Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Het geluid van bloemen

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het geluid van bloemen is deel 2 van de autobiografie door Marten Toonder, auteur van de Bommelstrips.

Inleiding (Marten Toonder, autobiografie deel II, 1939-1945)

Eiso Toonder ziet op 10 mei 1940 als vierjarige jongen Duitse parachutisten uit vliegtuigen vallen en houdt ze voor vallende bloemen, hiermee de titel aan dit tweede deel van de autobiografie gevend.

Bij het lezen van dit oorlogsdeel van de autobiografie[1] zien we een begenadigd tekenaar veranderen in een gedwongen ondernemer. Toonder[2] is een tekenaar die meegezogen wordt in het succes van zijn eigen Tom Poes-strip. Een grote onderneming hoeft voor hem niet, maar hij wordt mede door (oorlogs)omstandigheden gedwongen de rol van werkgever op zich te nemen. Hij krijgt te maken met firmanten, Jan C. Bouman en de broers Geesink.

De schrijver-tekenaar Marten Toonder heeft een artistiek huwelijk. Zijn vrouw Phiny Dick deelt zijn talenten en steunt hem daarin en klaagt nooit over de (huishoudelijke) taken die haar resten. Bij ziekenhuisopname van Marten door longontsteking of complicaties na een bevalling werkt de partner artistiek voor twee. Het stel krijgt twee kinderen.

Van Leiden naar Amsterdam

Bij het begin van de oorlog werkt en woont het duo in Leiden met zoon Eiso van vier jaar oud. Marten heeft Oostenrijkse vrienden van Joodse komaf, hetgeen de eerste oorlogsdagen enig bizar denkwerk vereist dat niet al het ’Duits’ fout is. De Duitsers verliezen de slag om de vliegvelden Ockenburg, Valkenburg en Ypenburg[3] maar verslaan het amateurleger[4] in 5 dagen met een gruwelijk bombardement op Rotterdam. Fritz Gottesmann, werkgever van Marten, maakt hem eerst medefirmant van zijn internationale persbureau Diana Edition en later enig firmant,[5] nog voordat de ariërverklaring op 3 oktober 1940 is ingevoerd. Verder is er werk voor fotogravure in Leiden, dat in de loop van de oorlog vermindert en verdwijnt omdat de familie naar Amsterdam verhuist. Een tijd wonen ze aan het Frederiksplein bij Han, de broer van schoonzus Margje. Bij het toenemen van het succes verhuizen ze samen met firmant Jan C. Bouman naar een groot pand aan de Keizersgracht 530.

Zijn broer Jan Gerhard met vrouw Margje verhuizen juist uit de hoofdstad naar Naarden in een van de zeven houten Dudok-huizen en zijn tijdens de oorlog een rustpunt en een vertrouwd logeeradres voor familie en passerende derden. Tevens luistert Marten graag naar zijn kijk op de zaken. Ook de moeder van Phiny uit Soestdijk, „Molly”, is een dankbare toeverlaat, en komt maanden in Amsterdam logeren rond de bevalling van Onno in januari 1944. De moeder van Marten verhuist naar een koopwoning aan de Regentesselaan in Oegstgeest, op advies van haar vriend kunstschilder Dick Diekman, die hier figureert onder zijn artiestennaam Eterman. Beide moeders hebben een man die vaart op de grote vaart tijdens de oorlog.

De Tom Poes-strip

Het plaatsen van de Tom Poes-strip in De Telegraaf was een groot succes voor Toonder en De Telegraaf. Marten kreeg de strikte opdracht tekst en tekeningen te scheiden, dus geen ballonstrips meer. En verder geen actuele onderwerpen.[6] Beide verzoeken stemmen achteraf de auteur tot tevredenheid. Hoofdredacteur J. M. Goedemans is gegijzeld door de bezetter, de contacten lopen via de nieuwe hoofdredacteur J. C. Fraenkel, hoofdredacteur tot oktober 1944. De naam van de strip wordt door Phiny gesuggereerd, een uur voordat Marten naar de Telegraaf moet, toen ze thuiskwam met moorkoppen. Marten vraagt haar ook de strip te schrijven maar na zes afleveringen geeft ze de opdracht terug. „Het is trouwens jouw verhaal.” Tom Poes is volgens Phiny een broertje van haar Miezelientje. Na het eerste verhaal volgt een pauze van twee maanden. Of het de reuzen met laarzen waren blijft onduidelijk,[7] maar de strip mag verder en wordt een verpletterend succes. Interviewer Joop Lücker van De Telegraaf adviseert Marten in augustus 1941 Ollie B. Bommel geen Amerikaans staatsburgerschap te geven. De USA zal wellicht in de oorlog stappen en dan is Bommel een foute beer.

Firmanten

Studievriend van Marten en kaartvriend van Phiny, Jan. C. Bouman wordt firmant. Hij heeft een neus voor zaken en toont dat door het copyright van een Tom Poes puzzel van 100 gulden naar 3000 gulden te tillen. Broer Jan Gerhard waarschuwt zijn broer en ook Phiny is niet echt meer enthousiast over haar kaartvriend maar het samenwonen in het grote pand met ook nog kantoor aan huis gaat redelijk, totdat het in 1944 volledig escaleert.

Voor die tijd is er vanaf maart 1942 tot maart 1943 een firma met de broers Joop[8] en Wim Geesink. De Geesink-Toonder studio wordt op verzoek van Joop op tijd ontbonden, voordat er grote ruzie ontstaat. Toonder had inmiddels via de Duitse[9] firma Degeto een fantastisch contract gesloten voor de productie van een Tom Poes tekenfilm van 80 minuten.[10] Hij werd betaald per medewerker en die hadden per definitie een felbegeerde Ausweis. Later ging de betaling in de gebruikelijke meterprijs, maar de deal was al met al zeer gunstig. Ook het grote Universum Film AG heeft tijdelijk een contract met Toonder, hetgeen beide partijen echter slecht bevalt, en in het laatste oorlogsjaar door Berlijn wordt opgeschort. Na het vertrek van de broers Geesink komen de twee overblijvende firmanten Toonder en Bouman, huisgenoten, gruwelijk tegenover elkaar te staan. De situatie escaleert volledig. Marten tekent voor minimaal 10.000 gulden afkoopvergoeding die hij nooit betaalt. De ondergedoken firmaoprichter Fritz wordt waarschijnlijk door een joodse vriend Polak, verraden. Marten moet zich melden in Velp bij de SD, die het hele pand aan de Herengracht 530 ondersteboven had gekeerd. Hij moet tekenen voor een boete van 20.000 gulden voor de hulp aan een ondergedoken Jood, die hij ook nooit zal betalen. Fritz zat prachtig ondergedoken op zolder boven een massagesalon voor Duitse officieren van „zuster Apol”. Al die tijd werden zijn kosten netjes betaald door zijn oude firma.

Illegaliteit

In de Spuistraat 28 laat Toonder een dependance vestigen met een illegale drukpers. De naam Toonder studio bleek een uitstekende dekmantel. Dick van Veen en zijn vrouw Corrie komen na het vertrek van Bouman[11] aan de Herengracht 530 wonen. De financiële nood aan het einde van 1944 wordt gelenigd door een stapel duizendjes uit de kluis van Degeto overhandigd door de bevriende directeur Peltzer. Als die op zijn, weet Marten, na bemiddeling door zijn moeder, op een fiets met houten banden een etui met goud op te halen in Den Haag. Schilder Eteman[12] heeft de etuis opgestapeld liggen in een zware brandkast. De echtheidscertificaten van oude meester geven een duidelijke hint naar kunstkopende bezetters. Zelf was Toonder druk bezig met het vervalsen door natekenen van officiële documenten.

Bevrijding

In november 1944 belt de hoogste Duitse militair te Amsterdam opgewonden naar Toonder op, die iets ergs vreest. Hoe gaat het verder[13] met de onder water gedoken stripfiguren Bommel en Tom Poes (laatste plaatje 1079), die onder water zich met rietstengels als rietjes schuilhouden? Het zou ruim drie jaar duren voor het antwoord kwam want dit plaatje was de ’cliffhanger’ van de strip. De auteur dook onder in het medische circuit als manisch-depressief,[14] Fraenkel was weg bij de Telegraaf en de NSB had de krant overgenomen. Dit incident van de opbellende militair is net zo bizar als dat van de vallende bloemen aan het begin.

Bij het bevrijdingsfeest op de Dam schiet op 7 mei de Duitse SS nog eenmaal met gruwelijk gevolg op de blije menigte.[15] Schotse militairen met doedelzakken blazen zich een dag later een weg als de bevrijders van Amsterdam. Een contrast tussen de binnenkomst van „Sieg Heil” vijf jaar eerder. De Duitse soldaten werden uitgeluid met doedelzakmuziek.

Nawoord Marten Toonder

In het nawoord concludeert Marten: Dit is het verslag van vijf verstreuvelde jaren uit ons leven. Het is mogelijk dat sommige gebeurtenissen destijds wat eerder hebben plaatsgevonden en andere wat later. Maar dat zijn bijzaken. Ik heb geschreven vanuit mijn geheugen en gevoel. Vrijwel alle persoonsnamen zijn onveranderd. Om persoonlijke redenen zijn er echter een paar aliassen bij.

Noten
  1. º Het geluid van bloemen (autobiografie deel II, 1939-1945) (1993) ISBN 90 234 33300.
  2. º De vraag doet zich voor in hoeverre het autobiografisch verslag van Marten Toonder over het meeslepende succes van de schrijver-tekenaar in de woelige oorlogsjaren 100% waarheidsgetrouw is. Al lezend zijn er geen directe fouten te ontdekken. Pinksteren 1940 valt inderdaad vroeg op zondag 12 mei.
  3. º Met het verlies van veel piloten en vliegtuigen, een kostbare nederlaag zoals later blijkt in de Slag om Engeland,
  4. º Marten zegt dit als afgekeurde reservesergeant.
  5. º Alleen zolang de bezetting duurde en daarna zou hij de zaak weer terugkrijgen in de staat van ervoor.
  6. º De Telegraaf kende geen voorcensuur, wel nacensuur.
  7. º In plaats van winkelende soldaten met laarzen, rovende reuzen met laarzen. Onder leiding van een dwerg.
  8. º Later de geestelijke vader van Loeki de Leeuw.
  9. º Anti-nazi is niet hetzelfde als anti-Duits.
  10. º Lees het gelijklopende verhaal De Superfilm-onderneming.
  11. º Na de SD inval verhuist hij met onbekende bestemming.
  12. º Dick Diekman.
  13. º Marten deelt verontschuldigend mee dat hij dat niet kan vertellen. De Duitser laat als compensatie het eerste Tom Poes-boekje ophalen.
  14. º Met hulp van specialist Dr. A. Biemond.
  15. º Bronnen spreken van 20 tot 22 doden.