Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Bert Aerts
Albert 'Bert' Aerts (Schulen 1915 - Lembeek 1986) was een Nacht und Nebel-gevangene tijdens de Tweede Wereldoorlog.[1][2][3]
Levensloop
Aerts studeerde in de jaren dertig aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 1935 en 1936 was hij voorzitter van het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond. Tevens was hij hoofdredacteur van Ons Leven en Universitas.
In 1939 behaalde Aerts een doctoraat in de rechten.
Hij was voor de oorlog reeds erg anti-fascistisch en voerde polemieken tegen Vlaams-nationalisten, onder meer in het tijdschrift Jong Volkse Front
In bezet België
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij als krijgsgevangene en hij werd opgeloten in Greifswald. Hier werd hij bezocht door de commissie Ward Hermans, die hem verduidelijkte dat hij voor de oorlog een leider was, en dat ze van hem verwachten diezelfde rol op te nemen binnen de Nieuwe Orde. Ze toonden Aerts een lijst van katholieke Vlamingen (onder meer dokters en advocaten) die reeds waren toegetreden.
Aerts weigerde het voorstel, maar toen hij op 27 november 1940 thuiskwam werd hem onmiddellijk het ambt van rechter aangeboden. Hij hing het briefje met de uitnodiging op in het zaaltje van de advocaten van Hasselt en schreef erbij "u kunt mijn kloten kussen".
Aerts bleef enkele maanden grotendeels werkloos en kluste af en toe als landarbeider.
In 1941 kreeg hij bezoek van Léon Leynen die Aerts vroeg hem op te volgen als bestuursattach van de Steenkoolmijn van Winterslag omdat Leynen zelf benoemd was bij het parket. Aerts vroeg enkele dagen bedenktijd, maar de volgende dag bezocht Leynen Aerts reeds opnieuw, met de mededeling dat hij voor de Engelse inlichtingendienst werkte en dat zijn taak bij de economisch belangrijke mijnindustrie moest worden verdergezet.
Om de steenkoolproductie te verhogen namen de duitsers allerhande maatregelen. Ze vroeen de mijn onder meer een lijst op te maken van mijnwerkers die vaak afwezig waren. Aerts slaagde erin de directie van de Limburgse mijnen te overtuigen de lijst niet op te maken.
De dag dat de lijst moest worden ingeleverd, namen Aerts superieuren vakantie of ziekenverlof, zodat hij plotsklaps de hoogste in rang was. Hij verklaarde telefonisch aan de Duitsers dat er geen lijst was en dat dergelijke lijst in strijd was met het Belgische strafwetboek en een misdaad tegen de Belgische openbare veiligheid.
Enkele minuten na het gesprek belden de Duitsers terug dat de Feldgendarmerie binnen twintig minuten de lijst zou ophalen. Aerts herhaalde tegen hen dat hij trouw had gezworen aan de Belgische wet en dat hij weigerde te klikken.
Hij werd vervolgens opgesloten in de gevangenis, na vier dagen wrd hij vrijgelaten. Bij de mijn werd hij triomfantelijk ontvangen in het kantoor van direceur André Dumont. Dumont deelde Aerts echter ook mee dat ze de lijst toch aan deDuitsers hebben bezorgd, onder meer omdat er anders een Duitse directie zou komen, en de gegevens via de loonbrieven toch makkelijk uit te vlooien waren.
Hoewel Leynen Bert Aerts opdroeg zich vooral koest te houden als inlichtingenagent, zocht hij toch contact met het verzet, voornamelijk de communisten.
Toen hij bericht kreeg dat er Engelse piloten werden verborgen in Tongerlo en de vraag of hij hen kon transfereren naar Waterschei kreeg hij bij de mijn een baan als controleur van de boringen die op dat ogenblik werden uitgevoerd om te onderzoeken of er nog niewe mijnen mogelijk waren. Door deze nieuwe jo kreeg hij een auto met chauffeur. Dit betekende echter nog geen vrijgeleide, want er waren veel wachtposten. Aerts protesteerde bij de tweede controle dat hij telkens kostbare tijd verloor voor de belangrijke mijnindustrie. Een Duitse officier gaf hem hierop een document dat ervoor zorgde dat de wagen niet telkens volledig werd doorzocht. Aerts haalde hierop de piloten op en passeerde probleemoos vier controleposten die hij afzette bij hetcafé/kapsalon van Frans Bokman.
Op de vlucht
Hij voerde nog verschillende missies uit, tot uiteindelijk een piloot die hij had getransporteerd later in de buurt van Luik werd gearresteerd. Deze piloot kraakte tijdens de ondervraging en noemde alle namen die hij kende.
Leynen belde Aerts hierop in de zomer van 1942 op met het advies meteen onder te duiken. Aerts deed dit letterlijk en ging de mijn in, waar hij verborgen werd gehouden door ingenieur Magosse die contacten had met het verzet. Magosse smokkelde Aerts buiten en gaf hem een het adres vane en schuilplaats in het Franse Arras.
Dereis verliep langs de vrederechter van Ieper, Jean-Marie Ghestem. 's Nachts stak hij met de zus va Ghestem de Leie over vanwaar hij over Rijsel en Arras naar Parijs reisde waar Charly Loots hem in contact bracht met een Egyptenaar die hem een vals Frans paspoort en doktersattest bezorgde waarmee Aerts naar een kliniek in de Jura werd gezonden.
Hij trok vervolgens op pad naar Saulon waar prins Xavier de Mérode een kasteel had. Aerts moest bij rentmeester Sévrain moest zijn
Op stap dus naar Zwitserland. Nadere instrukties zouden mij verschaft worden in Saulon, bij Dyon. Daar had prins Xavier de Merode, die in Lanaken woonde, een kasteel. De rentmeester heette Monsieur Sévrain. Dat was de man die ik moest hebben.
Aerts klom over de muur en groette Sévrain, die terughoudend was en ontkende Magosse te kennen. Een priester in het huis herkende een foto van Aerts' broer Joseph waarna het ijs brak. Sévrain was op zijn hoede omdat hij al eens drie weken gevangen had gezeten. Omdat het kasteel om die reden niet veilig was, werd Aerts ondergebracht bij de onderpastoor.
De dag erna trok hij naar Besançon waar hij werd opgevanen door twee Franse gendarmen die hem begeleiden naar Clairon, waarna hij de reis verder zette met een twaalfjarige jongen die hem tot Pontarlier bracht. Uiteindelijk bereikte Aerts Laduze waar een gids woonde die vluchtelingen de grens met Zwitserland overbracht.
Aerts trok met de gids en twee Nederlanders uit Zaandam op pad, elk gewapend met een revolver. Hoewel ze erden gewaarschuwd niet te roken, stak één van de Nederlanders een sigaret op, waarna ze werden ontdekt door de Duitsers.
Eén van de Nederlanders vuurde hierop op de Duitsers. De hele groep werd echter gevangen genomen en overgebracht naar de gevangenis van Pontarlier. Onderweg slaagde Aerts erin de revolver die hij op zak ongemerkt weg te gooien.
Gevangenschap
In de gevangenis werd Aerts, die volgens zijn valse papieren afkomstig was uit Noord-Frankrijk, ondervraagd in gebrekkig Frans. Hij raakte hierdoor geïrriteerd en in een moment van onoplettendheid gaf hij een antwoord in het Duits, waarna de ondervragers hem er opeens van verdachten een Jood te zijn. Omdat de Duitsers dachten dat alle Joden besneden zijn, moest hij zijn broek laten zakken. Omdat ze bij aanblik en aanvoelen van zijn geslachtsdeel nog steed twijfelden, lieten de vier ondervragers uiteindelijk ook hun broek zakken om te kunnen vergelijken. De conclusie was dat hij geen Jood was. Hij werd verder ondervraagd en nadien opgesloten.
Later verhuisde Aerts naar de gevangenis van Besançon. Na een maand of twee werd hij gedwongen toe te kijken hoe een Fransman werd gefolterd tot hij namen lostte. Diezelfde avond werd Aerts ook gemarteld, hij diste uiteindelijk een op voorhand voorbereid verhaaltje op waarin hij enkele kleine 'misdaden' toegaf om de Duitse ondervragers toch iets te geven.
Na verzorging in het ziekenhuis werd Aerts opnieuw ondervraagd door een SS"er die Aerts herinnerde aan de foltering van de andere man, die uiteindelijk bekende. Aerts bekende hierop zelf ook al zijn activiteiten in Limburg en het verhaal van zijn vlucht.
Ter dood veroordeeld
Op 12 augustus 1942 werd Aerts door de krijgsraad van Besançon ter dood veroordeeld. Hij kreeg de mogelijkheid zijn ouders aan afscheidsbrief te schrijven. Hij vertelde zijn verhaal, waarop de Duitsers de brief tegenhielden omdat die teveel informatie bevatte. Hij moest een brief schrijven waarin hij hoopvol de toekomst tegemoet keek.
Op 18 augustus werden de twee Nederlanders bij hem in de cel geplaatst. De volgende ochend werden ze gefusilleerd. Aerts zelf dacht hij de volgende was, maar toen de celdeur opende namen de Duitsers hem niet mee, maar gaven ze hem tot zijn stomme verbazing scheergerei en de mededeling dat hij naar Parijs zou worden gebracht.
Vermoed wordt dat Aerts zijn leven te danken had aan een tussenkomst van de Belgische minister Albert de Vleeschauwer die Aerts' leven ruilde tegen een aantal in Engeland gevangen genomen Duitse piloten. De straf werd mgezet in levenslange internering.
In Parijs werd hij gevangen gehouden met duizenden anderen. Uiteindelijk werd hij overgebracht naar het fort van Romainville waar hij in de [[kazemat]ten met zo'n driehonderd andere gevangenen werden opgesloten, waaronder veel communisten. Telkens er een aanslag in de buurt plaatsvond, executeerden de Duitsers als represaille een tiental van deze gevangen communisten.
Na een tijd werd Aerts overgeracht naar een cel, waar hij nog een jaar gevangen werd gehouden.
Op 2 november 1943 werd Aerts met een tachtigtal anderen op vrachtwagens geladen om vervolgens per trein naar Rothau te worden getransporteerd. Op 27 november kwamen ze aan in het concentratiekamp Natzweiler-Struthof. Hij had geluk dat de Stubenälteste een Luxemburgese communist was (Franz Krajewski) die zo zacht mogelijk omging met zijn medegevangenen. Desondanks waren mishandeling en willekeurig moordpartijen van de Duitsers dagelijkse kost in het kamp.
In het kamp was hij getuige van het gebruik van gaskamers, waarbij zigeuners werden vermoord. Aerts zou hierover later getuigen tijdens de Processen van Neurenberg.
Op 8 mei 1944 werd hij getransporteerd naar Dachau, een kamp dat Aerts draaglijker vond dan Natzweiler, omdat er minder mishandelingen waren en het eten beter was. Na twee weken werd hije chter alweer verplaatst, ditmaal naar het nevenkamp Allach waar BMW een fabriek had. Na een geallieerd bombardement werden de gevangenen naar Mauthausen gevoerd.
Op 28 september 1944 werd Aerts verplaatst naar de kazerne van Melk. hij moest in de mergelgroeve werken. Op 3 mei 1945 stopten de werkzaamheden doordat de Duitsers in paniek sloegen door de oprukkende geallieerden. 2 dagen later arriveerde het Amerikaanse leger.
Na de oorlog
In 1945 keerde Aerts met zijn vader terug naar Natzweiler.
Aerts begon te werken als advocaat. Opmerkelijk genoeg begon hij te werken als advocaat voorcollaborateurs. Zijn eerste cliënt was Pros Vermesen, voormalig gewestleider van het VNV in Genk.
Aerts trouwde met Berthe Beckers. Het echtpaar kreeg acht kinderen.
Door de gezondheidsproblemen die hij aan de jaren gevangenschap overhield moest hij stoppen met de advocatuur, waarna hij ambtenaar werd.
Bij het grote publiek werd Aerts bekend als een van de initiatiefnemers van de televisiereeks Beschuldigde, sta op. In de serie werden fictieve en authentieke assisenprocessen nagespeeld. Aerts was acteur in het programma en speelde verschillende rollen.
Na zijn pensioen hield hij zich bezig met liefdadigheid.
Bronnen, noten en/of referenties
|