Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Carl Hugo Hahn

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Carl Hugo Hahn (landgoed Aahof bij Riga (toen in het Russische Keizerrijk), 18 oktober 1818Kaapstad (Kaapkolonie), 24 november 1895) was een luthers zendeling en taalkundige in Duits Zuidwest-Afrika.

Leven

Jeugd en opleiding

Carl Hugo Hahn werd geboren als zoon van Carl Peter Hahn en Helene Hahn, geboren Majus. Carl Peter Hahn was de pachter van het landgoed Aahof (de latere bezitter van het landgoed Vegesacksholm)[noot 1][1][2][3] en was penningmeester[noot 2] bij het Adellijke Kredietwezen[noot 3] in Riga.

Nadat Carl Hugo Hahn naar school was gegaan in het gymnasium te Riga, slaagde hij in 1834 in het toegangsexamen voor de school van het Keizerlijk-Russisch Ingenieurkorps. Maar nog voor hij zich aansloot bij het Ingenieurkorps, kwam hij diep onder de indruk van het gebed van een klein meisje. Hij was thuis niet zo gelovig opgevoed en besloot zich nu aan te sluiten bij een Herrnhuter broedergemeente. Hij voelde zich bijzonder aangetrokken tot de beweging van de zendingsgenootschappen en besloot zendeling te worden. In 1837 vertrok hij van zijn thuisstad Riga naar Barmen (nu een deel van Wuppertal, Duitsland) om zich in te schrijven aan de school van het Rijnlandse Zendingsgenootschap (Rheinische Missionsgesellschaft). Na een proefperiode werd hij op 10 oktober 1838 opgenomen in het missieseminarie. Intussen studeerde hij aan de Universiteit van Bonn.

Eerste zendingsreis

Na zijn graduatie als zendeling vertrok Hahn in 1841 op missiereis naar Zuidwest-Afrika. Op 13 oktober 1841 kwam hij aan in Kaapstad, met de opdracht het gebied waarin de Rijnlandse Missie actief was, uit te breiden van de Kaapprovincie tot over de Oranjerivier, door het christendom te verspreiden onder de Nama en de Herero. Zij zouden hierdoor de eerste christelijke zendelingen zijn in dit gebied, maar het beloofde geen gemakkelijke opdracht te worden, aangezien beide stammen elkaar toen vijandig gezind waren. Hij werd in 1842 goed ontvangen te Windhoek door Jonker Afrikaner, de kapitein of hoofdman van de Oorlam-Afrikaners die daar woonde.

In Kaapstad ontmoette Hahn Emma Hone, de dochter van de Engelse schrijver William Hone (1780–1842). Zij trouwden op 3 oktober 1843. Het gezin zou een dochter en drie zonen hebben, waarvan de jongste zoon, Traugott, later als predikant zou terugkeren naar de Baltische staten. Voor zijn huwelijk had Hahn reeds twee nama-jongens geadopteerd, die hem hielpen als vertalers.

Toen in 1844 Wesleyaanse zendelingen aankwamen op uitnodiging van Jonker Afrikaner, besloten Hahn en zijn collega Franz Heinrich Kleinschmidt uit te wijken naar het Damaraland, verder naar het noorden, om botsingen tussen beide missionerende groepen te vermijden.

In oktober 1844 trok het zendelingengroepje naar Okahandja en reisde door het Hereroland. Op 31 oktober 1844 kwamen zij aan in het plaatsje Otjikango, dat zij de naam (Neu-)Barmen (nu Gross-Barmen) gaven, zoals de plaats waar de hoofdzetel van het Rijnlandse zendingsgenootschap zich bevond. Daar bouwden zij een eerste zendelingenhuis voor het Rijnlandse zendingsgenootschap, om van daaruit onder de Herero te werken. Hahn leerde Herero (Otjiherero), de taal van de Herero, en hield op 24 januari een eerste preek in deze taal. Hahn stelde een basisgrammatica op van het Otjiherero en publiceerde het eerste woordenboek van deze taal. Hij vertaalde het Nieuwe Testament, gedeelten van het Oude Testament en kerkliederen, en zorgde zo voor de eerste schriftelijke werken in het Herero. De dienstmeid Urieta (Johanna Maria Gertse), de eerste gedoopte Otjiherero-spreekster, was hierbij heel behulpzaam om hem de taal aan te leren en te helpen bij het vertalen van de Bijbel naar het Otjiherero.

In 1849 bouwden zij een tweede missiehuis in Otjimbingwe, waar Johann Rath actief werd, en in 1850 een derde missiepost te Okahandja, waar Friedrich Kolbe zijn dienst verrichtte. Wegens de aanhoudende droogte kwam het tussen de Nama en de Herero in 1850 tot strijd om weideland. Bij de gevechten ging alles verloren wat de zendelingen hadden opgebouwd.

1853–1874

In 1853 liet men Hahn terug naar Barmen in Duitsland reizen om de verdere zendingsdienst in Zuidwest-Afrika te evalueren. Hij reisde in 1854 en 1855 naar zijn vroegere thuisland in de Baltische staten, naar Rusland en Engeland, om ondersteuning te zoeken voor het verderzetten van hun werkzaamheden, maar het Rijnlandse zendingsgenootschap besloot dat het beter zou zijn om zich op een andere streek te concentreren.

Hij kon in 1856 terugkeren naar Zuidwest-Afrika. Door toenemende veten tussen de Nama en de Herero was Barmen (Otjikango) bijna volledig van de kaart geveegd,[4] maar Hahn kon de missiepost herbouwen. Onder zijn leiding ondernamen de zendelingen een expeditie naar de Ovambo, maar deze eindigde in 1857 in een catastrofe, en de leden van de expeditie konden ternauwernood heelhuids ontsnappen.

In 1859 werd hij opnieuw naar Duitsland gehaald en aangesteld als een reizend predikant. Opnieuw zocht hij ondersteuning voor het werk onder de Herero, en vond steun bij het Ravensbergse Missiegenootschap (Ravensberger Missionsgesellschaft) bij vorstin Elisabeth von Lippe-Detmold, waarna hij eind 1863 opnieuw naar Zuidwest-Afrika reisde.

Intussen hadden de Herero een beslissende veldslag gestreden tegen de Nama, en nu waren zij bereid naar de christelijke zendelingen te luisteren. Zo kon de „missiekolonie” in Otjimbingwe worden gebouwd met het „National-Gehülfeninstitut Augustineum”. Dit werd een school voor inheemse zendelingen, die zowel de Nama als de Herero alsook de blanke handelaars zouden respecteren. In 1866 reisde hij tot aan de rivier Kunene, waar de huidige grens is met Angola. In 1867 werd een kerk gebouwd. Aan een periode van succes kwam een abrupt einde, toen de missiepost in 1868 werd overvallen door de Nama, waardoor velen van de Herero wegvluchtten.

Toen het Rijnlandse zendingsgenootschap zich begon bezig te houden met kolonialistische doelen en een eigen handelsgenootschap stichtte om hieruit winst te halen, zag Hahn dit als een bedreiging voor zijn werk van evangelisatie en ontwikkelingshulp en verliet hij het zendingsgenootschap.[4]

Tijdens zijn bezoek aan Duitsland in 1873/74, verleende de Universiteit van Leipzig hem een eredoctoraat voor zijn taalkundig onderzoek bij de Herero.

Kaapstad

In 1874 werd Hahn pastor (Pfarrer) van de Duitse lutherse St.-Martini-gemeente in Kaapstad, en was tien jaar in deze functie actief. Zijn zoon Hugo ondersteunde hem als hulppredikant. Nadat zijn echtgenote in 1880 was overleden, reisde hij in 1882 reisde hij als vredesbemiddelaar naar het Hereroland en werd daar hartelijk ontvangen. Vanaf 1882 tot zijn pensioen in 1884 was hij Speciaal Afgevaardigde van de Kaapse regering voor het gebied van Walvisbaai.[5] Zijn laatste jaren verbleef hij in Zuid-Afrika bij zijn zoon, die van 1881 tot 1921 predikant was van de Duitse St.-Petri-kerk te Paarl bij Kaapstad. Hij besloot zijn zoon te helpen door zelf de kerkgemeente van Worcester te beheren. In 1890 maakte hij nog mee dat het Rijnlandse zendingsgenootschap het werk in Ovamboland begon, en hij had contact met de eerste zendelingen onder de Ovambo en Herero.

Toen hij naar Kaapstad reisde om nieuwe zendelingen te gaan begroeten, werd hij ziek. Hij overleed op 77-jarige leeftijd en werd begraven in Paarl.

Werken

  • Grundzüge der Grammatik des Herero nebst einem Wörterbuch (Basis van de grammatica van het Herero, met een woordenboek). Berlin: Nationale Akademie, 1857.
    Zijn taalkundige werken zijn een belangrijke basis voor het onderzoek van Georg Hartmann, Leonhard Schultze en Siegfried Passarge.
  • Tagebücher 1837–1860. Windhoek: B. Lau. (Postuum in 1984)

Noten

Verwijzingen

rel=nofollow
rel=nofollow
 
rel=nofollow