Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

ADD

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Attention Deficit Disorder)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Attention Deficit Disorder, afgekort : ADD is een aangeboren aandoening. Ze wordt veroorzaakt door een afwijking in de werking van de neurotransmitters. Dit leidt tot een veranderde activiteit in bepaalde gebieden van de hersenen. Volgens een algemeen gebruikt handboek voor de indeling van psychische aandoeningen, het DSM-IV, is ADD een subtype van ADHD, en wel het zogenoemde overwegend onoplettende type, gekenmerkt door een aandachtstekortstoornis en concentratieproblemen. ADD wordt meer dan ADHD in verband gebracht met depressie, angststoornissen en slechte schoolprestaties, gedragsproblemen staan minder op de voorgrond. Onderzoek toont aan dat ADHD of ADD voorkomt bij 1 tot 4% van alle kinderen en dat zeker een derde deel er ook als volwassene nog last van ondervindt. ADD en ADHD komen voor bij mensen van alle opleidingsniveaus.

Kenmerken

Verondersteld wordt dat de hersenen van ADD'ers anders functioneren dan die van niet-ADD'ers. Mensen met ADD hebben een enorme gedachtenstroom waardoor ze vaak dromerig of ongeïnteresseerd overkomen op andere mensen. Door deze gedachtenstroom kunnen ze zich moeilijk concentreren op de voor het specifieke moment relevante zaken. Het “filter” dat relevante van irrelevante zaken scheidt, werkt minder goed. Mensen met ADD zijn snel afgeleid, rusteloos en vaak impulsief in hun gedrag. Kenmerkend voor ADD is het hebben van meerdere intense stemmingsschommelingen op een dag. Ook slaapproblemen, vergeetachtigheid, ongeorganiseerdheid, en een ander tijdsbesef horen er bijna altijd bij. Ook zijn ze vaak overgevoelig voor geluids- en beeldimpulsen. ADD'ers hebben er dikwijls moeite mee een gesprek te volgen in een grotere groep mensen. Dit omdat ze zich niet kunnen concentreren op één gesprek, maar zich proberen te focussen op alle gesprekken die op dat moment gaande zijn. Mensen met ADD beschrijven dit probleem soms als "het luisteren naar een gesprek op de radio, terwijl de uitzending gepaard gaat met heel veel ruis".

Soms bezitten AD(H)D'ers bijzondere vaardigheden met betrekking tot het snel combineren van informatie en indrukken, probleemoplossend denken, inlevingsvermogen, creativiteit, en ruimtelijk inzicht. Mensen met ADD kunnen in bepaalde situaties hyperfocussen; men is dan extreem geconcentreerd en zich niet bewust van wat er om zich heen gebeurt. Dit hoge concentratieniveau kan leiden tot het ontwikkelen van uitzonderlijke talenten. Omdat veel AD(H)D'ers een hogere prikkeldrempel hebben, zullen ze in bepaalde risicovolle en crisissituaties alerter en beter functioneren, terwijl bij andere mensen de kans op disfunctioneren juist toeneemt.

Oorzaak

ADD is een set specifieke persoonlijkheidskenmerken met een grotendeels erfelijke oorzaak. Het is geen karaktertrek of opvoedingsfout. ADD wordt door wetenschappers als een neurobiologische stoornis beschouwd: er zijn steeds sterkere aanwijzingen dat genetisch-biologische factoren een sleutelrol spelen. Met name een tekort aan, en/of onevenwicht in de aanwezigheid van, twee neurotransmitters in de premotorische cortex en in de prefrontale cortex van de hersenen is kenmerkend. Bij ADHD'ers leidt deze afwijking in de neurotransmitters dopamine en noradrenaline tot aandachtsproblemen, hyperactiviteit en impulsief gedrag. Bij ADD'ers zijn hyperactief en impulsief gedrag in mindere mate aanwezig, of geheel afwezig. Het komt vaak voor dat kinderen met ADHD, naarmate ze ouder worden, minder hyperactief en impulsief gedrag vertonen en in hun volwassen leven getypeerd kunnen worden als iemand met ADD.

Diagnose

Er is geen eenduidige test voor ADD. De diagnose ADD wordt gesteld op basis van een gestructureerde vragenlijst en worden er, indien wenselijk, ook familieleden of andere direct betrokkenen uitgenodigd voor een interview. De uitkomst van de vragenlijst en de gesprekken moeten helderheid geven over ADD. Het onderzoek en diagnostiek wordt over het algemeen uitgevoerd door een psychiater of een psycholoog.

Voor het stellen van de diagnose ADD worden de specifieke DSM-IV criteria van ADHD gebruikt, maar zonder de hyperactiviteit. Volgens het DSM-IV handboek zijn kenmerken van ADD:

  • Snel afgeleid door dingen en geluiden die niet belangrijk zijn voor de zaak waar men mee bezig is, bijvoorbeeld mensen die elders aan het werk zijn
  • Moeite met plannen en organiseren van activiteiten, bijvoorbeeld werk of taken
  • Problemen met het voltooien van taken en tijdig klaar zijn
  • Niet goed concentreren op details en hierdoor slordigheidsfouten maken
  • Zeer vaak moeite met het volgen van uitleg en daardoor dingen missen
  • Vaak zaken vergeten en verliezen, bijvoorbeeld sleutels, geld, of materiaal dat nodig is om een opdracht uit te voeren.

Een volwassene met ADD zal de onderstaande vragen allemaal met "ja" kunnen beantwoorden.

  • Zijn de gedragingen buitensporig?
  • Was het probleemgedrag al aanwezig in de kindertijd?
  • Komen de gedragingen bij de persoon meer voor dan bij andere mensen van dezelfde leeftijd?
  • Veroorzaakte het gedrag een serieuze handicap in ten minste twee levensfasen?
  • Vormen de gedragingen een continu probleem, zijn ze dus niet te wijten aan een tijdelijke situatie?
  • Komen de gedragingen bij het uitvoeren van meerdere sociale rollen voor?

Wanneer deze vragen positief worden beantwoord, zal er een vervolgonderzoek aangeboden worden waarin wordt onderzocht of de klachten niet toch van tijdelijke aard zijn, of gerelateerd aan een ander psychiatrische stoornis (comorbiditeit). Vervolgens zal de onderzoeker met behulp van de vragenlijst met specifieke criteria informatie verzamelen om een diagnose te kunnen stellen.

Een probleem met deze criteria is dat men er van uitgaat dat deze klachten aanwezig dienen te zijn in alle leefgebieden zoals wonen, werken of in andere situaties waarbij de omgeving bepaalde eisen stelt. Een ander punt is dat men veronderstelt dat de symptomen al in de eerste zeven levensjaren aanwezig zijn. Ze zijn echter bij mensen met ADD in de kleutertijd lang niet altijd goed onderkend. Vooral bij volwassenen die in de jaren zeventig in een tolerante omgeving zijn opgegroeid, zorgden aandachtstekort- en concentratiestoornissen niet altijd voor grote problemen. Daarom worden ze bij een standaard onderzoek soms moeilijk herkend. Bovendien zijn de ouders die betrokken worden bij zo'n onderzoek vaak al op een respectabele leeftijd en is hun informatie niet altijd eenduidig en nauwkeurig. Aangezien ADD in ongeveer 75% van de gevallen een gevolg is van erfelijke belasting, is de kans groot dat één van de ouders zelf ADD heeft. Dit betekent dat in het gezin van herkomst afwijken van de algemene norm niet altijd als een probleem werd ervaren.

ADD in combinatie met dyspraxie wordt ook wel DAMP-syndroom genoemd.

Behandeling

De Nederlandse Gezondheidsraad schatte in het jaar 2000 dat ongeveer 2% van de kinderen tussen de vijf en veertien jaar zulke ernstige symptomen van ADHD of ADD heeft dat specifieke behandeling nodig is. Behalve psycho-educatie om de kennis van alle betrokkenen over ADD te vergroten is een intensieve vorm van indirecte gedragstherapie aangewezen. dit gebeurt vaak in de vorm van 'parent management training' (PMT) en 'mediatraining' van ouders en leerkrachten. Directe gedragstherapie is voor de lange termijn veel minder effectief gebleken. Bij onvoldoende resultaat kan hieraan een medicamenteuze behandeling worden toegevoegd.

Hoewel Ritalin (in België meestal verkocht onder de merknaam Rilatine) het meest gangbare middel is, zijn er ook andere middelen die ingezet kunnen worden, zoals Strattera en bepaalde antidepressiva. In sommige gevallen kan het aan Ritalin verwante dextro-amfetamine worden voorgeschreven. Met Ritalin is vijftig jaar ervaring en het wordt als zeer veilig beschouwd indien het volgens voorschrift wordt gebruikt. De therapeutische effecten en bijwerkingen kunnen per individu verschillen, dit betekent dat een medicatieadvies altijd maatwerk is. Alleen artsen met een specifieke deskundigheid in ADD mogen een medicamenteuze behandeling starten.

Deskundigen menen dat drugsgebruik door mensen met ADD in sommige gevallen een vorm van zelfmedicatie is, waaraan bij een adequate medicamenteuze behandeling niet langer behoefte bestaat. Onderzoek laat zien dat drugsgebruik bij ADD-jongeren die medicatie gebruiken minder voorkomt dan bij leeftijdgenoten.

Alternatieve vormen van behandeling

Sommige artsen gebruiken neurofeedback (hersengolftraining) omdat het veronderstelt de oorzaak aan te pakken. Met neurofeedback zouden nieuwe neuronen aangelegd worden met gegevensbanen die een impact hebben op de neurotransmitter- en hormonenhuishouding. Een wetenschappelijke studie van Lubar in 1995 toonde aan dat bij 51 behandelde ADHD-gevallen er na 10 jaar blijvende positieve resultaten waren. [1] [2]

Voeding zou volgens sommige behandelaars een grote invloed hebben op de symptomen. Onder andere een glutenvrij, zuivelvrij en suikervrij dieet wordt gebruikt. Gluten-, zuivel- en suikergevoelige mensen maken natuurlijke endorfines (opoïde peptiden) aan die vergelijkbaar zijn met morfine. [3]

De geschiedenis van ADD

De gedragsproblemen die we nu ADHD/ADD noemen werden in 1902 voor het eerst beschreven door de Britse kinderarts George Still.

In 1937 werkte de arts Charles Bradley in een inrichting voor moeilijk hanteerbare jongens. In plaats van deze jongeren door middel van harde tucht te leren hun gedrag aan te passen, besloot hij het gedrag te beïnvloeden door hen stimulerende medicijnen toe te dienen. Hij had al eerder bij toeval ontdekt dat stimulerende medicatie, die onder andere werd toegepast als middel om af te vallen, een kalmerend effect had op mensen met bepaalde klachten.

In 1947 werd beschreven dat de gedragsproblemen werden veroorzaakt door kleine beschadigingen in de hersenen; minimal brain damage (MBD) genoemd. Vanaf 1967 was men toch minder overtuigd van beschadiging en werd de term minimal brain disfunction ingevoerd. Men is sindsdien onderzoek blijven doen naar wat we nu ADHD noemen. Zo werd ontdekt dat er niet altijd sprake was van hyperactiviteit, maar dat er ook een vorm was met alleen aandachtstekort– en concentratiestoornissen; de Attention Deficit Disorder, oftewel ADD. In de jaren 1970 kwam ook aan het licht dat ADHD geen typische kinderziekte was die rond de puberteit verdween, maar dat zo’n 60% ook als volwassene last bleef houden van de symptomen. Ondanks deze wetenschappelijke feiten bleef de algemene maatschappelijke mening nog lange tijd dat AD(H)D een opvoedingsprobleem was dat geen biologische oorzaak had. Ook al omdat men er in de psychoanalyse lang vanuit ging dat AD(H)D een neurotische afwijking was en veroorzaakt werd doordat de ouders steeds minder tijd en aandacht voor hun kinderen hadden.

Een grote doorbraak kwam in 1990 toen men bij het vergelijken van PET-scans verschillen in hersenactiviteit ontdekte tussen volwassenen met AD(H)D en volwassenen zonder AD(H)D. Door middel van MRI-scans werden bij later onderzoek nog grotere verschillen ontdekt. Bovendien bleek uit nieuw genetisch onderzoek dat AD(H)D een familiekwaal was en voor ongeveer 75% erfelijk bepaald.

Men was vroeger in de veronderstelling dat AD(H)D een typische kinderziekte was die rond de puberteit zou verdwijnen. Inmiddels is duidelijk dat tenminste een derde van de kinderen met deze aandoening op volwassen leeftijd nog steeds klachten ondervinden, meestal in de vorm van ADD.

Externe links

Referenties