Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Studentenvereniging

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een studentenvereniging is een vereniging voor en door studenten, waarbij de leden student zijn of zijn geweest. Een studentenvereniging heeft een bepaalde activiteit tot doel: Meestal het bevorderen van contacten tussen studenten onderling en tussen studenten en oud-studenten, wat met name het geval is bij studentengezelligheidsverenigingen. Daarnaast zijn er ook studentensportverenigingen en studentenverenigingen die rond een inhoudelijk thema of principe werken, zoals een politieke ideologie, een filosofisch beginsel, internationale betrekkingen of een religieuze overtuiging. Daarnaast zijn er nog studieverenigingen en studiestichtingen die zich op één of meerdere studies richten en daarbij, naast het sociale aspect, diensten verleent die relevant zijn voor de studie, zoals lezingen, stages en studiereizen. Een studentenvereniging is niet hetzelfde als een studentenclub: een club is meer exclusiever dan vereniging en meestal daarom ook veel kleiner. Bij een studentenclub moet men gevraagd worden, terwijl bij de meeste studentenverenigingen dit niet het geval is.

De studentenvereniging in Nederland

Tot 1725 was het in Nederland gebruikelijk dat studenten zich aansloten bij organisaties van studenten uit dezelfde streek. Deze werden nationes genoemd. Universiteiten stonden overigens altijd negatief tegenover de nationes. Met name de voortdurende vechtpartijen, waarbij leden het gebruik van wapens niet schuwden, was aanleiding tot het regelmatig verbieden van dit soort verenigingen door de universiteitsbesturen.

Na de Franse tijd worden de corpora opgericht, waarvan de eerste wordt opgericht op 4 februari 1815, het Groninger Studenten Corps Vindicat atque Polit. Deze corpora zijn ontstaan uit de Groensenaten die in alle academiesteden voorkwamen. Binnen de corpora zie je vandaag de dag nog nazaten van de nationes, de zogenaamde streekgenootschappen of bittergenootschappen. Rond de Belgische afscheiding (1830-1839) vond men binnen de corpora dat Nederland ook door de studenten verdedigd moest worden, zoals eerder in de geschiedenis ook al was gebeurd. De studentenweerbaarheidsverenigingen werden daartoe binnen de corpora opgericht. Ook deze weerbaarheidsverenigingen bestaan nog. Het verhaal gaat dat ze slechts één keer in een oorlog "meevochten" (de Belgische afscheiding), waarbij de enige dode een jongen was die in zijn dronkenschap uit een boom viel tijdens de Tiendaagse Veldtocht. Van werkelijke betrokkenheid kwam het niet, want vlak daarna moest het Nederlandse leger zich onder Franse druk terugtrekken.

Tot het eind van de 19e eeuw waren de studentencorpora de enige verenigingen. Al in de jaren zeventig en tachtig van de 19e eeuw daalde het percentage studenten met een hoge afkomst, en bleken de hoge kosten van lidmaatschap bij een van de Corpora voor een groeiend aantal studenten niet op te brengen. Hierdoor ontstonden de Bonden, met als eerste (nog bekende) het Utrechtse Studenten Bond in 1884, gevolgd door de Amsterdamse Studenten Bond in 1885. Deze bonden kenden voor het eerst een gelijkwaardigheid der leden, gemakkelijke toetreding (geen ontgroening) en lage financiële lasten. De meeste Bonden overleefden het echter niet, en verdwenen weer na enige tijd, het Utrechtse Studenten Bond fuseerde al in 1885 met het USC. Vanaf 1886 ontstonden er in verschillende steden ook studentenverenigingen met een religieuze grondslag, met name rooms-katholieke en gereformeerde verenigingen, die zich elk in een eigen Unie verenigden, respectievelijk het latere Aller Heiligen Convent (AHC) en de Unie der Societas Studiosorum Reformatorum (SSR). De Bonden die wel levensvatbaar bleken werden opgevolgd door de Unitates en verenigden zich eveneens, een verband dat later uit zal groeien tot de Federatie van Unitates en Bonden (FUB).

Na de Tweede Wereldoorlog steeg het aantal studenten en daarmee het aantal leden nog verder, waardoor het fenomeen jaarclub zijn opgang maakte. De verenigingen werden namelijk zo groot dat er behoefte kwam aan een vaste vriendenkring van 10-20 personen. In de loop der tijden is de jaarclubstructuur de pijler onder veel grotere verenigingen geworden, hoewel een aantal verenigingen ervoor heeft gekozen een dispuutstructuur te gebruiken.

De jaren 60 en 70 van de 20e eeuw brachten grote veranderingen. Ontgroeningen raakten uit de tijd, net als de verschillende andere gewoonten en gebruiken. Het studentenleven binnen de verenigingen werd als een "elitair gebeuren" gezien, dat volledig uit de tijd was. Er ontstonden kleine groeperingen die zich van de grote vereniging afscheidden, omdat ze zich niet meer in de oude verenigingen thuisvoelden. Binnen de reeds bestaande verenigingen ontstond er discussie over het zijn van een vereniging waar slechts studenten van lid mochten worden. Een deel van de verenigingen besloot zich dan ook om te zetten naar open jongerenverenigingen. Binnen de grote verenigingen van het AHC en de SSR ontstonden er discussies over de religieuze grondslag, wat bij een groot aantal van de verenigingen leidde tot een grondslagwijziging waarbij het geloof meer en meer naar de achtergrond gedrongen werd. De corpora werden door deze ontwikkelingen geconfronteerd met een dalend ledental. Een van de directe gevolgen was het fuseren van een aantal ongemengde corpora, hoewel Rotterdam en Utrecht nog steeds ongemengde corpora kennen.

In de jaren '80 en jaren '90 van de 20e eeuw kwam er een ommekeer in deze ontwikkeling. Het aantal leden nam bij de studentenverenigingen weer toe, en een aantal verenigingen die een open vereniging waren geworden werden weer een vereniging alleen voor studenten. Mores werden in ere hersteld, jasje-dasje kwam weer in zwang en ook ontgroeningen werden weer ingesteld.

In Nederland is nog steeds een groot aantal studentengezelligheidsverenigingen te vinden, die in een aantal groepen onder te brengen zijn:

  • De corpora, verenigd in de ASV. Traditionele verenigingen, op liberale leest geschoeid. Meestal zijn zij de grootste en oudste verenigingen in een stad.
  • De van oorsprong katholieke verenigingen, verenigd in het AHC. De meeste zijn traditionele verenigingen, waar het geloof geen grote plaats meer heeft. Vaak komt de religieuze grondslag nog enkel tot uiting in een lijfspreuk of een traditioneel lied van de vereniging.
  • Een breed scala aan "open verenigingen", variërend van gematigd traditioneel tot absoluut niet traditioneel, deels afhankelijk van hun ontstaansgeschiedenis. Dit kunnen ex-gereformeerde verenigingen zijn, afsplitsingen van de corpora of andere verenigingen die in de loop van de tijd ontstaan zijn.
  • De gelovige verenigingen, met name christelijk en islamitisch. Hierbij is het geloof een wezenlijk onderdeel van de activiteiten: naast borrels en feesten worden bijvoorbeeld ook heilige teksten besproken. De meeste verenigingen zijn niet groot, met een aantal uitzonderingen, zoals de (christelijke) Ichthus Verenigingen, de Alpha Studentenverenigingen, de Navigators Studentenverenigingen en enkele van de gereformeerde verenigingen, zoals HBO-verenigingen, verenigd in het HBOLOOG, en WO-verenigingen GSVA en GSV.
  • De open jongerenverenigingen. Hoewel ze zich niet alleen op studenten richten, worden ze vaak wel tot de studentenverenigingen gerekend, aangezien deze verenigingen veelal bezocht en beheerd worden door studenten.

Vetes tussen verenigingen zijn bekend onder studenten. De corpora en linksere verenigingen mogen zich graag tegen elkaar afzetten. Daarnaast zijn het corps en het AHC in vrijwel iedere stad elkaars concurrenten. Vroeger vochten nationes hun geschillen op straat uit, waarbij het gebruik van straatstenen, sabels en degens niet geschuwd werd. Nu worden geschillen op een ludiekere manier uitgevochten, door bijvoorbeeld elkaars vlaggen te stelen, of "in te vechten". Hierbij vinden ook incidenten plaats die de krant halen, zoals de actie van SSN Roland eind jaren '50 waarbij leden een inval deden in de sociëteit van RKSV Albertus Magnus en daar gestolen vaandels met behulp van traangas terugnamen. Dit werd overigens wel beschouwd als een overschrijding van het toelaatbare.

De studentenvereniging in Vlaanderen

In Vlaanderen is de typische naam van de gezelligheidsverenigingen voor studenten studentenclub. Dit zijn kleine of middelgrote verenigingen van studenten die zich groeperen met het primaire of uitsluitende oogmerk sociale activiteiten te ontplooien. Er bestaat een veelvoud aan studentenclubs en er bestaan grote verschillen tussen de clubs in de studentensteden onderling. De oudste studentenclubs groeperen zich naar regionale herkomst van de leden en zijn streekgebonden. De jongere studentenclubs groeperen zich op toevallige wijze, of op basis van sociale herkomst van de leden.

Er bestaat een verschil tussen de studentenverenigingen aan de grote universiteitssteden, en de studentenverenigingen aan de kleinere hogescholen en instellingen van hoger onderwijs. Studentenverenigingen zijn soms gemengd, soms exclusief toegankelijk voor mannelijke of vrouwelijke studenten.

Studentenverenigingen hanteren diverse studententradities. In Vlaanderen zijn er twee grote breuklijnen in de verschillende studententradties. Enerzijds is dit de tegenstelling tussen tradities die binnen een katholiek milieu zijn ontstaan, bijvoorbeeld de Katholieke Universiteit Leuven, en tradities die binnen een vrijzinnig milieu zijn ontstaan, bijvoorbeeld de Vrije Universiteit Brussel. Anderzijds is dit de tegenstelling tussen tradities die binnen een typisch Vlaams-Nederlandstalig kader zijn ontstaan, en de tradities die in een unitair-Belgisch-Franstalig kader zijn ontwikkeld. Het dragen van witte jassen bijvoorbeeld behoort typisch tot de vrijzinnige studententraditie, evenals het gebruik van de crapuleuze, een studentenpet met een zeer lange klep. Het dragen van een 'calotte' of 'toque', een astrakan muts naar model van de Pauselijke Zouaven is een typisch katholieke traditie. Deze traditie is tegelijkertijd een feitelijke unitair-Belgische-Franstalige traditie, omdat katholieke Vlamingen sedert jaar en dag een studentenpet naar Duits model dragen.

Naast de studentenvereniging bestaat de faculteitskring. Dit zijn middelgrote tot grote verenigingen van studenten die zich groeperen met meervoudig oogmerk. Het ontplooien van sociale activiteiten is er een van. Maar het behulpzaam zijn in de studie, door het behartigen van studentenbelangen en het leveren van cursussen is een ander oogmerk. Een faculteitskring kenmerkt zich hierdoor dat ze altijd studenten groepeert uit dezelfde studierichting of faculteit van dezelfde grotere universiteit, of van dezelfde kleinere hogeschool of instelling van hoger onderwijs. Faculteitskringen zijn altijd gemengd. Deze verenigingen zijn desondanks niet aan te merken als wat in Nederland onder studievereniging bekend staat, aangezien het studieaspect meestal bijkomstig is.

Een vereniging voor Nederlandse studenten in België is Hollandia Lovaniensis. Deze bevindt zich in de universiteitsstad Leuven. Het is een van de oudste verenigingen (oprichting 1886) en zeer traditioneel.

Andere landen

Het fenomeen studentenvereniging zoals Nederland en Vlaanderen dit kennen is niet uniek. In Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland bestaat een groot uitgebouwde structuur van studentenverenigingen, in de meest diverse verschijningsvormen. Andere landen, zoals Spanje, kennen studentenverenigingen in de vorm van disputen. Ook de Amerikaanse fraternities zijn in feite disputen, die echter niet gebonden zijn aan een of andere vereniging, en vaak over een eigen sociëteit beschikken. Zij kunnen een ontgroening kennen, maar dit is lang niet altijd het geval.

Zie ook

Externe link