Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Analytische filosofie

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Analytische filosofie of Angelsaksische filosofie verwijst naar een verscheidenheid aan filosofische stromingen en bewegingen, voornamelijk in Noord-Amerika en Engeland. Analytische filosofische denkers passen voornamelijk logische en linguïstische analyse toe, terwijl continentale filosofen over het algemeen de opvatting verwerpen dat alleen de natuurwetenschappen geschikt zijn om natuurlijke fenomenen te begrijpen. Sinds het begin van de 20e eeuw is de filosofische wereld verdeeld tussen analytische filosofie en continentale filosofie.

Van in het begin is de basisdoelstelling van analytische filosofie conceptuele helderheid geweest, waardoor G.E. Moore en Bertrand Russell het hegelianisme verwierpen omdat het te duister was. Een belangrijke stelling van het Brits idealisme einde 19e eeuw was dat aspecten van de wereld alleen kunnen worden gekend vanuit een begrip voor de hele wereld. Als reactie daarop claimde Russell dat filosofische problemen kunnen worden opgelost door van een complex begrip de enkelvoudige samenstellende constituenten te bestuderen. Samen met Ludwig Wittgenstein stond hij een logisch atomisme voor, de overtuiging dat de wereld is samengesteld uit onafhankelijke feiten.

Definitie

Vanaf bij het ontstaan van de term in het begin van de 20e eeuw was het moeilijk om een definitie te vinden op basis van gemeenschappelijke filosofische ideeën. Gemakkelijker was het om de term te contrasteren met andere stromingen. In het begin was de analytische filosofie vooral een tegenstander van het Britse Idealisme, ofwel de "traditionele filosofie" in het algemeen. Later werd het de tegenhanger voor de fenomenologie van Edmund Husserl, het existentialisme van Jean-Paul Sartre en de 'continentale' of postmoderne filosofie van Martin Heidegger en Jean-Jacques Derrida.

Uit Michael E. Rosens bespreking van het contrast tussen analytische en continentale filosofie kunnen we echter een aantal kenmerken distilleren in een poging om tot een definitie te komen.[1] Volgens Rosen heeft de analytische filosofie volgende eigenschappen:

  • Een sterk vertrouwen in de natuurwetenschappen om de wereld te beschrijven.
  • Het benaderen van filosofische problemen los van de historische oorsprong of historische determinanten als de tijdruimtelijke, taalkundige en culturele context.
  • Interesse in de analyse van het filosofisch probleem en de interpretatie van de wereld, in tegenstelling tot de continentale filosofie zich eerder richtte op de menselijke conditie.
  • Minder nadruk op metafilosofie, dit is het wetenschappelijk nadenken over de aard en de methode van de filosofie.

Rosen ziet deze kenmerken niet expliciet aanwezig bij alle analytische filosofen. Het zijn eerder familiegelijkenissen tussen de verschillende stromingen, werken of auteurs binnen de analytische filosofie.

Geschiedenis

Het begin van de analytische filosofie ligt in Groot-Brittannië en de VS aan het begin van de 20ste eeuw. Voornamelijk G.E. Moore en Bertrand Russell probeerde zich af te zetten tegen toenmalige dominante ideeëngoed aan de Britse universiteiten: absoluut idealisme. Moore en Russell concentreerden zich nadrukkelijk op de betekenis van filosofische termen en uitspraken. Bovendien geloofde Russell dat de natuurlijke taal vaak tot filosofische misverstanden leidt. Hij probeerde daarom uitspraken ter herformuleren in een striktere, eenduidigere taal, met name de logica. De herformulering moest het mogelijk maken om een filosofisch probleem beter te begrijpen en op te lossen. Door het probleem te vertalen in symbolische logica was het zelfs mogelijk dat er uiteindelijk geen filosofisch probleem bleek te zijn.

Omwille van de aandacht voor taal en betekenis wordt de analytische filosofie vaak (maar misschien onterecht) verbonden met een linguistic turn waarbij taal als hét onderwerp van de filosofie en taalanalyse de standaardmethode van de filosofie worden beschouwd. Deze interesse voor taal was destijds tamelijk nieuw in de filosofie.

Er zijn vijf fases te onderscheiden in de geschiedenis van de analytische filosofie. De eerste fase, ongeveer van 1900 tot 1910, wordt gekenmerkt door het haast Platonisch realisme van Moore en Russell. Niet alleen richten zij zich op analyse van taal (proposities) en betekenis, ook keerden zij zich af van een bepaalde filosofische methode waarbij grote systemen of weidse syntheses werden gepresenteerd. In plaats van op grootse syntheses concentreerden zij zich met oog voor detail op een afgebakend probleem binnen de filosofie.

De tweede fase, ca. 1910 tot 1930, wordt gekenmerkt door de focus op logisch atomisme en de analyse van een ideale taal. Zowel Moore als Russell wijzigden hun positie ten opzichte van het eerder genoemde realisme. Als alternatief ontwikkelde Russell samen met Ludwig Wittgenstein het logisch atomisme.

De derde fase, ongeveer 1930-1945, is de fase van het logisch positivisme van de Wiener Kreis en gepopulariseerd door de filosoof A.J. Ayer.

De vierde fase, 1945 tot 1965 is die van de analyse van de gewone taal. Zeer in het bijzonder zijn is hier de bijdrage te noemen van Ludwig Wittgenstein toen die werkte aan de Universiteit van Cambridge en Gilbert Ryle, John Austin en Peter Strawson van de Universiteit van Oxford.

De vijfde fase, vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw, is gekenmerkt door een post-linguïstiek pluralisme. De taal staat niet langer centraal en allerhande subdisciplines van de analytische filosofie gaan verder dan taalfilosofie of de hieruit afgeleide metafysica. De vijfde fase is niet te kenmerken door een gemeenschappelijke filosofische visie of interesse. Wat wel blijft bestaan in de analytische filosofie van vandaag is een bepaalde stijl met nadruk op precisie en grondigheid in de analyse van een afgebakend onderwerp en een afkeer van vage discussie over de Grote Verhalen.

Auteurs en werken

Bekende analytisch filosofen waren Bertrand Russell, Ludwig Wittgenstein, John Austin en Gottlob Frege. Tot de belangrijkste analytisch filosofische werken rekent men Wittgensteins Tractatus logico-philosophicus. Uit dit boek komt zijn veel geciteerde adagium "Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen" (vertaling: "Waar men niet over kan spreken, daar moet men over zwijgen"). De analytische filosofie stelt dat problemen die zich niet volgens de logica laten oplossen, onoplosbaar blijven, door onze menselijke beperkingen, waaronder de taal waar wij aan gebonden zijn.

Referenties

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. º De lijst van vier kenmerken is afkomstig van de Engelse wikipedia, lemma "Continental philosophy" waar verwezen wordt naar Michael Rosen, "Continental Philosophy from Hegel", in A.C. Grayling (ed.), Philosophy 2: Further through the Subject, p. 665.
rel=nofollow

Externe links