Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Getijdengebed

Uit Wikisage
Versie door Mendelo (overleg | bijdragen) op 28 nov 2015 om 20:36 (+)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het getijdengebed zijn traditionele dagelijkse gebeden in de orthodoxe, katholieke, lutherse en anglicaanse kerken.

Liturgische boeken met de teksten van het getijdengebed heten onder andere Horologion (orthodox), Getijdenboek (katholiek) of Book of Common Prayer (anglicaans). De lange versie van deze gebeden was en is gebruikelijk in kloosters. Een kortere versie, genaamd Brevier (Latijn: breve „beknopt”) werd gebruikt door de parochiepriesters:.

De kloosterliturgie gebruikt de volgende gebeden en gebedstijden:

  1. Metten (matines): tussen middernacht en het begin van de dag;
  2. Lauden (laudes): met de dageraad (omstreeks 6 uur);
  3. Terts (tierce) (het derde uur na zonsopgang): rond 9 uur, of voor de hoogmis;
  4. Sext (sexte) (het zesde uur na zonsopgang): à midi environ
  5. None (het negende uur na zonsopgang): omstreeks 3 uur ’s namiddags;
  6. Vespers (Vespera): begin van de avond (omstreeks 5 of 6 uur ’s avonds);
  7. Completen: ’s avonds, voor zonsondergang.

Deze gebedstijden werden omstreeks het jaar 530 vastgelegd in de Regel van St. Benedictus. Benedictus voegde zelf de priem toe: (prima) (eerste uur).

Geschiedenis

In de Hebreeuwse Bijbel gaf God het gebod aan de Israëlitische priesters om ’s morgens en ’s avonds slachtoffers te brengen (Exodus 29:38-39). Aanvankelijk werden deze offers gebracht bij de tabernakel, later bij de door Salomo gebouwde tempel te Jeruzalem. Gedurende de Babylonische gevangenschap kon de verwoeste tempel niet worden gebruikt. De eerste synagoges werden gebouwd, waarin zich op vastgelegde tijdstippen een eredienst begon te ontwikkelen uit het voorlezen van de Thora, Psalmen en lofzangen. Uit de joodse traditie om driemaal daags bijeen te komen voor gebed (sjachariet, micha en maariv), ontwikkelde zich in de vroege eeuwen van het christendom een voorloper van het getijdengebed.

Tijdens de periode van het Romeinse Keizerrijk werd de dag van zonsopgang tot zonsondergang ingedeeld in twaalf uren. Deze dagindeling werd ook door joden en christenen gebruikt.

Christenen zetten het joodse gebruik verder, om psalmen te bidden: zoals uit het Bijbelboek Handelingen van de Apostelen blijkt, baden de vroege christelijke gemeenschappen psalmen (Handelingen 4:23-30). Psalmen vormen nog altijd het fundament van het getijdengebed. Reeds vroeg in het christelijke tijdperk werden ook christelijke hymnes gezongen en het Onzevader gebeden. Dit ging een essentieel onderdeel vormen van het getijdengebed. Reeds in de Didache, mogelijk opgesteld in de 2e eeuw, vindt men de aanbeveling, het Onzevader driemaal daags te bidden (8:3). De Traditio Apostolica uit de 3e eeuw doet de aanbeveling om te bidden bij het opstaan, bij het derde en het zesde uur van de dag, voor het slapengaan, om middernacht en bij het hanengekraai (35–36). Plinius de Jongere (63 – ca. 113) beschrijft in zijn brieven aan keizer Trajanus, dat de christenen baden op vaste tijden gedurende de dag.[1]

Vanaf de tweede en derde eeuw schreven kerkvaders zoals Clemens van Alexandrië, Origenes en Tertullianus over de praktijk van het morgen- en avondgebed en over de gebeden bij het derde, het zesde en het negende uur. Deze gebeden konden individueel of in groep worden gebeden.

Monastiek officium

Een belangrijke invloed op de ontwikkeling van het getijdengebed was de opkomst van het kloosterleven vanaf de 3e eeuw. De woestijnvaders, de voorlopers van de monniken, begonnen de aansporing van Paulus: „Bidt zonder ophouden”, letterlijk uit te voeren, door in verschillende groepen na elkaar de verschillende gebedsstonden te laten reciteren. Kluizenaars sloten zich aan bij cenobitische gemeenschappen. Het getijdengebed nam bij hen, zoals ook bij de afzonderlijk levende kluizenaars, een belangrijke plaats in het dagelijkse bezigheden in.

In gemeenschappen van monniken kwamen de monniken tweemaal per dag samen: ’s avonds en voor de dageraad. Hun bijeenkomst was eerder een gemeenschappelijke Bijbellezing dan gebed: er werden elke keer een twaalftal psalmen door een lector voorgelezen. De anderen luisterden zittend. Na elke psalm volgde een stil gebed in staande houding, met opgeheven armen. Dit werd gevolgd door een oratie. Na twaalf psalmen volgde nog een lezing uit het Oude en het Nieuwe Testament.

Bij een volgende bijeenkomst werden de volgende twaalf psalmen gelezen. Na psalm 150 begon men opnieuw met de eerste psalm. Deze vorm van gemeenschappelijk psalmengebed wordt een getijdengebed van het monastieke type, of „monastiek officium” genoemd. De psalmen werden niet op hun inhoud geselecteerd, maar in de traditionele volgorde achtereenvolgens gelezen (lectio continua of psalterio currente).[2]

Verwijzingen

  1. º Plinius de Jongere, Epistulae, Boek 10.
  2. º Liborius Olaf Lumma, Liturgie im Rhythmus des Tages. Eine kurze Einführung in Geschichte und Praxis des Stundengebets. Regensburg 2011, p. 29–