Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Jan Evert Scholten
|
Jan Evert Scholten (Foxhol, 11 juni 1849 - Scheveningen, 7 september 1918) was een Groninger industrieel.
Hij was enig zoon van de industrieel Willem Albert Scholten en Klaziena Sluis.
In 1870 huwde Jan Evert Scholten de achttienjarige Geessien Mulder, dochter van houthandelaar Berend Pieters Mulder en Grietje Rummerink. Hij woonde met zijn gezin in het Scholtenshuis aan de Grote Markt. Jan Evert erfde een fortuin toen zijn vader in 1892 stierf en behoorde daarmee tot de meest vermogende mannen in Nederland. Jan Evert breidde de industriële en zakelijke activiteiten zijn vader verder uit. Hij richtte een turfkarton- en een suikerfabriek op en was in Groningen zeer actief op maatschappelijk gebied. Samen met Jan Anthony Mulock Houwer was hij betrokken bij de aanleg van het Stadspark dat op door hem geschonken grond werd aangelegd. Hij was een van de initiatiefnemers en oprichters van het theater de Grunneger Sproak.
Jan Evert Scholten heeft door zijn vele zakelijke, culturele en architectonische initiatieven een grote stempel gedrukt op de stad en de provincie Groningen. Op het beroemde schilderij van Otto Eerelman, De Paardenkeuring op de Grote Markt op de 28ste augustus, neemt Jan Evert Scholten dan ook een prominente plaats in. Na de dood van zijn vader zette hij het bedrijf voort en breidde het concern uit met de oprichting van een strokartonfabriek in 1898. In 1896 richtte Jan Evert de Noord-Nederlandsche Beetwortelsuikerfabriek op.
Jan Evert Scholten was de initiatiefnemer van de bouw van het Stadspark in Groningen. Ter eerbetoon werd in 1931 een monument van hem geplaatst op een prominente plek in het stadspark. Ook in Helpman is een monument, een bank van natuursteen, aan hem gewijd.
De veengronden, door zijn vader aangekocht, werden door hem verder geëxploiteerd. Hij zette zich daarnaast in voor de bevordering van de landbouw en de veeteelt in de provincie Groningen. Politiek zou hij ook van zich laten spreken. Hij was van 1879 tot 1882 lid van de gemeenteraad van de stad, van 1886 tot 1892 lid van de Provinciale Staten en van 1904 tot 1910 lid van de Eerste Kamer.
Zijn zoon Johan Bernhard Scholten (1882-1966) was ongehuwd en kinderloos en liet een legaat van acht miljoen gulden na om een fonds op te richten, waaruit vele culturele en wetenschappelijke activiteiten konden worden bekostigd. Dit fonds maakte ook de restauratie van het reusachtige grafmonument van de familie op de Zuiderbegraafplaats in Groningen mogelijk.
Zijn andere zoon, Willem Albert II, kreeg na 1918 nog de leiding van het concern, maar na 1939 waren het anderen, die de leiding in handen kregen. Een fusie met Honig uit Koog aan de Zaan in 1965 tot Koninklijke Scholten-Honig, kon niet voorkomen dat het bedrijf in 1978 failliet ging. De aardappelzetmeelpoot ging over naar de AVEBE.
Onderscheidingen
- Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
- Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau (1906)
- Commandeur in de Leopoldsorde van België
- Commandeur in de Orde van Sint-Mauritius en Sint-Lazarus van Italië
- Grootofficier in de Orde van Verdienste voor de Landbouw en de Industrie van Portugal
Bron
|