Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Jacht (activiteit)

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Jachtmethode)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Vijf jagers met hun vangst,
een hert, welke reeds gefild aan de boom hangt.

De jacht is het zoeken naar en uiteindelijk proberen te doden van wilde dieren, vanuit een behoefte aan voedsel, ter bestrijding van schade of overlast, als sport of als natuurbeheersmaatregel.

Geschiedenis

Jagen is een van de oudste manieren om aan voedsel te komen. Hoewel er discussie is of oude hominiden als Homo erectus en Homo habilis nu jagers of aaseters waren, ziet men verzamelen en jagen als belangrijkste activiteiten van de prehistorische mens in de Oude Steentijd. Wat de gevolgen van de jacht door mensen is geweest in die tijd is onduidelijk. Er zijn wetenschappers die het uitsterven van de mammoet in verband brengen met deze activiteit van de mens in ijstijd. Anderen echter beschouwen de klimatologische veranderingen de belangrijkste oorzaak hiervan. In het het neolithicum nam in vele culturen het belang van de jacht door de introductie van de landbouw af. Voor de jacht gebruikte men stenen voorwerpen als pijlpunt en speerpunt. In de bronstijd werden de jachtwapens van brons en in de ijzertijd van ijzer. Doorgaans is men de mening toegedaan dat jacht van oudsher voornamelijk een mannenactiviteit is geweest.

Soms werden er diersoorten uit andere streken uitgezet om ze te kunnen bejagen. Zo wordt tegenwoordig aangenomen dat de Romeinen konijnen hebben geïntroduceerd in West-Europa. Het edelhert werd voor de jacht in Nieuw-Zeeland geïntroduceerd; een ecologische ramp. Zo zijn er meerdere diersoorten te noemen.

Middeleeuwen

In de Middeleeuwen werd er door vele groepen van de samenleving gejaagd. De adel genoot vaak vele privileges op dit terrein. Zo hadden ze het alleenrecht op jacht in vele gebieden. Wanneer anderen dan gingen jagen in deze terreinen, konden ze worden bestaft wegens stroperij. Ook werd in de Middeleeuwen het vuurwapen uitgevonden, waarvan de handzame varianten toegepast worden in de jacht. Dit heeft de effectiviteit van de jacht vergroot.

Jachtmethodes

  • Jacht voor de voet: Een kleine jacht voor doorgaans één of enkele personen. De jager loopt, al dan niet met een hond, door het jachtveld en bejaagt daar het wild.
  • Waterwild: Deze jacht is tegenwoordig alleen toegestaan op wilde eenden. Ze kunnen onder meer worden bejaagd vanaf een boot, een eendenkooi of vanaf een bedekte omgeving op de grond.
  • Jacht in de 'aanzit' Heeft doorgaans plaats bij zwartwild (wilde zwijnen) maar ook bij herten en reeën. De jager loopt niet door het veld maar blijft lange tijd op dezelfde plek om het dier voor schot te krijgen. Vaak in combinatie met jacht op de hoogzit.
  • Jacht in de 'hoogzit': Jagen vanaf een verhoging. Het jachtveld is beter te overzien, wild makkelijker te tellen, het schot beter te maken. Hierbij zit je vaak in een hutje. Doordat je hoger zit heb je vrijwel altijd een veilige richting omdat de kogel bij doorslag in de grond komt.
  • Drukjacht: Eén jager jaagt het wild op, waarna een tweede jager, vaak vanuit een hoogzit, het wild bejaagt
  • Lokjacht: De jager lokt met voer en lokkers het wild naar de hoogzit. Vaak gebruikt bij jacht op de houtduif.
  • Drijfjacht: De drijfjacht heeft plaats met meer jagers. Behalve door de jagers wordt aan de drijfjacht ook door een aantal honden en de nodige 'drijvers' deelgenomen. De dieren worden uit een bepaald gebied gedreven door hond en mens en 'opgewacht' door de jagers.

Jacht in Nederland

De vrije jacht is in Nederland verboden. Slechts met een speciale vergunning (jachtakte) mag er gejaagd worden. Als er zonder deze papieren gejaagd wordt is er sprake van "stropen". Jagers zijn mensen die een jachtakte hebben, dat zijn er in Nederland zo'n 28.000. De jachtakte wordt aangevraagd bij de politie. De politie geeft alleen een jachtakte af onder de volgende voorwaarden[1]:

  • de aanvrager is minstens achttien jaar;
  • de aanvrager heeft met goed gevolg een jachtexamen afgelegd;
  • de aanvrager heeft een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten;
  • er is geen grond om aan te nemen dat de aanvrager misbruik zal maken van de bevoegdheid om te jagen;
  • er is geen grond om aan te nemen dat de aanvrager misbruik zal maken van de bevoegdheid om wapens en munitie voorhanden te hebben;
  • aan de aanvrager is, op het moment van de aanvraag, niet de bevoegdheid om te jagen ontzegd;
  • de aanvrager is in de twee jaren voorafgaand aan de aanvraag niet veroordeeld voor één van de in de jachtwet genoemde strafbare feiten.

Het diploma van het jachtexamen is te halen na de jachtcursus. De jachtcursus wordt door diverse opleidingsinstituten aangeboden. De Stichting Jachtopleidingen Nederland neemt het jachtexamen af[2].

Waterwild en klein wild

Tot het water- en kleinwild rekent de jachtwet: houtduif, haas, konijn, fazant, wilde eend en patrijs. De jacht op de patrijs is, gezien de lage stand, tijdelijk gesloten. Voor deze dieren geldt een jachtseizoen. De wilde eend wordt tot het waterwild gerekend, de overige dieren tot het kleinwild[3][4][5]. In België behoort het korhoen eveneens tot het kleinwild. Houtduif, vos, konijn en de marterachtigen behoren tot het overig wild.

Grof wild

De derde wildsoort bestaat uit het grootwild. Het grootwild bestaat uit edelherten, reeën, damherten, moeflons en wilde zwijnen. De jacht op al deze soorten is gesloten. Alleen op vergunning mag een soort worden bejaagd. Een vergunning wordt afgegeven door Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde staten kan besluiten tot het afgeven van een vergunning indien de wildstand te groot wordt. Vooral voor edelherten en wilde zwijnen worden vergunningen afgegeven. De stand van de ree, damhert en moeflon is gezond. Sinds de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet op 1 april 2002 is de drijfjacht op wilde zwijnen afgeschaft, waardoor ook het oude zwartwildbrevet is komen te vervallen.

Een vergunning wordt afgegeven volgens een plan dat door vertegenwoordigers van de agrariërs, de natuurbescherming en de jagers is opgesteld en door gedeputeerde staten is goedgekeurd. Het optreden van jagers wordt ook gevraagd bij (dreigende) landbouwschade.

Overig wild

Het overige wild dat bejaagd mag worden bestaat uit: Konijn, houtduif, kauw, Vlaamse gaai, ekster, vos, verwilderde kat (niet te verwarren met wilde kat) en zwarte kraai. Op de Vlaamse gaai na (15 juli tot 30 april) mogen al deze soorten het hele jaar worden bejaagd. Het overige wild bestaat verder uit de bonte kraai, roek, bunzing, hermelijn, wezel, boommarter en steenmarter. De jacht op al deze soorten is gesloten. [6].

Andere dieren

Niet tot het wild rekent de jachtwet een aantal niet-inheemse diersoorten die (grote) schade (kunnen) veroorzaken aan gewassen, vee, visserij e.d. Deze dieren mogen het hele jaar worden gevangen en gedood. De jachtwet spreekt hier niet meer over jagen. Het gaat om de verwilderde nerts, beverrat, wasbeer, nijlgans, muskusrat, marterhond, rosse stekelstaart, Siberische grondeekhoorn, bruine rat, woelrat en de mol[7].

Drijfjacht in Nederland

Vroeger werden in Nederland drijfjachten gehouden op onder meer wilde zwijnen. Sinds de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet op 1 april 2002 is het op grond van artikel 74 lid 1 sub b van die wet verboden om edelherten, damherten, reeën en zwijnen te drijven. Drijfjachten op kleinwild, zoals hazen, fazanten en konijnen, zijn nog wel toegestaan. Een drijfjacht resulteert in hogere afschotcijfers dan de individuele jachten. Van het verbod op de drijfjacht op grofwild kan geen ontheffing worden verleend, maar op grond van artikel 74 lid 2 van de Flora- en faunawet kan voor wilde zwijnen in bijzondere omstandigheden wel de drukjacht worden toegestaan waarbij slechts één drijver en één jager actief zijn. Argumenten voor het verbod op de drijfjachten op grofwild zijn dat het wild de jagers snel passeert (het wordt opgedreven) en het daardoor veel moeilijker is om een goed schot te plaatsen dan wanneer het wild stilstaat en vanaf de hoogzit wordt geschoten (de kans op ziek schieten neemt toe bij een drijfjacht). Bovendien is er bij een drijfjacht geen tijd om het wild goed aan te spreken en een zorgvuldige selectie te maken van de dieren die moeten worden afgeschoten.

Controverse

De jacht in Nederland is niet onomstreden. Een groep mensen is tegen de jacht, getuige bijvoorbeeld het partijprogramma van de Partij voor de Dieren. Deze partij heeft in haar manifest opgenomen dat jacht- en vismethoden die 'extreem, langdurig of onnodig lijden veroorzaken', dienen te worden verboden. De Nederlandse Stichting 'De Faunabescherming' voert sinds 1976 actie tegen de jacht. Argumenten van tegenstanders zijn onder meer dat de jacht een wrede en niet effectieve manier van faunabeheer is, de jacht verstorend is voor fauna en dat door onkundigheid van jagers veel misstanden tijdens de jacht voorkomen.

Argumenten tegen de jacht

Een aantal argumenten van de Dierenbescherming tegen de jacht : [8]

  • Slechts een beperkt aantal afgeschoten dieren is geschikt voor consumptie
  • Dieren zijn niet altijd meteen dood. Soms worden gewonde dieren niet teruggevonden
  • Op veel diersoorten mag ook worden gejaagd in de tijd dat de dieren jongen verzorgen. Het afschieten van het ouderdier leidt tot een hongerdood voor het jong
  • Dieren worden uit hun territorium verdreven.
  • Er worden dieren illegaal uitgezet, speciaal voor de jacht
  • De dieren worden illegaal bijgevoerderd

Verantwoordelijkheid voor de natuur

Door wegenaanleg, stadsuitbreiding en huizenbouw is de ruimte voor natuur steeds verder geslonken. Toch leven in Nederland veel dieren in het wild. Dit is mede te danken aan het fauna- en natuurbeheer door ongeveer 28.000 jagers die veel werk in het veld verzetten. De taken en verantwoordelijkheden van de jager zijn vastgelegd in de Flora- en faunawet. De overheid streeft in het gebied naar een wildstand die enerzijds geen bedreiging vormt voor de landbouw en anderzijds de dieren een optimaal leven verschaft. Als er door faunasoorten schade is aangericht aan de landbouwgewassen, verleent de jager op verzoek van de betreffende boer zijn diensten, voor zover er natuurlijk op de soort gejaagd mag worden. Ook tellen jagers de dieren, zodat een goed beeld kan worden verkregen van de populatieontwikkeling en het afschot voor het komende jaar bepaald kan worden.

Belangrijke faunagegevens

Om hun werk goed te kunnen doen, werken jagers samen in wildbeheereenheden (WBE’s): samenwerkingsverbanden van jagers in een gebied. Samen brengen zij populaties in kaart en stellen wildbeheerplannen op. Dit soort faunagegevens wordt landelijk verzameld in de WBE Databank van de KNJV. Deze gegevens worden onder meer gebruikt voor de onderbouwing van de provinciale faunabeheerplannen.
Minister van landbouw Cees Veerman erkende in april 2006 het belang van de WBE Databank: “Het aantal vossen dat wordt geschoten, wordt gemonitord door de wildbeheereenheden en opgenomen in de database die al jaren heel correct door de KNJV wordt bijgehouden. Deze gegevens worden ten behoeve van ons door de KNJV verzameld en gepubliceerd”[9].

Jagen, beheren en bestrijden

In de herfst en winter wordt het meeste wild gegeten, want dat is de periode dat er op de meeste wildsoorten mag worden gejaagd. De jonge dieren zijn dan zelfstandig en de populatie is het grootst. Verder worden jagers het gehele jaar door ingeschakeld voor het beheren van populaties grote hoefdieren: reeën, edelherten, damherten en wilde zwijnen. Doordat de natuurlijke vijanden (met name de wolf, wilde kat en lynx) in Nederland zijn uitgeroeid, heeft de jager in feite de rol van roofdier overgenomen. Jagers helpen ook bij de bestrijding van (dreigende) land- en bosbouwschade: landbouwgewassen en jonge bosaanplant vormen voor veel dieren een aantrekkelijke voedselbron. Zij eten deze gewassen op, bevuilen of vertrappen ze, of wroeten akkers om. De grondgebruikers moeten veel doen om wildschade aan hun gewassen door bijvoorbeeld wilde zwijnen en ganzen te voorkomen. Daarvoor plaatsen zij knalapparaten, vlaggen en linten, vogelverschrikkers en afrasteringen.

Samenwerking terreinbeheerders

Jachthouders als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Provinciale Landschappen, de landbouw, particuliere grondeigenaren en de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV) werken op provinciaal niveau samen in een Faunabeheereenheid. De Faunabeheereenheden schrijven een faunabeheerplan dat de basis is voor de uitvoering van het provinciale faunabeleid. Op grond daarvan worden ontheffingen verleend voor het afschot van de beheer- en schadesoorten – bijvoorbeeld ter regulatie van het aantal reeën ter voorkoming van verkeersongelukken. Grote aantallen zorgen voor veel onrust, waardoor deze dieren wegen oversteken, op zoek naar nieuwe leefgebieden die er vaak niet zijn.

Jacht in België

Voorwaarden

Jagers zijn mensen die een jachtverlof hebben. Om dit te verkrijgen moet men:

  • minstens zeventien jaar oud zijn
  • geslaagd zijn in het theoretisch en praktisch examen, jaarlijks georganiseerd in het Vlaams en Waals gewest
  • in het bezit zijn van een recent bewijs van goed gedrag en zeden
  • verzekerd zijn voor de jacht

Jachtheren kunnen hun jachtterrein laten bewaken door bijzondere veldwachters. Deze laatste beschikken over een wettelijk statuut op basis van het veldwetboek.

In Vlaanderen zijn er wildbeheerseenheden actief die zorg dragen voor de wildstand. Voor het Vlaams Gewest geldt het jachtdecreet.

Jachthonden

Zie jachthond voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Een jachthond helpt de jager bij de jacht. Jachthonden kunnen dienen om wild op te sporen, wild zelf te doden of afschoten wild te apporteren. Een drijfhond (zoals de Basenji) spoort het wild op en drijft het wild naar de jager of naar een net. Een brak drijft het wild op en volgt het wild totdat het uitgeput raakt. Een brak dood het kleinwild meestal zelf. Voorbeelden van brakken zijn de Grand bleu de Gascogne voor de jacht op grootwild en de Beagle voor de jacht op kleinwild. Bij de lange jacht jaagt een windhond op zicht. De windhond probeert het wild in de sprint te overmeesteren. Vaak dood de windhond het wild zelf. Een vogelhond, zoals de spaniël, drijft de volgens uit de lage dekking, waarna de jager de vogel afschiet. Een staande hond, zoals de Vizsla, speurt het wild voorzichtig op, waarbij ze op afstand van het wild stil gaan staan (zo wordt gewezen op de plaats waar het wild schuilt). Een retriever (zoals de Golden Retriever) haalt het afschoten klein wild voor de jager op (apporteren). Een terriër, zoals de Jackrussellterriër, is gefokt om kleinwild uit de holen te jagen of ze in de holen klem te zetten. Voor de moderne jacht worden vaak allround jachthonden gebruikt, zoals de Duitse Staande.

Hoogzitten

Een hoogzit is een hoog bouwsel in het bos, vanwaar men wild kan schieten of observeren. De hoogzit kan bestaan uit een toren of een jachthut, of uit een gecamoufleerd platform met daarop een stoel, bijvoorbeeld bevestigd aan de stam van een dennenboom en die men met een laddertje kan bereiken.

Het schieten van wild doet men vanaf een verhoging om meerdere redenen.

  • Veiligheid: Indien men op een verhoging zit schiet men naar beneden waardoor de kogel een kortere baan heeft en dus minder schade kan aanrichten aan zaken waar dat niet de bedoeling is
  • Men heeft een beter overzicht
  • Het wild heeft de jager minder snel in de gaten.

Vanaf een hoogzit wordt doorgaans alleen groter wild geschoten. Men moet denken aan vossen, reeën, herten en (ever)zwijnen

Geweren

Veruit de meeste jagers maken gebruik van een geweer om de jacht uit te oefenen. Dit omdat het naast een pijnloze de meeste efficiënte middel is om mee te jagen.

De jager gebruikt twee soorten geweren, het hagelgeweer en het kogelgeweer (ook wel kogelbuks genoemd). Het Hagelgeweer wordt voor namelijk gebruikt voor kleinwild. Dubbelloops hagelgeweren zijn er in twee vormen: met de lopen naast en boven elkaar. Enkele modellen zijn: Browning, Winchester, Lincoln en Zabala. Een jachtroer is een ouderwets jachtgeweer.

Termen uit de jacht

  • Apporteren: het wild naar de jager brengen door de jachthond
  • Biotoop: leefomgeving van dieren
  • Drift: een stuk land wat men opdrijft
  • Drijfjacht: jacht met drijvers
  • Hofjager': Een jager in dienst van het Koninklijk Huis
  • Drukjacht: een manier van jagen waarbij de jagen in het bos zit en één drijver met hond het wild op de voet probeert te brengen
  • Jachthuurovereenkomst: een overeenkomst voor de huur van een jachtgebied.
  • Jachtopziener: Een persoon in dienst voor de toezicht o.a. op natuurparken en jachtgebieden, met name om stroperijen tegen te gaan, illegale stortingen, overlast bromfietscrossers etc. en wildbeheer o.a. door het tellen van wild, enz..
  • Kegelen: het zich op de achterlopers verheffen door haas of konijn om beter te kunnen rondkijken
  • Klokhuis: organen (hart, longen, lever, nieren)
  • Klucht: groep patrijzen
  • Laveien: voedsel zoeken
  • Lepel: oor van een haas of konijn
  • Loper: poot van haas, konijn en grote hoefdieren
  • Partou: aangeven dat er lopend wild is gesignaleerd
  • Pekelen: De urine uit de blaas van een haas/konijn drukken Dit om de kwaliteit van het vlees te behouden.
  • Rammelaar: mannelijk haas of konijn
  • Rekel: mannelijke vos
  • Schelden: geluid van een verstoord ree
  • Spiegel: wit stukje vacht op het achterste van een ree
  • Tableau: de totale hoeveelheid geschoten dieren van een jachtdag
  • Tiro: aangeven dat er vliegend wild is gesignaleerd
  • Verwaaiing: geur die een levend wezen verspreidt: lichaamsgeur of zweet
  • Vossenjacht: een jacht te paard met een meute jachthonden, in Nederland vindt dit echter op een weidelijke manier plaats, met het geweer.
  • Weidelijkheid: verantwoordelijke houding tegenover mens, plant en dier

Jachttoerisme

Jagers nemen soms deel aan jachtreizen naar wildrijke gebieden in het buitenland, dit wordt wel "jachttoerisme" genoemd. Onder begeleiding van een plaatselijke gids kan men jagen op grootwild, zoals wilde zwijnen, elanden, beren, wolven in de noordelijke streken of antilopen, gazelles, buffels en dergelijke in de savannes van Afrika. Deze laatste vorm van reizen wordt vaak een safari genoemd. Natuurfotografen kunnen dezelfde gebieden bezoeken voor fotosafari's. Jachtreizen worden onder andere aangeboden naar Mongolië, Kazachstan, Rusland en Canada. Meestal moet in het land van bestemming een aanzienlijk bedrag betaald worden aan de lokale autoriteiten voor een afschotvergunning. Dit is voor armere landen een aantrekkelijke bron van inkomsten.

Oudere vormen van jacht

Oorspronkelijke inwoners van diverse streken ontwikkenden verschillende manieren van jacht. Zo gebruikte men in Australië daarvoor een boemerang en in Zuid-Amerika een blaaspijp met een gifpijl. Ook het gebruik van werpsperen komt voor. Een andere veel voorkomende methode is het jagen met pijl en boog. Soms worden er ook klemmen en vallen opgezet; deze methode wordt vooral toegepast door pelsjagers, bijvoorbeeld in Siberië. Een andere traditionele vorm van jacht is het jagen met valken, de valkerij.

Zie ook

Externe links

rel=nofollow

Wikimedia Commons  Vrije mediabestanden over Hunting op Wikimedia Commons