Aäronitische zegen
De Aäronitische zegen of (hoge)priesterlijke zegen (Hebreeuws ברכת כהנים, birkat kohanim) is de oudste overgeleverde zegenspreuk in de Bijbel, opgetekend in Numeri 6:24-27 (SV) die tot nu toe gebruikt wordt in de joodse en christelijke eredienst. Volgens Numeri 6:22 openbaarde God deze tekst aan Mozes. Aäron, de oudere broer van Mozes, en zijn zonen, die de voorouders werden van de Israëlitische priesters en hogepriesters, dienden deze zegen voor het hele volk Israël uit te spreken.
Woorden
Hebreeuwse Bijbel |
Nederlands Bijbelgenootschap 1951 | |
---|---|---|
יְבָרֶכְךָ יְהוָה וְיִשְׁמְרֶךָ | jevarechecha JHWH vejischmerecha | De HERE zegene u en behoede u; |
יָאֵר יְהוָה פָּנָיו אֵלֶיךָ וִיחֻנֶּךָּ | ja'er JHWH panav eleicha vichoenecha | de HERE doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig. |
יִשָּׂא יְהוָה פָּנָיו אֵלֶיךָ וְיָשֵׂם לְךָ שָׁלוֹם | jissa JHWH panav eleicha vejasem lecha sjalom | de HERE verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede. |
Het Nederlandse woord „u” kan zowel meervoud als enkelvoud zijn. De werkwoordvorm in het Hebreeuws staat in het enkelvoud. Dit enkelvoud is echter collectief bedoeld voor het hele aanwezige volk.
Liturgisch gebruik
De hogepriesterlijke zegen wordt vooral in het jodendom nog gebruikt. Daar wordt hij enkel uitgesproken door een Kohen, die rechtstaat en zijn armen uitspreidt in de richting van de biddende gemeente. In protestantse kerken wordt de zegen gebruikt als besluit van de eredienst.
In het liberale of progressieve jodendom wordt de priesterlijke zegen gebruikt als afsluitende zegen na de eredienst en uitgesproken door de gebedsleider of -leiders. De aanwezigen dragen intussen nog steeds hun talliet (gebedsmantel), die in het orthodoxe jodendom vaak reeds afgenomen wordt na het laatste officiële gebed. De Äaronitische zegen neemt een belangrijke plaats in in de huiselijke sabbatviering, waarin hij door de vader wordt uitgesproken over elk kind.
Tijdens de Middeleeuwen werd de tekst niet vaak gebruikt in de kerk.[1] Pas toen Maarten Luther de zegen in 1525 opnam in de evangelisch-lutherse eredienst, namen Johannes Calvijn en Ulrich Zwingli dit over.[1]
In sommige evangelisch-lutherse landskerken is het geven van deze zegen voorbehouden voor de geordineerde geestelijken. Leken spreken de zegen inclusief uit, d.w.z. als smeking om zegen, waarbij zij in de plaats van „u” „ons” zeggen.
Archeologie
De tekst van de Aäronitische zegen behoort tot de oudste tekstuele getuigen van de Hebreeuwse Bijbeltekst. In 1979 werden in een familiegraf in het Dal van Hinnom onder de zuidwestelijke muur van de oude stad van Jeruzalem twee kleine schriftrollen uit bijna puur zilver ontdekt. Men is het niet eens over de datering: deze schommelt tussen de zevende en de tweede eeuw v.Chr. Pas na drie jaar konden de breekbare zilverrollen in een ingewikkelde procedure worden geopend en kon de tekst die aan de binnenzijde stond, worden ontcijferd. De tekst op de zilveren rollen, die vierhonderd jaar ouder is dan de overige oudst bekende Bijbelhandschriften, de Dode-Zeerollen, bevestigt vrijwel exact de formulering van deze drie verzen.
Literatuur
- Klaus Seybold, Der Segen und andere liturgische Worte aus der hebräischen Bibel; Zürich: Theologischer Verlag, 2004; ISBN 3-290-17320-8
Weblinks
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Birkat Kohanim op Wikimedia Commons.
Verwijzingen
- ↑ Omhoog naar: 1,0 1,1 Schülerduden Die Religionen; Mannheim: Dudenverlag, 1977; ISBN 3-411-01369-9; p. 9