Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Suikerbiet

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Beta vulgaris)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

De suikerbiet oftewel beetwortel is een wortelgewas dat wordt geteeld voor de winning van suiker. De plant is een kweekproduct binnen de biet (Beta vulgaris subsp. vulgaris). Er zijn tal van rassen, die verenigd worden in de cultivargroep Altissima. In het verleden is de suikerbiet wel beschreven als variëteit (Beta vulgaris var. altissima).

De suikerbiet is in Nederland een belangrijke bron van suiker. De suikerbiet is niet eetbaar, daar is de biet veel te hard voor. Om de suiker uit de suikerbieten te winnen vindt een complex productieproces plaats waarbij de bieten worden gesneden en gekookt en het sap wordt gecentrifugeerd. Tijdens het proces komen verschillende bijproducten vrij die echter niet worden weggegooid maar in andere producten worden verwerkt.

De plant wordt tot 80 centimeter hoog, de bloemen zijn geplaatst op een steel en zijn klein, ze hebben geen opvallende kleuren. Van de suikerbiet wordt wel beweerd dat de plant meer CO2 zou wegvangen dan andere gewassen, maar dit is onjuist.[1]

Teelt

Suikerbieten worden vooral geteeld in de gematigde klimaatzone. Het wereldareaal bedroeg in 2004 7 miljoen hectare met een opbrengst van 249 miljoen ton bieten.[2] De suikerbiet houdt van een losse, vochtige grond en kan slecht tegen vorst. Als de suikerbiet bevriest sterft de biet af en verliest tot drie keer meer suiker dan een levende biet. Daarnaast zal een biet die bevroren is geweest hierdoor snel gaan rotten. Met name het bevriezen van een berg reeds geoogste bieten is zeer schadelijk omdat een hele oogst verloren kan gaan. Om dit tegen te gaan kan een zeil over de bieten geplaatst worden. De grootste productie vindt plaats op het noordelijk halfrond, waarbij Frankrijk, Duitsland, Verenigde Staten en Rusland de grootste suikerbietenproducenten zijn (in 2007). De Europese Unie is de derde grootste suikerproducent, na Brazilië en India, die vooral suikerriet telen. Het zaaien gebeurt in de lente terwijl de bieten in de herfst geoogst kunnen worden. Het bietenzaad komt uit landen met een warmer klimaat dan Nederland of België, zoals Frankrijk. De suikerbiet is een tweejarige plant. In het eerste jaar worden reservestoffen opgeslagen in de wortel, die het jaar daarop worden gebruikt voor de bloei en de zaadproductie. Er komen echter ook planten voor, die in het eerste jaar onder ongunstige omstandigheden een bloeiwijze vormen (schieten). Deze bieten moeten verwijderd worden voordat ze zaad vormen, om opslag (onkruidbieten) in het volgende gewas te voorkomen. Bovendien zijn ze ongewenst tijdens de oogst en verwerking van de rest van de bieten.

De oogst vindt plaats in de herfst (vanaf september), waarbij de wortelopbrengst per hectare gemiddeld in Nederland 65 ton was in de jaren 2003 tot en met 2007. De meeste bieten worden geoogst met een zesrijige bietenrooier, waarbij de biet wordt ontbladerd en daarna met messen wordt gekopt. Voor goed kopwerk is een regelmatige stand van de bieten noodzakelijk; bij te kleine bieten blijft er nog blad aan de biet zitten en bij te grote bieten wordt er teveel biet weggekopt. De bladeren die vrijkomen bij het koppen worden niet weggegooid maar op het land uitgestrooid als mest.

De teelt van suikerbieten geschiedt geheel machinaal. Voor het machinaal kunnen verzaaien worden de zaden, eigenlijk zaadkluwens met tegenwoordig één kiem, gepilleerd. Pilleren is het opvullen/omhullen van onregelmatige gevormde zaden, met als doel het zaad beter, sneller en preciezer te kunnen verzaaien. Een ander doel is het meegeven van fungiciden en insekticiden om de plant gedurende de eerste groeifase te beschermen tegen schadelijke schimmels en insecten.

Bij de teelt van suikerbieten kunnen talloze ziekten optreden, zoals bladziekten, veroorzaakt door Cercospora, meeldauw, of wortelziekten, bijvoorbeeld rotting veroorzaakt door Rhizoctonia solani. Ook kan er schade ontstaan door aaltjes en insectenlarven, zoals ritnaalden en het bietenkevertje (Atomaria linearis) eten van de bietenplanten. Zie ook onder het kopje ziekten en aantastingen.

Gemiddeld bedroeg de opbrengst in Nederland in 2005 11.100 kg, in 2006 10.900 kg en in 2007 11.100 kg suiker per ha. De gemiddelde suikerbietopbrengst was in 2007 64.000 kg per hectare met een suikergehalte van 17,4%. De gemiddelde uitbetaalde suikerbietenprijs was in 2007 € 41,31 per 1000 kg bieten.[3] De prijs hangt af van het suikerpercentage van de biet, het gehalte aan amino-stikstof, kalium en natrium en de hoeveelheid meegeleverde tarra.

Samenstelling

De biet van suikerbieten bevat gemiddeld:[4]

Drogestof 24%
Sacharose 17%
Andere Suikers 0,4%
Eiwit 0,5%
Pectine 2%
Cellulose 1%
Hemicellulose 1%
Aminostikstofverbindingen 0,25%
Betaïne 0,2%
Kationen 0,3%
Anionen 0,3%

Suikerfabrieken en bietencampagne

Suikerfabrieken zijn gevestigd in de teeltgebieden van de suikerbiet. In Nederland zijn deze gevestigd in Hoogkerk (Suiker Unie) en Dinteloord (Suiker Unie), in België o.a. in Tienen.

In suikerfabrieken wordt de suiker uit de bieten gehaald en geraffineerd. Tijdens de zogenaamde bietencampagne in de herfst worden de grote hoeveelheden bieten naar de fabrieken gebracht. Dat de bietencampagne gestart is, valt vaak op doordat de binnenwegen waarover de bieten vervoerd worden zijn bedekt met een laag modder. Daarnaast vormen afgevallen bieten, die relatief groot en zeer hard zijn, een mogelijk gevaar voor het verkeer. Het overgrote deel van de bieten wordt geoogst tussen half september en half november. Later oogsten geeft risico's omdat de biet slecht tegen vorst kan. De verwerking vindt plaats van half september tot half januari. In deze periode wordt suiker uit de bieten gehaald. De rest van het jaar wordt gebruikt om de fabriek schoon te maken, te onderhouden en klaar te maken voor de volgende campagne.

In de fabriek worden de bieten eerst gewassen en in reepjes gesneden (snijdsel). De suiker wordt aan de fijngesneden biet onttrokken met warm water. Het zo ontstane ruwsap moet echter eerst gezuiverd worden, men voegt daar onder andere kalk voor toe, dat later als schuimaarde in de landbouw wordt gebruikt, zie carbonatatie. Daarna dikt men het sap in tot diksap, waarin bij verder indikken de suikerkristallen gevormd worden. Om de vorming van kristallen te stimuleren wordt een beetje poedersuiker toegevoegd. Door centrifugeren scheidt men de kristallen van de overgebleven stroop, die melasse genoemd wordt en apart wordt verkocht, bijvoorbeeld voor de productie van alcohol. Melasse kan ook worden verwerkt in veevoer; doordat het kleverig is kunnen er korrels van worden gemaakt. De kristalsuiker wordt goed gedroogd en opgeslagen in silo's. Gedurende de loop van het jaar wordt de suiker verpakt en vervoerd. Het snijdsel waaraan de suiker is onttrokken (pulp) dient als veevoeder.

Uit kristalsuiker worden diverse andere producten gemaakt, zoals basterdsuiker, poedersuiker en suikerklontjes. Ook bij de productie van minder voor de hand liggende suikerhoudende producten zoals verf, papier en tandpasta wordt suiker gebruikt. In Nederland worden de bieten direct tot suiker verwerkt. In het buitenland vindt soms een deel van de verwerking van het diksap buiten de campagne plaats.

Geschiedenis

Voor de ontdekking van de suikerbiet als suikerbron was suikerriet na honing de voornaamste zoetstof.

Suikerriet werd in Nederland geïmporteerd vanuit tropische landen. Na de Franse Revolutie kwam door de Britse blokkade van continentaal Europa de invoer van rietsuiker onder druk te staan, en werd de prijs zeer hoog. Men ging daarom op zoek naar vervanging van suikerriet door een alternatief. Eerder, aan het begin van de 17e eeuw, had de Fransman Olivier de Serres al suikerkristallen in bieten ontdekt. De Duitser Andreas Marggraf slaagde er in 1747 in om het sap uit de bieten en wortelen te halen en de suiker te kristalliseren. Franz Carl Achard verbeterde door selectieve teelt het suikergehalte van de Silezische voederbiet, zodat de "suikerbiet" ontstond en hij stichtte in 1802 de eerste suikerfabriek. De suikerbieten bevatten toen nog slechts 6% suiker. Benjamin Delessert verbeterde de zuivering. Napoleon kreeg interesse in het nieuwe product en wees veel gebieden aan waarop voortaan suikerbieten moesten worden geteeld. Charles-François Lebrun, de prins-stadhouder propageerde de suikerbiet in de Nederlanden. Toen de oorlogen waren afgelopen, stortte de teelt van suikerbieten weer in, omdat rietsuiker weer goedkoop werd. Na de afschaffing van de slavernij steeg de prijs van het suikerriet opnieuw. De suikerriet plantages werden namelijk voordien bemand met slaven, een zeer goedkope vorm van arbeid.

In de 20e eeuw maakt landbouwmechanisatie en éénkiemig zaad de bietenteelt veel eenvoudiger. De teelt van suikerbieten is sinds 1968 afhankelijk van de marktpolitiek van de Europese Unie. Sinds 2006 is een hervorming van de suikermarkt in de EU gaande met lagere prijzen voor suiker en suikerbieten. Boeren mogen daarnaast een maximale hoeveelheid suiker produceren via een quota-systeem. Het areaal krimpt zover dat de EU netto importeur van suiker gaat worden.

Hoewel suikerbieten niet te eten zijn vanwege hun hardheid, werden ze tijdens de hongerwinter in de Tweede Wereldoorlog wel gegeten, net als tulpenbollen. Men had er speciale raspen voor.

De wereldsuikerproductie verzevenvoudigde tussen 1900 en 1964. In de westerse wereld daalt de consumptie inmiddels licht vanwege gezondsheidsperikelen en het gebruik van kunstmatige zoetstoffen. De toename van de wereldsuikerconsumptie zit vooral in landen als China en India.

Suikerbietenprijs

De suikerbietenprijs wordt vanaf 2006 in stappen verlaagd, tegelijkertijd krijgen de boeren de verlaging gedeeltelijk gecompenseerd. In de volgende tabel staat de prijsverlaging en de compensatie per ton (1000 kg) bieten met een suikerpercentage van 16%.

jaar prijsverlagings-
percentage
prijs per ton bieten
zonder compensatie in €
compensatie-
percentage
prijs per ton bieten
in €
2004 0 45,14 0 45,14
2005 0 43,12 0 43,12
2006 20 32,90 60 39,34
2007 27,5 29,80 60 38,10
2008 32,4 26,70 64,42 37,61
2009 36 26,30 64,42 37,46
tot 2015 36 26,30 64,42 37,46

Suiker in België

In België zijn suikerfabrieken in onder meer Tienen, Fontenoy, Wanze en Oerle. Er wordt ongeveer 90.000 hectare (zo'n 20% van de beschikbare landbouwgrond) gebruikt om suikerbieten te verbouwen, wat een productie van ongeveer 6 miljoen ton bieten per jaar oplevert (cijfers 2004).[5]

Suiker in Nederland

In Nederland wordt jaarlijks ongeveer 72.000 ha suikerbieten geteeld. Nederland kent nog één concern die suikerbieten tot suiker verwerkt: Suiker Unie. Suiker Unie is op coöperatieve leest geschoeid en is een dochteronderneming van Royal Cosun. In 2006 werd de suikerdivisie van CSM overgenomen door Cosun (Suiker Unie) voor ruim 200 mln euro (+cash saldo).

Ongeveer 13.500 suikerbietentelers zijn lid van de Koninklijke Coöperatie Cosun U.A. die de bieten bij Suiker Unie laten verwerken in de suikerfabrieken bij Dinteloord en Hoogkerk (Vierverlaten). De fabriek bij Puttershoek is eind 2004 gesloten en de fabriek bij Groningen heeft in 2007 haar laatste campagne verwerkt.

CSM Suiker bv. had één suikerfabriek in Hoogkerk (Vierverlaten), ten westen van Groningen. Deze fabriek is inmiddels overgedragen aan Suiker Unie. De fabriek in Breda is begin 2005 gesloten, hoewel de productie van vloeibare suiker voor de voedingsmiddelenindustrie, basterdsuiker en stroop (vooralsnog) gehandhaafd blijft.

In Limburg verzorgt de coöperatie Covas voor 1.100 leden de complete afzet van in totaal 6.000 hectare suikerbieten. Covas beschikt daartoe over een verlaadstation in Born. Het verlaadstation beschikt over een installatie voor het uitschonen van grond. De bieten gaan verder per schip naar Suiker Unie.

Naast deze transportactiviteiten verzorgt Covas ook teeltbegeleiding en de verkoop van een aantal bijproducten van de suikerindustrie, zoals bietenpulp voor veevoer en de kalkmeststof BETACAL (schuimaarde) voor bouwland. Voor een goede marktwerking in suikerreferenties beschikt Covas over een Suikerbeurs. Verder verzorgt Covas de afzet van 700 hectare cichorei naar Sensus en 450 hectare brouwgerst voor de Limburgse bieren van Gulpener. Covas draait op een team van acht personen, dat in de oogstperiode wordt aangevuld met ongeveer honderdvijfentwintig campagne-medewerkers.

CSV is een suikerbietentelerscoöperatie in Oost-Brabant met 1.300 leden die hun bieten van in totaal 5.200 hectare aan CSV leveren. De activiteiten van CSV staan in het teken hiervan. Dat gaat vanaf de zaadbestellingen, via de intensieve teeltbegeleiding tot uiteindelijk de uitbetaling volgens ons eigen uitbetalingssysteem. CSV biedt een intensieve begeleiding van telers en teeltomgeving (bijvoorbeeld loonwerkers), waardoor een zo optimaal mogelijk rendement voor de teler gerealiseerd wordt.

CSV kent de bietenteelt als kernactiviteit en heeft als nevenactiviteiten een breed scala aan onderwerpen dat daarmee verband houdt. CSV heeft een aantal dochterondernemingen: Nevenproductenhandel bv (NPH), Aardappeltelers Zuid Nederland bv (AZN) en Euro Ginseng bv (Euro Ginseng). Deze ondernemingen richten zich op andere activiteiten dan suikerbieten (o.a. handel in Betacal en andere meststoffen, teelt cichorei, teelt en handel aardappelen en de bewerking en verkoop van ginsengwortels en -producten).

Geschiedenis in Nederland

In vergelijking met de rest van Europa kwam de productie van suiker in Nederland laat op gang. In 1858 wordt in Zevenbergen de eerste Nederlandse suikerfabriek opgericht. Rond 1874 zijn er 23 fabrieken. Technische en chemische vernieuwingen waren voor een aantal fabrieken niet op te brengen, en een aantal sloten hun poorten. In 1890 waren er in de provincie Noord-Brabant, toen de provincie met de meeste suikerfabrieken, 21 fabrieken: Bergen op Zoom (3), Oud en Nieuw Gastel (3), Roosendaal (3), Zevenbergen (3), Oudenbosch (2), Steenbergen, Geertruidenberg, Oosterhout, Princenhage, Standdaarbuiten, Werkendam en Etten-Leur. Ook werden er fabrieken opgericht in Sas van Gent (2), Oud-Beijerland, Puttershoek, Halfweg, Hoogkerk en Groningen. Geleidelijk werden als gevolg van schaalvergroting steeds meer fabrieken gesloten.

Ziekten en aantastingen

Suikerbietplanten kunnen aangetast worden door verschillende ziekten en plagen, o.a.

Externe links

Wikimedia Commons  Vrije mediabestanden over Beta vulgaris op Wikimedia Commons

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

rel=nofollow