Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

George Storrs

Uit Wikisage
Versie door Mendelo (overleg | bijdragen) op 2 mrt 2024 om 19:34
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

George Storrs was een methodistisch predikant. Hij had een grote invloed in het verspreiden van de leer dat de ziel niet onsterfelijk is.

Vroege leven

George Storrs werd op 13 december 1796 geboren in Lebanon, New Hampshire als zoon van Constant Storrs en Lucinda Howe. Constant Storrs kwam oorspronkelijk uit Mansfield, Connecticut, en was een tijdlang kolonel en wagenmaker in het revolutionaire leger.[1] Na de Amerikaanse burgeroorlog was Constant Storrs met Lucinda Howe getrouwd en naar New Hampshire verhuisd.[1]

George was hun jongste zoon. Ze hadden nog zes andere zonen en een dochter.

Als kind was George bang van God en voelde hij zich niet aangetrokken tot het christendom wegens de preken die hij in de kerk hoorde over de eeuwige pijniging van de bozen in de hel. Toen hij zeventien was, begon hij Gods goedheid te onderzoeken. Door deze studies en door de invloed van zijn gelovige moeder, besloot hij zich toen hij negentien was aan te sluiten bij de congregationalistische kerk.

Op 5 januari 1818, toen hij 22 was, trouwde hij met Harriet Waterman, de dochter van kolonel Thomas Waterman.[2]

Methodistisch predikant

Georges overtuiging groeide dat hij door God geroepen werd om predikant te worden. Onder de indruk van de vriendelijke moeite van een methodistische bedienaar toen Georges vrouw ziek was, werd hij zelf in 1825 een methodistisch bedienaar.

Na de dood van zijn eerste echtgenote hertrouwde hij met haar zus Martha Waterman.[3] Zij was de eerste persoon die in dit dorp geboren werd.

Storrs zette zijn gewone werk voort tot hij in 1836 een plaatselijke predikant werd. Hij had de eerste drie jaar geen vaste toewijzing als predikant, maar reisde veel. Het hoofdthema in zijn preken was de slavernij. Storrs zienswijzen hierover werden niet goedgekeurd door de plaatselijke methodistische bisschop, die alles in het werk zette om discussies over dit thema de kop in te drukken.[4]

Op een vergadering van de antislavernijbeweging in de vergaderplaats van de methodisten in Sanbornton Bridge, Pittsfield in 1835, sprak George op zijn knieën een gebed uit voor de slaven. Nog tijdens het gebed werd hij door de hulpsherriff gearresteerd, die hem meenam naar de gevangenis.

Na een rechtszaak liet men George vrij.

De leer van de onsterfelijke ziel

Toen hij in 1837 met een stoptrein onderweg was, vond Storrs op de vloer van de trein een klein anoniem pamflet. Storrs woonde in die tijd in Utica (New York). Later kwam hij te weten dat dit traktaat geschreven was door deacon Henry Grew uit Philadelphia (Pennsylvania). Het traktaat legde uit dat de menselijke ziel sterfelijk is. Geïntrigeerd door deze boodschap, ging Storrs de Bijbelse zienswijze over de toestand van de doden voor zichzelf onderzoeken. Nadat hij dit thema drie en een half jaar had bestudeerd, gesprekken voerde en correspondeerde met een aantal vooraanstaande Amerikaanse geestelijken, kwam Storrs tot het vaststaande besluit dat de mens geen inherente onsterfelijkheid bezit maar onsterfelijkheid als een geschenk van Christus krijgt, en dat God de slechte mensen uiteindelijk zal vernietigen door vuur bij de tweede dood. Storrs schreef drie brieven aan een persoonlijke vriend die een vooraanstaand methodistisch geestelijke was. De geestelijke kon Storrs’ argumenten niet beantwoorden en gaf hem het advies om zijn argumenten anoniem te publiceren. Storrs deed dit in 1841 onder de titel An Inquiry; Are the Souls of the Wicked Immortal? – In Three Letters. („Een onderzoek: Zijn de zielen der bozen onsterfelijk? — In drie brieven.”)

Aangezien Storrs’ zienswijzen over de slavernij en over de onsterfelijkheid van de ziel niet langer in overeenstemming waren met de officiële leer van de methodistische kerk, besloot hij in 1840 de methodistische kerk te verlaten.

Six Sermons

Nadat hij kort in Montpelier, Vermont, had gewoond, was hij op bezoek in Albany, New York. Een gemeente nodigde hem uit om hun pastor te worden. Hij nam de uitnodiging aan en volgde hierbij het principe „De Bijbel als enige geloofsbelijdenis en christelijk karakter als de enige proef.”

Nadat hij een hele tijd niet over de toestand van de doden had gesproken, vond hij in 1842 dat hij niet langer kon blijven zwijgen. Omdat hij bang was om verkeerd te worden begrepen, schreef hij zijn preek volledig uit en las deze voor. Hij gebruikte een hele week om zijn preek voor te bereiden. De week erop en gedurende de vijf volgende weken schreef hij zijn preken uit over verschillende aspecten van dezelfde leerstelling en las ze voor aan de kerkgangers.

Verschillende toehoorders vroegen dat hij dit in gedrukte vorm zou willen uitgeven. Deze preken kwamen bekend te staan als Storrs’ Six Sermons.[5]

De Advent-boodschap

Slechts enkele weken later hoorde hij de boodschap van de millerieten van Calvin F. French. Storrs was zo onder de indruk dat hij Charles Fitch uitnodigde om een serie tent meetings te komen houden. Deze trok duizenden bezoekers. Na de reeks vergaderingen was Storrs overtuigd dat Christus’ wederkomst voor de deur stond. Hij vertrok hetzelfde jaar uit Albany om de adventboodschap te prediken aan menigten van duizenden bezoekers in New England, in het midden en het westen van de Verenigde Staten. Hij was verscheidene maanden onderweg in Philadelphia, Cincinnati, Indianapolis en omgeving.

Hij was het echter niet eens met heel wat zienswijzen van William Miller.[6]

Toen Storrs uit Albany vertrok en naar Brooklyn ging, volgde Rufus Wendell hem op als pastor.[7]

Bij zijn rondreizen als spreker van de millerieten sprak hij niet over de toestand van de doden, maar op verzoek van velen liet hij een herziene versie van zijn Six Sermons in 5000 exemplaren herdrukken, en later in New York nog eens 2000 exemplaren.

In een brief gedateerd 25 januari 1844 kreeg hij antwoord van Fitch: „Aangezien u de strijd van de Heer reeds lang alleen heeft gevochten in verband met de toestand van de doden en de uiteindelijke verdoemenis van de kwaden, schrijf ik u om te zeggen dat ik uiteindelijk, na veel nadenken en gebed, en volledig overtuigd van mijn plicht tegenover God, bereid ben om mijn standpunt in te nemen aan uw kant.”

Fitch was de eerste geestelijke die Storrs’ zienswijze hierin overnam, maar niet de laatste.

In 1843 werden in Engeland 10 000 kopieën uitgegeven van Storrs’ Six Sermons. Dit leidde ertoe dat een grote groep Britten hun standpunt innamen voor deze leerstelling. Onder hen was de congregationalistische aartsbisschop Richard Whately. In totaal zouden ongeveer 200 000 exemplaren van de Six Sermons uitgegeven zijn.

De idee dat de doden eeuwig in een brandende hel zouden worden gepijnigd, beschouwde hij als een blaam op Gods reputatie.

Dat een aantal bekende adventisten zoals Charles Fitch Storrs uitleg over de toestand van de doden aanvaardden, zorgde ervoor dat voorwaardelijke onsterfelijkheid controversieel bediscussieerd werd onder de adventisten. William Miller aanvaardde deze uitleg niet, en schreef in de Midnight Cry van 23 mei 1844: „Ik verfoei elke verbinding, omgang met of sympathie voor Br. Storrs’ zienswijzen over de overgangstoestand en het einde van de bozen.”

Bible Examiner

Vanaf 1843 begon Storrs met de uitgave van het blad The Bible Examiner, waarin hij de zienswijzen uiteenzette dat er „geen onsterfelijk leven of eeuwig leven is, tenzij door Jezus Christus alleen.”

Toen Jezus niet op de verwachte dag in 1843 terugkwam, werd Storrs een leidende figuur in de zogenaamde „zevende maand-beweging”, waarin werd uitgekeken naar Jezus’ komst op 22 oktober 1844. Toen dit niet gebeurde was Storrs teleurgesteld en gaf openlijk toe dat hij met betrekking tot deze datum fout was. Hij maakte zich hierdoor onpopulair bij adventisten die vonden dat er op die datum wel iets gebeurd moest zijn. Een aantal adventisten gingen propageren dat sinds 1844 het „onderzoekend oordeel” plaatsvond. Storrs was wel overtuigd dat Christus’ Wederkomst nabij was, en bleef dit prediken zonder hiervoor een datum vast te stellen.

Onder de adventisten vond de zienswijze steeds meer aanhangers dat christenen de ware sabbat op de zevende dag dienden te houden, en niet op de zondag. (De aanhangers van deze zienswijzen vormden later de zevendedagsadventisten.) Storrs stelde dat de sabbat weliswaar niet vervangen werd door de zondag, maar dat het christenen ook niet geboden is om de sabbat op de zevende dag te onderhouden.

Hij legde persoonlijk contact met Henry Grew maar verschilde met hem van mening over het punt of de boze mensen een opstanding kregen of niet. Grew vond van wel.

Dat God slechte mensen zou opwekken enkel en alleen om ze opnieuw ter dood te brengen, zag Storrs als een zinloze daad, waarvoor hij geen Bijbels bewijs kon vinden. Storrs en zijn metgezellen kwam tot de conclusie dat goddeloze mensen helemaal geen opstanding zouden krijgen.

Storrs en Grew raakten het over dit punt niet eens tot Grew in 1862 overleed.[8]

Life and Advent Union

In de vroege jaren 1860 was Storrs een van de medeoprichters en president van de „Life and Advent Union”, met Rufus Wendell als vicepresident.[7] Hij stopte de uitgave van The Bible Examiner en was vanaf 21 oktober 1863 een redacteur van het blad The Herald of Life and the Coming Kingdom.[9] De positie van de „Life and Advent Union” was dat de goddelozen helemaal geen opstanding zouden krijgen.

Nadat Storrs een tiental jaar de hoofdredacteur was van The Herald of Life and the Coming Kingdom, werd hij ernstig ziek. Aangezien hij zijn doktersrekening niet kon betalen, zamelden een aantal vrienden geld in en betaalden zijn rekeningen. Gedurende deze periode kon hij veel nadenken over alles wat hij in de voorbije 74 jaar had geleerd, onder andere over het punt dat hij lang met Grew had besproken: de opstanding van de goddelozen. Deze keer veranderde hij hierover zijn mening en sloot zich aan bij Grew.[9]

Hij begon zijn hernieuwde visie uiteen te zetten in een artikelenreeks over „Gods belofte en eed aan Abraham”. Dezelfde vrienden die zijn doktersrekeningen hadden betaald, zetten hem nu (augustus 1871[1]) af als hoofdredacteur omdat ze zijn nieuwe zienswijze niet volgden.[9]

Hij werd ervan beschuldigd de zienswijzen van Henry Dunn aan te hangen. Storrs kende Dunn tot dan toe nog niet, maar ging zijn boeken lezen en vond dat ze het over heel wat dingen eens waren.[10]

Zowel Storrs als Rufus Wendell verlieten de Life and Advent Union. Wendell ging naar de Advent Christian Church.[7] (In 1964 werd de Life and Advent Union samengevoegd met de Advent Christian Church.) In 1871 hervatte Storrs de uitgave van The Bible Examiner tot zijn overlijden in 1879. Vanaf 1876 schreef ook Charles Taze Russell een paar korte artikelen voor Storrs’ tijdschrift.

Overlijden

In december 1879 overleed Storrs in zijn huis in Hicks Street 72, Brooklyn (New York). Zijn weduwe, Martha Waterman Storrs, overleed in hetzelfde huis op 15 maart 1882 op de leeftijd van 82 jaar.

Hun zoon George F. Storrs overleed vóór hen, op 31 januari 1867, amper 41 jaar, en liet een weduwe achter. Hun dochter Harriet woonde in Brooklyn.[1]

Invloed

Hoewel William Miller de zienswijzen van Storrs verwierp, gingen verscheidene groepen die voortsproten uit de vroege adventisten er wel geloof in stellen. Groepen als de zevendedagsadventisten en de Advent Christian Church geloven niet in de onsterfelijkheid van de ziel of in de pijniging in een hel; vele van deze groepen geloven dat de bozen of goddelozen een opstanding zullen krijgen.

Werken online

Bronvermelding

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 Biografie van George Storrs uit The Granite Monthly, Vol. VI. No. 10, juli 1883. p. 315-316.
  2. º "New Hampshire Marriage Records, 1637-1947," database, FamilySearch (https://familysearch.org/ark:/61903/1:1:FLFS-B9W : 22 February 2021), George Storrs and Harriet Waterman, 05 Jan 1818; citing Lebanon, New Hampshire, Bureau of Vital Records and Health Statistics, Concord; FHL microfilm 1,001,308.
  3. º "New Hampshire Marriage Records, 1637-1947," database, FamilySearch (https://familysearch.org/ark:/61903/1:1:FLFS-B95 : 22 February 2021), George Storrs and Martha Waterman, 14 Mar 1825; citing, Bureau of Vital Records and Health Statistics, Concord; FHL microfilm 1,001,308.
  4. º Lest We Forget, Adventist Pioneer Library, jaargang 4, 1991, nummer 4. p. 4
  5. º Volledige titel: Six Sermons on the Inquiry: Is There Immortality in Sin and Suffering?
  6. º Citaat: „We became convinced in the winter of ‘42 and ‘43 that the view, held by Mr. Miller and his adherents, that this age would close with the conflagration of the globe, and the cutting off of all men not then prepared for immortality, and that the next age would open with the new heaven and the new earth, with none inhabiting it but the immortal ones, was an error; an error, too, calculated to make thinking men, who were governed more by reason than excitement, reject the idea of the speedy advent of Christ, altogether.” — George Storrs, The Age to Come, in: Bible Examiner, mei 1850, p. 74.
  7. 7,0 7,1 7,2 Bruce Schulz, http://amazingforums.com/forum/GSTORRS/10.html
  8. º Herald of Christ’s Kingdom, Pastoral Bible Institute p. 17
  9. 9,0 9,1 9,2 Herald of Christ’s Kingdom, Pastoral Bible Institute, p. 18
  10. º Herald of Christ’s Kingdom, Pastoral Bible Institute, p. 11, 18
rel=nofollow
 
rel=nofollow