Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Willem Gerardus Schouten
Willem Gerardus Schouten (1799 - 1870) was een Nederlands kapitein van het Indische leger en ridder in de Militaire Willems-Orde.
Loopbaan
Schouten werd op 11 mei 1830 in de rang van tweede luitenant overgeplaatst van het bataljon West-Indische jagers bij het wapen der infanterie dienst doende in Oost-Indië. In deze rang nam hij deel aan de Padri-oorlogen en was hij aanwezig bij de beruchte terugtocht naar Koriri onder leiding van luitenant-kolonel Vermeulen Krieger.
Terugtocht naar Koriri
De 29ste december 1832 waren twee jagers, die van het fort te Bondjol naar Bjerro gegaan waren om te foerageren, onderweg vermoord en beroofd, en daarom begaf Vermeulen Krieger zich zodra hij op 5 januari 1833 te Fort van der Cappelen de tijding vernam, zich naar Bjerro om de zaak te onderzoeken, gevolgd door zijn adjudant luitenant Perk van Lith en een detachement jagers, sterk 75 man onder Schouten. Te Bjerro kon Vermeulen Krieger het onderzoek tot geen goed resultaat brengen omdat geen van de opgeroepen hoofden voor hem verscheen en daarom ging hij de 7de januari met zijn detachement naar Pisang, waar zich een kleine versterking bevond, bezet door een sergeant en 17 soldaten, daarbij vergezeld door luitenant B. Bouman, civiel gezaghebber in Agam, luitenant Schoch, civiel hoofd der XII Kotta’s en VII Loerah’s en een getrouw inlands hoofd, terwijl hij tegelijkertijd aan luitenant M. de Wauthier, commandant te Bondjol, de last zond om zich ook naar Pisang te begeven om met hem te confereren. De volgende dag ontving hij het bericht dat dezelfde nacht, in de vroege morgen voor zonsopgang, de post te Bondjol afgelopen was en de gehele bezetting, sterk 27 Europese en 19 inlandse onderofficieren en manschappen, op de meest wreedaardige wijze was mishandeld en afgemaakt. De toestand te Pisang was voor de daar gelegerde troep van Vermeulen Krieger alles behalve rooskleurig. In het fort waar slechts op een kleine bezetting gerekend was, waren geen levensmiddelen genoeg om de gehele troep te voeden.
De enige weg waarlangs de terugtocht nu nog mogelijk was, was de weg naar Boekit Koriri in Agam; deze weg was eigenlijk niet veel meer dan een moeilijk begaanbaar breed voetpad, dat over steile hoogten, door diepe ravijnen en soms door dichte bossen voerde, terwijl die streek het sterkst bevolkt geacht werd en daar ook de meest heftige tegenstand verwacht kon worden. De 12de januari 1833 ’s morgens om half zeven stond alles voor de afmars gereed; tachtig geweerdragende onderofficieren en manschappen waren aangetreden onder het opperbevel van overste Vermeulen Krieger en daarbij bevonden zich eerste luitenant adjudant Perk van Lith, eerste luitenant Schouten en de tweede luitenants B. Bouman en Schoch, alsmede de inlandse tweede luitenant Prawiro Dirdjo en een getrouw gebleven inlands hoofd. Deze kleine colonne werd door een tierende, schreeuwende, opgewonden en moordlustige vijand vervolgd en van alle kanten heftig beschoten, terwijl van de top grote rotsblokken naar beneden werden gerold om de manschappen te verpletteren.
Eindelijk naderde men een, hoewel doorwaadbaar, toch zeer snel stromende zijtak van de rivier de Massang, zodat de overtocht, vooral voor de gewonden, zeer bezwaarlijk was, omdat de vijand zoals overal elders, de bestaande brug had vernield. Aan alle kanten vertoonde zich een talloze wraakzuchtige vijand, die de afgehouwen hoofden van de gevallenen op pieken gestoken zegevierend meevoerde. Zo ging het voortdurend berg op berg af, langs of door sterk bevolkte en versterkte kampongs, telkens de rivier weer overtrekkend maar zeer langzaam, want het aantal gewonden nam voortdurend toe. Steeds hardnekkig vervolgd, steeds strijdend en strijdmakkers verliezend, steeds meer gewonden krijgend, bereikte de troep tegen 5 uur in de namiddag, dus één uur voor zonsondergang, na een aanhoudende worsteling van ongeveer 10 zware uren, zonder enig voedsel, een kampong. Bij de kampong gekomen, werden zij plotseling van achter muren door smalle schietgaten met een hagelbui van kogels overstelpt, waardoor weer drie jagers sneuvelden en velen gewond of voor de tweede en derde maal gewond werden. Na een hevig vuurgevecht werd de mars vervolgd; eindelijk bereikte men een uur later een bevriende kampong en nu was alle gevaar geweken. Over een afstand van 12 uur gaans had de troep 22 uur gemarcheerd in een verschroeiende, brandende hitte en gedurende die tijd niets gegeten, 30 maal min of meer brede, snelstromende rivieren overgetrokken, steile bergen beklommen, diepe ravijnen doorgegaan, zich langs smalle bergpassen vol scherpe randjoe’s een weg gebaand, voorbij hoogten waarvan een regen van rotsblokken naar beneden donderde en dat alles onder een voortdurende strijd met een telkens aangroeiende, zeker 40 maal sterkere, zeer beweegbare en goed bewapende vijand, die van elk voordeel dat het terrein hem verschafte goed gebruik maakte.
Latere loopbaan
Schouten werd, samen met tweede luitenant Lange, op 14 juli 1834 benoemd tot eerste luitenant bij het eerste bataljon infanterie en werd bij Koninklijk Besluit van 16 september 1834 nummer 61 benoemd tot ridder in de Militaire Willems-Orde voor zijn verrichtingen op Sumatra in 1833 (net als de luitenants Lange en Van der Hart en de sappeur Ligtvoet). Hij werd op 30 mei 1837 bevorderd tot kapitein bij het algemeen depot en op zijn verzoek aldaar gepensioneerd in januari 1840. Hij vestigde zich vervolgens te Breda en overleed in 1870.
Portaal KNIL |
Bronnen, noten en/of referenties
|