in zijn leven kon bereiken. Ze geloofde dat de ziel van een koning of een prins voor altijd aanwezig zou zijn, omdat hij uit een reinere plek is ontstaan.

Esoterie

In de new age

In de new age wordt met de ziel het niet-materiële deel van de mens aangeduid; dat wat de beweegredenen vormt voor het individuele handelen en leven. In ruimste zin: al die verschijnselen van een individu die niet tot het lichamelijke te herleiden zijn. De ziel wordt er vaak gezien als 'het ware Zelf' van een individu. Soms wordt de ziel gezien als een verbinding tussen geest en lichaam. In die laatste opvatting is de geest 'het ware zelf'. De term ziel is daarmee een filosofisch begrip dat veelal in religieuze context gebruikt wordt om de (of één) niet-stoffelijke component van het menselijk bestaan te benoemen. Die niet-stoffelijke component kan veel omvatten: zelf, bewustzijn, zelfbewustzijn, karakter, denken, intuïtie, wijsheid, ervaren, wil, leven, begeerte. Soms wordt de ziel gezien als drager van zo'n niet-stoffelijke component, soms wordt zij voorgesteld zelf zo'n component te zijn.

Wetenschappelijke benadering

Het begrip ziel wordt doorheen de geschiedenis en in vele culturen op heel uiteenlopende manieren ingevuld of gedefinieerd. Wetenschappelijk gezien kan het bestaan van de ziel (als een feitelijke entiteit) niet worden aangetoond. De wetenschap richt zich immers op verschijnselen die verifieerbaar en falsifieerbaar zijn, of die daar op rationele gronden uit afleidbaar zijn. Het zielsbegrip als term of idee kan daarentegen wel wetenschappelijk worden benaderd, namelijk (descriptief) vanuit historisch-kritisch of linguïstisch perspectief. Door de vooruitgang in de natuur-, mens- en cultuurwetenschappen — in het bijzonder in de psychologie, de genetica en de neurowetenschappen — is in de wetenschap het idee van een ziel stilaan in onbruik geraakt en als een overbodige hypothese beschouwd: er bleek steeds een betere verklaring voor die fenomenen die ooit aan een ziel werden toegeschreven. Heden wordt de ziel er beschouwd als een louter cultureel, associatief en een gevoelsmatig bepaald begrip, wat de divergente betekenissen ervan verklaart die intercultureel tot uiting zijn gekomen. Doorgaans heeft men de psyche omschreven met een bewustzijn en een onderbewustzijn, mét de bijbehorende gevoelens, en de beschikking over een geheugen en over waarnemingen. Ook is reeds verklaard hoe dit in de hersenen mogelijk gemaakt wordt, en wanneer die processen daarmee stoppen (het stoppen van sapstromen, waarmee de dood intreedt, wat met vrijwel alle organismen zo geschiedt).

Taalgebruik

(zie ook geestig)
  • Zielsgelukkig - gelukkiger dan een mens alleen kan zijn.

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen

  • Encyclopædia Britannica Ultimate Reference Suite Version: 2010: "Soul"

Voetnoten

  1. º Marc Vermeersch, Geschiedenis van de mens, Deel I, Jagers en verzamelaars, Boek 1, De maatschappij van jagers en verzamelaars.
  2. º Zie Google Knol van Jules Grandgagnage over de Allegorie van de wagenmenner
rel=nofollow
rel=nofollow