Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Pablo Picasso
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Pablo Diego José Francisco de Paula Juan Nepomuceno María de los Remedios Cipriano de la Santísima Trinidad Ruiz y Picasso (Málaga, 25 oktober 1881 – Mougins, 8 april 1973) was een Spaans kunstschilder, tekenaar, beeldhouwer, grafisch kunstenaar en keramist. Hij was één van de bekendste Spaanse kunstschilders.
Familie en afkomst
Pablo Picasso was het eerste kind van José Ruiz Blasco en María Picasso López. Traditiegetrouw kreeg hij een aantal naar heiligen verwijzende voornamen: Pablo, Diego, José, Francisco de Paula, Juan Nepomuceno, María de los Remedios, Crispiniano de la Santísima Trinidad. Zijn twee achternamen zijn conform het Spaanse naamstelsel achtereenvolgens de eerste achternaam van zijn vader en de eerste achternaam van zijn moeder. Zijn volledige naam luidt dus als volgt: Pablo Diego José Francisco de Paula Juan Nepomuceno María de los Remedios Cipriano de la Santísima Trinidad Ruiz y Picasso. Merkwaardig is dat hij onder zijn tweede achternaam Picasso bekend is en niet als Ruiz.
Pablo Picasso's vader was kunstenaar, tekenleraar en conservator. Hij had twee jongere zussen, Lola en Conchita.
Vrouwen
Picasso had gedurende zijn leven relaties met meerdere vrouwen, die hij vaak gebruikte als schildersmodel: Fernande Olivier, Marcelle Humbert, Olga Kochlova, Marie-Thérèse Walter, Dora Maar en Jacqueline Roque. Telkens wanneer hij opnieuw verliefd werd, werd dit in zijn werk duidelijk door een wisseling van stijl.
Kinderen
Paulo Picasso (4 februari 1921 - 5 juni 1975) was het eerste kind van Pablo Picasso en Olga Chochlowa. Paulo was als kind onder andere model voor het schilderij Paulo als Harlekijn (1924) en Paulo op een ezel. Maya Widmaier-Picasso (5 september 1935) komt uit een relatie met Marie-Thérèse Walter. Picasso maakte enkele beeldhouwwerken die Maya als thema hadden, zoals Maya à la poupée (Maya met een pop), die in februari 2007 uit het huis van Picasso's kleindochter gestolen werden. Maya Widmaier-Picasso woont in Parijs en is een expert die originelen van vervalsingen kan onderscheiden. Claude Picasso (15 mei 1947) is het eerste kind met Françoise Gilot. Paloma Picasso is ook een kind van Françoise Gilot.
Loopbaan
Na gestudeerd te hebben aan de kunstacademie Real Academia de Bellas Artes de San Fernando in Madrid, maakte Picasso zijn eerste reis naar Parijs in 1900, toen de kunsthoofdstad van Europa. Daar ontmoette hij zijn eerste Parijse vriend, de journalist en dichter Max Jacob, die Picasso heeft geholpen met het leren van de taal en haar literatuur. Ze deelden een appartement; Max sliep 's nachts, terwijl Picasso overdag sliep en 's nachts werkte. Het waren tijden van ernstige armoede, kou en wanhoop. Veel van zijn werk werd verbrand om de kleine woning warm te houden. Gedurende de eerste vijf maanden van 1901 woonde Picasso in Madrid, waar hij en zijn anarchistische vriend Francisco de Asis Soler het tijdschrift Arte Joven ('Jonge kunst') oprichtten. Er verschenen vijf nummers van. Soler maakte de artikelen en Picasso illustreerde het tijdschrift, meestal grimmige spotprenten die sympathiseren met de armen. Het eerste nummer werd gepubliceerd op 31 maart 1901; de kunstenaar begon toen zijn werk met Picasso te signeren, daarvoor deed hij dit met Pablo Ruiz y Picasso.
In 1905 werd Picasso een favoriet van de Amerikaanse kunstverzamelaars Leo Stein en Gertrude Stein. Hun oudere broer Michael Stein en zijn vrouw Sarah waren ook verzamelaars van zijn werk. Picasso schilderde portretten van zowel Gertrude Stein als haar neef Allan Stein. Gertrude Stein werd Picasso's voornaamste beschermvrouw; ze verwierf zijn tekeningen en schilderijen en exposeerde ze in haar informele Salon in haar huis in Parijs. Op een van haar bijeenkomsten in 1905, ontmoette hij Henri Matisse, een levenslange vriend en rivaal. De Steins stelden hem voor aan Claribel Cone en haar zus Etta, Amerikaanse kunstverzamelaars van schilderijen van Picasso en Matisse. Uiteindelijk verhuisde Leo Stein naar Italië, en Michael en Sarah Stein werden beschermheren van Matisse, terwijl Gertrude Stein werken van Picasso bleef verzamelen.
In 1907 trad Picasso toe tot een kunstgalerie in Parijs die recent was geopend door Daniel-Henry Kahnweiler, een Duitse kunsthistoricus en kunstverzamelaar. Hij werd bekend in Parijs vanaf 1907, omdat hij een van de eerste verdedigers van het kubistische werk van Pablo Picasso en Georges Braque was. Kahnweiler verdedigde ontluikende artiesten zoals André Derain, Kees van Dongen, Fernand Leger, Juan Gris, Maurice de Vlaminck en verscheidene anderen die uit alle hoeken van de wereld gekomen waren om te wonen en te werken in Montparnasse.
In Parijs onderhield Picasso vriendschappen met bekende personen uit Montmartre en Montparnasse, waaronder Andre Breton, dichter Guillaume Apollinaire, schrijver Alfred Jarry en Gertrude Stein. Apollinaire werd in 1911 gearresteerd op verdenking van het stelen van de Mona Lisa uit het Louvre. Apollonaire beschuldigde zijn vriend Picasso, die ook voor verhoor moest komen, maar beiden werden later vrijgesproken.
In het begin van de 20e eeuw verbleef Picasso in Barcelona en Parijs. In 1904 ontmoette hij Fernande Olivier, een bohemienne en kunstenares die zijn minnares werd. Olivier komt in veel van zijn schilderijen uit de zogenaamde 'roze periode' voor. Na het verwerven van roem en wat geld, verliet Picasso Olivier voor Marcelle Humbert, die hij Eva Gouel noemde. Picasso's liefde voor Eva blijkt in veel van zijn kubistische werken. Picasso werd verwoest door haar vroegtijdige dood in 1915, door een ziekte, op de leeftijd van 30 jaar.
Na de Eerste Wereldoorlog maakte Picasso kennis met Serge Diaghilevs Ballets Russes. Onder zijn vrienden tijdens deze periode waren Jean Cocteau, Jean Hugo, Juan Gris en anderen. In de zomer van 1918 trouwde Picasso met Olga Chochlova, een ballerina bij Sergei Diaghilevs gezelschap. Zij brachten hun huwelijksreis door in de villa van de glamoureuze Chileense kunstbeschermheilige Eugenia Errázuriz in de buurt van Biarritz. Chochlova introduceerde Picasso in de hogere kringen, formele diners, en alle sociale geneugten in het Parijse leven van de rijke jaren 1920. De twee kregen een zoon, Paulo, die zou uitgroeien tot een losbandige motorcoureur en chauffeur van zijn vader. Chochlova's fatsoensnormen botsten met Picasso's bohemien-leefstijl en de twee leefden in een toestand van voortdurende conflicten. In dezelfde periode werkte Picasso samen met Diaghilevs groep; hij en Igor Stravinsky werkten aan het ballet Pulcinella in 1920. Picasso maakte van de gelegenheid gebruik om verschillende schetsen van de componist te maken.
In 1927 ontmoette Picasso de 17-jarige Marie-Thérèse Walter en begon een geheime affaire met haar. Picasso's huwelijk met Chochlova eindigde in een scheiding van tafel en bed in plaats van echtscheiding, want de Franse wet vereiste een gelijkmatige verdeling van de eigendommen in het geval van echtscheiding, en Picasso wilde Chochlova niet de helft van zijn vermogen geven. De twee bleven wettelijk getrouwd tot Chochlova's dood in 1955. Picasso had een langdurige affaire met Marie-Thérèse Walter en verwekte een dochter, Maia, bij haar. Marie-Thérèse leefde in de ijdele hoop dat Picasso op een dag met haar zou trouwen, en verhing zich vier jaar na de dood van Picasso. Gedurende zijn hele leven had Picasso een aantal minnaressen naast zijn vrouw of primaire partner. Picasso was twee keer getrouwd en had vier kinderen bij drie vrouwen. De fotograaf en schilder Dora Maar was ook een voortdurende metgezel en minnares van Picasso in de late jaren 1930 en begin 1940.
Oorlogsjaren
Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef Picasso in Parijs, terwijl de Duitsers de stad bezet hadden. Picasso's artistieke stijl paste niet in de nazi-opvattingen over kunst, zodat hij niet in staat was om zijn werk te laten zien tijdens deze periode. Hij bleef schilderen in die tijd. Hoewel de Duitsers bronsgieten verboden in Parijs, werd het brons voor hem gesmokkeld door het Franse verzet.
Na de bevrijding van Parijs in 1944 begon Picasso gezelschap te houden met een jonge studente kunst, Françoise Gilot. De twee werden uiteindelijk geliefden, en hadden twee kinderen samen, Claude en Paloma. Gilot verliet Picasso - als enige van zijn vrouwen - in 1953, naar verluidt als gevolg van mishandeling en ontrouw. Dit was een zware klap voor Picasso.
Hij ging door een moeilijke periode na het vertrek van Gilot. Een aantal van zijn inkttekeningen uit deze periode hebben het thema van de afzichtelijke oude dwerg als tegengewicht voor een mooi, jonge meisje, waaronder een aantal uit een zes weken durende affaire met Geneviève Laporte, die in juni 2005 werden geveild.
Picasso deed niet lang over het vinden van een andere minnares, Jacqueline Roque. Ze werkte op de pottenbakkerij Madoura in Vallauris aan de Franse rivièra, waar Picasso keramiek maakte en beschilderde. De twee bleven samen voor de rest van Picasso's leven en trouwden in 1961. Hun huwelijk was een laatste daad van wraak tegen Gilot. Gilot was op zoek naar een juridische middelen om haar kinderen met Picasso, Claude en Paloma, te legitimeren. Aangemoedigd door Picasso had ze geregeld te scheiden van haar echtgenoot, Luc Simon, en zou dan trouwen met Picasso om de rechten van haar kinderen veilig te stellen. Picasso trouwde vervolgens in het geheim met Roque, nadat Gilot de echtscheiding had aangevraagd, en nam zo wraak voor haar vertrek.
In 1955 kocht hij villa La Californie in de omgeving van Cannes, in 1958 het Chateau de Vauvenargues en in 1961 villa Notre-Dame-de-Vie in Mougins.
Picasso was een beroemdheid en er was vaak veel interesse voor zijn persoonlijke leven naast zijn kunst.
Naast zijn vele artistieke prestaties, had Picasso een filmcarrière, inclusief een cameo-optreden in Jean Cocteaus Testament van Orpheus. Picasso speelde altijd zichzelf in zijn filmoptredens. In 1955 hielp hij bij het maken van de film Le Mystère Picasso ('Het mysterie van Picasso'), geregisseerd door Henri-Georges Clouzot.
Picasso overleed op 8 april 1973 op 92-jarige leeftijd aan de gevolgen van een longontsteking. Hij ligt begraven bij Château de Vauvenargues in Vauvenargues bij Aix-en-Provence in Frankrijk.
De Franse staat verwierf in 1990 via een nalatenschap van Picasso en diens vrouw Jacqueline Roque een groot aantal kunstwerken.
Politieke opvattingen
Picasso bleef neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog, de Spaanse Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog en weigerde om te vechten voor enige zijde of land. Sommige van zijn tijdgenoten vonden dat zijn pacifisme meer te maken had met lafheid dan met principe. Een artikel in The New Yorker noemde hem “a coward, who sat out two world wars while his friends were suffering and dying” ("een lafaard, die twee wereldoorlogen uitzat, terwijl zijn vrienden leden en stierven"). Als Spaans burger in Frankrijk werd Picasso niet gedwongen om te vechten tegen de binnenvallende Duitsers in beide wereldoorlogen. In de Spaanse Burgeroorlog werd militaire dienst voor Spanjaarden die in het buitenland woonden optioneel en zou een vrijwillige terugkeer naar het land inhouden. Terwijl Picasso zich woedend en veroordelend uitliet over Francisco Franco en de fascisten door middel van zijn kunst, heeft hij niet de wapens tegen hen gericht. Hij bleef ook afzijdig van de Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging tijdens zijn jeugd ondanks zijn algemene ondersteuning en vriendelijkheid ten opzichte van activisten.
Picasso trad in 1944 toe tot de Franse communistische partij, bezocht een internationale vredesconferentie in Polen en ontving in 1950 de Lenin Vredesprijs van de Sovjet-regering. Partijkritiek op een portret van Jozef Stalin als onvoldoende realistisch leidde tot verminderde interesse van Picasso in de communistische politiek, maar hij bleef een trouw lid van de communistische partij tot zijn dood. In 1945 verklaarde Picasso in een interview met Jerome Seckler: "Ik ben een communist en mijn schilderijen zijn communistische schilderijen. ... Maar als ik een schoenmaker, royalist of communist of iets anders was, zou ik niet noodzakelijkerwijs mijn schoenen op een bijzondere manier hameren om mijn politieke voorkeur te laten zien." Zijn communistische militantie, niet ongewoon onder intellectuelen en kunstenaars op het moment, al was dit officieel verboden in Franco-Spanje, is al lang het onderwerp van enige controverse, een opmerkelijke bron of demonstratie daarvan was een sarcastisch citaat algemeen toegeschreven aan Salvador Dalí (met wie Picasso een nogal gespannen relatie had), dat ogenschijnlijk twijfelt over de ware eerlijkheid van zijn politieke gezindheid:
- Picasso es Pintor, yo también; [...] Picasso es español, yo también; Picasso es Comunista, yo tampoco. (Picasso is schilder, ik ook; [...] Picasso is Spanjaard, ik ook; Picasso is communist, ik ook niet)
Hij was tegen de inmenging van de Verenigde Naties en de Verenigde Staten in de Koreaanse Oorlog, wat hij afbeeldde in het schilderij Bloedbad in Korea. In 1962 ontving hij de Internationale Lenin Vredesprijs.
Schilderstijl
Picasso's loopbaan kan worden ingedeeld in verschillende perioden. Samen met Georges Braque ontwikkelde hij in de jaren 1905 - 1915 het kubisme.
Picasso heeft tijdens zijn leven enorm veel kunstwerken gemaakt. Er is geen officiële lijst waarin zijn gehele oeuvre staat opgesomd. Hieronder volgt daarom een globaal overzicht van Picasso’s oeuvre, waarin de belangrijkste werken worden genoemd binnen de betreffende perioden van Picasso's loopbaan.
Blauwe periode
Tijdens Picasso's blauwe periode, de tijd dat hij in armoede in Parijs woonde (1901-1904), maakt hij sombere schilderijen in donkere en sombere kleuren, hoofdzakelijk blauw, groen, zwart en paars. Voorbeelden van werken uit Picasso's blauwe periode zijn Desemparats (1903) en The Madman (1904).
Roze periode
Geleidelijk werd Picasso bekender en kreeg hij zijn eerste successen. Ook kreeg hij aan het einde van zijn blauwe periode een relatie met Fernande Olivier. Door zijn succes en zijn relatie met Fernande Olivier werd Picasso minder somber, wat in zijn schilderijen tot uitdrukking kwam door het gebruik van zachte tinten blauw en roze. Door het vele gebruik van roze kleuren in het werk uit deze periode, heeft de periode de naam ‘roze periode’ meegekregen. De onderwerpen van zijn schilderijen zijn in deze periode vaak geïnspireerd op het circus, dat Picasso en Fernande vaak samen bezochten. Voorbeelden van werken uit de roze periode zijn het Portret van Señora Canals en Circusartiest en jongen.
Kubistische periode
In Parijs kwam Picasso in aanraking met primitieve Afrikaanse en Polynesische beeldhouwwerken, die hem inspireerden tot het afbeelden van totemfiguren en maskers in zijn schilderijen. Picasso experimenteerde constant met nieuwe technieken en werkte aan een minder naturalistische, meer geometrische stijl. Door een hardere en strakkere uitdrukkingswijze en het gebruik van meer en dikkere lagen verf ontstond een geheel nieuwe stijl: het kubisme. Samen met Georges Braque wordt Picasso gezien als uitvinder van deze moderne kunststroming. Enkele belangrijke werken uit de kubistische periode van Picasso zijn Les Demoiselles d'Avignon (1907), dat wordt gezien als het eerste echte kubistische werk en Blanquita Suárez (1917).
Klassieke periode
Door de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog moesten veel vrienden van Picasso in militaire dienst, waardoor Picasso zich eenzaam en afgezonderd ging voelen. Toen in 1915 zijn geliefde ‘Eva’ ook nog overleed werden deze gevoelens nog sterker. Picasso kon zich niet meer concentreren op zijn werk en werd depressief. In 1917 werd Picasso door Jean Cocteau meegenomen naar Rome, waar hij achterdoeken, decors en kostuums ging ontwerpen voor een Russisch balletgezelschap. Picasso ging zich verdiepen in de klassieke kunst en trouwde een lid van het balletgezelschap. Picasso's nieuwe vrouw maakte van hem een kunstenaar voor de hogere kringen en Picasso ging vanaf dat moment een snobistisch leven leiden. In deze periode maakte Picasso vooral schilderijen die doen denken aan de stijl van de renaissance en het neoclassicisme. Voorbeelden van klassieke werken van Picasso zijn De absintdrinker en Zelfportret.
Surrealistische periode
Tussen 1925 en 1930 ontstond in Europa een nieuwe kunststroming die uiteindelijk net zo belangrijk werd als het kubisme: het surrealisme. Picasso raakte beïnvloed door deze nieuwe stijl en ging verder experimenteren met vormen, stijlen en kleuren. In zijn surrealistische periode maakte Picasso surrealistische schilderijen en ijzerdraadconstructies. Een voorbeeld van een surrealistisch werk van Picasso is De dans.
Abstracte periode
Via het surrealisme kwam Picasso terecht bij abstracte werken. Hij ging steeds abstracter werken, maar er was altijd nog wel te zien wat er was afgebeeld. Voorbeelden van abstracte werken van Picasso zijn Abstract hoofd en Abstract portret. Dit is de meest bekende periode, ook wel de Picasso-stijl genoemd.
Zie lijst van schilderijen in abstracte periode van Pablo Picasso.
Latere periode
In de laatste periode van zijn leven was Picasso bekend geworden. Hij trekt zich terug uit de publiciteit. Aan het einde van zijn leven schilderde hij veel.
Werken
Picasso heeft zeer veel schilderijen gemaakt. Ook maakte hij beeldhouwwerken en keramiek.
Zijn bekendste schilderij is Guernica, een weergave van een Duits bombardement op deze stad in 1937, tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Dit schilderij hangt in het Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofía in Madrid.
Een ander zeer bekend schilderij is Les Demoiselles d'Avignon uit 1907, dat door veel kunsthistorici gezien wordt als het beginpunt van de schilderkunst van de 20e eeuw. Het werk bevindt zich in het Museum of Modern Art (MOMA) in New York City.
Hij heeft veel werken gemaakt met de vrouw als thema. Een bekend schilderij is The Weeping Woman uit 1937, waarvoor Picasso's geliefde Dora Maar model stond.
Tête de femme (Jacqueline) uit 1963 een portret van zijn tweede vrouw Jacqueline bracht op 2 februari 2010 op een veiling bij Christie's in Londen 9,2 miljoen euro op. De nieuwe eigenaar is onbekend.
Schilderijen
Een beperkte lijst van Picasso's schilderijen:
|
|
zie ook Lijst van duurst geveilde schilderijen |
Musea
Picasso heeft vijf naar hem vernoemde musea:
- Musée Picasso in Parijs
- Museo Picasso in Barcelona
- Museo Picasso in Málaga
- Graphikmuseum Pablo Picasso Münster in Münster
- Musée Picasso Antibes in Antibes
Enkele andere musea waar zich werken van Picasso bevinden zijn:
- Centre Georges Pompidou in Parijs
- Museum of Modern Art in New York City
- Hermitage in Sint-Petersburg
- Museum Ludwig in Keulen
- LaM in Villeneuve d'Ascq
- Museo Thyssen-Bornemisza in Madrid
- Van Abbemuseum in Eindhoven
Tentoonstellingen (selectie)
- Werken van Pablo Picasso in de Galerie 291 (1911), de Armory Show (1913), de documenta 1 (1955), de documenta II (1959), de documenta III (1964), de documenta 6 (1977) en de documenta 8 in 1987 in Kassel
- In 1939 wordt in het Museum of Modern Art in New York een overzichtstentoonstelling gehouden en krijgt hij internationale bekendheid
- In 1955 is er een tentoonstelling in Parijs, die daarna naar München, Keulen en Hamburg gaat.
- Picasso van 4 maart t/m 30 april 1967 in het Stedelijk Museum Amsterdam
- 1971: Eerste retrospectief van een levende kunstenaar in het Louvre
- 1986: Picasso – Pastelle, Zeichnungen, Aquarelle, Düsseldorf, Kunstverzameling Nordrhein-Westfalen, Tübingen, Kunsthalle
- 1993: Picasso. Die Zeit nach Guernica 1937–1973. München, Kunsthalle der Hypo-Kulturstiftung
- 2006: Diverse tentoonstellingen ter gelegenheid van de 125e geboortedag[1]
- 2007: Picasso – Malen gegen die Zeit, later werk (schilderijen, grafiek). Albertina, Wenen en Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen, Düsseldorf
- 2007: Goya und Picasso – Tauromaquia. Wallraf-Richartz-Museum, Keulen[2]
- Cézanne to Picasso: Ambroise Vollard, Patron of the Avant-Garde van 17 februari t/m 12 mei 2007 in het Art Institute of Chicago in Chicago [3]
- Picasso in Den Haag was van 15 december 2007 t/m 30 maart 2008 in het Gemeentemuseum Den Haag in Den Haag te zien[4] [5]
- Picasso and Masters van 6 oktober 2008 t/m 2 februari 2009 in het Grand Palais in Parijs [6]
- Picasso: Challenging the Past 25 februari t/m 7 juni 2009 in de National Gallery in Londen[7]
- Picasso Cézanne van 25 mei t/m 27 september 2009 in het Musée Granet in Aix-en-Provence [8]
- 2009: Pablo Picasso: Meisterwerke aus dem Musée Picasso, Parijs, van 18 september 2009 t/m 6 januari 2010 in het Ateneum in Helsinki
- Picasso and the Avant-Garde in Paris van 24 februari t/m 25 april 2010 in het Philadelphia Museum of Art in Philadelphia [9]
- Picasso: Peace and Freedom van 21 mei t/m 30 augustus 2010 in Tate Liverpool in Liverpool [10]
- Pablo Picasso from Musée National Picasso, Paris van 11.06.2011 - 25.09.2011 in het Fine Arts Museums of San Francisco in San Francisco
- Picasso in Parijs, 1900-1907 van 18 februari t/m 29 mei 2011 in Van Gogh Museum in Amsterdam. [11]
Documentaires
Zie ook
Externe links
Vrije mediabestanden over Pablo Picasso op Wikimedia Commons
Citaten van of over Pablo Picasso op Wikiquote
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- º http://www.focus.de/kultur/kunst/picasso/picasso_aid_25504.html
- º http://wiki.aki-stuttgart.de/mediawiki/index.php/ZVDD
- º Cézanne to Picasso: Ambroise Vollard, Patron of the Avant-Garde
- º http://www.gemeentemuseum.nl/index.php?id=035020
- º Picasso in Den Haag
- º http://english.sina.com/life/p/2008/1007/190486.html
- º Picasso: Challenging the Past
- º http://www.aixenprovencetourism.com/uk/aix-picasso-cezanne.htm
- º http://www.philamuseum.org/exhibitions/354.html
- º http://www.tate.org.uk/liverpool/exhibitions/Picasso/default.shtm
- º Picasso in Parijs, 1900-1907