Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Beda
Beda of Baeda, bijgenaamd Venerabilis (de eerbiedwaardige; Eng. Saint Bede of the Venerable Bede) (Northumbria, 672 of 673 ‒ Jarrow, 25 mei 735) was een Angelsaksische monnik, die in de zusterabdijen van Sint Peter en Sint Paulus in respectievelijk Monkwearmouth (een deel van het huidige Sunderland) en Jarrow leefde. Beide plaatsen lagen toen in het koninkrijk Northumbria en liggen nu in het noordoosten van Engeland.
Behalve als monnik is hij vooral bekend als Bijbelgeleerde, geschiedschrijver en heilige. Zijn beroemdste werk, Historia ecclesiastica gentis Anglorum (The Ecclesiastical History of the English People) leverde hem de titel op van ’vader van de Engelse geschiedschrijving’. Beda was een bekwaam linguïst en vertaler. Zijn werk maakte de in het Latijn en Grieks geschreven boeken van de vroege kerkvaders toegankelijker voor zijn landgenoten. Zo heeft hij in aanzienlijke mate bijgedragen aan het Engelse christendom. Beda’s klooster had de beschikking over een prachtige, door Benedict Biscop uit Rome geïmporteerde bibliotheek, met daarin onder meer werken van Eusebius en Orosius.
In 1899 werd Beda door paus Leo XIII tot kerkleraar verheven.[1] De viering van zijn feest valt in de Rooms-Katholieke Kerk op 25 mei.
Leven
Afkomst en jeugdjaren
Beda is waarschijnlijk in 672 of 673 geboren in het gebied van het tweelingklooster van Jarrow en Wearmouth, in de buurt van de monding van de rivier de Wear, in het huidige Sunderland.
Toen hij zeven jaar oud was werd hij door zijn familie naar de aan Sint-Petrus gewijde abdij van Monkwearmouth gestuurd om daar eerst door de abt Benedict Biscop en later door Ceolfrith te worden onderwezen.[2] Over zijn familie is vrijwel niets bekend. Uit Beda's verhaal wordt niet duidelijk of het toen al de bedoeling was dat hij monnik zou worden.[2] Het was in die tijd op de Britse eilanden vrij algemeen dat jonge jongens, met name die van hogere afkomst, elders werden opgevoed; ook was het niet ongebruikelijk dat ouders hun kinderen op jonge leeftijd aan het klooster toezegden (de zogenaamde oblaten)
Onder leiding van Ceolfrith werd in 682 het zusterklooster van Monkwearmouth gesticht. Beda ging in dat jaar waarschijnlijk met Ceolfrith mee naar Jarrow en hoorde dus bij de eerste bewoners. De inwijdingssteen voor deze abdij overleeft tot op de huidige dag al meer dan 1300 jaar; De steen dateert de stichting van de abdij op 23 april 685. Aangezien Beda tijdens het bouwproces als jongen van een jaar of tien waarschijnlijk moest helpen, is het mogelijk dat hij een bijdrage heeft geleverd aan de bouw van de oorspronkelijke kerk van Jarrow. Vier jaar na de stichting, in 686 brak in in de abdij van Jarrow de pest uit. De vita van Ceolfrith, geschreven in ongeveer 710, verhaalt dat er slechts twee monniken overleefden, die in staat waren de volledige liturgie te zingen; een daarvan was Ceolfrith en de andere een jonge jongen, die dit volgens de anonieme schrijver van Ceolfrith had geleerd. De twee slaagden erin om totdat anderen konden worden opgeleid, de gehele liturgische dienst voor hun rekening te nemen. Deze jongen was vrijwel zeker Beda, die toen ongeveer 14 jaar was.[2][3]
Volwassenheid
Toen Beda ongeveer 17 jaar oud was, kregen Monkwearmouth en Jarrow bezoek van Adomnán, de abt van de abdij van Iona. Beda zal hem tijdens dit bezoek zeer waarschijnlijk hebben ontmoet. Het kan zijn dat Adomnán Beda's belangstelling voor de toen opnieuw actuele controverse rondom de correcte bepaling van Pasen heeft aangewakkerd.[4] Zo rond 692, in zijn negentiende jaar, werd Beda door de bisschop van Hexham, Johannes van Beverley, tot diaken gewijd. De canonieke minimumleeftijd voor de wijding van een diaken was 25 jaar; Beda’s vroege wijding tot diaken kan betekenen dat zijn capaciteiten hoog werden ingeschat, maar het is ook mogelijk dat de vereiste minimumleeftijd in geval van een gebrek aan geschikte kandidaten wat minder strikt werd genomen.[5] Mogelijk heeft hij eerder nog ambten onder de rang van diaken bekleed, maar dit is niet overgeleverd.[6] In zijn dertigste jaar (rond 702) werd Beda tot priester gewijd, opnieuw door bisschop Johannes van Beverley.
In het klooster in Monkwearmouth wijdde hij, naast zijn dagelijkse kerkelijke taken, zijn werkzame leven aan studie, onderwijs, Bijbelonderricht en schrijven. Hij putte zijn kennis uit de Bijbel en uit de Latijnse geschriften van de kerkvaders. Beda bezat een grote kennis van en vaardigheid in het Latijn. Hij had ook enige kennis van het Grieks en het Hebreeuws. Hij wordt beschouwd als een veelzijdig geleerde, met grote verdiensten op (kerk)historisch gebied.
Werken
Historia ecclesiastica gentis Anglorum
Zie Historia ecclesiastica gentis Anglorum voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Zijn bekendste werk is Historia ecclesiastica gentis Anglorum, waarin Beda de (kerk)geschiedenis van het Angelsaksische volk beschrijft vanaf de tijd van Caesar tot het jaar 731. Ook voor de kennis van het politieke en alledaagse leven in zijn tijd is dit werk van enorm belang.
Aan het eind van de Historia legt Beda een autobiografische verantwoording af van zijn schrijverschap via een opsomming van zijn werk. Hij benadrukt zijn commentaren op veel boeken van het Oude en het Nieuwe Testament. Ze staan bovenaan op zijn lijst en overtreffen het andere werk in aantal. Deze commentaren reflecteren de aandacht die de Bijbel had in het kloosterleven. Zelf schrijft Beda: Ik heb in dit klooster mijn hele leven gewijd aan de studie van de Heilige Schrift.
Handboeken voor tijdrekening
Daarnaast heeft hij twee handboeken voor tijdrekening opgesteld voor gebruik in de Kerk: het Liber de temporibus en De temporum ratione. Deze werken over chronologie genoten groot gezag in de middeleeuwen. Van groot historisch belang is zijn grote paascyclus, aan de hand waarvan alle toekomstige juliaanse data van paaszondag werden vastgelegd tot het moment dat de juliaanse kalender zou worden vervangen (in het jaar 1582). Ook schreef hij een natuurwetenschappelijk werk: De natura rerum. Beda schreef dat de aarde rond was als ’een speelbal’ en niet als ’een schild’. [7] Verder schreef hij voor zijn leerlingen verhandelingen over onder andere de grammatica.
Hoofdstuk 66 van zijn De Temporum Ratione uit 725 bevat de Chronica Maiora (Grote Kroniek), dat soms als een afzonderlijk werk circuleert.[8] Voor de laatste gebeurtenissen zoals in de Chronica en de Historia maakte Beda gebruik van het werk van Gildas, tot aan paus Sergius I (687-701) van de Liber Pontificalis. Een oudere bron is de Chronikoi Kanones van Eusebius van Caesarea.
Hij heeft ook een gebarentaal beschreven om getallen te communiceren over grote afstanden.[9]
Historisch werk
Ander historisch werk betreft biografieën van de abten van de kloosters van Wearmouth en Jarrow en een levensbeschrijving zowel in proza als in poëzie van Sint-Cuthbert van Lindisfarne.
Architectuur
Beda schreef ook De Templo en De Tabernaculo. In deze twee werken staat vooral de architectuur centraal. Hij geeft een uiterst gedetailleerde beschrijving van onder andere de tempel van Salomo, de Ark des Verbonds en het Tabernakel waarin hij bijna elk mogelijk onderdeel gaat allegoriseren.[10]
Evangelie volgens Johannes
In zijn Brief over de Dood van Beda schrijft Cuthbert,[11] dat Beda op zijn doodsbed nog aan een vertaling van het Evangelie van Johannes in het Angelsaksisch bezig was.[12] Dit werk werd pas op zijn sterfbed voltooid.
Verering
Vijftig jaar na zijn dood beweerden pelgrims mirakels gezien te hebben bij Beda’s graf. Zijn lichaam werd in het midden van de elfde eeuw naar de kathedraal van Durham overgebracht. Sinds 1370 liggen de stoffelijke resten van Beda in de Galileakapel in dezelfde kathedraal. Aangenomen wordt, in ieder geval in Durham, dat de relieken authentiek zijn, alhoewel York, Glastonbury en Fulda gelijksoortige aanspraken maken.
Zijn geleerdheid werd door de Rooms-Katholieke Kerk dermate belangrijk geacht dat hij in 1899, als Sint-Beda de Eerbiedwaardige officieel tot de enige Engelse kerkleraar (Doctor Ecclesiae) werd verheven. Hij is ook de enige Engelsman die in Dantes La Divina Commedia wordt genoemd te midden van theologen en leraren van de Kerk.[13]
Beda wordt in de Anglicaanse Kerk, de Lutherse kerken, de Rooms-Katholieke Kerk en de oosters-orthodoxe kerken als heilige vereerd.[14] Zijn feestdag valt op 25 mei.
Externe links
- (en) De vijf boeken van de Historia ecclesiastica gentis Anglorum
- (en) De wereld van Beda
- (en) De volledige Paastabel van Beda Venerabilis
Meer bronnen die bij deze auteur horen, zijn te vinden op de pagina Beda op Wikisource. |
Bronnen, noten en/of referenties
|
Kerkleraren |
---|
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Bede op Wikimedia Commons.