Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Leonardus van Veghel
Leonardus van Veghel (Lenaert Veghel, 's-Hertogenbosch, ca. 1527 - Brielle, 9 juli 1572) was een van de 19 Martelaren van Gorcum.
Leven
Sinds hij tien jaar was, woonde hij in de studentenhuisvesting van de Broeders van het gemene leven en ging van daar naar de plaatselijke school. In 1553 begon hij te studeren aan het college De Valk aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Vier jaar later gradueerde hij als op twee na beste van 186 studenten tot magister artium („master’s degree in de vrije kunsten”). Waarschijnlijk werd hij kort daarop tot priester gewijd kort voor het bisdom Utrecht. De volgende negen jaar (1547-1556) studeerde hij theologie onder de befamde Ruard Tapper aan het paus Adrianus VI-college van de Universiteit van Leuven en kreeg er grote bekendheid.
Toen de pastoor in Gorkum (nu: Gorinchem) in 1556 overleed (of volgens andere bronnen afgezet werd wegens calvinistische sympathieën), zochten de inwoners van de stad advies van theoloog Ruard Tapper aan de Universiteit van Leuven. Ruard Tapper beval zijn student Leonard aan, die bijgevolg de nieuwe pastoor werd in de grote Sint-Janskerk in Gorkum. Hij werd er bekend om zijn weerstand tegen het calvinisme.
Omdat hij nog geen doctorstitel in de theologie had behaald, ging hij eind april 1572 naar de universiteit van Leuven om een officiële datum te regelen voor de finale verdediging van zijn doctoraatsthesis. Er werd overeengekomen dat dit zou plaatsvinden op dinsdag 8 juli.
Martelaarschap
Bij de gevangenneming van de priesters in Gorcum fungeerde hij als woordvoerder voor de groep.
Na drie dagen kreeg de protestantse chirurgijn Dirck Cortman de toelating om de gevangenen te verzorgen. Cortman stelde zijn stadsgenoten op de hoogte van de erbarmelijke toestand. Pastoor Lenaert Veghel werd op diezelfde dag vrijgelaten om geestelijke bijstand te verlenen aan drie katholieke leken, die de volgende dag terechtgesteld zouden worden. Voorwaarde was dat hij geen Heilige Mis zou opdragen en volgens ’het zuivere Evangelie’ zou prediken — de protestantse calvinistische leer dus. Ook moest hij op 2 juli op het feest van Maria Visitatie een preek houden.
- „Hem werd toegevoegd dat hij wel wist hoe te preken. Met deze voorwaarde had de pastoor weinig moeite. Hij had altijd het zuivere Evangelie gepredikt. Wijselijk weidde hij er niet over uit. […] De grote stadskerk was die morgen tot de laatste plaats toe bezet. […] Naar aanleiding van het feest van die dag, Maria Visitatie, sprak hij in klare taal, zonder ketterse leerstellingen van de eeuw rechtstreeks te bestrijden, over het maagdelijk moederschap van Maria, haar plaats in de hemel en de gerechtigheid van haar verering. Hij bezwoer de toehoorders trouw te blijven aan het katholieke geloof waarbuiten geen eeuwig heil mogelijk was. Hij verklaarde ten slotte dat hij, zolang het hem vergund was te preken, immer de leer van de heilige Roomse Kerk zou verkondigen, zelfs al moest hij dat met de dood bekopen.”[1]
Deze preek werd Lenaert uiteraard niet in dank afgenomen. Hij bleef echter op vrije voeten en kreeg van Brant zelfs toestemming om naar Den Bosch te reizen om zijn doodzieke moeder te bezoeken. Het volk wist niets van deze afspraak en toen het merkte dat Lenaert was vertrokken ontstak het in woede. De ’verrader’ die was ’gevlucht’ werd vanaf de overkant van de Maas teruggehaald naar Gorcum en weer bij de andere geestelijken in de cel gesmeten.
Op 8 juli besloten de geuzen, in een poging de leiders van de groep gevangenen te bewegen hun katholieke geloof te verzaken, een verhoor te organiseren. Pastoor Lenaert weigerde het Heilig Misoffer, het pontificaat en de zeven sacramenten te verloochenen. Hij vroeg om een eerlijk apologetisch dispuut in een neutrale omgeving. Als de predikanten erin slagen hem te overtuigen, zou hij zijn katholieke geloof afzweren. Iedereen stemde hiermee in, Lenaert en Claes Pieck werden uitgekozen om eraan deel te nemen. Deze twee katholieken werden voor het dispuut gekoppeld aan twee protestantse predikanten, onder wie Andries Cornelissen.
- Andries Cornelissen: „Ik stel u (als onderwerp van het dispuut) voor het zuiver Woord Gods, dat tot nu toe door de onware prediking en de bedorven uitleg van de papisten vervalst is.”
- Lenaert Veghel: „En wat is dan het zuivere Woord Gods?”
- Andries Cornelissen: „Het Oude en Nieuwe Testament.”
- Lenaert Veghel: „Wat verstaat gij onder het Oude en Nieuwe Testament? Zijn dat de geschriften van het Oude en Nieuwe Testament?”
- Andries Cornelissen knikt.
- Lenaert Veghel: „Van wie hebt gij de leer en de zekerheid ontvangen dat de Schriften der beide Testamenten het Woord Gods zijn? Wie heeft u dit overgeleverd, en welk bewijs kunt gij hiervoor aanvoeren?”
- Claes Pieck legt hun het vuur nog nader aan de schenen: „Neemt gij het Evangelie aan? Van wie hebt gij dat ontvangen? Wie hebben u geleerd dat het ene evangelie door de apostel Mattheus, het andere door Johannes geschreven is?”
- Andries Cornelissen, in verwarring gebracht, en heel goed begrijpend waar dit op uit zal lopen, blijft het antwoord schuldig.”’[2]
Hij werd als tweede, na Nicolaas Pieck, opgehangen door de watergeuzen.
Zalig- en heiligverklaring
In 1675 werden de Martelaren eerst door paus Clemens X zaligverklaard. Een kleine twee eeuwen later werden ze heiligverklaard door Pius IX. Hun feestdag is op 9 juli.
Martelaren van Gorcum |
---|