Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Atjeh-oorlog (periode van het civiele bestuur): verschil tussen versies
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Atjeh-oorlog_(periode_van_het_civiele_bestuur)&oldid=39167855 Menke 20 feb 2009) |
(Leeswaarschuwing-19de eeuw) |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{Leeswaarschuwing-19de eeuw}} | |||
<br> | |||
De '''Atjeh-oorlog: de periode van het civiele bestuur''' was de periode na het aftreden van generaal [[Karel van der Heijden|van der Heijden]], toen het civiele bestuur te Atjeh werd ingesteld onder [[Abraham Pruijs van der Hoeven|Pruijs van der Hoeven]] ([[1881]]-[[1883]]). | De '''Atjeh-oorlog: de periode van het civiele bestuur''' was de periode na het aftreden van generaal [[Karel van der Heijden|van der Heijden]], toen het civiele bestuur te Atjeh werd ingesteld onder [[Abraham Pruijs van der Hoeven|Pruijs van der Hoeven]] ([[1881]]-[[1883]]). | ||
[[Bestand:Vertrek van een detachement troepen naar NI, te Rotterdam, naar een schilderij van Isaac Israëls.jpg||thumb|450px|Vertrek van een detachement troepen naar Nederlands Indië om ingezet te worden in de Atjeh-oorlog]] | [[Bestand:Vertrek van een detachement troepen naar NI, te Rotterdam, naar een schilderij van Isaac Israëls.jpg||thumb|450px|Vertrek van een detachement troepen naar Nederlands Indië om ingezet te worden in de Atjeh-oorlog]] |
Huidige versie van 14 okt 2014 om 22:38
Leeswaarschuwing | Onderstaande tekst is gebaseerd op bronnen uit de 19de eeuw. (Publieke domein) De tekst geeft hierdoor de zienswijzen van die tijd weer. |
De Atjeh-oorlog: de periode van het civiele bestuur was de periode na het aftreden van generaal van der Heijden, toen het civiele bestuur te Atjeh werd ingesteld onder Pruijs van der Hoeven (1881-1883).
Inleiding
Al dadelijk deden de nadelige gevolgen zich voor van de te vroege instelling van het civiele bestuur; Atjehnese maraudeurs verenigden zich tot roversbenden, die door de nog aanwezige troepen spoedig uiteen konden worden gejaagd; maar de civiele gouverneur gaf er de voorkeur aan om dit op te dragen aan de politie, die natuurlijk weinig of niets hiertegen kon doen. Alles dreigde nu verloren te gaan wat eerder met zoveel inspanning was gewonnen: de opzichzelf staande strooptochten ontaardden in een optreden van meer geregelde vijandelijke benden en zo werd een guerrillaoorlog in het leven geroepen, die nog jaren lang de oorlog slepend zou houden. Het streven van de regering was om niet meer met geweld maar door toenadering de Atjehnezen tot volledige onderwerping te brengen; een rusteloos patrouilleren, door Van der Heijden op de voorgrond gesteld, paste niet in het stelsel-van der Hoeven; deze wilde de militaire macht zo veel mogelijk op de achtergrond houden om de Atjehnezen niet te prikkelen met machtsvertoon. Daarnaast was officieel door de regering de vredestoestand afgeroepen en volgens een reglement van 1837 voor de militaire commandementen buiten Java en Madoera mochten dezen geen hulp verlenen dan op schriftelijke aanvraag van de civiele machten. Waar de nieuwe gouverneur dus van mening was dat er geen patrouilles meer mochten worden uitgezonden op eigen gezag van de postencommandanten en hij vertrouwde met zijn politie wel de rust te kunnen bewaren in het pas onderworpen gebied, was het leger te Atjeh tot gedwongen werkloosheid veroordeeld.
De gevolgen van een ontijdige invoering van het civiele bestuur
Bij commandementsorder van 22 mei 1881 hadden de postcommandanten alleen zorg te dragen voor de veiligheid van hun post en de onmiddellijke omgeving daarvan; het civiele bestuur zou zorgen voor het optreden tegen maraudeurs en rovers - zoals men de goed georganiseerde en strijdbare benden van vele honderden Atjehnezen meende te moeten betitelen. Kolonel J.F. Haus wees vruchteloos op het onhoudbare van de toestand. Ten overvloede werden in 1881 de bentings te Lampermey, Pakan Bedak en Kroeng Kali, alsmede de blokhuizen te Kota Alam, Longbatta Mesigit, Lamprit en Tonga opgegeven om de benodigde troepenmacht te beperken. Ook de maatregel van Van der Heijden, waarbij alle aankomende vaartuigen te Oeleh Leh of Edi moesten worden gevisiteerd, werd ingetrokken; het was voor de marine nu ondoenlijk de aanvoer van oorlogsbehoeften te beletten.
Tegenover de bevolking werd te werk gegaan met een welwillendheid, een zachtmoedigheid, die echter geen ommekeer in het gedrag bracht. Wel kwamen verschillende hoofden, die weerspannig gebleven waren, in onderwerping, maar men kon hen niet vertrouwen. Al onmiddellijk na het optreden van de civiele gouverneur werden kleine aanvallen ondernomen maar die namen voortdurend in stoutmoedigheid en krachtsontwikkeling toe. In de nacht van 16 juni 1881 vuurde de vijand op de Nederlandse versterking te Anagaloeëng, iets wat sinds 1879 niet meer was voorgekomen.
Herhaaldelijk werden detachementen beschoten en werd overgegaan tot een klewang-aanval; een bewijs hoe de overmoed van de vijand steeds toenam. Op de 30ste januari 1882 werd een gewapende boot van de marine bij Kwala Loë beschoten; bevriende kampongs werden geplunderd en moorden en roof waren aan de orde van de dag; ten overvloede werd de Heilige oorlog gepredikt, in verband met een voorspelling van de priesters, dat dit jaar de ongelovigen uit hun land verdreven zouden worden. Zelfs de passer van Kota Radja was niet veilig voor nachtelijke overvallingen. In de maand juni moest een colonne onder overste Ruempol naar de IV Moekims worden gezonden om de vijand, die bij Kroeng Raba verenigd was, te verdrijven. Al spoedig moest de politie door de militaire macht worden ondersteund, zoals op 4 augustus, toen de schout van Zijl met zijn prandoerits enige verdachte kampongs doorzocht, met behulp van een detachement, sterk 4 officieren en 100 man, en dodelijk getroffen werd bij de Mesigit Siëm; weinige dagen later had een detachement onder kapitein Bode een verlies van 8 doden en 18 gewonden; zelfs de doden en hun wapens moesten in handen van de vijand gelaten worden. Nu pas en wel wat laat werd het verbod, dat de militaire commandanten de handen bond, door de gouverneur opgeheven. Aanhoudend hadden schermutselingen plaats en werden posten en detachementen overvallen.
De 20ste oktober moesten twee colonnes, onder bevel van majoor Segov en kapitein le Maire, naar de XXVI Moekims gedirigeerd worden, waar een bende onder Toekoe Radja zich bevond, waarna Segov tegen Panglima Nja Bintang moest optreden. Eind december drong een bende van Teukoe Oemar de IV en VI Moekims binnen; een ontmoeting van kapitein Brakel aan het hoofd van een colonne met de vijand kwam op 1 dode en 25 gewonden te staan en pogingen om in de eerste dagen van het volgend jaar de volgelingen van Oemar te verdrijven mochten niet slagen. Onder meer sergeant G.R. Bazzoni onderscheidde zich tijdens deze gevechten. Van samenwerking tussen het civiel en militair bestuur kon geen sprake zijn en kolonel Haus, al voor het einde van 1882 ontheven van zijn commando te Atjeh, werd opgevolgd door kolonel C. Schäfer. De troepen waren onder de indruk van de verderfelijke toestand; moedeloosheid had de opgewektheid vervangen waarmee tevoren, ondanks alle hindernissen, was gediend. Toen kolonel Haus teruggeroepen werd meende gouverneur-generaal s' Jacob, die op 12 april 1881 Van Lansberge was opgevolgd, de civiele gouverneur van Atjeh in overweging te moeten geven meer rekening te houden met de eisen van een feitelijke oorlogstoestand. Pruijs van der Hoeven leidde hieruit af dat de regering onvoldoende vertrouwen in zijn beleid stelde en vroeg zijn ontslag. Dit werd hem verleend en in zijn plaats werd Philip Franz Laging Tobias benoemd, gewezen resident van Palembang, die de 16de maart 1883 het bestuur aanvaardde. Pruijs van der Hoeven werd, als beloning voor betoonde diensten, benoemd tot lid van de Raad van Indië.
Zie ook Atjeh-oorlog (voortzetting van de afwachtende politiek) (1883-1892) voor het vervolg over dit onderwerp |
Portaal KNIL |
Bronnen, noten en/of referenties
|
Strijdperken in de Atjeh-oorlog |
---|