Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Harry Hoxsey

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Harry Mathias Hoxsey (Taylorville, Christian County, Illinois, V.S., 23 oktober 1901 – Dallas, Texas, 23 december 1974) was een Amerikaans natuurgeneeskundige die vele mensen hielp met zijn kruidentonicum, maar in een hevige strijd verwikkeld raakte met de AMA (American Medical Association).

Leven

Harry Hoxsey werd geboren als jongste kind in het gezin van John C. and Martha (Bentley) Hoxsey een gezin. Hij had elf oudere broers en zussen. De stamvader van de familie Hoxie (nieuwere spelling: Hoxsey) was Lodowick Hoxie, een landverhuizer van Engels-Nederlandse afkomst die zich in 1650 op het Amerikaanse continent vestigde. Daar kwam hij in aanraking met de quakers en bekeerde zich. Lodowicks zoon John (geb. 1667) trouwde met de dochter van een quakerpredikant. Het quakerdenkpatroon – geen formele (godsdienstige) hiërarchie – liet door de eeuwen heen een diepe indruk na op de familie Hoxsey.[1]

Toen Harry Hoxsey acht jaar was, hielp al hij mee in zijn vaders dierenartspraktijk. Met 15 jaar verliet hij de school en ging werken in de koolmijnen. Later verkocht hij verzekeringen en had hij andere jobs. Hij sloot zijn schoolopleiding af door ’s avonds te leren via afstandsonderwijs.

Toen zijn vader op sterven lag, gaf hij de recepten verder aan de toen 17-jarige Harry en liet hij Harry beloven dat hij de zalven, poeders en inwendige vloeibare kruidenformules zou gebruiken om zoveel mogelijk mensen te helpen en de middelen niet te gebruiken voor persoonlijke rijkdom.

Het Hoxsey-middel bestond uit twee delen: een voor uitwendig gebruik, en een voor inwendig gebruik. Hoxsey paste eerste het uitwendige middel toe. Met de hulp van de chirurg dr. Frederick Mohs behandelde hij uiterlijke kankergezwellen die dan met succes chirurgisch werden verwijderd.

Over de geschiedenis van het inwendig gebruikte middel, schreef Hoxsey in zijn boek You Don’t Need to Die dat het paard van zijn overgrootvader, een farmer in zuidelijk Illinois, ziek was. De overgrootvader observeerde dat het paard bepaalde bloemen en onkruid ging eten die geen deel uitmaakten van zijn normale voedingspatroon, en daarop genas. Overgrootvader maakte aftreksels van deze planten. Elke volgende generatie in de familie werkte ook als dierenarts en verbeterde de formules voortdurend. Harry Hoxseys vader was de eerste die het middel ook gebruikte om mensen te behandelen.

In 1922 gebruikte Harry Hoxsey zelf ook het middel op mensen. Hij smeerde de pasta op de lip van een veteraan van de Amerikaanse burgeroorlog en zou hem zo hebben genezen.[2] Mensen vertelden verder dat Hoxseys middeltjes goed werkten. Al gauw kwamen ook kankerpatiënten ten einde raad naar Hoxseys formules.

Nadat hij in Taylorville, Illinois, gearresteerd was voor het beoefenen van geneeskunde zonder vergunning, vertrok Hoxsey rond 1924 naar Chicago, met het doel de werkzaamheid van zijn remedies te bewijzen aan Morris Fishbein, hoofd van de American Medical Association (AMA) en redacteur van het pas opgerichte Journal of the American Medical Association (JAMA). Hoxseys formule werd getest op een terminale kankerpatiënt, een politieagent uit Chicago, sergeant Thomas Manix. De agent genas door Hoxseys kruidenbehandelingen en bleef nog tien jaar in leven.

Fishbein was volgens de beschrijving van Hoxsey onder de indruk en stelde voor om Hoxseys formules af te kopen zodat deze exclusief eigendom van de AMA zouden worden. Maar Hoxsey dacht terug aan wat hij aan zijn vader had beloofd en weigerde in te gaan op de verkoop. Zo ontwikkelde zich een oorlog tussen de AMA en Hoxsey. Dr. Frederick Mohs, de vader van de micrografische chirurgie, gebruikte een vrijwel identiek middel.[3] Hij werd als arts wel gerespecteerd door de AMA, maar Hoxsey was voor de AMA maar een mijnwerker die zich tot kwakzalver ontwikkelde. Hoewel Fishbein toegaf dat de werkstof sanguinarine in Hoxseys rode bloedwortelpasta werkzaam was tegen huidkanker, bestempelde de AMA Hoxseys kruidentonicum als waardeloos. De AMA stelde dat Hoxsey en Mohs niet hetzelfde middel gebruikten en dat de werking van Hoxseys middel te wijten was aan arsenicum, dat cellen afbreekt, inclusief kankercellen.[2]

Hoxsey werd gebrandmerkt als ergste kankerkwakzalver van de eeuw en zou in de loop der jaren meer gearresteerd worden dan alle anderen in de geschiedenis van de geneeskunde.

In 1936 stichtte Hoxsey de toen grootste onafhankelijke kankerkliniek in de Verenigde Staten, in Dallas, Texas. Al Templeton, de officier van justitie van Dallas, arresteerde Harry Hoxsey in twee jaar tijd meer dan honderd keer. Zijn broer, Mike Templeton, liet zijn naar verluidt terminale kanker in het geheim behandelen in de Hoxseykliniek, en genas. Al Templeton werd daarop een verdediger van de Hoxseytherapie.[4][5]

Het tijdschrift Esquire stuurde in 1939 de journalist James Burke naar de Hoxseykliniek in Dallas met de bedoeling Hoxsey als kwakzalver te ontmaskeren. Burke werd er van overtuigd dat de Hoxseykliniek inderdaad kanker genas. Hij schreef het artikel The Quack Who Cured Cancer (De kwakzalver die kanker genas), maar het werd nooit gepubliceerd. Na een militaire dienst tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd hij persagent van Hoxsey.[5]

In 1949 schreef dr. Morris Fishbein een vernietigend artikel over Hoxsey, dat verscheen in het Sunday Magazine van de Hearst kranten. Het had de titel Blood Money (Bloedgeld). Fishbein had voordien al jaren op dezelfde manier in het Journal of the American Medical Association geschreven. Hoxsey verdedigde zich via de radio, films en in publieke demonstraties. Hij gaf ook een boek uit: You Don’t Have to Die.

Hoxsey spande een rechtszaak aan tegen Fishbein, de AMA en de Hearst kranten wegens ’laster’. Hij liet vijftig getuigen hun verslag uitbrengen over hoe zij genezen waren. Hoxsey won de rechtszaak in 1950, waardoor hij de ingrediënten geheim mocht houden. De rechter was ervan overtuigd dat Hoxsey groot onrecht was aangedaan. Een gevolg was dat dr. Morris Fishbein moest aftreden als hoofd van de AMA.

Het Hooggerechtshof ondersteunde dezelfde beslissing. In 1953 bepaalde het U.S. Congres dat de reguliere geneeskunde actief had samengespannen tegen de Hoxseytherapie en twaalf andere alternatieve behandelingen.

Maar de AMA gaf niet op en gebruikte een andere organisatie, de Food and Drug Administration (FDA), om hun klusjes te klaren. Zodra de FDA hiertoe de bevoegdheid hadden gekregen, kon men Hoxsey dwingen om de ingrediënten te onthullen.

In 1960 liet de FDA 17 therapiecentra in 17 grote steden van de Verenigde Staten op één dag sluiten. Een Hoxseykliniek werd opgericht in Tijuana, Mexico. Op aansporing van Harry Hoxsey zelf werd de naam van de kliniek gewijzigd naar Biomedical Center, met de bedoeling dat de kliniek geen schade zou leiden van Hoxseys reputatie als ’kwakzalver’. Toch zijn de bezoekers zich ervan bewust dat het gaat om een Hoxseykliniek, en heeft zijn reputatie bij hen niets aan populariteit ingeboet.

In de jaren 1960 werd de Hoxseytherapie in Amerika verboden als kwakzalverij, zonder dat deze medisch onderzocht was.

Van alle door Hoxsey gebruikte kruiden werden intussen in vitro anti-kanker- en anti-tumor-eigenschappen aangetoond.[6] Het volledige Hoxseytonicum werd nooit getest in een klinisch onderzoek.[4]

Literatuur

Verwijzingen

  1. º Henri Rosenberg, Alternatieve kankertherapieën (gearchiveerde versie)
  2. 2,0 2,1 https://books.google.com/books?id=EJNcDwAAQBAJ&pg=PT51
  3. º Dirk M. Elston, MD, Escharotic agents, Fred Mohs, and Harry Hoxsey, Journal of the American Academy of Dermatology, volume 53, nr. 3, september 2005, p. 522-524. doi: 10.1016/j.jaad.2005.04.091
  4. 4,0 4,1 https://www.academia.edu/9336314/Alternative_Cancer_Treatments
  5. 5,0 5,1 https://thetruthaboutcancer.com/howard-hoxsey-natural-cancer-cures/
  6. º Kenny Ausubel; Tikkun, 'A Second Oppinion On Harry Hoxsey, UTNE Reader, 30 oktober 2007, https://www.utne.com/community/a-second-opinion-on-harry-hoxsey
rel=nofollow
 
rel=nofollow