Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Eenhoorn
De eenhoorn is een mythologisch dier, bekend in legenden uit verschillende culturen.
Beschrijving
Volgens een gebruikelijke beschrijving ziet een eenhoorn er uit als een paard, met op het voorhoofd een lange, gedraaide hoorn. Vaak wordt hij afgebeeld met een sik zoals een geit en met gespleten hoeven (anders dan bij een paard). In voorstellingen voor kinderen in de 21e eeuw heeft een eenhoorn ofwel regenboogkleurige manen, of wordt afgebeeld met een regenboog.
Oudheid
Verhalen over eenhoorns zouden een oorsprong kunnen hebben in oudere Chinese verhalen over de Qilin en Sanskriet-verhalen over de Ekasringa. Maar de beschrijvingen en symboliek erachter zijn heel verschillend.
Het eerste schriftelijke verslag van een eenhoorn in de westerse literatuur komt uit de Griekse arts Ctesias van Cnidos in de 4e eeuw v.Chr. Tijdens het reizen door Perzië (hedendaagse Iran), hoorde hij verhalen over een eenhoornige „wilde ezel” volgens de verhalen van andere reizigers voorkwam in de oostelijke wereld. Ctesias beschreef deze wezens als „groot als paarden”, met witte lichamen, rode hoofden en blauwe ogen. Hij stelde de hoorn voor als veelkleurig en ongeveer anderhalve voet lang. Hij beschreef ze als zo snel en sterk, ’dat geen schepsel, noch het paard of iemand anders het zou kunnen inhalen’. Waarschijnlijk had Ctesias dit dier nooit zelf gezien, maar combineerde hij de beschrijvingen die anderen hadden gegeven.
In de Griekse en Romeinse mythologie komt de eenhoorn niet voor en er zijn dan ook geen afbeeldingen van eenhoorns uit de Grieks-Romeinse oudheid.
Andere bekende figuren die doorheen de geschiedenis hun eigen waarnemingen van eenhoorns rapporteerden, waren bijvoorbeeld Marco Polo, Dzjenghis Khan (die vermoedelijk besloot om India niet binnen te vallen bij het zien van dit schepsel), en Plinius de Oudere.
Wetenschappers gaan er vaak van uit deze mensen (of, in het geval van Ctesias, de reizigers op wie hij zich baseerde) eigenlijk een neushoorn zagen. De Indiase neushoorn past goed bij heel wat verslagen van ontmoetingen met eenhoorns: de ene hoorn, de krachtige bouw, en zelfs de beschrijvjng van Marco Polo als „lelijke bruten”. Hoewel neushoorns en paarden niet zo erg op elkaar lijken, is het te begrijpen dat de neushoorn als een paard werd beschreven. Het paard was thuis namelijk een bekend dier. Door te beginnen met een vergelijking met een paard, kon men enigszins omschrijven hoe het dier eruit zag. Deze zienswijze heeft zo veel steun, dat de wetenschappelijke naam van de Indiase neushoorn Rhinoceros unicornis luidt. (Unicornis betekent eenhoorn).
In Bijbelvertalingen
Het woord eenhoorn komt in sommige Bijbelvertalingen wel negen keer voor. Het Hebreeuwse woord רְאֵם re’em (waarschijnlijk een wilde stier of oeros) in de Hebreeuwse bronteksten werd in de Griekse Septuaginta vertaald met μονόκερως, monókerōs, en later in de Latijnse Vulgaat met unicornis.
Deze Griekse en Latijnse woorden werden dan letterlijk vertaald naar het Nederlands als ’eenhoorn’, in oudere vertalingen als de Hernse Bijbel van 1360, de Delftse Bijbel van 1477 en de Statenvertaling van 1637.[1]
Voorbeelden:
- Deuteronomium 33:17: „en zijn hoornen zijn hoornen des eenhoorns; met dezelve zal hij de volken te zamen stoten tot aan de einden des lands” (Statenvertaling)
- Numeri 23:22: „starcheit is ghelijc den eenhoren” (Delftse Bijbel)
- Job 39:9-10: „Wie heeft de eenhoorn zijn vrijheid gegeven, wie heeft hem van zijn banden bevrijd? Ik laat hem wonen in de wildernis, de zoutvlakte is zijn domein.”
- Psalm 29:6 „En Hij doet ze huppelen als een kalf: den Libanon en Sirjon als een jongen eenhoorn” (Statenvertaling)
- Psalm 92:10 „En de eenhoornen zullen met hen afgaan, en de varren met de stieren; en hun land zal doordronken zijn van het bloed, en hun stof zal van het smeet vet gemaakt worden.”
Omdat men dacht dat dit dier in de Bijbel vermeld staat, en men geloofde dat wat in de Bijbel stond wel waar moest zijn, geloofden velen tot in de negentiende eeuw in het bestaan van de eenhoorn. Men ging er van uit dat dit een zeldzaam dier in Azië was.[1]
In nieuwere vertalingen is het woord juister vertaald als ’oeros/woudos’ of ’wilde stier’.
Middeleeuwen en vroege Nieuwe Tijd
In de middeleeuwen werden eenhoorns onder andere vermeld door Hildegard von Bingen (12e eeuw), Albertus Magnus (13e eeuw) en in artsenijboeken.
Men schreef bijzonder heilzame krachten toe aan een bepaalde rode edelsteen (karbonkelsteen), die naar men dacht voorkwam onder de hoorn van de eenhoorn, net zoals bij draken en andere dieren.[2][3]
Marco Polo (1254–1324) bericht in zijn reisverslagen (Il Milione), dat hij op Sumatra een eenhoorn zag. Zijn beschrijving laat vermoeden dat hij het had over een Sumatra-neushoorn. Van andere details kan men afleiden dat hij het dier niet eens zelf zag, maar zich baseerde op wat hij had horen zeggen.[4] De Engelse avonturier Edward Webbe (1554–1590) beweert dat hij drie eenhoorns zag in de Serail van een Indische sultan. De Portugese jezuïet Jerónimo Lobo (1593–1678) beschrijft dat hij een eenhoorn zag in Ethiopië. De schotse reiziger John Bell (1691–1780) schrijft nog in 1713 dat hij een eenhoorn zag. Volgens Umberto Eco zijn deze verslagen beïnvloed door de legenden die de reizigers reeds vóór hun vertrek hadden gehoord. Zij werden ertoe bewogen, niet verslag uit te brengen van wat zij werkelijk zagen, maar van wat zij op basis van de informatie die ze al hadden, dachten gezien te hebben en van wat zij meenden dat zij op zo’n reis gezien zouden moeten hebben.[5]
Vooral de Physiologus had, naast de Bijbel, tot in de Nieuwe Tijd een bijzondere betekenis voor het geloof aan eenhoorns in de christelijke wereld,[4] zoals bij de Zwitserse natuuronderzoeker Conrad Gessner (1516–1565).[6]
De Britse antropoloog John Layard (1891–1974) nam aan dat een episode van Ysgithyrwyn in de Welshe sage Mal y kavas Kulhwch Olwen („Wie Kulhwch Olwen overwon”) een verwijzing naar de legendaire eenhoorn bevat.[7]
Allegorie
Tijdens de late middeleeuwen krijgt de eenhoorn een ingewikkelde allegorische betekenis. Het dier zoekt zijn toevlucht bij een maagd, die wordt voorgesteld als Maria. Hij wordt achternagezeten door een jager, die wordt voorgesteld als de engel Gabriël. De jager blaast op een jachthoorn en is vergezeld van vier jachthonden: Veritas (waarheid), Justitia (recht), Misericordia (barmhartigheid) en Pax (vrede). Dit alles stelt dan voor hoe Christus neerdaalt in de maagdelijke schoot van Maria.[8]
Alchemistische symboliek
Bij de middeleeuwse alchemisten symboliseerden de eenhoorn en de leeuw de „Spiritus Mercurius” (Mercurius was de alchemistische benaming voor kwikzilver). De krachtige leeuw werd in de alchemistische voorstelling gekalmeerd door de verering van de eenhoorn, die de actieve reinheid, het bevruchtende zwaard en de doordringende kracht van de Mercurius-geest voorstelde. De witte eenhoorn stelde de beteugelde driften voor, de donkere eenhoorn symboliseert onbeteugelde wilskracht.[9]
Men veronderstelde dat de eenhoorn vergiftigde drenkplaatsen kon ontgiften door zijn hoorn in het water te steken.[10]
Siberische eenhoorn
Een dier met één reusachtige hoorn op het hoofd heeft inderdaad bestaan. De Elasmotherium sibiricum, ook de Siberische eenhoorn genoemd, leefde volgens een studie, gepubliceerd in American Journal of Applied Science, ongeveer 29.000 jaar geleden.[11]
Bronnen
- ↑ 1,0 1,1 W. P. Gerritsen, 'De eenhoorn, de Bijbel en de Physiologus. De metamorfose van een Oud-Indische mythe'. In: Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden (jrg. 14, 2007). Op: dbnl.org.
- º Theodore Ziolkowski: Der Karfunkelstein. In: Euphorion. Band 55, 1961, p. 306–309.
- º Bernhard Dietrich Haage: Prolegomena zu Anfortas' Leiden im 'Parzival' Wolframs von Eschenbach. In: Würzburger medizinhistorische Mitteilungen 3, 1985, p. 101–126, hier: p. 113–115.
- ↑ 4,0 4,1 Karen Duve, Thies Völker: Lexikon berühmter Tiere. Eichborn Verlag, Frankfurt am Main 1997, ISBN 3-8218-0505-6.
- º Umberto Eco: Die Geschichte der legendären Länder und Städte. Duitse versie, Hanser, München 2013, p. 109.
- º Conrad Gesner: Thierbuch. (Herdruk van de uitgave van 1669). Schlütersche Verlagsanstalt, Hannover 1995, p. 77.
- º John Layard, Anne S. Bosch (uitg.): A Celtic Quest, Spring Publications, Dallas (Texas) 1975, ISBN 978-0-88214-110-7, p. 76, 166.
- º J. J. M. Timmers, Christelijke symboliek en iconografie, p. 210-211
- º https://books.google.com/books?id=UWw_by32tNEC&pg=PA92&dq=alchemie+eenhoorn
- º Maarten Timmer, Van Anima tot Zeus: encyclopedie van begrippen uit mythologie, religie, alchemie, cultuurgeschiedenis en analytische psychologie https://books.google.com/books?id=9zwkWvJIYagC&pg=PA205
- º Het Laatste Nieuws, https://www.hln.be/wetenschap-planeet/hij-bestaat-de-eenhoorn~a6299fce/
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Eenhoorns op Wikimedia Commons.