Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Harmonieleer
Harmonieleer is het onderwerp binnen de muziektheorie, dat de opeenvolging van akkoorden en hun samenhang beschrijft. In de klassieke muziek is er traditioneel sprake van zogeheten tonaal-functionele harmonie, alternatieven zijn onder andere de modaal-functionele harmonie en de atonaliteit.
Harmonie
Er is sprake van harmonie wanneer er meerdere en verschillende tonen tegelijk klinken. In de striktere zin wordt in de harmonieleer onder harmonie verstaan: de (al dan niet functionele) opeenvolging van akkoorden. In de ruimere zin wordt onder harmonie verstaan: de omgang van samenklanken binnen een stuk of stijl.
Contrapunt en stemvoering
Contrapunt of polyfonie is de techniek, waarbij twee of meer onafhankelijke, gelijkwaardige, stemmen gelijktijdig klinken. Vanwege het meer 'horizontale' verloop van deze stemcombinaties wordt dit laatste onderwerp apart van de harmonieleer bestudeerd. Bij harmonieleer ligt het accent op de verticale verbinding van de akkoorden (homofonie). Toch is de hantering van de stemvoering van belang, met name bij het schrijven van de stempartijen voor een vierstemmig a capella-koor. Met andere woorden, de akkoordenverbindingen dienen zodanig geschreven te zijn, dat een goedlopende stemvoering vanwege de zingbaarheid, noodzakelijk is.
De hantering van de stemvoering bij de traditionele harmonieleer is te vergelijken met de koralen van J.S. Bach, waarbij een koraalmelodie wordt geharmoniseerd voor vierstemmig gemengd koor. Bach categoriseerde deze vierstemmige koralen onder elementair contrapunt, dat de basis vormde om verder te gaan in versierd contrapunt.
Mochten we onder een melodie, een harmonische begeleiding spelen met gitaar of een ander begeleidingsinstrument, waarbij er geen strenge stemvoeringsregels gelden (monodie), dan is het overduidelijk dat daar geen verwantschap meer is met contrapunt.
Tonaliteit
Het begrip tonaliteit is een intrinsiek muzikaal gegeven. Feitelijk is het de muzikale perceptie (ervaring) van de verhouding van de tonen rond een waargenomen tooncentrum. Deze ervaring ontstaat door een gehele afwisselend beeld van spanning, stuwing en oplossing. Deze laatste drie zgn. functionele eigenschappen worden bepaald door de onderlinge verhouding van tonen ten opzichte van elkaar en t.o.v. de grondtoon van de toonladder, alsmede de verhouding van de akkoorden ten opzichte van de tonicadrieklank (d.i. het basisakkoord op de grondtoon van de toonladder).
Functionele harmonie
Rond 1600 ontstond de monodie (akkoordenbeleiding onder een melodielijn) en het harmonisch denken (en horen) in akkoorden met betrekking tot de grondtonen. Jean-Philippe Rameau was de eerste theoreticus die de functionele harmonie beschreef.
In de functionele harmonie zijn drie hoofdfuncties te onderscheiden:
- Tonica (symbool: T) (grondtoon, punt van ontspanning en spanningloosheid),
- Dominant (D) (spanningspunt) en
- Subdominant (S) (stuwing, voorbereidend naar tonica of dominant).
Het bijvoeglijk naamwoord functioneel verwijst naar tonaliteit of tonale muziek. Tonaliteit staat tegenover atonaliteit. Pas vanaf Schönberg, met de introductie van de dodecafonie, bestaat er atonale muziek.
Tonaliteit refereert in beginsel aan toonladders en toongeslachten, waarbij er een hiërachie bestaat tussen de onderlinge noten: elke noot heeft een functie ten opzichte van de tonica (in de Gregoriaanse muziek, finalis genoemd), het centrum of spil van de toonaard.
Tonaliteit en functionaliteit zijn twee woorden met eenzelfde verwijzing: elke toonaard kent zijn hiërarchie: voorop staat de tonica, de dominanttoon heeft een dominerende functie ten opzichte van de tonica, de leidtoon wil oplossen naar de tonica, enz.
Tonale muziek, die gebaseerd is op het systeem van majeur en mineur, staat vaak voor wat tonaliteit (zelfstandig naamwoord) genoemd wordt. Dit blijkt echter een bron van verwarring te zijn, immers: in de schriftuur onderscheidt men binnen tonaliteit zowel tonaal (bn.) als modaal (bn.).
Om dit laatste onderscheid duidelijk te maken, hanteert men binnen de tonale muziek of tonaliteit: tonaal-functionele en modaal-functionele harmonie. Dit is vakjargon, dat men niet terugvindt in het Nederlands woordenboek, tenzij tonaal (bn.) tegenover atonaal (bn.) wordt geplaatst.
Bij tonaal-functionele harmonie krijgt de functionele dominant-tonicaverbinding de voorrang. J.S. Bach heeft op dit vlak baanbrekend werk geleverd: zelfs modale cantus firmi kon hij tonaal- functioneel harmoniseren. In dergelijke muziek zien we veel tussendominanten. Dit is het invoegen van een dominantakkoord t.o.v. en voor een andere graad dan I. In de praktijk komt dit neer op het gebruik maken van een dominant van een andere toonsoort. De verbinding V7-I met al haar mogelijke omkeringen staat voorop. Men spreekt hier van 'verrechtsing' want de dominant bevindt zich in de kwintencirkel rechts van de tonica (het tooncentrum van de toonaard).
Bij modaal-functionele harmonie spreekt men van 'verlinksen' omdat de subdominant zich in de kwintencirkel links van de tonica bevindt en de relatie S-T (hoofdfuncties subdominant-tonica) primeert. In die zin spreken we ook van tussensubdominanten, zie bijvoorbeeld sommige muziek van J. Brahms. Hoewel in de modale moderne Ierse en Schotse volksmuziek altijd een T-D-relatie bestaat, meestal I-VII, vaak in combinatie van een vervanging van I door VI, voor T.
Binnen de tonaal-functionele harmonie, zijn de primaire akkoorden met de bijbehorende drie hoofdfuncties:
- de tonicadrieklank (T) op de Ie toontrap van de toonladder
- het subdominantakkoord (S) (het akkoord op de IVe toontrap) en
- het dominantakkoord (D) op de Ve toontrap.
Een meer uitgebreid harmonisch functieschema is:
T: I VI III
S: IV II (VI)
D: V VII (III)
Hierin stellen de Romeinse cijfers de toontrappen voor waarop de betreffende akkoorden zijn gebouwd. In het volgende onderdeel wordt dit nader verklaard.
'Basis' functionele akkoorden
Van C-majeur
Ter toelichting volgt hier de majeurtoonladder van C met de bijbehorende toontrappen I t.m. VII:
- c- d- e- f- g- a- b-c'
- I-II-III-IV-V-VI-VII-I'
De tonicadrieklank op I is het akkoord c-e-g (C-akkoord).
Het subdominantakkoord op IV is de z.g.n. grote drieklank f-a-c (F-akkoord).
Het dominantakkoord op V is de grote drieklank g-b-d of het dominant septiemakkoord g-b-d-f (resp. G en G7-akkoord).
Akkoorden op de andere toontrappen, de zogeheten nevenakkoorden, hebben eveneens een harmonische functie, doch in afgezwakte vorm en afhankelijk van de wijze waarop ze worden toegepast:
- de kleine tertsdrieklank op de IIe trap (d-f-a, D-mineurakkoord) is een zwakke subdominant;
- op de IIIe trap bevindt zich de kleine tertsdrieklank e-g-b (E-mineurakkoord): zowel een zwakke dominant als een zwakke tonica;
- Op VI, a-c-e (A-mineurakkoord), de kleine tertsdrieklank dat zowel een zwakke subdominant als zwakke tonica kan zijn;
- De VII-e trap b-d-f is een verminderde drieklank (of verkleinde drieklank) en heeft een zwakke dominantfunctie,
De akkoorden met de dubbele functies op III en VI, worden ook wel mediantakkoorden genoemd.
Meer majeur
Voor de majeurtoonsoorten in het algemeen, geldt uiteraard dezelfde formule:
Toonsoort | Toonladder | Tonica- akkoord | Subdominant- akkoord | Dominant- akkoord |
---|---|---|---|---|
Bb | Bb-c-d-eb-f-g-a-bb | Bb | Eb | F / F7 |
F | F-G-A-Bb-c-d-e-f | F | Bb | C / C7 |
C | c-d-e-f-g-a-b-c' | C | F | G / G7 |
G | G-A-B-c-d-e-f#-g | G | C | D / D7 |
D | d-e-f#-g-a-b-c#'-d' | D | G | A / A7 |
A | A-B-c#-d-e-f#-g#-a | A | D | E / E7 |
E | e-f#-g#-a-b-c#'-d#'-e' | E | A | B / B7 |
enz. |
Mineur
In de klassieke harmonieleer, werkt men met de z.g.n. harmonische mineur toonladder, waarin eveneens de functionele akkoorden zijn aan te geven.
Toonsoort | Toonladder | Tonica- akkoord | Subdominant- akkoord | Dominant- akkoord |
---|---|---|---|---|
g | G-A-Bb-c-d-eb-f#-g | Gm | Cm | D / D7 |
d | D-E-F-G-A-Bb-c#-d | Dm | Gm | A / A7 |
a | A-B-c-d-e-f-g#-a | Am | Dm | E / E7 |
e | e-f#-g-a-b-c-d#-e | Em | Am | B / B7 |
b | B-c#-d-e-f#-g-a#-b | Bm | Em | F# / F#7 |
enz. |
Akkoordverbindingen
Dit is in het bijzonder van belang voor de meerstemmige (meestal vierstemmige a-capella-zetting. De grote variëteit aan koppelingsmogelijkheden, waarbij de functionaliteit (dominant, subdominant en tonica) intact blijft, is vanuit een diversiteit aan invalshoeken mogelijk.
1. Een akkoordverbinding is de verbinding tussen twee graden.
2. Er bestaan drie oplossingswijzen bij de grondakkoorden (waarbij de grondnoot in de bas ligt):
- met gemeenschappelijke noot of noten (als die er zijn) en de liggingen blijven ofwel eng ofwel wijd;
- met tegenbeweging (neem het kleinste interval in de bas om de tegenbeweging op te sporen) ofwel gelijke beweging (in sommige gevallen): eng blijft eng of wijd blijft wijd;
- met positiewijziging: men gaat bij de verbinding over van eng naar wijd of omgekeerd.
Deze materie is echter té uitgebreid om dit even in een kort bestek weer te geven.
De functionele afsluitende akkoordenopeenvolging heet cadens, waarmee in beginsel de toonsoort van het muziekstuk wordt gedefinieerd.
Parallelverbod
In de schoolse harmonieleer zijn een aantal belangrijke grondregels van belang. De belangrijkste is het z.g. parallelverbod. Deze staat niet toe dat tussen twee dezelfde stemmen opeenvolgende reine kwinten, octaven en primen optreden. In sommige gevallen zijn ook bedekte parallellen niet toegestaan, dit zijn kwinten, octaven en primen die ontstaan tijdens gelijke beweging van twee dezelfde stemmen en waarbij de bovenste stem meer dan een seconde springt. In wezen is enkel de bedekte tussen de buitenstemmen (sopraan en bas) de meest gevreesde en dan nog enkel in de vocale muziek.
Ontwikkeling van de harmonie
Gedurende de drie opeenvolgende eeuwen (1600-1900) werden steeds ingewikkelder akkoorden en cadensen gebruikt. Zo gebruikte bijvoorbeeld Chopin regelmatig passages met niet-functionele parallelharmoniek, en ontwikkelde Wagner zwevende tonaliteit, waarbij een (functionele) grondtoon niet meer aanwezig of moeilijk te herkennen is.
Modaal-functionele harmonie
Modaal-functionele harmonie ontstaat door het harmoniseren van een toonladder, die veelal afwijkt van de standaard klassieke diatonische toonladders: majeur en mineur, en bijvoorbeeld ontleend is aan een kerktoonladder. De harmonie wordt hierbij echter ontleend aan de melodielijn. Terwijl bij het majeur/mineursysteem, de melodielijn zich vanuit de functionele harmonie ontwikkelt.
In navolging van Claude Debussy, mede beïnvloed door de wereldmuziek op de wereldtentoonstelling in 1889 te Parijs, wordt in de eigentijdse Jazz veelvuldig gebruikgemaakt van modaal-functionele harmonie en afwijkende akkoordenbouw.
Atonaliteit
In het begin van de twintigste eeuw werd door een aantal componisten het werken met toonsoorten verlaten. Zo ontwikkelde Arnold Schönberg atonaliteit, een opzettelijk grondtoonloze muziek, waarbij geen toon belangrijker mocht zijn dan de andere. Schönberg noemde dit overigens zelf: pantonaliteit, maar deze term heeft geen algemene ingang gevonden.
Microtonaliteit
Vanaf de jaren dertig ontstond de microtonaliteit, waarbij theoretici, componisten en musici de mogelijkheden onderzochten van afwijkende intervallen die kleiner zijn of kleinere deelwaarden hebben dan de normale halve toonafstanden. Verschijnselen zoals de verschiltoon en beating zijn belangrijke elementen, die in de conventionele Westerse harmonieleer geen bepalende factor zijn.