Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Dantons Tod

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Dit artikel gaat over het toneelstuk Dantons Tod van Georg Büchner, voor de gelijknamige opera van Gottfried von Einem, zie Dantons Tod (Opera).
rel=nofollow
Bestand:EBook between paper books.jpg
Datons Tod als e-boek op een iPad
tussen andere boeken in het boekenrek

Dantons Tod is een drama in vier bedrijven van Georg Büchner. Geschreven werd het van midden januari tot midden februari 1835. Omdat het nog in hetzelfde jaar in een door Karl Gutzkow uitgegeven versie in het literatuur-magazine Phönix van Eduard Duller verscheen, is Dantons Tod het enige drama van Büchner dat tijdens zijn leven gepubliceerd werd, zij het in een danig gecensureerde versie. Het droeg de ondertitel Dramatische beelden van het schrikbewind (Dramatische Bilder aus Frankreichs Schreckensherrschaft). De première vond pas plaats op 5 januari 1902 in het Berlijnse Belle-Alliance-Theater, in een productie van de vereniging Neue Freie Volksbühne, omdat het stuk lange tijd als onspeelbaar beschouwd werd.

Historische achtergrond

Als de historische achtergrond van het drama dient de Franse Revolutie. Om de handeling te kunnen volgen, is het noodzakelijk, dat men een globaal overzicht over de afloop van de revolutie en de destijds handelende politieke groeperingen en de tussen hun optredende conflicten heeft. De eigenlijke periode in het drama is een beknopt tijdperk van 24 maart tot 5 april 1794, daarmee de hoogtepunt van de tweede fase van de terreur, die in de revolutie was uitgestroomd.

In de Wetgevende Vergadering waren aanvankelijk de liberale girondijnen in de meerderheid. Zij waren bereid tot samenwerking met de koning. Een andere fractie, de Jakobijnen streefde naar een veruit radicalere verandering van de maatschappij en eiste de invoering van een republiek. De aanvoerders van de Jakobijnen waren vooral Maximilien de Robespierre, Jean-Paul Marat en Georges Jacques Danton, waarbij de laatstgenoemde - in tegenstelling tot Robespierre - tot de jakobijnse sectie van de Cordeliers behoorde, waartoe ook Pierre-Gaspard Chaumette, Camille Desmoulins en Jacques-René Hébert telden. Hébert wederom was voorzitter van een antiklerikale en radicaal linke groepering binnen de Cordeliers, de zogenaamde Hébertisten, die de afschaffing van het eigendom en de religie verlangden en daarmee ver boven de doelen van de andere Jakobijnen hebben geïntendeerd. Alhoewel zij de meerderheid hadden, konden zich de girondijnse afgevaardigden niet tegen de Jakobijnen en de publieke opinie doorzetten; zij konden zowel niet de gevangenzetting van koning Lodewijk XVI van Frankrijk voorkomen, als niet de inzet van een "provisorisch voltrekkingsraat" tot de ontzetting van de macht van de wetgevende vergadering en ook niet de door Marat gedreven en van Danton als minister van justitie gedoogde septembermoorden aan meer dan duizend politieke gevangenen (vooral koningsgezinde). Na de op 21 januari 1793 op aanleiding van de Nationale Conventie voltrokken executie van koning Lodewijk XVI, was op verzoek van Danton op 6 april 1793 het Comité van algemeen welzijn opgericht, dat voortaan de executieve in de staat uitoefende. Een revolutietribunaal, dat op 10 maart 1793 werd opgericht, naam de jurisdictie over vooral met blik op de "politieke delicten" van de beschuldigden. Vrijspraak of dood waren de enige vonnismogelijkheden; in het totaal wordt het aantal tijdens het Schrikbewind terechtgestelde op 40.000 mensen geschat.

In de lente van het jaar 1793 kwam het tot opstanden van de girondijnen in de departementen, die neergeveld werden en die de arrestatie en terechtstelling van 32 leidende girondijnse leden van de Conventie volgden. Bedreigingen van binnen en buiten (enorme economische problemen, hongersnoden, opstanden van de koningsgezinden en girondijnen, ruzie binnen de revolutionaire krachten, oorlog met Oostenrijk en Pruisen) verscherpten de situatie in de republiek. Die eerst als provisorisch opgestelde regering uit Nationale Conventie en Comité van algemeen welzijn bleef, na de weigering van de Conventie een democratische grondwet te besluiten, aan de macht. In juli 1793 werd de Jakobijn Marat door Charlotte Corday vermoord. In hetzelfde maand was Danton vanuit het Comité van algemeen welzijn gerappelleerd worden, maar anderzijds werden Robespierre en later ook Jean-Marie Collot d’Herbois en Jacques Nicolas Billaud-Varenne in het Comité van algemeen welzijn gekozen. Het Comité van algemeen welzijn en de Nationale Conventie bekenden zich nu openbaar tot het Schrikbewind, de golf van executies (onder anderen verdere girondijnen, maar ook de voormalige koningin Marie Antoinette) hield aan.

In samenhang met een corruptieaffaire vielen de verdachten op meerdere aanhangers van Danton en ook op hem zelf. In november 1793 eisten Danton en de Vieux Cordelier - het magazine van Camille Desmoulin - een einde van het Schrikbewind, wat Robespierre beslist heeft geweigerd. In plaats daarvan liet Robespierre op 24 maart 1794 Hébert en zijn aanhangers arresteren en executeren.

Aan deze plaats begint nu het drama van Büchner. Nadat zowel de gematigde girondijnen als de radicale Hébertisten geëlimineerd zijn, staan uitsluitend nog de - in de nieuwe politieke landschap als gematigd aangeziene - Dantonisten (Indulgents) met hun roep naar een einde van het Schrikbewind Robespierre in de weg. De confrontatie tussen deze beide groeperingen binnen de Jakobijnen kan ook met een onderhoud tussen Danton en Robespierre op 19 maart 1794 niet meer ondervangen worden; met toestemming van de Conventie lat Robespierre in de nacht van 30 op 31 maart Danton en zijn vertrouwden (Desmoulins, Lacroix, Philippeau en anderen) gevangennemen en voor het revolutietribunaal brengen; op 5 april worden zij geëxecuteerd. De verdere verloop van de revolutie is niet meer in Büchners drama afgewerkt; de navolgende val van Robespierre en het op 28 juli 1794 volgende guillotineren worden uitsluitend in vermoedens en ingevingen van Danton aangeduid.

Synopsis

1e akte

In de 1e akte van het toneelstuk worden drie actiegroepen tijdens de Franse revolutie voorgesteld, wier doelen en visies verschillend en dikwijls zelfs tegengesteld zijn (respectievelijk aanhangers van Danton, van Robespierre en het Volk). De beide revolutieaanvoerders Danton en Robespierre hebben verschillende opvattingen over de verdere voortgang van de revolutie. Danton - die als parvenu en invloedrijke burger tot de winnaarrs van de revolutie behoort - wordt al in de 1e scène als een decadente bon vivant neergezet, die zijn tijd met kaartspel en in bordelen doorbrengt. De politieke voorstellingen van de aanhangers van Danton zijn liberaal en tolerant, zij eisen niet uitsluitend een einde aan de terreur, maar ook een liberale staat.

Maar al in de volgende scène werd duidelijk, hoe utopisch deze eisen zijn. De lezer (of toeschouwer) wordt getuige van een tragikomische scène, waarin een dronken burger in woede en wanhoop klaagt, dat zijn dochter als prostituee moet werken om de hele familie te steunen. Hier wordt de situatie van het gewone volk duidelijk, dat nog steeds honger lijdt en voor wie de "zelfontplooiing" en de geneugtes van de decadente aanhangers van Danton onbereikbaar zijn. In deze scène heeft de derde partij in de persoon van Robespierre hun optreden, die van het volk de bewonderende bijnamen de deugdzame en de onkreukbare toebedeeld kreeg. In tegenstelling tot de aanhangers van Danton ziet hij het lot van het volk, zonder het echter te kunnen verbeteren; hij propageert de revolutionaire deugd, dat wil zeggen de volledige persoonlijke onzelfzuchtigheid en toewijding aan de zaak van de revolutie. Dienovereenkomstig wordt al in zijn eerste toespraak een beangstigend fanatisme openbaar, zijn reactie op de honger van de mensen is uitgeput in de oproep tot meer geweld en strengere maatregelen, hij wil met hulp van bloedbewind door de guillotine een "deugdzaam staat" oprichten. Onvermijdelijk lijkt al een botsing tussen de onverzoenlijke posities van de volgelingen van Danton en Robespierre. Hier botsen niet alleen twee staatsontwerpen, maar ook twee revolutionaire eisen: Hoeveel vrijheid durft de gelijkheid, hoeveel gelijkheid durft de vrijheid worden opgeofferd? Na een zeer emotionele toespraak van Robbespierre, waarmee hij de Nationale Conventie voor een voortzetting, ja zelfs verergering van de "terreur" kon winnen, vreesden de volgelingen van Danton voor hun veiligheid. Op verzoek van zijn vrienden stemt hij in voor een onderhandeling met Robespierre, maar die verloopt zonder resultaat. Robespierre, die zich door Danton moreel uit de kalmte gebracht voelde, besliste dan de dood van Danton en zijn volgelingen, omdat hij zich heeft ingebeeld, dat het de enige manier was, waardoor de revolutie kon worden voortgezet.

2e akte

Dantons bondgenoten sporen hem aan om actie te ondernemen, of tenminste te vluchten voor de jakobijnen. Danton wordt gekweld door levensmoeheid, fatalisme en berusting en hij kan zich niet tot enige actie bewegen. Daarnaast wil hij Frankrijk niet verlaten. Naast al zijn resignatie bestaat verderop ook de geloof aan zijn invloed en zijn populariteit; de geloof, dat de Conventie het niet zou wagen, maatregels tegen hem en zijn fractie te besluiten. Danton openbaart zijn vrouw Julie de wroeging vanwege de van hem besliste septembermoorden, maar haar lukt het hem te overtuigen van de noodzaak van zijn daden, op zijn minst oppervlakkig - hij valt weer in een geschiedenisfatalisme; in deze scène komt duidelijk ook een parallel met de morele conflicten van Robespierre naar voren. Ondertussen is Robespierre al van plan Danton en zijn gevolgen te arresteren; dit keer is er een radicale toespraak van Louis Antoine Saint-Just, de rechterhand van Robespierre, die de Nationale Conventie meevoert en het zal de arrestatie van Danton goedkeuren. De 2e akte eindigt met een turbulente scène in de Conventie, in die Saint-Just enthousiast gevierd wordt en het Franse volkslied, de Marseillaise gezongen wordt.

3e akte

In duidelijke tegenstelling tot het slot van de 2e akte is de 1e scène van de 3e akte, de handeling speelt in de kerker van het Palais du Luxembourg, waar gevangenen gezien hun aanstaande executie over leven, dood en onsterfelijkheid filosoferen. Uiteindelijk draaien hun gesprekken in cirkels en karikatureseren zo maar slechts de absurditeit van enkele destijds geldige bewijzen van god. Intussen is Danton gearresteerd en zal aan het revolutionaire tribunaal worden overgeven. De sfeer is eerst verdeeld, maar Danton herinnert, retorisch behendig, de Conventie en het aanwezige volk aan zijn revolutionaire verdiensten, en wint op deze manier nieuwe sympathieën. Ondertussen beslissen de voorzitters van het revolutionaire tribunaal de jurystoelen voor het volgende optreden van Danton uitsluitend met mannen te bezetten, die de lijn van Robespierre volgen. Toen Danton in zijn laatste hartstochtelijke appel heeft bepleit voor meer waarheid en rechtvaardigheid en tegen Robespiere en zijn bloedige daden, kantelt de stemming om ten gunsten van Danton, zodat men, om zijn invloed niet nog krachtiger te maken, de sessie abrupt oplost. De leden van het Comité van algemeen welzijn raadplegen zich over de verdere gang van zaken. Door het verraad plegen van een gevangene wordt Danton in verband gebracht met een vermeende plot, dat is reden voor de snelle voortzetting van het proces, zonder noodzaak Danton verder tot woord komen te laten. Niet alleen Robespierre's welsprekenheid, maar ook een corrupte rechtbank of het tribunaal beslissen uiteindelijk het lot van Danton en zijn volgelingen.

4e akte

Danton en zijn aanhangers worden tot dood veroordeeld. Danton en zijn vriend Camille Desmoulins filosoferen over leven en dood. Dantons vrouw Julie vergiftigd zichzelf in haar eigen huis, omdat zij haar man de verbondenheid ook na de dood beloofde. De mensen zijn kijklustig en sarcastisch, toen de veroordeelden geleid worden naar het schavot. Toen de door de stad wandelende Lucile Desmoulins van de executie van haar man hoort, is zij opgebroken naar de Guillotine op de Place de la Revolution. Daar aangekomen, neemt ze een wanhopige beslissing. Om ook in de dood bij haar man te blijven, roept zij Het leve de koning!. Het is haar eigen doodvonnis: Een patrouille van de militie arresteert zij.

Resumé

In het drama wordt duidelijk, dat de revolutie tegen het absolutistisch systeem van de koning en van de adel met terreur en geweld een ander systeem heeft voorgebracht - dat van de tirannie. Hoe zich tegen Robespierre en zijn volgelingen (de Jakobijnen) stelde of een andere voorstelling van en republiek had, werd tot vijand van het volk verklaard en tot dood veroordeeld. Een systeem werd door een ander opgevolgd.

Groepering Naam van de persoon Aanmerking
Dantonist Georges Danton Gedeputeerde van de Nationale Conventie
Jakobijn Maximilien de Robespierre Lid van het Comité van algemeen welzijn
Dantonist Legendre Gedeputeerde van de Nationale Conventie
Dantonist Camille Desmoulins Gedeputeerde van de Nationale Conventie
Lucile Desmoulins Vrouw van Camille Desmoulins
Dantonist Marie-Jean Hérault de Seychelles Gedeputeerde van de Nationale Conventie
Dantonist Lacroix Gedeputeerde van de Nationale Conventie
Dantonist Philippeau Gedeputeerde van de Nationale Conventie
Jakobijn Louis Antoine Saint-Just Lid van het Comité van algemeen welzijn
Jakobijn Bertrand Barère Lid van het Comité van algemeen welzijn
Jakobijn Jean-Marie Collot d’Herbois Lid van het Comité van algemeen welzijn
Jakobijn Jacques Nicolas Billaud-Varenne Lid van het Comité van algemeen welzijn
Julie Dantons vrouw
Dantonist Fabre d’Églantine Gedeputeerde van de Nationale Conventie
Girondijn Louis-Sébastien Mercier Gedeputeerde van de Nationale Conventie
Girondijn Thomas Paine Gedeputeerde van de Nationale Conventie
Marion Prostituee
Paris Vriend van Danton
Pierre-Gaspard Chaumette Gemeenteprocureur
Dillon Een generaal
Fouquier-Tinville Officier van justitie
Herrmann Voorzitter van het Revolutie tribunaal
Dumas Voorzitter van het Revolutie tribunaal
Simon Souffleur
Rosalie Prostituee
Adelaide Prostituee
Amar Lid van de raat van zekerheid
Vouland Lid van de raat van zekerheid

Receptie

Gottfried von Einem componeerde een opera op basis van dit drama, die in 1947 tijdens de Salzburger Festspiele in première ging. In 1923 vertaalde Willem Royaards het werk als Dantons dood in het Nederlands.[1] Hugo Claus vertaalde het werk eveneens in het Nederlands en in deze versie werd het op 13 december 1958 in de Amsterdamse Stadsschouwburg in de regie van Fons Raedemakers uitgevoerd.[2] Verder bestaat er een vertaling van Tom Kleijn uit 1992.[3]

Literatuur

  • Georg Büchner, Nederlandse (Toneel-)vertaling, Hugo Claus: Dantons dood: een drama, De Bezige Bij, 1958. 120 p.,
  • Georg Büchner: Sämtliche Werke und Schriften. Bd. 3 in 4 Teilbänden. Danton’s Tod. Marburger Ausgabe. Hrsg. v. Burghard Dedner und Thomas Michael Mayer. Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt 2000. ISBN 3-534-14520-8
  • Georg Büchner: Werke und Briefe. Münchener Ausgabe. Hrsg. v. Karl Pörnbacher, Gerhard Schaub, Hans-Joachim Simm, Edda Ziegler. 8. Auflage. Hanser, München 2001, S.67–133. ISBN 3-423-12374-5
  • Georg Büchner: Schriften und Briefe. Dokumente. Hrsg. v. Henri Poschmann unter Mitarb. v. Rosemarie Poschmann. Bd. 1. Bibliothek Deutscher Klassiker. Bd 84. Deutscher Klassiker Verlag, Frankfurt am Main 1992, S.11-90. ISBN 3-618-60090-9

Externe links

Q920590 op Wikidata  Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)

rel=nofollow

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
rel=nofollow
rel=nofollow