Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Heinrich Wilhelm Carl Potthast

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Leeswaarschuwing   Onderstaande tekst is gebaseerd op bronnen uit de 19de eeuw. (Publieke domein)
De tekst geeft hierdoor de zienswijzen van die tijd weer.


Heinrich Wilhelm Carl Potthast (Keulen, 1833 - aldaar, februari 1869) was een Nederlands (van oorsprong Duits) eerste luitenant der infanterie van het Nederlands-Indische leger, ridder in de Militaire Willems-Orde vierde klasse.

Loopbaan

Potthast werd op 27 augustus 1860, dan dienend als sergeant bij het garnizoensbataljon der Molukse eilanden, benoemd tot tweede luitenant bij het garnizoensbataljon van de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo. Hij nam vanaf 1860 deel aan de expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo en werd bij Koninklijk Besluit van 7 maart 1863 nummer 68 benoemd tot ridder in de Militaire Willems-Orde voor zijn verrichtingen aldaar tot beloning van hen die zich onderscheiden hebben tijdens de gevechten in de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo in de jaren 1860 en 1861.[1]

Expeditie naar de Zuider- en Oosterafdeling van Borneo

Om 2 uur vertoonde zich een twaalftal huizen in een ladang. Ali herkende Pramassan Baroe, de verblijfplaats van Goena Widjaja. Benschop zond Potthast met de voorhoede door een kleine soengej links, sergeant Kolff met een peloton rechtsaf, om het ontvluchten langs die kant te beletten. Aanvankelijk merkte de vijand de tegenwoordigheid van de troepen niet, maar toen deze met veel pijn en moeite een verhakking moesten overklimmen, werd zij ontdekt; dit gaf aanleiding tot een algemene vlucht. Een groot aantal met geweren en lansen gewapenden maakten zich in allerijl uit de voeten. De kogels die hen achterna werden gezonden doodden er twee en verwondden verscheidene anderen. Op een heuvel gekomen, hield de vijand een ogenblik stand om zijn vuurwapens af te schieten, waardoor korporaal Schönenbergen in de schouderblad getroffen werd. Potthast sneed na het gevecht het projectiel uit de wond. Een geweer en een gong, die volgens Ali aan Goena Widjaja behoorden, enige lansen, een tjap (zegel) van Antassari en enige briefjes die in Nederlandse handen vielen, bewezen dat een der hoofdmuitelingen zich hier had opgehouden. In de woning vond men nog enige uniformknopen en een stuk van een tuniek.

Het was laat geworden en omdat Wangsapati tijd nodig had om zich te oriënteren, daar hij door het aanleggen van de nieuwe ladang de weg niet herkende, besloot Benschop het bivak te betrekken. Het vertrouwen in de gids nam toe toen men (de 25ste) weer oostelijk moest marcheren; eerder toch had hij gezegd dat Karangan Ambawang aan de Riam Kanan lag, en deze liep meer zuidelijk. Volgens hem moest die dag Karangan Ambawang bereikt worden. Vroeg in de morgen rukte de colonne verder, trok door verscheidene soengej’s en werd gedurig opgehouden om de gids tijd te geven zich te oriënteren. Om acht uur kwam men aan een ladang, van waar twee gewapenden in het woud vluchtten; een uur later werd de kampong bereikt, die Ali voor Pramassan herkende. De 13 huizen waaruit de plaats bestond waren verlaten. Daarna beklom men langs een moeilijk pas een steile heuvel, door de gids Boekit Tingih genaamd. Tegen half drie ontwaarde de voorhoedecommandant weer enige huizen. Benschop zich naar voren begevende, gelastte aan Potthast de huizen te omsingelen en zond Kolff zijwaarts vooruit. De omsingeling gelukte volkomen.

Potthast vroeg en verkreeg op 20 december 1861 naturalisatie (Staatsblad 165 en 166). Hij schreef in het tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde Bijdrage tot de kennis van de afdeling Grote Dajak (1864). Hij verkreeg op 8 maart 1864 een tweejarig verlof naar Nederland wegens ziekte en werd, terwijl hij in Nederland was, bevorderd tot eerste luitenant, op 29 november 1864. Hij werd, terug in Indië, in april 1866 eerste bij het negende, op 6 augustus 1866 bij het tiende bataljon geplaatst en verkreeg, weer wegens ziekte, op 5 januari 1868, een tweejarig verlof naar Nederland. Potthast overleed in 1869 in Keulen en werd aldaar met de grootste eerbewijzen ter aarde besteld.

Portaal KNIL

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Nieuw Amsterdams Handels- en Effectenblad (11-03-1863)
rel=nofollow
  • 1869. Residentie-nieuws Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage (19 februari 1869)
  • 1865. W.A. van Rees. De Bandjermasinsche Krijg van 1859-1863. Twee delen. D.A. Thieme. Arnhem
  • 1893. P.H.K. van Schendel. De Militaire Willemsorde. J.M. Roldanus Cz. Edam
  • 1940. G.C.E. Köffler. De Militaire Willemsorde 1815-1940. Algemene Landsdrukkerij. Den Haag.
  • (nl) Officieren uit de expeditie naar Borneo
rel=nofollow