Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Victor Lodewijk Reuter
Leeswaarschuwing | Onderstaande tekst is gebaseerd op bronnen uit de 19de eeuw. (Publieke domein) De tekst geeft hierdoor de zienswijzen van die tijd weer. |
Victor Lodewijk Reuter (Bandung, 21 augustus 1834 - Den Haag, 6 september 1907) was een Nederlands luitenant-kolonel der infanterie van het Indische leger en ridder in de Militaire Willems-Orde.
Loopbaan
Reuter werd op 8 augustus 1853 in Indië vanuit de rang van fourier benoemd tot tweede luitenant bij het veertiende bataljon en in december 1854 overgeplaatst bij het garnizoensbataljon in de derde militaire afdeling. Hij werd op 17 februari 1858 bevorderd tot eerste luitenant bij het garnizoensbataljon in de westerafdeling van Borneo en in december van dat jaar geplaatst bij het negende bataljon. Hij nam vanaf het begin in 1859 deel aan de expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo.
Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo
Sinds lang was de rust in het landschap Riam Kanan niet gestoord, toen op het einde van juni 1860 een pembekkel met 8 volgelingen, die op kondschap naar Goenong Lawak was uitgezonden, door de vijand gevangen werd genomen. De Coenens, dadelijk op patrouille daarheen gezonden, vond evenwel niemand meer. Ook vertoonden zich enige muitelingen bij Wang Bankal; het waren waarschijnlijk diezelfden die door Benschop uit de bovenlanden van Riam Kiwa verjaagd waren en nu door Reuter met 40 man (30 juni) verdreven werden. Majoor Verspyck achtte het nodig om Riam Kiwa nu en dan door troepen te laten bezoeken; vele inlanders hadden daar uit vrees voor de oorlog hun kampongs verlaten, en waren met hun vrouwen en kinderen naar Mengappan gevlucht; dit kon niet geduld worden. Verspijck gaf hun bevel tot terugkeer en Graas werd met 45 man voor 8 dagen daarheen gezonden, om aan dat bevel klem bij te zetten. Een andere patrouille onder Reuter doorkruiste gedurende zeven dagen het landschap Maloeka aan de Banjoe Irang, zonder een enkele vijand te ontmoeten.
De 9de augustus scheepte majoor Koch zijn macht in, aan boord van de Java, de Van Os, een tjunia en 4 ijzeren laadschouwen, onder geleide van de kapiteins Graas en Schiff, de eerste luitenants Bakker, Reuter en Beeckman, de dienstdoende officieren Thissen en van Oort der infanterie, tweede luitenant Winter der artillerie, en de officier van gezondheid tweede klasse der marine la Cour. Hij bereikte de 11de de Sihongrivier, ontscheepte onmiddellijk en rukte op naar Telang. De 14de was de expeditie in de sterkte van Soeta Ono verenigd; de 15de werd de mars begonnen naar Tameang Layang, hoofdplaats van Pattay. Daar de weg bijna geheel onder water stond en het eigenlijke pad uit een aaneenschakeling van boomstammen bestond die in de lengte over de weg waren geworpen, kwam men slechts langzaam vooruit, zodat Tameang Layang pas de 16de bereikt werd. Haringan en Kirie werden verkend en verlaten bevonden. De mars werd de 17de voortgezet en nu nog meer bemoeilijkt door schoten van onzichtbare vijandelijke tirailleurs. Tegen 3 uur van de 18de stootte de colonne op een versterkte stelling, bestaande uit vier gepalissadeerde, open werken, aangelegd in de vorm van halve cirkels, achter een 6 el brede rivier waarover een brug van boomstammen lag. Pas op 100 pas afstand ontwaarde de voorhoede die versterking en werd ook op hetzelfde ogenblik met een vrij hevig vuur begroet. Tirailleurs en artillerie vuurden terug en men bespeurde al spoedig aarzeling bij de vijand. Graas viel met een peloton op de rechtervleugel, met een ander peloton op het centrum van de stelling aan; de verdedigers losten nog eenmaal hun geweren en trokken daarop terug. Reuter vervolgde hen een poosje, maar kon hen niet inhalen.[1]
Latere loopbaan
Reuter werd bij Koninklijk Besluit van 7 maart 1863 nummer 68 benoemd tot ridder in de Militaire Willems-Orde voor zijn verrichtingen te Borneo in het jaar 1860. Hij werd op 16 januari 1861 benoemd tot adjudant bij het negende bataljon infanterie, verkreeg in april 1862 de waarneming van de betrekking van controleur derde klasse van de afdeling Margasari opgedragen en werd in december 1862 bevorderd tot kapitein bij het zesde bataljon. Hij werd in juni 1863 door de resident van de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo eervol ontheven (verplaatsing naar Java) van de verdere waarneming der betrekking van controleur derde klasse van Margasari, [2] werd overplaatst van het zesde naar het tiende bataljon en verkreeg een tweejarig verlof naar Nederland (1864). In juli 1865 keerde Reuter per Jacob Roggeveen terug naar Indië, waar hij op 27 oktober van dat jaar aankwam en geplaatst werd bij het zevende bataljon. Hij werd in januari 1867 overgeplaatst bij het subsistentenkader te Samarang, in november 1868 overgeplaatst bij het tiende bataljon en in mei 1871 overgeplaatst bij het garnizoensbataljon van Sumatra's Westkust en Onderhorigheden. Op 27 augustus 1872 werd Reuter bevorderd tot majoor, op 9 oktober 1874 eervol ontslagen uit de dienst, wegens volbrachte diensttijd en lichaamsgebreken met behoud van recht op pensioen en onder toekenning van de titulaire rang van luitenant-kolonel, en vertrok met het stoomschip Koning der Nederlanden naar Nederland. Reuter vestigde zich te Den Haag en overleed aldaar op 6 september 1907.
Portaal KNIL |
Bronnen, noten en/of referenties
|