Regen (neerslag)
Regen is een vorm van neerslag, net als sneeuw (ijskristallen) en hagel (bevroren regen). Samen wordt dit ook wel hemelwater genoemd.
Ontstaan
Voor de vorming van neerslag zijn in de eerste plaats wolken nodig, die bestaan uit al dan niet onderkoelde druppeltjes of ijskristallen die ontstaan zijn door condensatie of sublimatie. Deze elementen worden wolkenelementen genoemd en hebben een doorsnede van enkele μm (1 μm = 0,001 mm). Om daadwerkelijk tot neerslag te komen moeten de afmetingen van de onderkoelde druppeltjes in een wolk toenemen, zodat deze overgaan in neerslagelementen welke een doorsnede hebben van tenminste 100 à 200 μm.
Het ontstaan van wolken gaat gepaard met verticale bewegingen die in snelheid kunnen variëren van enkele cm/sec tot meerdere meters/sec. Aangezien wolkenelementen valsnelheden hebben van slechts ongeveer 1 cm/sec, is het noodzakelijk dat deze aanzienlijk aangroeien zodat zij door een wolk kunnen vallen, verdamping in de niet-gecondenseerde lucht beneden de wolkenbasis kunnen overleven en de grond als motregen, regen, enzovoorts kunnen bereiken. De vorming van relatief kleine neerslagdruppels uit enorme hoeveelheden uiterst kleine wolkendruppeltjes wordt door een tweetal processen gerealiseerd: het coalescentie-proces en het Wegener-Bergeron-Findeisen-proces.
Coalescentie-proces
Dit proces doet zich voor als er zich in een wolk talrijke wolkenelementen van diverse afmetingen bevinden. Door het verschil in gewicht zullen deze verschillende valsnelheden hebben en dus ten opzichte van elkaar bewegen. De grote druppels zullen sneller vallen dan de kleinere in hun omgeving, waarbij ze tijdens de val tegen een deel hiervan opbotsen en er vervolgens mee samenvloeien. Niet met alle druppeltjes in de baan van de grote druppels vinden botsingen plaats; de kleinsten spoelen in de luchtstroming om de grote druppels heen (zij worden als het ware aan de kant gedrukt). Het succes bij het invangen - uitgedrukt als de invangverhouding - wordt voornamelijk bepaald door het snelheidsverschil. Zo zijn bij een gemiddelde straal van de druppels in een wolk van 6 μm, enkele druppels met een straal van 20 μm nodig om het coalescentie-proces op gang te brengen.
Na iedere botsing worden de druppels groter, krijgen daardoor een grotere snelheid en groeien steeds sneller aan. Als de weg door de wolk lang genoeg en de concentratie van vloeibaar water voldoende groot is, kunnen de druppels tenslotte groot genoeg worden om als regendruppels door de wolkenbasis heen te vallen. Vooral bij dunne gelaagde bewolking en in cumuliforme bewolking is van belang de continue uitwisseling, in de vorm van turbulentie, tussen de wolk en de drogere lucht daarbuiten. De druppeltjes aan de rand van de wolk kunnen in deze drogere lucht verdampen. Ondanks dit effect zullen er druppeltjes moeten zijn die lang genoeg in de wolken kunnen blijven om voldoende aan te groeien.
Wegener-Bergeron-Findeisen-proces
Bij temperaturen lager dan -23 °C zijn de wolken overwegend ijswolken, echter bij temperaturen tussen de 0 °C en -23 °C bestaan de wolken grotendeels uit onderkoelde waterdruppeltjes met slechts een veel kleiner aantal ijskristallen; in het laatste geval spreekt men wel van gemengde wolken. Bij het tegelijkertijd voorkomen van onderkoelde waterdruppeltjes en ijskristallen geldt dat de verzadigingsdampdruk van de ijskristallen lager is dan die van de waterdruppeltjes, wat een belangrijke factor is in het gehele neerslagvormingsproces.
Onder deze omstandigheden zal er een transport van waterdamp gaan optreden van de onderkoelde waterdruppeltjes naar de ijskristalletjes; de druppeltjes verdampen en de waterdamp sublimeert op de ijskristallen. De sublimatie, welke ten koste gaat van de onderkoelde waterdruppels, is het sterkste bij een temperatuur van circa -13 °C. Bij deze temperatuur is het verschil in verzadigingsdampdruk van water en ijs namelijk het grootst. De ijskristallen groeien door de steeds voortdurende sublimatie aan, waardoor hun valsnelheid groter wordt en ze door de wolk naar beneden bewegen. Bij temperaturen van enkele graden onder het vriespunt klonteren de aangegroeide ijskristallen tot sneeuwvlokken samen.
Vallen deze vlokken tot onder het 0 °C-niveau (het 0 °C-niveau is het laagste niveau waarop de luchttemperatuur lager is dan 0 °C), dan smelten ze en bereiken de aarde als regendruppels. Afhankelijk van de waterinhoud van de wolk kunnen de door sublimatie aangegroeide ijskristallen tijdens hun val met meer of minder onderkoelde wolkendruppels in botsing komen, waarbij de ingevangen druppeltjes bevriezen. Vangen de ijskristallen tijdens hun val veel en vooral grotere onderkoelde waterdruppeltjes in, dan verliezen ze hun oorspronkelijke structuur bijna geheel; er wordt dan korrelsneeuw of korrelhagel gevormd, die het aardoppervlak bij een temperatuur van meer dan 0 °C ook als regen bereikt.
Kenmerken
Buiten de poolgebieden is regen de meest voorkomende vorm van neerslag.
Vallende regendruppels worden vaak afgebeeld in de vorm van tranen of peren. Dit is echter geen juiste voorstelling. Kleine regendruppels zijn vrijwel bolvormig, waarbij de oppervlaktespanning groter is naar mate de diameter kleiner is. Vanaf een zekere grootte worden ze in de val door de luchtweerstand aan de onderkant afgeplat. Bij hele grote druppels kan zelfs een soort paraplu-vorm voorkomen. Grote regendruppels vallen sneller dan kleine, wat niet wordt veroorzaakt door de versnelling van de zwaartekracht maar door de luchtweerstand die voor de kleine druppels relatief groter is. Voor de kleinste druppels, zoals in mist, is lucht bij wijze van spreken zo taai als stroop. Zij dalen namelijk met een snelheid van bijvoorbeeld 1 cm per uur.
Van regen wordt gesproken indien de diameter van een waterdruppel groter is dan 0,5 mm.
Regendruppels - zoals tijdens buien - worden meestal niet groter dan ca. 6 mm. Bij grotere afmetingen splitsen de druppels zich vaak op in twee of meerdere druppels. Motregen bestaat meestal uit waterdruppels met een diameter kleiner dan 0,5 mm.
Regencyclus
Zie waterkringloop voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Zie hydrologie voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Regen speelt een belangrijke rol bij de water-cyclus op aarde: water uit de oceanen verdampt, condenseert in de vorm van wolken, valt op het aardoppervlak neer in één van de vormen van neerslag, en komt uiteindelijk terug in de oceaan via stromen en rivieren om opnieuw aan de cyclus te beginnen.
Regensoort
Stijgingsregen
- Bij stijgingsregen komt het water uit de grond in de lucht en dat heet condenseren.
Stuwingsregen
- Bij stuwingsregen komt het water ook uit de grond en botst dan tegen een berg en komt weer in de grond.
Frontale regen
- Bij frontale regen komen koude en warme lucht bij elkaar en de warme lucht gaat dan omhoog en dan ontstaat er regen dat gaat pas over als de front weg is.
Regenmeter
Zie regenmeter voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
De hoeveelheid regen die valt wordt gemeten met een regenmeter: een soort trechter die de neerslag opvangt en die uitloopt in een cilinder waarin het water wordt verzameld. De hoeveelheid wordt tot op 0.1 mm nauwkeurig gemeten. 1 mm regen komt precies overeen met 1 liter water per vierkante meter. Traditioneel worden neerslaghoeveelheden over de hele wereld om 8 uur 's morgens gemeten om de vergelijkbaarheid van metingen te waarborgen.
Regen in Nederland
Gemiddeld valt er per jaar 690 tot ruim 900 mm aan neerslag in Nederland. De droogste plaatsen komen voor in het zuidoosten van Nederland (midden-Limburg), de natste op de Veluwe. In de zomer valt de regen in de regel met grotere hoeveelheden dan in de winter. Door de warmte kunnen fikse buien ontstaan, waardoor dan in korte tijd meer regen valt dan in de koude periode van het jaar. In de nazomer en herfst vallen de zwaarste buien vaak in de kustprovincies, omdat het warme zeewater de buien dan activeert.
Gemiddeld over de drie zomermaanden juni, juli en augustus lopen de totale hoeveelheden neerslag uiteen van ongeveer 180 millimeter langs de Noord-Hollandse kust tot 215 millimeter in het binnenland. Aan de kust valt in de herfst omstreeks 250 millimeter. Zware buien leveren soms meer dan 20 millimeter in een kwartier op, wat gemakkelijk tot wateroverlast kan leiden. De grootste hoeveelheden vallen tijdens onweersbuien en op buiige dagen zijn etmaalhoeveelheden van enkele tientallen millimeters zeker in de warme periode van het jaar geen uitzondering.
Symbolen
De volgende symbolen worden gebruikt op weerkaarten:
Nr. | Beschrijving |
---|---|
20 | Motregen of motsneeuw in het afgelopen uur |
21 | Regen in het afgelopen uur |
23 | Regen en sneeuw, of ijsregen in het afgelopen uur |
24 | Regen met ijzel of motregen met ijzel in het afgelopen uur |
25 | Regenbui in het afgelopen uur |
26 | Sneeuwbui, of regen- en sneeuwbui in het afgelopen uur |
50 | Lichte motregen met onderbrekingen |
51 | Lichte motregen zonder onderbrekingen |
52 | Matige motregen met onderbrekingen |
53 | Matige motregen zonder onderbrekingen |
54 | Zware motregen met onderbrekingen |
55 | Zware motregen zonder onderbrekingen |
56 | Lichte motregen met ijzel |
57 | Matige of zware motregen met ijzel |
58 | Lichte regen en motregen |
59 | Matige of zware regen en motregen |
60 | Lichte regen met onderbrekingen |
61 | Lichte regen zonder onderbrekingen |
62 | Matige regen met onderbrekingen |
63 | Matige regen zonder onderbrekingen |
64 | Zware regen met onderbrekingen |
65 | Zware regen zonder onderbrekingen |
66 | Lichte regen met ijzel |
67 | Matige of zware regen met ijzel |
68 | Lichte regen en sneeuw en/of motregen met sneeuw |
69 | Matige of zware regen en sneeuw en/of matige of zware motregen met sneeuw |
79 | IJsregen |
80 | Lichte regenbui |
81 | Matige of zware regenbui |
82 | Wolkbreuk |
83 | Lichte sneeuw- en regenbui |
84 | Matige of zware sneeuw- en regenbui |
87 | Lichte korrelsneeuwbui, met of zonder regen en/of regen en sneeuw |
88 | Matige of zware korrelsneeuwbui, met of zonder regen en/of regen en sneeuw |
89 | Lichte hagelbui, met of zonder regen en/of regen en sneeuw, en nog zonder donder |
90 | Lichte hagelbui, met of zonder regen en/of regen en sneeuw, en nog zonder donder |
91 | Onweer in het afgelopen uur en lichte regen op het moment van waarneming |
92 | Onweer in het afgelopen uur en matige of zware regen op het moment van waarneming |
93 | Onweer in het afgelopen uur en lichte sneeuw, regen en sneeuw, of hagel op het moment van waarneming |
94 | Onweer in het afgelopen uur en matige of zware sneeuw, regen en sneeuw, of hagel op het moment van waarneming |
95 | Licht of matig onweer met regen, sneeuw, of regen en sneeuw |
97 | Zwaar onweer met regen of sneeuw |
Zie ook
- Water (doorverwijzing).
- Motregen
- IJzel
- Wolkbreuk
- Regen maken
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Rain op Wikimedia Commons.
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is (gedeeltelijk) afkomstig van de website van het KNMI.
Neerslag |
---|