Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Vertrouwensregel
De vertrouwensregel is een ongeschreven regel van het Nederlandse staatsrecht welke inhoudt dat een minister, staatssecretaris of het kabinet als geheel moeten aftreden als zij niet langer het vertrouwen genieten van een van de kamers van de Staten-Generaal.
De vertrouwensregel is ontstaan uit een aantal incidenten omtrent ministeriële verantwoordelijkheid zoals dit is vastgelegd in de Grondwet.
In Nederland werkt dit anders dan in een aantal andere landen: op het moment dat een motie van wantrouwen wordt ingediend, blijkt het ontbreken van het vertrouwen in een minister of het gehele kabinet. Als de motie breed gedragen wordt, zal dit leiden tot het aftreden van de betreffende minister, staatssecretaris of het gehele kabinet.
In België en Frankrijk dient de regering bij haar eerste optreden in de volksvertegenwoordiging een motie van vertrouwen te krijgen.
Nederland
Ontstaan vertrouwensregel
Aprilbeweging
In de Grondwetsherziening van 1848 was de Grondwet uitgebreid met het recht op ‘vrijheid van kerkelijke organisatie’, dit maakte het de Rooms-Katholieke Kerk mogelijk de bisschoppelijke hiërarchie te herstellen (het recht van de paus om zelfstandig een Nederlandse katholieke kerkorganisatie met een bisschoppelijk bestuur vast te stellen).
Nadat verontruste protestanten zich hierover tot Willem III van Nederland wendden, liet deze zich kritisch uit over de wijziging. Minister-president Johan Rudolph Thorbecke wenste geen verantwoordelijkheid te dragen voor de uitlatingen van de koning. Volgens Thorbecke was het optreden van de Katholieke Kerk volstrekt grondwettig. Thorbecke bood hierna het ontslag aan van zijn kabinet.
Kwestie Mijer
Hier betrof het het ontbinden van de Tweede Kamer omdat Minister van Koloniën Pieter Mijer vlak na zijn benoeming in 1866 Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië werd. De minister had juist de begroting met daarin een nieuwe koloniale politiek door de Tweede Kamer gehaald. Volgens de Tweede Kamer was deze gang van zaken onbetamelijk en konden de ministers hiervoor niet verantwoordelijk gesteld worden. Het Kabinet-Van Zuylen van Nijevelt ging met toestemming van de koning over tot het uitschrijven van verkiezingen zodat de kiezers zich over de kwestie konden uitspreken. Ondanks de vrijwel ongewijzigde samenstelling van de kamer na deze verkiezingen bleef het kabinet zitten.
Luxemburgse kwestie
De Luxemburgse kwestie was een diplomatiek conflict dat speelde in 1867. Door de kwestie dreigde er oorlog tussen Nederland en Pruisen, nadat Koning Willem III Luxemburg aan Frankrijk wilde verkopen.
Nadat bondskanselier Otto von Bismarck van Pruisen van deze plannen vernam, gaf hij de Nederlandse regering aan dat dit een aanleiding tot oorlog kon zijn. Onmiddellijk nam minister Julius van Zuylen van Nijevelt het initiatief tot een conferentie over de status van Luxemburg en de Nederlandse provincie Limburg. Deze vond plaats van 7 tot 11 mei 1867 in Londen. Er werd een verdrag gesloten waarin de neutraliteit van Luxemburg werd gegarandeerd en de ontmanteling van de vesting Luxemburg werd gelast.
Met het sluiten van het verdrag was in Nederland de kous nog niet af. De Liberalen in het parlement vonden dat minister Van Zuylen met zijn eigenmachtige optreden in deze zaak de Nederlandse neutraliteit in gevaar had gebracht. Er ontstond een constitutioneel conflict: het kabinet wilde, gesteund door de koning, gewoon blijven zitten, terwijl de Kamer wenste dat het vertrok. De Tweede Kamer stemde de begroting voor Buitenlandse Zaken af en dit had tot gevolg dat een vertoornde Willem III het parlement ontbond. Het nieuw gekozen parlement echter veroordeelde bij motie-Blussé van Oud-Alblas de ontbinding van het vorige parlement en stemde opnieuw tegen de begroting. Dit had uiteindelijk als gevolg dat het kabinet opstapte. Het parlement had gewonnen.
Huidige situatie
Ook in latere grondwetherzieningen na 1848 is de vertrouwensregel niet gecodificeerd. Het is een vorm van ongeschreven recht welke nog steeds gelding heeft en in de jaren na de Tweede Wereldoorlog veel bewindslieden en kabinetten tot aftreden heeft gedwongen.
Afgetreden kabinetten na WO II
- 15 maart 1951; Kabinet-Drees/Van Schaik
- 12 december 1958; Kabinet-Drees III
- 19 mei 1959; Kabinet-Beel II
- 28 februari 1965; Kabinet-Marijnen
- 14 oktober 1966; Kabinet-Cals
- 5 april 1967; Kabinet-Zijlstra
- 13 mei 1982; Kabinet-Van Agt II
- 4 november 1982; Kabinet-Van Agt III
- 3 mei 1989; Kabinet Lubbers II
- 16 april 2002; Kabinet-Kok II
- 16 oktober 2002; Kabinet-Balkenende I
- 30 juni 2006; Kabinet-Balkenende II
- 20 februari 2010; Kabinet-Balkenende IV
Zie ook
- Betrouwbaarheid (doorverwijzing).