Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Michel Seuphor

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Fernand Berckelaers)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Michel Seuphor, burgerlijke naam Ferdinand Louis Berckelaers (Borgerhout, 10 maart 1901Parijs, 10 februari 1999),[1][2] was een abstract schilder, kunstcriticus, dichter en een sleutelfiguur uit de abstracte kunstwereld van het interbellum.

Leven

Fernand Louis Berckelaers werd geboren als zoon van Eugène (Eugenius Hubertus) Berkcelaers (overleden in 1910) en zijn echtgenote Caroline (Maria Carolina) Marien.[2] De familie Berckelaers behoorde tot Franstalige bourgeoisie in Antwerpen, maar Fernand Louis kwam in contact met de Vlaamse Beweging door werken te lezen van Guido Gezelle en muziekavonden bij te wonen die georganiseerd waren door Jef Van Hoof, waar muziek van Peter Benoit gespeeld werd. Tot ergerenis van de familie ontwikkelde hij zich tot flamingant.

Als zeventienjarige schreef hij in een clandestien studentenblaadje aanvallen tegen de Franstalige leraars van het Onze-Lieve-Vrouwcollege van Antwerpen (het jezuïetencollege), waar hij naar school ging. Om niet van de school weggestuurd te worden, bedacht hij in die periode de naam Seuphor, als anagram van de Griekse mythologische dichter Orpheus.

Eind 1918 zette hij zijn middelbare studies aan het college stop. Hij verdiende zijn kost als loopjongen voor de krant en begon hij met het eerste naoorlogse katholieke studententijdschrift, De Klauwaert. Er verschenen vier nummers, waarna men omschakelde op het nieuwe blad Roeland. Roeland kende slechts twee uitgaven en bevatte onder andere bijdragen van Geert Pijnenburg, die het pseudoniem ’Geert Grub’ gebruikte’.

Hij herinnerde zich dat hij in 1920 op de 11-julibetoging niet ver van Herman Van den Reeck liep, die werd neergeschoten. Hijzelf raakte ook verwond en werd eventjes gevangengezet.

In 1921 studeerde hij af als bibliothecaris. Hij gaf in Antwerpen het tijdschrift Het Overzicht uit, in samenwerking met de schilder Jozef Peeters en Geert Pijnenburg. Samen met Jozef Peeters reisde hij in 1922 naar Berlijn. Op deze buitenlandse reizen kwam hij in contact met de avantgardistische kunstenaars van grote Europese steden, Berlijn, Rome, Amsterdam en Parijs. Onder die invloed evolueerde Het Overzicht van flamingantisch tot avantgardistisch. In 1925 verscheen het laatste nummer van Het Overzicht, dat vrijwel volledig door Seuphor was geschreven.

Door zijn internationale kennissenkring schreef hij steeds meer in het Frans. Berckelaers vestigde zich in 1925 in Parijs. In 1927 publiceerde hij samen met Enrico Prampolini en Paul Dermée de International Documents of the New Spirit. Vervolgens richtte hij samen met Joaquín Torres García de kunstenaarsgroep Cercle et carré op. De groep bracht kunstenaars samen die vonden dat ze aanhangers van het neoplasticisme waren dat door Mondriaan werd beleden. In 1926 schreef hij zijn toneelstuk L’Éphémère est éternel, waarvoor Mondriaan de decors maakte. De première ervan was gepland in Lyon maar werd geannuleerd. In datzelfde jaar maakte hij zijn eerste abstracte tekeningen. Tijdens een verblijf in Menton schreef hij El Greco. In Parijs vertaalt hij radioprogramma’s.

In 1931 ging de groep Cercle et carré op in de kunstenaarsgroep Abstraction-Création. Als plastisch kunstenaar nam hij vanaf 1933 deel aan verschillende gezamenlijke tentoonstellingen in Frankrijk en Europa.

Hij begon in 1932 ’éénlijnige tekeningen’ (’dessins unilineaires’) te maken, en deze werden voor het eerst tentoongesteld in Genève.

Hij trouwde in 1934 met Suzanne Plasse en trok weg uit de stad Parijs om in het dorp Anduze (43 km ten Noord-Westen van Nîmes) in de Pyreneeën te gaan wonen. Hij werkte van daaruit verder mee aan verschillende tijdschriften, bijvoorbeeld het blad La nouvelle campagne, dat vooral theoretische artikelen bevatte over abstracte kunst. Dankzij boekenwinkeltjes in Nîmes verdiepte hij zich in wereldliteratuur. In 1935 werd hun zoon Clément geboren, die echter kort na de geboorte stierf. Het jaar daarop werd hun Régis geboren.

Seuphor werkte als vertaler: hij vertaalde werken van Gezelle (1934), Vondel, Hadewijch, Goethe, Nietzsche en Hölderlin naar het Frans. Hij schreef ook gedichten, publiceerde over Victor Delhez en een grotendeels autobiografische roman, Les Évasions d’Olivier Trickmansholm, over het artistieke leven van Parijs in de jaren 1920.

Na de Tweede Wereldoorlog realiseerde hij nog meer grote tentoonstellingen, zoals Les Premiers Maîtres de l’Art Abstrait in 1949 (De eerste meesters van de abstracte kunst), in 1958 50 ans d’Art Abstrait (50 jaar abstracte kunst), 1959 in de VS, Construction and Geometry Painting (Constructie en geometrische schilderkunst), hij nam deel aan de documenta II in Kassel en de grote Mondrian-Retrospektieve in de Orangerie van Parijs in 1959.

Na 14 jaar dorpsleven had hij behoefte aan verandering en in 1948 vestigde hij zich met zijn gezin opnieuw in Parijs. Dat jaar publiceerde hij L’art abstrait, ses origines, ses premiers maîtres, over de eerste generatie abstracte kunstenaars.

Vanaf 1951 specialiseerde hij zich in zijn beeldende kunstwerken op ’dessins à lacunes à traits horizontaux’ (’tekeningen met lacunes met horizontale strepen’). De horizontale, evenwijdige lijnen staan in variërende aftand tot elkaar. De rest van zijn leven blijft hij deze manier van tekenen in zijn oeuvre verder verkennen.

In 1954 verscheen zijn monumentale studie over het werk van Mondriaan. In voorbereiding op dit werk, verbleef van december 1950 tot februari 1951 in New York, waar hij in contact kwam met tal van kunstenaars.

Hij liet zich in 1964 tot Frans staatsburger naturaliseren en nam bij die gelegenheid zijn pseudoniem Michel Seuphor aan als burgerlijke naam.

Hij bleef mentaal actief, studeerde Sanskriet om oude Indische geschriften in het origineel te lezen, en correspondeerde in het Grieks en Hebreeuws.

Michel Seuphor overleed in Parijs in 1999.

Literaire werken

  • Carnet bric-à-brac, (poëzie) 1924
  • Te Parijs in trombe, (poëzie) 1924
  • Un renouveau de la peinture en Belgique Flamande, 1932 (over het Vlaamse expressionisme)
  • L’ardente paix, (poëzie) 1936
  • Les évasions d’Olivier Trickmansholm (roman), 1939
  • Informations, (essays) 1944
  • Le Visage de Senlis (roman), 1947
  • L’art abstrait, sa génèse, ses origines, ses premiers maîtres, 1949
  • Piet Mondrian, sa vie, son œuvre, 1956
  • Dictionnaire de la peinture abstraite, 1957
  • La peinture abstraite, sa genèse, son expansion, 1962
  • De abstracte schilderkunst in Vlaanderen, 1963
  • La vocation des Mots. Accompagné de 7 dessins à lacunes, 1966
  • Paraboliques, 1968
  • Le don de la parole. Réflexions sur le langage, 1970
  • Écrits, œuvres, documents et témoignages, 1976

Zijn persoonlijk archief bevindt zich te Antwerpen in het AMVC — Het Letterenhuis. Zijn bibliotheek wordt bewaard in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience en bevat een naast zijn eigen oeuvre ook de publicaties die een inspiratiebron vormden voor zijn kunstkritische werk.[3]

Erkenningen

  • 1991, medaille van de stad Parijs, ontvangen van burgemeester Jacques Chirac.

Weblinks

Verwijzingen

rel=nofollow
rel=nofollow
 
Werk in uitvoering
Iemand is nog met dit artikel bezig. Kom later terug om het resultaat te bekijken.