Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Bovenstem (psalmberijming)

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

De bovenstem is een zangstijl voor de Geneefse psalmen, afgeleid van een vierstemmige toonzetting.

Geschiedenis

Na de uitgave van het Geneefse Psalter in 1562, geschreven op verzoek van Johannes Calvijn. De melodieën werden gecomponeerd door Guillaume Franc (1542-1543) en gedeeltelijk vervangen of herzien door Louis Bourgeois (1547-1551). Claude Goudimel gaf in 1565 een bewerking uit van de melodieën voor het zingen op vier stemmen. In zijn inleiding stond uitdrukkelijk dat deze melodie bedoeld was voor het zingen ès maisons, dus thuis, niet in de kerk.[1]

Deze ritmische homofone bewerking voor vier stemmen kwam later naar Nederland, samen met de berijming van Petrus Datheen. In deze uitgave was de zetting van Claude Goudimel zodanig bewerkt, dat de hoge mannenstemmen de alt zongen en de sopraanpartij een octaaf lager werd gezongen. Van deze vierstemmige bewerking is één druk bekend uit de achttiende eeuw met de berijming van Datheen. Waarschijnlijk was deze uitgave in de achttiende eeuw niet veel in gebruik.

Het zingen op hele noten

Zonder de steun van een koor of orgel (beide waren verboden) was het nodig dat een voorzanger de melodie onderwees. De kwaliteit van het gemeenschappelijke gezang begon al snel af te nemen, en melodieën werden weldra alleen nog maar op hele noten gezongen, zodat het oorspronkelijke ritme wegviel.

Toen de berijming van 1773 verscheen, rees er in conservatieve (’orthodox’) protestantse kringen groot verzet tegen de nieuwe zingtrant en men bleef de psalmen op hele noten zingen. In kleine zanggroepen werden de psalmen in orthodoxe kringen wel degelijk vierstemmig ritmisch gezongen, naar de zetting van Goudimel en alleen door mannen. Naar aanleiding van deze vierstemmige psalmzang werd getracht om ook de zogenaamde evangelische gezangen van 1805 op vier stemmen te introduceren. Ook hier verscheen een toonzetting van, met een bijzondere uitgave waarin de vier stemmen, net als bij de vierstemmige psalmen, op iedere twee pagina’s afzonderlijk zijn weergegeven. Van deze uitgave is maar één exemplaar bekend. Dat exemplaar is ingebonden bij een bundel van de vierstemmige psalmen.

In de loop van de negentiende eeuw verscheen een nieuwe evangelische liedbundel in drie delen, van de hand van Johannes Hazeu. Ook deze verscheen op vier stemmen voor mannen en werd wel samen met de vierstemmige psalmberijming gezongen. In de loop van de negentiende eeuw verschenen verschillende uitgaven van zowel de vierstemmige psalmen alsook van de vierstemmige Hazeuliederen.

Het zingen in de bovenstem

Het zingen in de bovenstem zou afkomstig zijn van zanggroepen in schepen en op boerderijen. Vanaf ongeveer 1840 werd het gebruikelijk om in zangroepen samen psalmen en Hazeuliederen te zingen. Vissers zongen samen op de schepen. Boerenknechts op Urk, in de diverse buurtschappen rondom Zwolle en in Zeeland, zongen in het weekend op de lange winteravonden op de ’deel’ (de dorsvloer) van een boerderij. Zij gebruikten de oude berijming met de toonzetting van Goudimel, bewerkt voor vierstemmig zingen door mannen.

Een ervaren zanger gaf alle partijen de toon aan met behulp van een stemfluitje, volgens het do re mi fa sol. Met een hamertje werd de maat geslagen. Men zong ritmisch, maar zeer langzaam.

Zangers, die gewend waren om de altpartij te zingen, deden dat ook wel eens tijdens het zingen in de gewone kerkdiensten. Dit gebeurde bijvoorbeeld in Genemuiden en op andere plaatsen.

Immaterieel cultureel erfgoed

Deze praktijk is geleidelijk aan verdwenen, met uitzondering van een aantal zeer conservatieve kerken die de melodieën nog steeds op hele noten zingen. Op zaterdag 23 november 2013 werd de bovenstem erkend als immaterieel erfgoed.[2]

Weblinks

rel=nofollow