Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Alfred Kinsey

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Alfred Charles Kinsey (Hoboken, New Jersey, 23 juni 1894 – Bloomington, Indiana, 25 augustus 1956) was een Amerikaans bioloog, hoogleraar entomologie en zoölogie. Hij is vooral bekend door het schrijven van Sexual Behavior in the Human Male (1948) en Sexual Behavior in the Human Female (1953), ook bekend als de Kinsey Reports, en door de Kinsey-schaal. Kinseys onderzoek naar de menselijke seksualiteit veroorzaakte sinds de jaren 1940 en 1950 controverse. De Kinsey Reports worden beschouwd als voorlopers van de seksuele revolutie in de jaren 1960 en 1970.

Leven

Alfred Charles Kinsey werd geboren op 23 juni 1894 in Hoboken, New Jersey, als zoon van Alfred Seguine Kinsey en Sarah Ann Charles. Hij was de oudste van drie kinderen. Zijn vader was hoogleraar technologie aan het Stevens Institute of Technology; zijn moeder was niet hoog opgeleid. Gedurende het grootste deel van Kinseys jeugd waren zijn ouders vrij arm. Het gezin kon zich vaak geen behoorlijke medische verzorging veroorloven. Door een tekort aan vitamine D leed Kinsey aan rachitis en had als gevolg daarvan een licht gekromde ruggengraat. Hierdoor werd hij in 1917 niet opgeroepen voor militaire dienst in de Eerste Wereldoorlog.

Kinseys ouders waren conservatieve christenen. Zijn vader, die bekendstond als een van de meest vrome leden van de plaatselijke methodistenkerk, probeerde in het gezin strenge regels te handhaven. Volgens de normen van die tijd was het onder andere taboe om zich over seksualiteit te informeren. Kinsey keerde zich na verloop van tijd van religie af.

Al op jonge leeftijd toonde Kinsey grote belangstelling voor de natuur en kamperen. Hij kampeerde in zijn jeugd vaak met de plaatselijke YMCA. Hij overwoog zelfs om professioneel voor de YMCA te gaan werken nadat zijn opleiding was voltooid. Zelfs uit zijn afstudeerscriptie voor psychologie, een proefschrift over de groepsdynamiek van jonge jongens, bleek deze interesse.

Toen er in de omgeving een groep van padvinders werd gevormd, sloot Kinsey zich hier bij aan. Zijn ouders steunden dit ten zeerste (en sloten zich ook aan) omdat de padvinders in die tijd als organisatie sterk op de principes van het christendom gebaseerd waren.

Aan het einde van de middelbare school benaderde Kinsey zijn vader met plannen om plantkunde te gaan studeren aan de universiteit. Zijn vader stond erop dat hij techniek zou gaan studeren aan het Stevens Institute of Technology in Hoboken. Maar Kinsey voelde zich aan het Stevens Institute niet op zijn plaats en zou het later beschrijven als een verspilde tijdsperiode in zijn leven. Na twee jaar vond hij de moed om zijn vader duidelijk te maken dat hij vanaf nu biologie zou gaan studeren aan het Bowdoin College in Maine. Zijn vader was hier sterk tegen, maar gaf uiteindelijk toe. Kinsey kreeg zijn zin, maar verloor voor een groot deel de goede verhouding met zijn vader.

In 1914 ging Kinsey naar Bowdoin College, waar hij onder professor Manton Copeland vertrouwd raakte met insectenonderzoek. Twee jaar later werd Kinsey verkozen tot Phi Beta Kappa en studeerde hij magna cum laude af met graden in biologie en psychologie. Hij zette zijn graduaatstudies voort aan het Bossey Institute van Harvard University, dat een van de meest gewaardeerde biologieprogramma’s in de Verenigde Staten had. Daar studeerde hij toegepaste biologie studeerde onder William Morton Wheeler, een wetenschapper die opmerkelijke bijdragen leverde aan de entomologie.

Onder Wheeler werkte Kinsey bijna volledig autonoom, wat beide mannen goed uitkwam. Voor zijn doctoraal proefschrift koos Kinsey ervoor om onderzoek te doen naar galwespen. Kinsey begon met obsessieve ijver monsters van galwespen te verzamelen, reisde wijd en zijd en verrichtte 26 gedetailleerde metingen aan honderdduizenden galwespen. Zijn methodologie leverde een belangrijke bijdrage aan de entomologie als wetenschap. Kinsey promoveerde in 1919 aan Harvard. In 1920 publiceerde hij verschillende artikelen onder auspiciën van het American Museum of Natural History in New York, waarin hij de galwesp aan de wetenschappelijke gemeenschap voorstelde en de fylogenie ervan uiteenzette.

Kinsey trouwde in 1921 met Clara Bracken McMillen, die hij ’Mac’ noemde. Zij hadden vier kinderen. De eerstgeborene, Don, overleed in 1927 aan complicaties in verband met diabetes type 1, net voor hij vijf jaar werd. Anne werd geboren in 1924, Joan in 1925, en Bruce in 1928.

Kinsey overleed op 25 augustus 1956 aan hartziekte en longontsteking.

Loopbaan

Entomologie

Het eerste deel van zijn wetenschappelijke loopbaan was Kinsey geconcentreerd op de studie van galwespen. In 1920 werd hij assistent hoogleraar zoölogie aan de universiteit van Indiana University. In de loop van 16 jaar reisde hij heinde en ver om diverse galwespen te verzamelen en catalogiseren. Zijn aandacht ging vooral naar de evolutionaire oorsprong van de galwespen, en publiceerde hierover een studie in 1930: The Gall Wasp Genus Cynips: A Study in the Origin of Species, en in 1935: The Origin of Higher Categories in Cynips.

Seksuoloog

Kinsey wordt algemeen beschouwd als de vader van de seksuologie. Zijn belangstelling voor verschillende vormen van seksuele praktijken werd aangezwengeld door een uitgebreide discussie over dit thema met een collega, Robert Kroc. Zijn studie van de variaties in paringspraktijken van de galwesp kan ertoe geleid hebben, dat hij zich ging afvragen hoe gevarieerd seksuele praktijken bij mensen zijn.

In 1935 hield Kinsey voor een discussiegroep aan de Indiana University zijn eerste lezing over dit thema. Daarin viel hij de „wijdverspreide onwetendheid over de seksuele structuur en fysiologie” aan en stelde dat „uitgesteld huwelijk” (uitgestelde seksuele ervaring) psychologisch schadelijk is.

De Kinsey-rapporten

Kinsey stichtte in 1947 het Kinsey Institute for Research in Sex, Gender and Reproduction (Kinsey Instituut voor Onderzoek in Seks, Geslacht en Voortplanting), vaak afgekort tot Kinsey Instituut, aan de Universiteit van Indiana. Zijn oorspronkelijke doelstellingen waren de studie van menselijke seksualiteit en menselijk seksueel gedrag. Om het grote aantal interviews uit te voeren dat Kinsey voor zijn studie nodig achtte, nam hij als mede-onderzoekers Paul Gebhard, Wardell Pomeroy, en Clyde Martin in dienst. In 1948 en 1953 publiceerde het Instituut twee monografieën over menselijke seksualiteit, algemeen bekend als de Kinsey Reports.

De Kinsey-rapporten werden gepubliceerd als twee boeken over menselijk seksueel gedrag, Sexual Behavior in the Human Male (1948) en Sexual Behavior in the Human Female (1953). Deze onderzoeksrapporten deden het grote publiek versteld staan en waren onmiddellijk controversieel en sensationeel. De bevindingen veroorzaakten schok en verontwaardiging, zowel omdat zij conventionele overtuigingen over seksualiteit in twijfel trokken als omdat zij onderwerpen bespraken die voorheen taboe waren geweest. De overtuiging dat heteroseksualiteit en seksuele onthouding zowel ethische als statistische normen waren, was nooit eerder serieus in twijfel getrokken.

Wat waarschijnlijk het meest geciteerd wordt uit de Kinsey Rapporten houdt verband met de mate waarin de verschillende seksuele geaardheden voorkomen. Kinsey bedacht een nieuwe systeem om een gradatie uit te drukken tussen heteroseksueel en homoseksueel. De ’Kinsey-schaal’ rangschikte individuen van 0 tot 6, waarbij 0 volledig heteroseksueel was en 6 volledig homoseksueel. Een 1 werd beschouwd als overwegend heteroseksueel met slechts incidentele homoseksuele ervaringen, een 2 overwegend heteroseksueel met meer ernstige homoseksuele ervaringen, een 3 volledig gelijkwaardige homoseksuele en heteroseksuele ervaringen, enzovoort.

Kinsey rapporteerde dat de meeste Amerikaanse mannen in het 1 tot 2 bereik van de schaal vielen en dat een grote meerderheid op zijn minst enigszins biseksueel bleek te zijn (in het 1 tot 5 bereik). Het onderzoek meldde ook dat 10 procent van de ondervraagde Amerikaanse mannen gedurende ten minste een deel van hun volwassen leven overwegend of geheel homoseksueel was (in het bereik 5 tot 6).

Op basis van zijn gegevens en bevindingen beweerden anderen dat 10 procent van de bevolking homoseksueel is, en dat vrouwen hun vooruitzichten op bevrediging in het huwelijk vergroten door eerder te masturberen. Geen van beide beweringen werd door Kinsey gedaan, maar beide werden (en worden nog steeds) aan hem toegeschreven.

De gegevens werden hoofdzakelijk verzameld door middel van interviews, die gecodeerd werden om de vertrouwelijkheid te bewaren. Andere gegevensbronnen waren de dagboeken van veroordeelde kindermisbruikers. De gegevens werden later geautomatiseerd voor verwerking. Al dit materiaal, inclusief de oorspronkelijke aantekeningen van de onderzoekers, blijft beschikbaar bij het Kinsey Instituut voor gekwalificeerde onderzoekers die de behoefte aantonen om dit materiaal te bekijken.

Beoordelingen

Het boek Sexual Behavior in the Human Male werd twee keer opgenomen in lijsten van de slechtste boeken van de moderne tijd. Het stond op de derde plaats op de lijst 50 Worst Books of the Twentieth Century van het Intercollegiate Studies Institute en de vierde plaats van de Ten Most Harmful Books of the Nineteenth and Twentieth Centuries van Human Events.

Statistisch gesjoemel

Er was ernstige kritiek op de steekproefselectie en de bias in de steekproeven van Kinseys onderzoek. In 1948, hetzelfde jaar als de oorspronkelijke publicatie, veroordeelde een comité van de American Statistical Association, met onder hen bekende statistici zoals John Tukey, de steekproefprocedure. Onder hen was Tukey wellicht de meest uitgesproken criticus. Hij zei: „Een willekeurige selectie van drie mensen zou beter zijn geweest dan een groep van 300 die door Mr. Kinsey was uitgekozen.” De kritiek ging er vooral over dat sommige groepen in de steekproef oververtegenwoordigd waren: 25 procent waren gevangenen of waren dat geweest, en 5 procent waren mannelijke prostituees. Een verwante kritiek, van enkele van de leidende psychologen van die tijd, met name Abraham Maslow, was dat Kinsey geen rekening had gehouden met de vertekening die werd veroorzaakt doordat de gegevens alleen degenen vertegenwoordigden die bereid waren om deel te nemen.

Als reactie op de kritiek besteedde Paul Gebhard, Kinseys opvolger als directeur van het Kinsey Instituut, jarenlang aan het ’reinigen’ van Kinseys gegevens, door bijvoorbeeld al het materiaal te verwijderen dat afkomstig was van gevangenispopulaties in de basissteekproef. In 1979 publiceerde Gebhard (met Alan B. Johnson) The Kinsey Data: Marginal Tabulations of the 1938-1963 Interviews Conducted by the Institute for Sex Research. Gebhards conclusie luidde (naar Gebhards eigen zeggen tot zijn verbazing), was dat geen van Kinseys oorspronkelijke schattingen significant werden beïnvloed door deze bias.

Ondanks Gebhards werk blijven vragen omtrent de steekproeftrekking en methodologie een probleem voor velen die Kinseys bevindingen bekritiseren.

Probleem pedofilie

De Kinsey Reports bevatten gegevens over orgasmes van kinderen die de puberteit nog niet hebben bereikt.[1] Sommige gegevens lijken verzameld te zijn door samenwerking met actieve pedofielen, die nooit bij de politie werden aangegeven.

Kinsey verkreeg onder meer de verzamelde gegevens van een pedofiele voormalige nazi-officier uit de Tweede Wereldoorlog, dr. Fritz von Balluseck. Kinsey had von Balluseck specifiek gevraagd om gegevens over zijn perverse handelingen gevraagd. De rechter, dr. Heinrich Berger, die de briefwisseling tussen Kinsey en von Balluseck had gelezen, zei hierover: „Ik had de indruk dat je bij de kinderen kwam om indruk te maken op Kinsey en om hem materiaal te leveren. ... Het moet een vreemde wetenschapper zijn die zou vertrouwen op ervaringsverslagen met zo’n walgelijke inhoud.”[2]

De Duitse pers noemde von Balluseck de grootste zedendelinquent sinds de Tweede Wereldoorlog en publiceerde de connectie tussen Kinsey en von Balluseck op grote schaal op de voorpagina, maar in de Amerikaanse pers en in de verschillende biografen van Kinsey werd dit verzwegen.[3]

Erkenningen

Vanaf 1937 werd hij door American Men of Science beschouwd als wetenschapper die een ’ster’ verdiend had.

In 1993 werd zijn naam toegevoegd aan de Monroe County Hall of Fame; op zijn gedenkplaat staat: „Honors (POST-1946) Zoologist, Researcher, Author and Founder of the Kinsey Institute on the Indiana University campus. He was known world wide for his studies of human sexuality”.

Publicaties (selectie)

  • 1920, New Species and Synonymy of American Cynipidae, in: Bulletin of the American Museum of Natural History
  • 1920, Life Histories of American Cynipidae, in: Bulletin of the American Museum of Natural History
  • 1920, Phylogeny of Cynipid Genera and Biological Characteristics, in: Bulletin of the American Museum of Natural History
  • 1926, An Introduction to Biology
  • 1930, The Gall Wasp Genus Cynips: A Study in the Origin of Species
  • 1933 (herdrukt in 1938), New Introduction to Biology
  • 1935, The Origin of Higher Categories in Cynips
  • The Kinsey reports:
  • 1948 (eerste uitgave, herdrukt in 1998), Sexual Behavior in the Human Male
  • 1953 (eerste uitgave, herdrukt in 1998), Sexual Behavior in the Human Female

Noten en verwijzingen

rel=nofollow
rel=nofollow
 
rel=nofollow