Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Neushoornkever

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Oryctes nasicornis)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

De neushoornkever oftewel Oryctes nasicornis is een kever uit de familie bladsprietkevers (Scarabaeidae) en de onderfamilie Dynastinae. De neushoornkever dankt zijn naam aan de relatief grote hoornachtige stekel op de kop van de mannetjes. Deze verharde 'hoorn' wordt gebruikt om concurrenten omver te duwen en dient niet ter verdediging.

De kever is één van de weinige soorten uit de groep van de Dynastinae die voorkomt tot in noordelijk Europa. Met een totale lichaamslengte van ongeveer 4 centimeter is de neushoornkever de grootste Europese soort. De soort heeft zich weten te handhaven door gebruik te maken van plantaardige afvalhopen waarin de larven leven. Door de broei wordt de omgevingstemperatuur van de larven verhoogd zodat ze zich sneller kunnen ontwikkelen.

De neushoornkever komt ook voor in België en Nederland maar is hier niet algemeen. De kever maakt echter een gestage opmars en wordt op sommige plaatsen steeds meer gezien. De kever werd door de Belgische vereniging Natuurpunt uitgeroepen tot dier van de maand in september 2007. [1]

Verspreiding

De neushoornkever is de grootste soort uit de onderfamilie reuzenkevers (Dynastinae) die tot in westelijk Europa voorkomt, vrijwel alle andere soorten zijn bewoners van tropische gebieden. De neushoornkever is echter een palearctische soort die voorkomt in Europa, delen van westelijk Azië en het Arabisch Schiereiland en tenslotte in een gerestricteerd deel van noordelijk Afrika.

De neushoornkever komt binnen Europa voor in de landen België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk (inclusief het eiland Corsica), Griekenland, Italië, Letland, Luxemburg, Moldavië, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Rusland, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Zweden en Zwitserland. De noordelijke grens van het verspreidingsgebied ligt in Scandinavië waar de soort voorkomt in Zweden, Noorwegen en Denemarken, inclusief het oostelijk gelegen eiland Bornholm. [2]

In het oosten strekt het verspreidingsgebied zich uit tot Azië en delen van het Arabisch schiereiland tot in noordelijk Afrika, in de landen Afghanistan, Algerije, Azerbeidzjan, Marokko, Syrië, Tunesië en Turkmenistan.

In België en Nederland

De kever wordt in zuidelijke delen van het verspreidingsgebied vooral in natuurgebieden aangetroffen maar in België en Nederland komen de larven vooral voor bij menselijke bewoning, en met name in composthopen en andere hopen plantaardig materiaal. De soort is in Nederland vooral in het oosten en het zuiden van het land te vinden. [3] In het zuiden van Nederland zijn tegenwoordig meer populaties bekend dan enkele decennia geleden. [4] In 2008 werd de kever in Ledeboerpark bij Enschede aangetroffen. [5]

Zowel in België als Nederland is de neushoornkever geen algemene soort. Het aanleggen van composthopen die primair voor andere dieren bedoeld zijn, zoals de ringslang die haar eitjes in een composthoop afzet, kan ook soorten als de neushoornkever helpen zich te verspreiden.

Kenmerken

De neushoornkever is één van de grotere soorten kevers die voorkomt in westelijk Europa. [6] Het is met een lichaamslengte van 20 tot 40 millimeter tevens de grootste bladsprietkever die voorkomt in België en Nederland. [4] De soort is gemakkelijk van grotere kevers uit andere groepen te onderscheiden door de opmerkelijke lichaamsvorm en kleur. Andere grotere kevers die in westelijk Europa voorkomen zijn bijvoorbeeld de geelgerande watertor (Dytiscus marginalis), het vliegend hert (Lucanus cervus), de heldenbok (Cerambyx cerdo), de grote spinnende watertor (Hydrous piceus) en de juchtleerkever (Osmoderma eremita). De neushoornkever is te herkennen aan het sterk gewelfde lichaam, dat tevens vrij gedrongen is. De mannetjes hebben daarnaast een karakteristieke hoorn op de kop, die bij de vrouwtjes zeer klein is of geheel ontbreekt.

De neushoornkever heeft net als alle kevers een uit drie delen verdeeld lichaam, met aan de voorzijde de kop (A). Daarachter is het borststuk of thorax gelegen (B) dat de poten en de vleugels draagt. Het achterste deel van het lichaam bestaat uit het achterlijf of abdomen (C), dat aan de bovenzijde geheel aan het oog onttrokken worden door de vleugels.

De kop is donkerder dan de rest van het lichaam en neigt meestal naar zwart. De kop is relatief klein en draagt twee kleine, kraalachtige ogen (3) die moeilijk waarneembaar zijn omdat ze net zo donker zijn als de kop zelf. De ogen zijn aan de zijkanten van de kop gelegen. De verharde plaat die de kop beschermt, wordt het kopschild of vertex (2) genoemd en is sterk verbreed aan de zijkanten. Onder de ogen zijn de antennes gelegen, deze zijn vrij onopvallend en eindigen net als alle bladsprietigen in lamellen, zodat het oppervlak van de antennes sterk wordt vergroot. Aan de onderzijde van de kop zijn de kaaktasters aanwezig, deze zijn net als de antennes gesegmenteerd en donkerbruin van kleur.

Aan de bovenzijde van het kopschild is bij de mannetjes op het midden een relatief zeer grote, naar achteren gekromde hoornachtige structuur aanwezig, de hoorn (1). Deze opvallende stekel heeft een brede basis en eindigt in een scherpe punt. Hieraan heeft de neushoornkever de Nederlandse naam te danken, en deze naam is niet overdreven want de goed ontwikkelde mannetjes hebben door de grote 'hoorn' een indrukwekkende verschijning. Bij de vrouwtjes is de hoorn slechts in aanleg aanwezig, zij hebben slechts een klein stekeltje dat soms geheel ontbreekt. Net als andere grote kevers is de grootte en vorm van de hoorn van de mannetjes afhankelijk van hoe goed de larve het heeft gehad. Als de larve aan voedselgebrek heeft geleden, is het imago minder goed ontwikkeld, de hoorn van een mannetje is dan kleiner. Dergelijke exemplaren worden wel 'hongervormen' genoemd omdat ze minder geprononceerde hoorns hebben en kleiner blijven en hierdoor sterker lijken op een vrouwtje.

De verharde platen aan de bovenzijde van het borststuk en achterlijf corresponderen niet met de lichaamsindeling, wat direct opvalt is het pronotum of halsschild (5) dat bij de mannetjes sterk gewelfd is. Het halsschild is bruin van kleur en heeft een inkeping op het midden in de lengte. Bij de vrouwtjes is dit niet meer dan een afplatting aan de voorzijde van het halsschild waarbij de randen wat omhoog staan en vooral aan de achterzijde. Bij de mannetjes echter is het halsschild aan de voorzijde verbreed en sterk afgeplat en heeft een naar voren gekromde, opstaande welving aan de achterzijde, die eindigt in drie tandachtige uitstulpingen. Het halsschild beschermt het voorste deel van het borststuk, het achterste deel is gelegen onder de brede en bolle dekschilden (7). Dit zijn de verharde voorvleugels die de vliezige, tere achtervleugels beschermen die gebruikt worden om mee te vliegen. Aan de voorzijde is in het midden het schildje of scutellum gelegen (6). De dekschilden zijn kastanjebruin en hebben een opvallende glans, ze zijn helderder gekleurd dan het halsschild en de kop. Er komen echter ook lichtere exemplaren voor die meer roodbruine dekschilden hebben, een donker roodbruin halsschild en een donkerbruine kop.

De dekschilden beschermen niet alleen een deel van het borststuk maar ook het gehele achterlijf, dat alleen aan de onderzijde zichtbaar is (8) of als de kever vliegt. Tijdens het vliegen worden de voorvleugels uitgeklapt maar niet bewogen, hiertoe dienen de vliezige achtervleugels. De neushoornkever kan vliegen maar is niet erg behendig. De dieren botsen regelmatig tegen voorwerpen waarbij een onzachte landing kan worden gemaakt. Als de kever op de rugzijde terecht komt op een horizontaal oppervlak heeft het dier moeite om weer op zijn pootjes terecht te komen. Bij het vliegen wordt de kever aangetrokken door licht en kan rond lantaarnpalen worden aangetroffen.

De poten zijn verbreed en met name de voorpoten dragen duidelijke tandjes aan het middelste segment die de scheen of tibia wordt genoemd (4). Het uiteinde van de poot wordt de tarsus genoemd en bestaat uit vijf geledingen. Het laatste deel bevat kleine klauwtjes waarmee de kever zich vasthoud aan het substraat.

Onderscheid met andere soorten

De neushoornkever is door het opvallende kopuitsteeksel niet te verwarren de meeste andere kevers, maar er zijn enkele uitzonderingen.

De neushoornkever lijkt niet erg op de meeste andere soorten uit de onderfamilie Dynastinae waartoe ze behoort, daar de meeste soorten veel groter worden. Sommige tropische soorten hebben zelfs felle groene, rode of gele kleuren. De Dynastinae worden wel reuzen- of neushoornkevers genoemd omdat veel soorten erg groot worden en een aantal soorten een hoornachtig uitsteeksel op de kop draagt. De soorten van het geslacht Oryctes zijn sterk verwant aan de neushoornkever en hebben een met de neushoornkever vergelijkbaar uiterlijk. Oryctes- soorten zijn soms moeilijker op naam te brengen, de meeste soorten leven echter niet in westelijk Europa maar in tropische streken.

Naast kevers die behoren tot dezelfde onderfamilie, zijn er ook soorten die tot andere keverfamiies behoren maar desondanks vergelijkbare kenmerken hebben. Het gaat dan voornamelijk om de mannetjes, die uitsteeksels hebben op de kop en/of het halsschild. Voorbeelden zijn enkele mestkevers, zoals de eenhoornmestkever en de driehoornmestkever, maar ook soorten uit andere onderfamilies hebben een hoorn op het kopschild. Een voorbeeld is het rolrond vliegend hert, die ook in België en Nederland voorkomt. Deze soort behoort tot de vliegende herten maar heeft een sterk gelijkend uiterlijk.

Voortplanting

De voortplantingstijd van de neushoornkever loopt van juni tot augustus, dan zijn de kevers het vaakst te zien. Op warme zomernachten vliegen vooral de mannetjes uit op zoek naar een vrouwtje. Als ze er eenmaal één hebben aangetroffen worden andere mannetjes verjaagd door ze met het krachtige lichaam op de rugzijde te duwen waarna deze weerloos is.

Na de paring zet het vrouwtje korte tijd later eitjes af, deze zijn enkele millimeters in doorsnede, wit van kleur en rond van vorm. De eitjes worden afgezet op de bodem bij rottend plantaardig materiaal.

De larven van bladsprietkevers worden engerlingen genoemd vanwege hun C-- vormig gekromde lichaam en crèmewitte kleur. De larve van de neushoornkever is hierop geen uitzondering en is moeilijk van de larven van andere soorten te onderscheiden. Voorbeelden van bladsprietkevers met gelijkende larven zijn de meikever, de gouden tor en de penseelkever. Ook de larven van andere grote kevers, zoals die van de vliegend hert lijken sterk op de larve van de neushoornkever. De larve is vuilwit van kleur, het gehele lichaam is bezet met kleine, dunnen oranje haartjes zodat de larve een oranje gloed heeft. Aan weerszijden van het lichaam zijn de ademopeningen of stigma zichtbaar als ronde, oranjebruine vlekjes. De kaken van de larve zijn gekromd, dit is een onderscheid met larven van het vliegend hert die meer rechte kaken hebben.

De ontwikkelingsduur van de larve is afhankelijk van de omgevingsomstandigheden en kan variëren van maximaal drie tot vijf jaar. Larven die in composthopen leven groeien veel sneller omdat de omgevingstemperatuur relatief veel hoger is. De larve groeit in stapjes waarbij het lichaam vervelt en steeds na een vervelling groter wordt. Ieder stadium wordt een instar genoemd en de larve kent in totaal drie stadia. De larve is net uit het ei slechts enkele millimeters lang maar kan een uiteindelijke lengte van zo'n 12 centimeter bereiken.

Als de larve volledig is ontwikkeld, vindt de verpopping plaats in het substraat. De larve graaft hiertoe een gang waarin een zogenaamde popkamer of poppenwieg wordt gemaakt. Dit is een cocon die niet bestaat uit lichaamsweefsel maar uit de uitwerpselen van de larve. De poppenwieg van de larve van de neushoornkever kan zo groot zijn als een kippenei.

Voedsel en vijanden

Het geslacht Oryctes waartoe de neushoornkevers behoren, is echter een typische groep van tropische kevers. De neushoornkever is de enige vertegenwoordiger van de groep in Europa, en dankt zijn verspreiding aan het feit dat de kever van voedsel is veranderd. In vroeger tijden, toen Europa nog sterk bebost was, leefden de larven waarschijnlijk van dood hout van bomen. Omdat deze voedselbron steeds zeldzamer werd, is de kever overgeschakeld op een andere soort voedsel; de hopen plantaardig afval van onder andere houtzagerijen. Ook in composthopen kunnen de larven overleven, waarbij ze gebruik maken van de warmte die vrijkomt door broei. Ook in andere hopen plantaardig organisch materiaal kan de larve zich handhaven, zoals rottend zaagmeel, snoeihout en hopen stro. De larve van de kever gebruikt de warmte in de rottende hopen om de stofwisseling sterk te versnellen en zo de ontwikkelingsduur aanzienlijk te verkorten. Uit onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van schimmels de voedingswaarde van het substraat sterk verhoogt. [7]
De volwassen kever neemt weinig voedsel op en likt van het sap van bomen en rottend fruit. De volwassen kevers hebben al hun energie als larve bij elkaar gegeten en richten zich voornamelijk op de voortplanting. Eenmaal volwassen leeft de neushoornkever slechts enkele weken.

De volwassen neushoornkever leeft maar kort en heeft geen gespecialiseerde vijanden. Voorbeelden van predatoren zijn vogels die het gepantserde lichaam stukslaan en de vloeibare inhoud eten. De larve echter heeft verschillende op insectenlarven gespecialiseerde insecteneters als vogels, mollen en ongewervelden als vijand. Enkele parasitoïden van de larve zijn dolkwespen uit de geslachten Scolia en Megascolia. De vrouwtjes sporen de larve op en steken hun legbuis dwars door het substraat om een eitje in de larve af te zetten. De larve van de wesp eet vervolgens de larve van de kever van binnenuit op.

Naamgeving en taxonomie

De naam neushoornkever slaat op de naar achteren gekromde stekel op de kop van de mannetjes. De stekel heeft veel weg van de hoorn van de neushoorn, maar is een versiering en dient niet ter verdediging. De wetenschappelijk geslachtsnaam Oryctes is afgeleid van het Griekse ὀρύκτης, wat 'graver' betekent. De soortnaam nasi(-)cornis betekent vrij vertaald 'gehoornde neus'. [8]

De neushoornkever behoort tot de familie bladsprietkevers of Scarabaeidae. Deze familie is een vormenrijke groep die een wereldwijde verspreiding kent en in Europa vertegenwoordigd wordt door 40 geslachten en ongeveer 200 soorten.

Bekende bladsprietkevers die ook in België en Nederland voorkomen zijn de meikever (onderfamilie Melolonthinae), de gouden tor (ondferfamilie Cetoniinae) en de penseelkever (onderfamilie Trichiinae). Ook de mestkevers behoren tot deze groep, de meeste soorten vallen onder de onderfamilie Scarabaeinae.

De neushoornkever behoort tot de onderfamilie Dynastinae, deze groep wordt in andere talen wel aangeduid met 'reuzenkevers' of neushoornkevers, omdat veel soorten in de tropen leven en erg groot kunnen worden. De larven van de grotere soorten zijn altijd meerderjarig. De naam neushoornkevers slaat op de uitsteeksels van de mannetjes van veel soorten, waardoor ze een nog indrukwekkender uiterlijk krijgen. Een aantal soorten Dynastinae is dan ook populair in de handel in exotische dieren en ook opgezette exemplaren worden op grote schaal verhandeld. Enkele bekende soorten zijn de herculeskever (Dynastes hercules, tot 17 cm) en de atlaskever (Chalcosoma atlas, tot 13 cm).

De neushoornkever werd voor het eerst in 1758 wetenschappelijk beschreven door Carolus Linnaeus als Scarabaeus nasicornis. Later werd de kever tot het geslacht Oryctes gerekend, dit geslacht werd beschreven door Illiger in 1798. [9] De soort is ook beschreven onder de namen Oryctes progressivus, Oryctus nasutus, maar deze worden niet meer erkend en worden beschouwd als synoniemen.

Ondersoorten

Er zijn achttien verschillende ondersoorten erkend, die voornamelijk verschillen in verspreidingsgebied; [10] De ondersoort Oryctes nasicornis latipennis bijvoorbeeld komt voor in Albanië, terwijl de ondersoort Oryctes nasicornis polonicus voorkomt in een groot deel van oostelijk Europa. De nominale vorm Oryctes nasicornis nasicornis heeft het grootste verspreidingsgebied, deze ondersoort komt ook in België en Nederland voor.

Wikimedia Commons  Vrije mediabestanden over Oryctes nasicornis op Wikimedia Commons


Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties

Referenties

  1. º Natuurpunt. Focus@ongewervelden.
  2. º Wild about Denmark - Rhinoceros Beetle (Oryctes nasicornis) - Website
  3. º Waarneming.nl. Oryctes nasicornis.
  4. 4,0 4,1 H. Bellmann & W.R.B. Heitmans. Insecten van Europa - Oryctes nasicornis (neushoornkever).
  5. º Enschede.nl. Neushoornkever rukt op!.
  6. º Karl Wilhelm Harde & František Severa, Kosmos Käferführer - Die Käfer Mitteleureuopas, Kosmos
  7. º Paul Hendriks. Ontwikkeling van de neushoornkever, Oryctes nasicornis (Coleoptera:Scarabaeidae), in verschillende soorten organisch materiaal.
  8. º Michael Nee. Solanaceae.
  9. º Nashornkaeferlarven.jpgEuropaea. Oryctes (Oryctes) nasicornis.
  10. º The Global Biodiversity Information Facility. Oryctes nasicornis.
rel=nofollow

Bronnen

  • (nl) - H. Bellmann & W.R.B. Heitmans - Insecten van Europa - Oryctes nasicornis (neushoornkever) - Website
  • (de) - Karl Wilhelm Harde & František Severa - Kosmos Käferführer - Die Käfer Mitteleureuopas - Uitgeverij Kosmos - 1981-2006 - ISBN: 978 3440 10617 4
  • (en) - Fauna Europaea - Oryctes (Oryctes) nasicornis - Website
rel=nofollow