Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Ottomaanse gebiedsdelen: verschil tussen versies
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Ottomaanse_gebiedsdelen&oldid=45433340 ArmTheInsane 26 nov 2015) |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 135: | Regel 135: | ||
==Palestina== | ==Palestina== | ||
In 1516 wordt [[Palestina (regio)|Palestina]] in het Ottomaanse Rijk opgenomen en vanuit Constantinopel bestuurd. In 1799 verovert [[Napoleon Bonaparte|Napoleon]] kortstondig de kuststreek. Tussen 1832 en 1840 bestuurt | In 1516 wordt [[Palestina (regio)|Palestina]] in het Ottomaanse Rijk opgenomen en vanuit Constantinopel bestuurd. In 1799 verovert [[Napoleon Bonaparte|Napoleon]] kortstondig de kuststreek. Tussen 1832 en 1840 bestuurt Pasja Mohammed Ali (Egypte) tijdelijk Palestina, daarna nemen de Ottomanen het weer over. In 1871 wordt [[Jeruzalem]] een autonome sandjak. | ||
[[Bestand:1570 Palestinae Hondius.jpg|thumb|Palestina(geel)rond 1570]] | [[Bestand:1570 Palestinae Hondius.jpg|thumb|Palestina(geel)rond 1570]] | ||
Naar het einde van de 19e eeuw toe, ontwikkeld het [[zionisme]] zich meer en meer in Europa en in 1878 wordt de eerste zionistische nederzetting gesticht: [[Petach Tikwa]]. In 1880 wordt Jeruzalem de grootste stad, met binnen de stadsgrenzen een joodse meerderheid. Van 1882 tot 1903 is er een eerste grote migratiegolf van Joden (25.000) naar Palestina, op de vlucht voor [[pogroms]] in Oost-Europa (voornamelijk Rusland). In 1882 begint de Franse baron Edmond de [[Rothschild (familie)|Rothschild]] zionistische activiteiten in Palestina financieel te steunen. | Naar het einde van de 19e eeuw toe, ontwikkeld het [[zionisme]] zich meer en meer in Europa en in 1878 wordt de eerste zionistische nederzetting gesticht: [[Petach Tikwa]]. In 1880 wordt Jeruzalem de grootste stad, met binnen de stadsgrenzen een joodse meerderheid. Van 1882 tot 1903 is er een eerste grote migratiegolf van Joden (25.000) naar Palestina, op de vlucht voor [[pogroms]] in Oost-Europa (voornamelijk Rusland). In 1882 begint de Franse baron Edmond de [[Rothschild (familie)|Rothschild]] zionistische activiteiten in Palestina financieel te steunen. | ||
In 1887-1888 wordt Palestina door de Ottomanen verdeeld in drie districten of sandjaks: Jeruzalem (direct onder bestuur van | In 1887-1888 wordt Palestina door de Ottomanen verdeeld in drie districten of sandjaks: Jeruzalem (direct onder bestuur van [[Istanboel]]), [[Akko (stad)|Akko]] en [[Nabloes]] (onder bestuur van de vilajet van [[Beiroet]]). In 1892 wordt de eerste spoorlijn van Palestina aangelegd tussen [[Jaffa (stad)|Jaffa]] en Jeruzalem. In 1896 publiceert [[Theodor Herzl]], een journalist van Oostenrijks-Hongaarse afkomst, Der Judenstaat (de Jodenstaat) die de totstandbrenging van een Joodse staat bepleit, zonder het specifiek over Ottomaans Palestina te hebben. In datzelfde jaar begint de JCA (de Joodse Vereniging van de Kolonisatie) zionistische vestigingen in Palestina te helpen, naast projecten in Noord- en Zuid-Amerika, waaronder in het bijzonder de Verenigde Staten, Argentinië en Brazilië. | ||
Het eerste zionistische congres in [[Zwitserland]] geeft in 1897 het Programma van [[Bazel (Zwitserland)|Bazel]] uit "waarin ze vragen om een thuis voor de Joden in Palestina" en vestigt er de WZO (Zionistische Wereld Organisatie). In 1901 wordt door het vijfde zionistische congres het Joods Nationaal Fonds opgezet om land in Palestina te verwerven en te ontginnen, onder andere door de aanleg van bossen om erosie tegen te gaan en wegenbouw om gebieden voor stedelijke bevolking te ontsluiten. Van 1904-1914 spreekt men van de tweede golf (rond de 40.000) van Joodse immigranten uit voornamelijk Rusland en Polen die het totaal aantal Joden op 85.000 brengt (dat is 6% (?) van de bevolking). | Het eerste zionistische congres in [[Zwitserland]] geeft in 1897 het Programma van [[Bazel (Zwitserland)|Bazel]] uit "waarin ze vragen om een thuis voor de Joden in Palestina" en vestigt er de WZO (Zionistische Wereld Organisatie). In 1901 wordt door het vijfde zionistische congres het Joods Nationaal Fonds opgezet om land in Palestina te verwerven en te ontginnen, onder andere door de aanleg van bossen om erosie tegen te gaan en wegenbouw om gebieden voor stedelijke bevolking te ontsluiten. Van 1904-1914 spreekt men van de tweede golf (rond de 40.000) van Joodse immigranten uit voornamelijk Rusland en Polen die het totaal aantal Joden op 85.000 brengt (dat is 6% (?) van de bevolking). | ||
Regel 159: | Regel 159: | ||
[[Bestand:RecepcionMehmetAli.jpg|thumb|Mehmet Ali ontvangt de Britse admiraal Codrington in zijn paleis in Alexandrië, 1839. Schilderij door David Roberts (1796-1864)]] | [[Bestand:RecepcionMehmetAli.jpg|thumb|Mehmet Ali ontvangt de Britse admiraal Codrington in zijn paleis in Alexandrië, 1839. Schilderij door David Roberts (1796-1864)]] | ||
Van 1801 tot 1805 strijden Mamlukse facties om de macht in Egypte, en verzwakken daarmee elkaar en zichzelf. Een ondercommandant in het Ottomaanse bezettingsleger, vermoedelijk van Albanese afkomst, Mohammed ‘Ali, beter bekend onder zijn Turkse naam Mehmet Ali, weet intussen de steun te winnen van de oelama en de gildes, en krijgt van de sultan in Istanboel gedaan dat die hem in 1805 benoemt tot nieuwe wāli (= gouverneur) over Egypte. Tot zijn dood zou zijn grootste zorg zijn: die macht te behouden. In dat kader zou Mehmet in 1811 ongeveer 470 Mamlukken vermoord hebben tijdens een banket in de citadel van [[Caïro (stad)|Caïro]]. | Van 1801 tot 1805 strijden Mamlukse facties om de macht in Egypte, en verzwakken daarmee elkaar en zichzelf. Een ondercommandant in het Ottomaanse bezettingsleger, vermoedelijk van Albanese afkomst, Mohammed ‘Ali, beter bekend onder zijn Turkse naam Mehmet Ali, weet intussen de steun te winnen van de oelama en de gildes, en krijgt van de sultan in Istanboel gedaan dat die hem in 1805 benoemt tot nieuwe wāli (= gouverneur) over Egypte. Tot zijn dood zou zijn grootste zorg zijn: die macht te behouden. In dat kader zou Mehmet in 1811 ongeveer 470 Mamlukken vermoord hebben tijdens een banket in de citadel van [[Caïro (stad)|Caïro]]. | ||
===Westerse invloeden=== | |||
Van hoge belastingheffingen bij de boeren financierde Mehmet Ali een sterk leger. Zijn regering voerde staatsplanning van de landbouwsector in: verstrekking van zaaigoed, gereedschap, mest, irrigatie, het plannen van de agrarische productie, en het bepalen van de prijzen die boeren moesten ontvangen voor hun producten. Later liet hij Franse ingenieurs kanalen, dammen, stuwen, sluizen en nieuwe irrigatiesystemen aanleggen. De agrarische sector bloeide op. | Van hoge belastingheffingen bij de boeren financierde Mehmet Ali een sterk leger. Zijn regering voerde staatsplanning van de landbouwsector in: verstrekking van zaaigoed, gereedschap, mest, irrigatie, het plannen van de agrarische productie, en het bepalen van de prijzen die boeren moesten ontvangen voor hun producten. Later liet hij Franse ingenieurs kanalen, dammen, stuwen, sluizen en nieuwe irrigatiesystemen aanleggen. De agrarische sector bloeide op. | ||
Regel 166: | Regel 166: | ||
===Lossere band met Turkije=== | ===Lossere band met Turkije=== | ||
Mehmets leger werd het sterkste van het Midden-Oosten. In 1811-1818 heroverde hij voor de Ottomanen [[Mekka]] en [[Medina (Arabië)|Medina]]. In 1821 bracht hij een deel van [[Soedan]] onder zijn controle, in het noorden werd de provincie [[Nubi]]ë met Khartoem als provinciehoofdstad ingericht, en in het midden [[Kordofan]] met hoofdstad El Obeid. Hiervandaan werden slavenraids uitgevoerd naar Zuid-Soedan. | |||
In 1825 steunde zijn zoon Ibrahim tevergeefs de Ottomanen in hun strijd tegen de Griekse onafhankelijkheidsoorlog. In 1831-’33 verovert Ibrahim, met enige steun van Frankrijk, heel Syrië (oftewel de Levant) en een deel van Anatolië van, nota bene, zijn eigen Ottomaanse sultan. Het Turkse Rijk dreigde te vallen en sloot ter overleving een verdrag met Rusland (1833) | In 1825 steunde zijn zoon Ibrahim tevergeefs de Ottomanen in hun strijd tegen de Griekse onafhankelijkheidsoorlog. In 1831-’33 verovert Ibrahim, met enige steun van Frankrijk, heel Syrië (oftewel de Levant) en een deel van Anatolië van, nota bene, zijn eigen Ottomaanse sultan. Het Turkse Rijk dreigde te vallen en sloot ter overleving een verdrag met Rusland (1833) |
Huidige versie van 29 jun 2020 om 13:47
Het Ottomaanse Rijk overheerste in zijn grootste expansie een grondgebied dat delen van Noord-Afrika, de Balkan en het Midden-Oosten omvatte.
- Baghdad
- Edirne
- Hail
- Hejaz
- Koerdistan
- Libanon
- Nadjd
- Palestina
- Syrië
- Yemen
- Moldavië
- Walachije
- Bosnië
- Servië
- Griekenland
- Roemenië
- Libië
- Algerije
Controle van de gebieden
In het Ottomaanse Rijk werden de gekoloniseerde gebieden bestuurd vanuit het Millet-systeem. De onderworpenen werden in juridisch en fiscaal opzicht gediscrimineerd; ten overstaan van een Ottomaanse rechter legde het woord van een christen geen gewicht in de schaal tegenover het woord van een moslim. De handel was in handen van de Grieken, Armeniërs en Joden. Die konden als tweederangsburgers enkel langs een omweg van intriges invloed uitoefenen op de politieke besluitvorming, zodat zij niet in staat waren een wettelijke context te creëren om hun belangen te beschermen. de beëindiging van de Ottomaanse heerschappij ging inderdaad gepaard met huiveringwekkende bloedbaden. Een jaar na de Griekse opstand van maart 1821 op de Peloponnesus was van de ongeveer veertigduizend Turkse inwoners van het Zuid-Griekse schiereiland de helft dood; de rest had het vege lijf weten te redden door te vluchten. In de eeuw daarna was het beeld elders op de Balkan niet veel opwekkender. De mate van gewelddadigheid waarmee het Ottomaanse régime werd afgeworpen, zegt iets over de wijze waarop het door de onderdanen van de sultan was ervaren en over de aard van de relaties tussen overheersers en overheersten[1]. Het idyllische beeld van het Ottomaanse wordt veeleer ondergraven door de moordpartijen die Grieken, Bulgaren, Montenegrijnen en Serviërs tijdens hun respectievelijke onafhankelijkheidsoorlogen aanrichtten onder Turken en tot de islam bekeerde landgenoten. Hierbij kan de Val van Srebrenica gezien worden als laatste afrekening met de Turkse overheersers[2].
Ottomaanse zeerovers
Zie Barbarijse zeerovers voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Ottomaanse Turken, die vanaf de 16e eeuw voet aan grond kregen in de Maghreb gebruikten de Barbarijse kusten als uitvalsbasis voor hun roofactiviteiten. Naast materiële buit van overvallen schepen en kustdorpen was een belangrijk doel van de piraten om slaven te verkrijgen. Talrijke kustplaatsen in Spanje, Italië, Zuid-Frankrijk en op de eilanden in de Middellandse zee werden hiervoor eeuwenlang overvallen door de zeerovers. De schepen van de Ottomaanse zeerovers waren meestal galeien met slaven of gevangenen aan de roeiriemen.
Slavernij in het Ottomaanse Rijk
Zie Slavernij in het Ottomaanse Rijk voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Slavernij vormde een legaal en belangrijk onderdeel van zowel de economie als de samenleving van het Rijk. In Constantinopel, de hoofdstad van het Rijk, bestond de bevolking van 1609 voor ongeveer een vijfde uit slaven. De slavernij van volkeren uit de Kaukasus werd in het begin van de 19e eeuw verboden, maar slaven uit andere bevolkingsgroepen bleven langer toegestaan. Zelfs na verschillende pogingen om de slavernij in de 19e eeuw af te schaffen, bleef de praktijk tot in de vroege 20e eeuw nagenoeg onaangedaan voortduren. Nog in 1908 werden er vrouwelijke slaven verkocht in het Ottomaanse Rijk. Seksuele exploitatie van slaven bleef gedurende de hele geschiedenis een centraal onderdeel van het Ottomaanse slavensysteem.
Een lid van de slavengemeenschap, in het Turks kul (dienaar) genoemd, kon een hogere status bereiken, zoals een haremwachter of een janitsaar. Niet zelden trof men slaven aan in de voorhoede van de Ottomaanse politiek. Door heropvoeding en training werden ze in speciale scholen omgevormd tot ambtenaren met een grote bestuurskennis en extreme loyaliteit. Veel ambtenaren in de Ottomaanse regering waren ooit zelf gekochte slaven, die het succes van het Ottomaanse Rijk uit de 14e eeuw tot de 19e eeuw in belangrijke mate mede bepaalden. Deze ambtenaren bezaten zelf ook weer een groot aantal slaven, alhoewel de sultan zelf verreweg de meeste slaven bezat.
Armenië
In 1454 verdeelden het Ottomaanse Rijk en Perzië Armenië onder elkaar. In 1828, na de Tweede Russisch-Iraanse oorlog werd Perzisch Armenië (Oost-Armenë) in het Russische Rijk opgenomen.
In eerste instantie probeerden Armeense leiders via politieke weg, bijvoorbeeld tijdens de vredesonderhandelingen in Berlijn (1878), hervormingen voor de Armeense gemeenschap te bewerkstelligen en internationale steun te verwerven.
Rond 1890 ontstonden echter zowel in Russisch Armenië (een deel van het tsaristische rijk) als in de Europese diaspora revolutionaire nationalistische bewegingen die ijverden voor Armeense onafhankelijkheid of ten minste autonomie, al kreeg dit streven weinig (militante) steun vanuit de Armeense gemeenschap. Een onafhankelijk Armenië in de oostelijke provincies was bovendien zeer onwaarschijnlijk. De focus van het desintegrerende Osmaanse Rijk kwam steeds meer te liggen op Anatolië als het moederland van de Osmaanse moslims, wat bovendien tot spanningen tussen moslims en christenen leidde.
In 1894 werd een Armeense opstand in Sasun (Oost-Anatolië) met harde hand neergeslagen. In 1895 en 1896 volgde een golf van massamoorden op Armeniërs, voornamelijk in het oosten, maar ook in Istanbul. Naast Koerdische paramilitaire eenheden, de zogenaamde Hamidiye-troepen, hadden ook ‘gewone’ moslims een aandeel in de wreedheden, waarbij in de periode 1894-1896 naar schatting 30.000 tot 100.000 Armeniërs omkwamen. Etnische spanningen vormden weliswaar zeker een vruchtbare voedingsbodem, maar de zogeheten Hamidiaanse (naar sultan Adbülhamit II) massamoorden werden minstens in enige mate van bovenaf georkestreerd om de roep om politieke hervormingen neer te slaan. Het was een instrument om de status-quo te behouden. Europese verontwaardiging hierover leidde echter niet tot interventie, verdeeld als Europa was over het diplomatieke beleid ten aanzien van het Rijk.
Armeense genocide
Zie Armeense genocide voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De Armeense genocide, door Armeniërs traditioneel aangeduid met Medz Yeghern (Armeens: Մեծ Եղեռն, "Grote Misdaad"), is de naam voor de volkerenmoord gepleegd op tussen de 1 en 1,5 miljoen Armeniërs in het Ottomaanse Rijk ten tijde van het regime van de Jonge Turken. De startdatum is 24 april 1915, de dag dat de Ottomaanse autoriteiten ongeveer 250 Armeense intellectuelen en leiders van de gemeenschap in Constantinopel hebben opgepakt en gearresteerd. De genocide werd tijdens en na de Eerste Wereldoorlog in twee fases uitgevoerd: het grootschalig doden van de weerbare mannelijke bevolking door middel van massamoord en onderwerping van het leger van dienstplichtigen tot dwangarbeid, gevolgd door de deportatie van vrouwen, kinderen, ouderen en zieken die op dodenmarsen moesten tot de Syrische woestijn. De gedeporteerden werden verstoken van voedsel en water en onderworpen aan diefstal, verkrachting en moord. Ook andere inheemse en christelijke etnische groepen werden op dezelfde wijze gericht uitgeroeid door de Ottomaanse regering. Zo spreekt men ook van de Assyrische genocide en de Griekse genocide.
De Armeense genocide wordt gezien als een van de eerste moderne genocides, omdat geleerden wijzen op de georganiseerde wijze waarop de moorden op de Armeniërs werden uitgevoerd, en het is de tweede meest bestudeerde geval van genocide na de Holocaust.
Robert Fisk stelt in zijn boek "De grote beschavingsoorlog" dat de Armeense genocide een voorloper van de Holocaust was, waarbij ook enkele Duitsers betrokken waren. De nazi's zouden deze uitroeiings- en verzwijgingstactieken enige decennia later opnieuw toepassen. Winston Churchill waarschuwde herhaaldelijk tegen deze praktijken: "De geschiedenis zal vruchteloos speuren naar het woord 'Armenië'."[14] Een deel van de historici, inclusief verschillende Turkse historici, zoals Taner Akçam, Fatma Muge Gocek en Halil Berktay en de vermoorde Hrant Dink, zijn het over het algemeen eens dat een genocide plaatsvond. Een ander deel van de historici, waaronder enkele Westerse historici die gespecialiseerd zijn in de geschiedenis van het Ottomaanse Rijk zoals Bernard Lewis, Justin McCarthy en Gilles Veinstein, houden het bij deportatie en massamoord van Armeniërs, waarbij vaak etnische zuivering wordt erkend. Echter vinden zij het niet uitermate afwijken van andere totalitaire oorlogsituaties, en het niet vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Holocaust.[15] De internationale discussie richt zich vooral op wat de precieze definitie van genocide is en wie in deze bepaalt dat ze hier daadwerkelijk van toepassing is.
Turkije, de staat die het Ottomaanse Rijk opvolgde, ontkent dat het woord genocide een goede term is voor de massamoord op Armeniërs die in 1915 begon onder de Ottomaanse heerschappij. In Turkije wordt de genocide dan ook vaak de Armeense kwestie genoemd. Andere landen hebben de massamoord officieel erkend als genocide, een standpunt dat wordt gedeeld door de meeste genocide geleerden en historici.
Servië
Slag op het Merelveld
Zie Slag op het Merelveld voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
In de Slag op het Merelveld of Slag op het Lijsterveld op 28 juni 1389 leed het Servische leger, gesteund door Hongaren, Bosniërs, Bulgaren en Albanezen, onder leiding van vorst Lazar een nederlaag tegen het Ottomaanse Rijk onder leiding van sultan Moerad I. De slag werd geleverd bij 'Kosovo Polje' (letterlijk 'Veld van de zwarte vogels') in Zuid-Servië. Nadat beide vorsten gesneuveld waren, leidde prins Bajezid I de Turken naar de overwinning. Met deze overwinning kregen de Turkse Ottomanen toegang tot de Balkan en Centraal-Europa.
Rol in de moderne geschiedenis
De moord op aartshertog Franz Ferdinand door de Servische nationalist Gavrilo Princip op de verjaardag van de slag op het Merelveld in 1914 vormde de directe aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog.
De veldslag werkt door in Balkanconflicten van de huidige tijd, met name in dat rond Kosovo. De mythevorming rond deze slag speelde hier een grote rol: de dappere Serven onder leiding van een wijze koning en met helden zoals Miloš Obilič in hun gelederen hebben deze slag weliswaar verloren, maar toch zien zij de veldslag als een overwinning. In de Servische visie hebben ze door hun onbaatzuchtige inzet op het Merelveld de Turkse opmars naar West-Europa tot staan gebracht.
Servische opstand
De eerste Servische opstand, in 1804 begonnen, weet Belgrado te veroveren. Ene Karageorge roept zich daar uit tot erfelijk vorst (1808). In 1812 erkent de sultan Servië’s autonomie, maar het jaar daarna wordt Belgrado bloedig heroverd. In 1815 begint een nieuwe opstand geleid door Miloš Obrenović. Onder Russische druk accepteren de Ottomanen dat Servië een vazalstaat wordt met eigen leger en landdag, maar ook een Turkse gouverneur en zeven garnizoenen. Na een interventie van het Russische leger wordt in 1829 het Servische grondgebied naar het zuiden vergroot en Miloš door de sultan als erfvorst erkend[3].
Bosnië
Zie Bosnië (gebied) voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Bosnië was al in de prehistorie bewoond. In de tiende eeuw, ten tijde van de Bogomielen, maakte het deel uit van Kroatië. Toen Kroatië in de twaalfde eeuw Hongaars werd, behield Bosnië zijn zelfstandigheid. Een bloeitijd begon onder ban Stefanus II Kotromanić, wiens neef Stefanus Tvrtko I in 1377 de eerste koning van Bosnië werd. De laatste koning, Stefanus Tomašević, werd in 1463 gedood door sultan Mehmed II. Onder het Ottomaanse bewind dat volgde, nam een deel van Bosnische bevolking de islam aan.
Het Ottomaanse Rijk hield Bosnië tot 1878 in zijn bezit.
Bosniakken
Zie Bosniakken voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De Bosniakken zijn voor het eerst in een aantal documenten in het middeleeuwse Bosnië genoemd, onder de naam Bošnjani. Bosniakken waren Slaven, die weer op hun tijd genen van de Illyriërs bezaten en van andere volkeren die er zich vestigden, van Kelten, Grieken en Romeinen.
Tijdens de Ottomaanse overheersing van de Balkan, voornamelijk in de 16e en 17e eeuw, werden de Bosniakken door de islam beïnvloed. Dit gebeurde veelal uit economische motieven maar ook doordat jonge jongens werden ingelijfd in het Ottomaanse leger, onder andere bij de Janitsaren, en daar werden bekeerd tot de islam. Na de val van het Ottomaanse Rijk werden Bosniakken in veel gevallen onderdrukt doordat zij als collaborateurs met de Ottomaanse Turken werden gezien. Dit kwam onder andere omdat de troepen van het Ottomaanse Rijk voor een deel uit Bosniakken bestond.
Religie
Bosniakken zijn hoofdzakelijk Slavische moslims en behoren overwegend tot het soennisme. De Bosniakken worden daarom ook wel Bosnische moslims genoemd, maar dat is feitelijk onjuist. Bosniakken wonen niet alleen in Bosnië, maar bijvoorbeeld ook in Kroatië, Servië, Macedonië, Montenegro en Slovenië en lang niet alle Bosniakken zijn moslim. In het oude Joegoslavië werden Slavische moslims beschouwd als Moslim van nationaliteit. Daarnaast wonen er op de Balkan ook moslims die geen Bosniak zijn, zowel van Slavische: Pomaken, Gorani en Torbeš, als niet-Slavische oorsprong: bijvoorbeeld geïmmigreerde Turken en Arabieren.
Val van Srebrenica
Zie Val van Srebrenica voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Na het uiteenvallen van Joegoslavië en de burgeroorlog die daarop volgde werd de stad, evenals Tuzla, Sarajevo, Goražde en Žepa, door de Verenigde Naties tot veilige enclave voor moslims verklaard, binnen een door Bosnische Serviërs beheerst gebied. Voor de veiligheid van de ruim 30.000 inwoners van de enclave werd gezorgd door de aanwezigheid van een internationale vredesmacht onder de vlag van de Verenigde Naties. In 1993 werd Srebrenica door Servische eenheden dusdanig bedreigd dat de stad door de Verenigde Naties werd uitgeroepen tot de eerste “safe area” in het Bosnische conflict.
Op 11 juli 1995, toen ruim 400 Nederlandse UNPROFOR-militairen (achtereenvolgens de bataljons 'Dutchbat I, II en III') in Tuzla en Srebrenica hun humanitaire werk deden, drongen Bosnisch-Servische troepen onder bevel van generaal Ratko Mladić met hulp van tanks de stad binnen en deporteerden en vermoordden een groot deel van de daar aanwezige moslimmannen en -jongens. Het wordt gezien als de ergste daad van genocide in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Hierbij verklaarde generaal Mladic dat dit een uiteindelijke wraak was op de Turken en dat de stad weer was teruggegeven.
Griekenland
In 1453 viel Constantinopel in handen van de Turken; de Balkanlanden waren toen al grotendeels in hun handen en ook Griekenland lag open. In 1456 veroverden ze Athene en een groot deel van het Griekse vasteland. Een aantal eilanden kwam later aan de beurt, Rodos pas in 1523, Kreta in 1669. Venetië heeft lang stand gehouden, Korfoe zelfs tot 1797.
De sultan verdeelde Griekenland in een zevental militaire districten en stuurde er Turkse boeren heen om zodoende een reserveleger bij de hand te hebben. Sommige dorpen waren eigendom van Turkse grootgrondbezitters; er waren geheel Turkse en geheel Griekse dorpen. Een militair (de "agha"), die vaak afwezig was, oefende er het gezag uit. Op de eilanden merkte men nog het minst van de Turken.
Ook al bestond er sinds 1453 geen Grieks(talig)e staat meer, de Grieken vormden binnen het Osmaanse rijk allerminst een minderheid. Handel en zeevaart waren bijna uitsluitend Griekse professies. Hoewel men om ambtenaar te worden wel de islam moest aanhangen, werd Buitenlandse Zaken desalniettemin door Grieken beheerst.
Gedurende de Turkse overheersing verslechterde de economische ontwikkeling van Griekenland. De Christelijke bevolking diende net zoals alle andere niet-moslims in het Ottomaanse Rijk een jizya te betalen, een belasting die, eenmaal betaald, een zekere vrijheid van religie toeliet. Hoewel niet-moslims niet in het leger van de Sultan hoefden te dienen, werd elke Christelijke gemeenschap verplicht één zoon op vijf af te staan. Die kinderen werden vervolgens opgevoed als Moslim en opgeleid om te dienen in het korps van de Janitsaren, de elite-eenheid van het Ottomaanse leger. Die opleiding kon leiden tot een aanzienlijke carrière in het Ottomaanse bestuur. Volgens de Griekse geschiedkundige Constantine Paparrigopoulos zouden gedurende de Ottomaanse periode ongeveer één miljoen Griekse kinderen in het Janitsarenkorps zijn ingelijfd.
In de 18e eeuw werd de toestand wat draaglijker, dankzij de - niet altijd geslaagde - hulp van Rusland (zie vb. de Orlofika). Griekenland mocht sinds 1774 een handelsvloot hebben onder Russische vlag; in sommige bestuursfuncties werden Grieken benoemd. De guerrilla tegen de Turken ging echter door. Vele moegetergde boeren vluchtten de bergen in als hun dorp geplunderd werd of een Turks garnizoen moest herbergen. In onherbergzame gebieden hielden deze kleften (κλέφτες, eigenlijk "rovers") stand als ondergrondse strijders voor de vrijheid. Het Griekse streven los te komen van het Osmaanse rijk werd door de grote mogendheden in 1815 besproken op het Congres van Wenen, maar Groot-Brittannië voelde er niet veel voor, omdat het de veroverde Ionische Eilanden voor zichzelf wenste te behouden.
Griekse opstand
Het doel van de Philiki Etairia is Griekse onafhankelijkheid. Het is een in 1814 door kooplieden in Odessa opgericht geheim genootschap, naar het voorbeeld van de vrijmetselarij. Uit heel de Griekse wereld worden leden gerecruteerd voor de gewapende ‘bevrijding van het moederland’. Het ideaal is een nieuw Byzantijns rijk, maar met republikeinse instituties in plaats van de vroegere autocratie[4].
Herzegovina
De Provincie Herzegovina of Pasjaluk Herzegovina was een Ottomaanse provincie van 1462 tot 1851. De hoofdstad was Mostar.
Geschiedenis
De pasjaluk was aanvankelijk een sandjak van de Ottomaanse provincie Roemelië met als hoofdstad Foča. Later werd de sandjak overgeheveld naar de provincie Bosnië. In 1833 werd de sandjak Herzegovina afgescheiden van Bosnië en werd een zelfstandige provincie. Ali-paša Rizvanbegović, die in Herzegovina geboren was werd semionafhankelijke heerser (vizier). Na zijn dood in 1851 werd de provincie opgeheven en werd het territorium bij Bosnië gevoegd dat nu als nieuwe entiteit Bosnië en Herzegovina bestempeld werd.
Koerden
Zie Koerden voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De herkomst van de Koerden is niet geheel duidelijk. Volgens de Koerdische professor Mehrdad M.R. Izady zijn de Koerden de afstammelingen van de volkeren die zich in de loop van duizenden jaren vestigden in de geografische landstreek die Koerdistan heet. Hun taal, het Koerdisch, waarvan meerdere varianten en dialecten bestaan, is net als het Perzisch een Indo-Iraanse taal.
De Koerden wonen in Turkije, Syrië, Irak (Iraaks-Koerdistan), Iran, Armenië en in de vroegere Sovjet-Unie. Er is ook een Koerdische diaspora, die vooral in Noord-Amerika en Europa woont. De Koerden vormen een van de volkeren die een eigen taal en cultuur hebben, maar geen eigen staat. In Irak hebben de Koerden, na de val van het regime van Saddam Hoessein, verregaande autonomie verworven.
Aan het begin van de 20e eeuw, toen het Ottomaanse Rijk werd opgedeeld, was in het Verdrag van Sèvres (1920) autonomie voor de Koerden voorzien, met de mogelijkheid tot onafhankelijkheid na enkele jaren. Hiervan is niets terechtgekomen. Door de opstand van Turkse patriotten onder leiding van Atatürk is het verdrag nooit rechtsgeldig geworden. De Vrede van Lausanne in 1923, die de grenzen van het moderne Turkije vastlegde, repte met geen woord over de Koerden.
Religie
De meeste Koerden zijn religieus. Circa 90% is moslim en ook zijn veel Koerden Jezidi's. Een klein deel, circa 5%, is christelijk en er bestaat zelfs een kleine joodse minderheid. Van deze laatste groep is sinds de onafhankelijkheid van Israël een deel naar dit land geëmigreerd.
In de 7e eeuw hebben de meeste Koerden zich bekeerd tot de islam na de Arabische invasie. Volgens velen hadden de Koerden vroeger Zoroastrisme als geloof, vandaar ook dat ze elk jaar het zoroastrische nieuwjaar uitbundig vieren. Ook vieren ze Newroz, een feest afkomstig uit het Midden-Oosten waarbij de komst van de lente wordt gevierd.
Roemenië
Als gezegd poogt Ypsilantis in 1821 vanuit Moldavië de orthodoxen van de Balkan aan te zetten tot een revolte tegen de Porte. Tegelijkertijd begint Tudor Vladimirescu vanuit het westen van Walachije zijn nationale en sociale boerenopstand tegen de phanariotenvorst in Boekarest. De Ottomaanse troepen herstellen snel de orde, maar met het phanarioten-regime is het afgelopen. Rusland en de Porte vervangen het in 1826 door een condominium waarbij gekozen autochtone vorsten goedkeuring behoeven van sultan en tsaar.
Libanon
In 1516 veroverde het Osmaanse Rijk Libanon en een groot gedeelte van het Midden-Oosten. Tot na de Eerste Wereldoorlog maakte Libanon deel uit van dit rijk.
Palestina
In 1516 wordt Palestina in het Ottomaanse Rijk opgenomen en vanuit Constantinopel bestuurd. In 1799 verovert Napoleon kortstondig de kuststreek. Tussen 1832 en 1840 bestuurt Pasja Mohammed Ali (Egypte) tijdelijk Palestina, daarna nemen de Ottomanen het weer over. In 1871 wordt Jeruzalem een autonome sandjak.
Naar het einde van de 19e eeuw toe, ontwikkeld het zionisme zich meer en meer in Europa en in 1878 wordt de eerste zionistische nederzetting gesticht: Petach Tikwa. In 1880 wordt Jeruzalem de grootste stad, met binnen de stadsgrenzen een joodse meerderheid. Van 1882 tot 1903 is er een eerste grote migratiegolf van Joden (25.000) naar Palestina, op de vlucht voor pogroms in Oost-Europa (voornamelijk Rusland). In 1882 begint de Franse baron Edmond de Rothschild zionistische activiteiten in Palestina financieel te steunen.
In 1887-1888 wordt Palestina door de Ottomanen verdeeld in drie districten of sandjaks: Jeruzalem (direct onder bestuur van Istanboel), Akko en Nabloes (onder bestuur van de vilajet van Beiroet). In 1892 wordt de eerste spoorlijn van Palestina aangelegd tussen Jaffa en Jeruzalem. In 1896 publiceert Theodor Herzl, een journalist van Oostenrijks-Hongaarse afkomst, Der Judenstaat (de Jodenstaat) die de totstandbrenging van een Joodse staat bepleit, zonder het specifiek over Ottomaans Palestina te hebben. In datzelfde jaar begint de JCA (de Joodse Vereniging van de Kolonisatie) zionistische vestigingen in Palestina te helpen, naast projecten in Noord- en Zuid-Amerika, waaronder in het bijzonder de Verenigde Staten, Argentinië en Brazilië.
Het eerste zionistische congres in Zwitserland geeft in 1897 het Programma van Bazel uit "waarin ze vragen om een thuis voor de Joden in Palestina" en vestigt er de WZO (Zionistische Wereld Organisatie). In 1901 wordt door het vijfde zionistische congres het Joods Nationaal Fonds opgezet om land in Palestina te verwerven en te ontginnen, onder andere door de aanleg van bossen om erosie tegen te gaan en wegenbouw om gebieden voor stedelijke bevolking te ontsluiten. Van 1904-1914 spreekt men van de tweede golf (rond de 40.000) van Joodse immigranten uit voornamelijk Rusland en Polen die het totaal aantal Joden op 85.000 brengt (dat is 6% (?) van de bevolking).
Syrië
De Mammelukken heersten in Syrië tot het in 1516 door de sultan der Osmanen,Selim I veroverd werd. Het vormde na die tijd een Turkse provincie. Niettemin kwamen zijn emirs meerdere malen in opstand tegen de Turkse machthebbers. In 1833 kwam Syrië onder de heerschappij van Mohammed Ali, onderkoning van Egypte, maar door tussenkomst van de Europese mogendheden keerde het in 1840 terug onder de heerschappij van de Hoge Porte. Voortdurende oorlogen en binnenlandse ongeregeldheden hielden in deze periode een voorspoedige ontwikkeling van land en volk lang tegen. De Osmanen wisten tot de Eerste Wereldoorlog hun greep op het Midden-Oosten te behouden.
Egypte
In 1517 veroveren de Ottomaanse Turken het Mamlukse rijk bestaande uit Egypte en Syrië. Tot 1914 bleef Egypte deel van het Ottomaanse Rijk, maar vanaf 1801 werd die band steeds losser en symbolischer.
Nadat de Portugezen in 1488 de zeeroute om Kaap de Goede Hoop naar Azië hadden gevonden, en de Spanjaarden in 1492 begonnen waren de Caraïben en de Amerika’s te veroveren, verloor de Europese handelsroute naar Azië door Egypte en Syrië aan betekenis, wat tot verarming van Egypte en Syrië leidde. Na 1517 trokken vele geleerden en ambachtslieden uit Caïro weg naar de Ottomaanse hoofdstad Constantinopel die nu Istanboel genoemd werd. Caïro verloor zijn vooraanstaande positie aan het expanderende en florerende Istanboel, maar bleef toch een belangrijk economisch en cultureel centrum, met transithandel van koffie en textiel uit India naar Anatolië, Noord-Afrika en de Balkan, en ook wel handel met de rest van Europa, vooral Frankrijk, bijvoorbeeld in specerijen, textiel, rijst, tarwe, suiker, en eind 17e eeuw enige tijd koffie. Handel met zwart Afrika in goud, ivoor, laken, specerijen en slaven bleef onverminderd bloeien. Het systeem van ‘belasting verpachten’ (tax farming) waarbij de Ottomaanse regering het recht om belasting te innen verpachtte aan Mamlukken en oelama (moslimgeleerden) leidde echter tot uitbuiting van boeren, ambachtslieden en kooplui. Boeren die hun belastingen niet konden opbrengen verlieten hun dorpen en werden nomaden. Ook de rivaliteit tussen Mamlukken onderling, en tussen hen en de Ottomaanse gouverneurs, verarmde het land. Eind 18e eeuw was Egypte armer, en geïsoleerder van Europa en de landen oostwaarts, dan drie eeuwen eerder. De bevolking, ooit tien miljoen, telde tegen 1798 vier miljoen zielen.
Er waren echter ook tekenen van terugkerende Egyptische zelfstandigheid en zelfbewustheid. Twee Mamlukse krijgsheren, Ali Bey Al-Kabir (1760-’72) en Muhammad Abu al-Dhabab (’72-’75) wisten tijdelijk de macht over Egypte te ontrukken aan de Ottomanen en lieten een centraal bestuur over Egypte, los van Constantinopel, vrij goed functioneren. Sommige etnische Egyptenaren werkten zich op tot grootgrondbezitter; de al-Azhar-universiteit beleefde een renaissance; intussen bleven de oelema recht spreken en openbare orde handhaven.
Egypte als semiautonome Ottomaanse provincie (1801-1882)
Mehmet Ali (1801-’48)
Van 1801 tot 1805 strijden Mamlukse facties om de macht in Egypte, en verzwakken daarmee elkaar en zichzelf. Een ondercommandant in het Ottomaanse bezettingsleger, vermoedelijk van Albanese afkomst, Mohammed ‘Ali, beter bekend onder zijn Turkse naam Mehmet Ali, weet intussen de steun te winnen van de oelama en de gildes, en krijgt van de sultan in Istanboel gedaan dat die hem in 1805 benoemt tot nieuwe wāli (= gouverneur) over Egypte. Tot zijn dood zou zijn grootste zorg zijn: die macht te behouden. In dat kader zou Mehmet in 1811 ongeveer 470 Mamlukken vermoord hebben tijdens een banket in de citadel van Caïro.
Westerse invloeden
Van hoge belastingheffingen bij de boeren financierde Mehmet Ali een sterk leger. Zijn regering voerde staatsplanning van de landbouwsector in: verstrekking van zaaigoed, gereedschap, mest, irrigatie, het plannen van de agrarische productie, en het bepalen van de prijzen die boeren moesten ontvangen voor hun producten. Later liet hij Franse ingenieurs kanalen, dammen, stuwen, sluizen en nieuwe irrigatiesystemen aanleggen. De agrarische sector bloeide op.
Mehmet voerde meer Westerse vernieuwingen in: rivierhavens, pakhuizen, katoenontkorrelmachines, suikerraffinaderijen, etc. Ook probeerde hij industrieën naar Westers voorbeeld van de grond te krijgen, maar dit sloeg nauwelijks aan. Wel kwamen technische scholen van de grond, en opleidingen voor geneeskunde, talen, administratie, en kunstonderwijs.
Lossere band met Turkije
Mehmets leger werd het sterkste van het Midden-Oosten. In 1811-1818 heroverde hij voor de Ottomanen Mekka en Medina. In 1821 bracht hij een deel van Soedan onder zijn controle, in het noorden werd de provincie Nubië met Khartoem als provinciehoofdstad ingericht, en in het midden Kordofan met hoofdstad El Obeid. Hiervandaan werden slavenraids uitgevoerd naar Zuid-Soedan.
In 1825 steunde zijn zoon Ibrahim tevergeefs de Ottomanen in hun strijd tegen de Griekse onafhankelijkheidsoorlog. In 1831-’33 verovert Ibrahim, met enige steun van Frankrijk, heel Syrië (oftewel de Levant) en een deel van Anatolië van, nota bene, zijn eigen Ottomaanse sultan. Het Turkse Rijk dreigde te vallen en sloot ter overleving een verdrag met Rusland (1833)
Libië
In de Middeleeuwen breidde het Ottomaanse Rijk zijn invloed uit tot Libië. Formeel bleef nog eeuwenlang de pasja van Tripolitanië de heerser in het gebied, maar een Turkse gouverneur bepaalde meestal de gang van zaken. Totdat in 1835 De Porte gebruik maakte van interne Libische twisten en het land onder direct Ottomaans bestuur plaatste.
Algerije
In 1516 werd Algerije ingelijfd bij het expanderende Ottomaanse Rijk. In de Ottomaanse tijd werden de westgrens met Marokko en de oostgrens met Tunesië definitief bepaald. Algerije werd bestuurd door de Dey van Algiers, een door de Ottomaanse Sultan aangestelde gouverneur. In de loop der jaren groeide de status van de Deys uit tot die van autonome vorsten en verwaterde de band met het Ottomaanse Rijk steeds meer.
Zie ook
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- º rds Without Wings, Louis de Bernières 2004
- º Sultans, slaven en renegaten: de verborgen geschiedenis van de Ottomaanse rijk Door Joos Vermeulen
- º http://bc.ub.leidenuniv.nl Balkan in kaart
- º http://bc.ub.leidenuniv.nl/bc Balkan in kaart