Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Vlinders: verschil tussen versies
(Vlinders oftewel ''schubvleugeligen'' (Lepidoptera) zijn een orde van insecten. ([http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Vlinders&oldid=17608839])) |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 3: | Regel 3: | ||
{{Taxobox|type=vlinder | {{Taxobox|type=vlinder | ||
|naam=Vlinders | |naam=Vlinders | ||
|afbeelding= | |afbeelding=481px-Leopard_Lacewing_Cethosia_cyane_2_Richard_Bartz_.jpg | ||
|grootte=290px | |grootte=290px | ||
|afbeeldingtekst= | |afbeeldingtekst= [[Cethosia cyane]] | ||
|rijk=[[dierenrijk|Animalia]] (Dieren) | |rijk=[[dierenrijk|Animalia]] (Dieren) | ||
|stam=[[Geleedpotigen|Arthropoda]] (Geleedpotigen) | |stam=[[Geleedpotigen|Arthropoda]] (Geleedpotigen) |
Versie van 26 jul 2009 10:18
- (Zie voor het tijdschrift Vlinders het artikel Vlinderstichting.)
Vlinders | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Cethosia cyane | |||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||
| |||||||||
Orde | |||||||||
Lepidoptera Linnaeus, 1758 | |||||||||
Vlinders op Wikispecies |
Vlinders oftewel schubvleugeligen oftewel Lepidoptera zijn een orde van insecten waarvan vele soorten bekend staan om hun bonte kleuren en complexe patronen.
Vlinders vormen de grootste insectenorde na de ordes kevers (Coleoptera), vliegen en muggen (Diptera), en vliesvleugeligen (Hymenoptera). Er zijn tegenwoordig ongeveer 160.000 verschillende soorten vlinders wetenschappelijk beschreven.
De vlinders worden volgens de gangbare biologische systematiek onderverdeeld in achtereenvolgens families, geslachten en soorten. De belangrijkste onderscheidende kenmerken zijn het kleurpatroon en de vleugeladering, maar ook de larven (rupsen) van veel soorten zijn goed te onderscheiden.
Dag- en nachtvlinders
Er wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen dag- en nachtvlinders. Dit wordt in het geheel niet door de taxonomie ondersteund maar is algemeen ingeburgerd. Zo zijn er schemeractieve dagvlinders en dagactieve nachtvlinders. Wel is het zo, dat bepaalde families in het algemeen als nachtvlinders worden beschouwd en andere families als dagvlinders.
Het onderscheid is voornamelijk gebaseerd op uiterlijke kenmerken van de vlinders. Een ander verschil is zichtbaar tijdens de metamorfose. Over het algemeen zijn er verschillen tussen de twee groepen waaraan de meeste soorten makkelijk te herkennen zijn, maar er zijn ook veel uitzonderingen. De belangrijkste verschillen zijn:
- Dagvlinders hebben dunne voelsprieten met een verdikt, knopvormige uiteinde. Dagvlinders vouwen hun vleugels recht boven het lichaam, uitzondering hierop zijn de dikkopjes. De vier vleugels kunnen onafhankelijk van elkaar bewogen worden, wat leidt tot een elegantere vlucht. Dagvlinders hebben over het algemeen felle kleuren, hoewel veel soorten deze alleen aan de boven-(binnen-)kant van de vleugels hebben. Een voorbeeld is de dagpauwoog, die schutkleuren aan de buitenzijde heeft in rust, maar zijn felgekleurde ocelli (oogvlekken) toont bij verstoring. Bij de verpopping verhardt de huid tot een cocon.
- Nachtvlinders hebben verschillende soorten voelsprieten: veervormig, borstelig enz. Ze hebben een verbinding tussen de voor- en achtervleugels waardoor deze niet onafhankelijk van elkaar kunnen worden bewogen en vouwen hun vleugels als dakpannetjes boven het lichaam of vlak uitgespreid. Ook hier zijn er weer uitzonderingen, zoals sommige spanners en de wespvlinders. Nachtvlinders hebben over het algemeen camouflagekleuren, maar dit geldt niet voor alle soorten, zoals de dagactieve nachtvlinders. De meeste soorten hebben wel degelijk felle kleuren, maar laten deze alleen zien bij verstoring. Bij de verpopping spint een nachtvlinder zijn cocon rond de pop, in plaats van alleen uit te harden zoals bij de dagvlinder.
- Binnen de nachtvlinders onderscheidt men wel micro- en macro-nachtvlinders, of micro's en macro's (soms worden dagvlinders bij de macro's gerekend). Deze indeling heeft echter iets willekeurigs. In onze omgeving beslaan de macro-nachtvlinders de families Hepialidae, Cossidae, Zygaenidae, Limacodidae, Sesiidae, Lasiocampidae, Lemoniidae, Saturniidae, Endromidae, Drepanidae, Geometridae, Sphingidae, Notodontidae, Thaumetopoeidae, Lymantriidae, Arctiidae, Nolidae en Noctuidae, terwijl de Psychidae en Thyrididae door sommigen tot de macro's en andere tot de micro's worden gerekend.
Bestuderen van nachtvlinders
Door hun nachtelijke voorkomen is het vrij moeilijk om verspreiding te bestuderen van nachtvlinders die niet dagactief zijn. Er zijn verschillende manieren om nachtvlinders te vangen:
- Overdag rustende nachtvlinders proberen te vinden, bijvoorbeeld door ze uit hun rust te verstoren.
- Zoeken naar de rupsen.
- Gebruik maken van een lichtbron, bijvoorbeeld in een nachtvlinderval of bij een laken. Vooral wanneer veel UV-licht wordt uitgezonden worden nachtvlinders aangetrokken.
- Stroop smeren, meestal gemaakt van een combinatie van fruit(-stroop) en alcohol, en daarmee vlinders lokken. Of de nachtvlinders in de schemer op bloeiwijzen proberen te spotten.
- Lokken met feromoon.
Ecologie
Vlinders zijn een belangrijke schakel in de natuur, niet alleen werken de rupsen enorme hoeveelheden planten weg maar ook vormen zij een belangrijke voedselbron voor veel andere dieren. Ook spelen vlinders een rol in de bestuiving van planten, sommige plantensoorten bloeien 's nachts om o.a. nachtvlinders te lokken. Er zijn zowel soorten met een groot aanpassingsvermogen die een grote variëteit van biotopen kunnen overleven, als zeer gespecialiseerde vlinders die zich bij de geringste veranderingen niet meer kunnen handhaven.
De favoriete leefomgeving is voor iedere soort specifiek, er zijn vlinders die zich hebben aangepast op bossen, heidevelden, graslanden, moerassen en meer duinachtige gebieden. Waar de vlinder voorkomt, hangt nauw samen met de waardplant van de rupsen, maar er zijn ook wel uitgesproken trekkende soorten. Daarnaast zijn ook lichtintensiteit, temperatuur en luchtvochtigheid van grote invloed op de overlevingskansen van de soort. Vooral de warmtebehoefte verschilt per soort; voor de meeste soorten ligt de ideale temperatuur tussen 20 en 25 graden Celsius.
De lichtintensiteit en de veranderingen van het dag- en nachtritme zijn van grote invloed op vlinders. Zoals alle insecten zijn vlinders sneller als ze door de zon zijn opgewarmd. Ook hebben vlinders een biologische klok die ze vertelt welk seizoen het is. Trekkende vlinders maken waarschijnlijk gebruik van gepolariseerd licht om hun route te bepalen.
Anatomie
De vlinder vertoont de meeste algemene kenmerken van het insect, zoals zes gelede poten met kleefklauwtjes, vier relatief grote vleugels, kop met twee antennes (met goed ontwikkeld reukorgaan), facetogen, palpen, smalle nek, borststuk (thorax) in drie segmenten, kleurloos bloed, darmen en uitscheidingsorganen. Een vlinder heeft echter geen kaken, althans die zijn bij de nectardrinkende soorten omgevormd tot een lange roltong.
Vleugels
De vleugels van een vlinder zijn over het algemeen zeer groot, vergeleken met andere insectensoorten. De afmetingen variëren van enkele millimeters tot wel 30 cm, zoals bij de atlasvlinder, een Aziatische nachtvlinder. Deze grote soorten lijken in vlucht eerder op een vleermuis dan op een vlinder. Soms zijn de vleugels behaard; het lichaam vertoont verschillende behaarde delen. Beharing heeft niet alleen een isolerende functie, maar maakt nachtvlinders ook minder 'zichtbaar' voor de echolocatie van vleermuizen. De beharing absorbeert het geluid waardoor de vlinder moeilijker te lokaliseren is. De glasvlinders, waartoe de wespvlinders behoren, hebben juist deels doorzichtige vleugels.
De kleuren en patronen die veel vlinders tot een prachtige verschijning maken, worden veroorzaakt door heel kleine, holle schubben, die dakpansgewijs over elkaar de vleugels en het lichaam bedekken. Het pigment in die schubben geeft de vlinder zijn kleur. Soms creëert de manier waarop de schubben gerangschikt zijn, in combinatie met de lichtinval en lichtbreking, een prachtige metaalglans. Binnen een soort zijn vaak vele kleurvariaties te vinden. De beide seksen zijn in de meeste gevallen onderling verschillend van kleur en tekening (seksueel dimorfisme), soms is bij het vrouwtje de vleugel gedegenereerd of zelfs ontbrekend, waardoor die niet kan vliegen. Een bijzondere variant is de laterale gynandromorfie, wanneer een vlinder een vleugel met het mannelijke en een met het vrouwelijke kleurpatroon heeft.
Tong
Een vlinder heeft een buisvormige roltong die ook wel proboscis wordt genoemd. Met de tong wordt nectar uit de bloem opgezogen, of ander vloeibaar voedsel, zoals sap van zacht rottend fruit, urine, mest of vocht van dode dieren. De lengte van de tong varieert van 1 centimeter tot wel 15 centimeter bij de Windepijlstaart. Uitzonderingen zijn enkele nachtvlinderfamilies zoals de nachtpauwogigen. Deze hebben helemaal geen tong en nemen als vlinder geen voedsel meer op. Ze halen hun energie uit de als rups opgebouwde reserves en leven meestal slechts een paar dagen. Er zijn enkele soorten vlinders die de tong hebben omgevormd tot steeksnuit; deze leven van bloed van andere dieren[1][2], al is niet bekend of ze dit alleen doen voor de ontwikkeling van de eitjes (zoals vrouwelijke muggen), of dat ze enkel en alleen van bloed leven.
Achterlichaam
Het achterlichaam telt 10 segmenten met op elk segment aan beide zijden een ademopening. De laatste segmenten vormen de geslachtsorganen, een belangrijk identificatiekenmerk voor alle insecten maar zeker bij vlinders. Bij de mannetjes vormen de laatste 2 segmenten uitwendige organen, bij de vrouwtjes vormen de laatste 3 segmenten een soort inwendige legbuizen. Het leven van het imago is geheel gericht op de voortplanting, maar sommige soorten leggen eerst enorme afstanden af voor ze hieraan beginnen. Het onbevruchte vrouwtje scheidt een lokstof (feromoon) af om mannetjes aan te trekken.
Voortplanting
Vlinders kennen, net zoals kevers en vliegen en muggen, een volledige gedaanteverwisseling, en behoren tot de hoofdorde Endopterygota of Holometabola. Er zijn vier stadia, bestaande uit twee actieve en twee inactieve stadia die elkaar afwisselen. Het eerste stadium is het ei, daaruit kruipt de larve die na een tijdje verandert in een pop. Uit de pop komt ten slotte de volwassen vlinder of imago, die bij veel soorten een levensduur heeft die slechts een fractie is van het larvale stadium. Bovendien verandert een vlinder niet meer, de rups groeit ongeveer 20 keer zo lang en wordt duizenden keren zwaarder. De rups vervelt bovendien, de verschillende stadia zien er vaak iets anders uit. Bij de laatste vervelling wordt de huid hard, en vindt verpopping plaats. Na enige tijd in de pop te hebben gezeten - de duur verschilt sterk per soort - kruipt de volwassen vlinder uit zijn pop, laat zijn vleugels oppompen en vliegt weg. De manier waarop een ei en een larve zich ontwikkelen tot een volledig ontwikkeld insect noemt men metamorfose, in het geval van vlinders een volledige gedaanteverwisseling. Andere insecten als sprinkhanen en wantsen hebben geen larvestadium en kennen een onvolledige gedaanteverwisseling.
De paring
Vlinders overwinteren vaak als volwassen vlinder of als pop, en komen in het begin van de lente tevoorschijn, waarna de mannetjes en vrouwtjes elkaar opzoeken voor het produceren van nageslacht. In tropische streken is er geen sprake van een echte winter en gaat de ontwikkeling van vlinders het hele jaar door. Omdat de omstandigheden constanter zijn, kunnen de rupsen meerdere jaren leven, en ook de pop komt pas na meerdere jaren uit, waardoor de soorten veel groter worden. Soms produceren vrouwtjes, verborgen in de begroeiing, met hun achterlijf geurstoffen (feromonen) die de mannetjes aanlokken. Elke vlindersoort heeft zijn specifieke geur. Sommige mannetjes, zoals de Nachtpauwoog, zijn in staat de geur van een soortgenoten op kilometers afstand te ruiken. Bij andere soorten gaat het mannetje ergens zitten waar het vrouwtje hem niet kán missen.
Hebben man en vrouw elkaar gevonden, dan zijn er baltsvluchten nodig om het vrouwtje over te halen te paren. De paring duurt lang, van 1 tot meerdere uren. In de tijd zijn hun achterlijven met elkaar verbonden. Vliegen is dan geen eenvoudige zaak, dus tijdens de paring lopen de vlinders gevaar. Een enkele keer kun je opgeschrikte parende vlinders, nog met elkaar verbonden, zien vliegen.
Ei
De eitjes van vlinders zijn meestal glad, maar soms zijn het ware kunstwerkjes met regelmatige patronen van ribbels, putjes en groeven die door elkaar heen lopen. Ook zijn alle mogelijke vormen mogelijk; van bolvormig tot flesvormig, plat, tonvormig of cilindrisch. In ieder eitje zit echter een gaatje om het sperma door te laten, de micropyle. De eitjes van vlinders worden namelijk pas bevrucht bij het afzetten ervan.
Sommige nachtvlinders en soorten uit de familie spinners leggen eitjes met een opvallende kleur en zijn ondanks de geringe lengte van soms 0,3 millimeter makkelijk te zien. Deze felle kleuren dienen bij veel soorten om aan te geven dat er al eitjes zijn afgezet op een voedselplant. Een tweede vrouwtje dat op de plant landt, ziet de felgekleurde eitjes en weet zo dat haar nageslacht zal moeten concurreren en kiest meestal voor een andere plant.
De meeste vlinders hebben witte tot grijze tot soms zwarte eitjes. Het is niet ongebruikelijk dat de kleur van het ei verandert tijdens de ontwikkeling en bij eitjes met een doorzichtige schaal is de rups al te zien.
De afzet van eitjes verschilt enigszins per soort: sommige soorten leggen hun eitjes een voor een, andere in kleine of grote groepjes, weer andere in keurige rijtjes of in rommelige hoopjes. De eitjes worden afgezet op bladeren, twijgen, tussen boomschors, tegen bloem- of bladknoppen, of in bloemen - en vrijwel altijd op de voedselplant die de uitkomende rupsen voor hun groei nodig hebben. Afhankelijk van de temperatuur ontwikkelt het embryo zich in 1 tot 3 weken tot een rups en eet zich een weg uit het eitje om zich vervolgens te goed te doen aan de waardplant. Bij veel soorten is het ei het eerste wat de net uitgekomen rups eet, dit wist gelijk de sporen uit van de geboorte van de rupsen. Bij een aantal soorten sterft de rups zelfs als hij zijn ei niet opeet.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen vlinders waarbij de wijfjes voor paring en eileg dezelfde opening gebruiken, de Monotrysia, of twee verschillende openingen, de Ditrysia.
Rups
- (Zie ook het hoofdartikel rups)
Als de rups het ei heeft opgegeten, begint hij direct met het eten van planten, veel soorten eten liefst jonge, frisse blaadjes. Vrijwel alle vlinders eten als rups planten, maar sommige soorten leven van dood dierlijk materiaal. Enkele soorten vangen zelfs slakjes of andere dieren die ze vervolgens opeten, soms door met hun spinsel te vangen, en zijn carnivoor. Een voorbeeld is het geslacht Eupithecia, dat onder andere voorkomt op Hawaï. Deze rupsen hebben grote pseudopoten aan de achterzijde om zich op te richten en grote poten aan de voorzijde om prooien te grijpen.
De meeste vlinders hebben een waardplant, een plantsensoort of groep planten waarvan de rups afhankelijk is; andere soorten lust hij niet. Koolwitjes bijvoorbeeld leven van verschillende kruisbloemigen, maar de Sint-Jakobsvlinder eet alleen soorten uit het geslacht kruiskruid (Senecio). Naast specifiek voedsel is de ontwikkeling van de rups afhankelijk van de omgevingstemperatuur, deze mag niet te laag maar zeker niet te hoog zijn en verschilt per groep. Een rups vervelt in de regel 5 of 6 keer, soms nog meer, en de perioden tussen de vervellingen worden stadia genoemd.
Rupsen zijn er in alle vormen en maten, sommige zijn zo klein dat ze in een blad gangenstelsels graven, de rups van sommige soorten kan ruim 10 cm bereiken. Er zijn zowel harige als kale rupsen, en een aantal soorten heeft bizarre uitsteeksels of oogvlekken om vijanden te misleiden. Ook brandharen, smerige stoffen of zelfs imitatie van gevaarlijke of giftige soorten zijn verdedigingsmechanismen van rupsen. Enkele soorten zijn zelfs giftig. Net zoals spinnen hebben veel rupsen een klier die een zijde-achtig spinsel aanmaakt. Deze zit echter bij de kop en niet aan de achterzijde zoals bij spinnen. Hiermee kunnen zekeringsdraden worden gemaakt zodat de rups niet valt of zich uit planten kan laten zakken. Veel soorten gebruiken het spinsel ook voor het maken van een cocon om de pop te beschermen, of om zich, net als spinnen, met de wind te laten meezweven en zich zo te verspreiden.
Het leven van een rups is een hachelijke zaak, hij heeft een scala aan vijanden; vogels, muizen, reptielen en amfibieën, andere insecten en zelfs soortgenoten eten elkaar soms op. Deze vorm van kannibalisme is soms noodzakelijk voor de rupsen, omdat een voedselplant soms te weinig voedsel bevat voor alle exemplaren. Een bekende vijand is de sluipwesp, die de rups verlamt en de eitjes afzet in het rupsenlichaam. Nadat de larven zijn uitgekomen eten ze de rups levend en van binnenuit op. Er zijn echter soorten die een trucje hebben ontwikkeld en de eitjes van de sluipwesp inkapselen waarna deze niet meer uitkomen en de rups ontsnapt aan een langzame dood.
Bij een aantal soorten vlinders leven de rupsen in groepen. De bekendste soort is wellicht de eikenprocessierups, die er zelfs zijn naam aan heeft te danken. De rupsen volgen elkaar in een lange colonne, of vormen een soort mat van rupsen. Er zijn ook soorten waarbij de rupsen een soort nest maken in een plant met spinsel om het vijanden moeilijker te maken ze op te eten. Een plant waarop al te veel van deze 'kolonies' leven wordt niet zelden volledig kaal gevreten.
Pop
Als de rups zich heeft volgevreten vindt de verpopping plaats. De rups spint meestal een cocon om zich heen, kruipt uit zijn laatste rupsenhuid waarna de pophuid overblijft. De pop hangt aan een draad, uiteinde of haakjes op een beschut plekje, en de metamorfose voltrekt zich binnen in de pop, en is niet zichtbaar. De pop wordt niet meteen een vlinder, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de libellen, die een soort verkort popstadium hebben, de libel kruipt echter binnen enkele minuten uit zijn larvehuid.
De pop van vlinders kan zich niet bewegen en is dus kwetsbaar, daarom lijken de poppen van vlinders vaak op takjes, dode bladeren of doorns. Zelfs bij soorten die als rups en vlinder felle kleuren hebben is de pop vaak zo onopvallend mogelijk gekleurd of gevormd. De zakrupsvlinders maken als rups een soort huisje van plantendelen en ander materiaal, en verpoppen hierin.
Bij vlinders kan het popstadium acht dagen duren, maar soms ook wel vier jaar. Als de pop uiteindelijk openbarst (langs een voorgevormde breuklijn) komt er een vlinder uit, aanvankelijk week en met nog opgevouwen, verfrommelde vleugels. Dan worden de vleugels hard, door ze voorzichtig te bewegen, dit wordt oppompen genoemd. Pas daarna vliegt de vlinder de wereld in.
Volwassen insect
De volwassen vlinder krijgt zijn typische uiterlijk; een behaard, rupsachtig lichaam met gelede poten en meestal relatief grote vleugels. Er zijn soorten die een uitstekende camouflage kennen, het hele lichaam is aangepast. Ook zijn er soorten die juist felle kleuren hebben of zelfs andere dieren imiteren om vijanden te misleiden (mimicry). Voorbeelden zijn de wespvlinders, die meer lijken op wespen en horzels. Een aantal vedermotten lijkt nog het meest op een langpootmug, maar dit is slechts een toevallige gelijkenis.
Veel vlinders, vooral nachtvlinders, zijn uitstekend gecamoufleerd en vrijwel onzichtbaar op boomschors. Sommige soorten lijken sprekend op een dor blad, takje of houtsplinter. Veel van deze soorten hebben onder de onopvallende voorvleugels echter felle schrikkleuren op de achtervleugels of op het achterlijf. Bij verstoring worden de voorvleugels gespreid en komen de schrikkleuren tevoorschijn. Bij vlinders komen vaak oogvlekken of ocelli voor, die de vlinder pas laat zien bij aanstormend gevaar. In rust zijn deze vlekken niet te zien, wat het schrikeffect verhoogt.
Vlinders worden wel verzameld, en alleen als volwassen exemplaar want een rups kan alleen worden bewaard in conserveringsvloeistoffen en zal al snel verkleuren. Vlinders echter blijven, in tegenstelling tot de meeste insecten, in zeer goede conditie. Zolang de schubben niet worden beschadigd, blijven de kleuren van de vleugels behouden als bij een levend exemplaar.
Symboliek
In de iconografie is een vlinder die uit de pop kruipt het symbool van de ziel die het lichaam verlaat.[3] In de christelijke iconografie is een vlinder op de hand van Christus een symbool voor de opgestane menselijke ziel.[3]
De levenscyclus van de vlinder: rups, pop en vlinder symboliseert leven, dood en opstanding.[3] Op oude begraafplaatsen kan daarom op grafmonumenten een vlinder worden aangetroffen.
Trivia
- 's Werelds grootste dagvlinder is Alexandra's vogelvleugelvlinder (Ornithoptera alexandrae, 28 cm spanwijdte) afkomstig uit Papoea-Nieuw-Guinea, de grootste nachtvlinder van de wereld is een atlasvlinder (Attacus caesar, spanwijdte 32 cm). Voorheen was men erg onduidelijk en noemde simpelweg atlasvlinder wat in principe een genus is en geen soort.
- Een door de mens gecultiveerde vlinder is de zijdevlinder (omwille van de zijde die de rups spint), die de witte moerbei als waardplant heeft. Hier worden o.a. kledingstukken van geweven. Het millennia lang kweken van deze soort heeft ertoe geleid dat de exemplaren uit de kweek niet meer onder natuurlijke omstandigheden kunnen leven (domesticatie).
- De zakrupsvlinders kennen soms ongeslachtelijke voortplanting, ook hebben de vrouwtjes niet altijd vleugels.
Indeling en benaming
Zie ook:
Entomologen veranderen regelmatig van mening over het juiste aantal families. Het aantal ligt in de orde van 130 families.
Vlinderfamilies die in Nederland en België voorkomen
- Acrolepiidae
- Adelidae - langsprietmotten
- Agonoxenidae
- Alucitidae - waaiervlinders
- Arctiidae - beervlinders
- Batrachedridae
- Bedelliidae
- Blastobasidae
- Bombycidae
- Bucculatricidae
- Choreutidae
- Chimabachidae
- Coleophoridae - kokermotten
- Cosmopterigidae
- Cossidae - houtboorders
- Crambidae - grasmotten
- Douglasiidae
- Drepanidae - eenstaartjes
- Elachistidae - grasmineermotten
- Endromidae - gevlamde vlinders, vroeger berkenspinners genoemd
- Epermeniidae
- Eriocraniidae
- Ethmiidae
- Gelechiidae - tastermotten
- Geometridae - spanners
- Glyphipterigidae
- Gracillariidae - mineermotten
- Heliodinidae
- Heliozelidae
- Hepialidae - wortelboorders
- Hesperiidae - dikkopjes
- Incurvariidae
- Lasiocampidae - spinners
- Lemoniidae - herfstspinners
- Limacodidae - slakrupsvlinders
- Lycaenidae - blauwtjes en vuurvlinders
- Lymantriidae - donsvlinders
- Lyonetiidae
- Lypusidae
- Micropterigidae - oermotten
- Momphidae
- Nepticulidae - dwergmineermotten
- Noctuidae - uilen
- Nolidae - springstaartjes
- Notodontidae - tandvlinders
- Nymphalidae - schoenlappers, parelmoervlinders en zandoogjes
- Oecophoridae
- Opostegidae
- Papilionidae - pages
- Pieridae - witjes
- Plutellidae - koolmotten
- Prodoxidae
- Psychidae - zakrupsvlinders
- Pterophoridae - vedermotten
- Pyralidae - lichtmotten
- Roeslerstammiidae
- Saturniidae - nachtpauwogen
- Schreckensteiniidae
- Scythrididae
- Sesiidae - wespvlinders
- Sphingidae - pijlstaarten
- Thaumetopoeidae - processievlinders
- Thyrididae
- Tineidae - echte motten
- Tischeriidae
- Tortricidae - bladrollers
- Yponomeutidae - stippelmotten of spinselmotten
- Ypsolophidae
- Zygaenidae - bloeddropjes
Niet in Nederland en België voorkomende families
- Acanthopteroctetidae
- Acraeidae
- Anthelidae
- Brahmaeidae
- Megalopygidae
- Oenosandridae
- Riodinidae - Prachtvlinders
- Uraniidae - Uraniavlinders
Opgeheven families of families met onbekende status
- Amphisbatidae
- Autostichidae - nu de onderfamilie Autostichinae van de Oecophoridae
- Danaidae - wordt nu meestal tot de Nymphalidae gerekend.
- Depressariidae
- Heliconiidae - Passiebloemvlinders - wordt nu tot de Nymphalidae gerekend.
- Ithomiidae - wordt nu meestal tot de Nymphalidae gerekend.
- Pantheidae - wordt nu als onderfamilie Pantheinae van de Noctuidae gezien.
- Satyridae - Zandoogjes en erebia's - horen nu bij de Nymphalidae
- Stathmopodidae
- Thyatiridae - horen nu bij de Drepanidae
- Morphidae - wordt nu meestal tot de Nymphalidae gerekend.
Vrije mediabestanden over Lepidoptera op Wikimedia Commons
Vrije mediabestanden over Microfoto's op Wikimedia Commons
Meer informatie is te vinden in Wikispecies, de gids van alle soorten leven, bij pagina: Lepidoptera |
Literatuur
- De Nieuwe Vlindergids, Tom Tolman en Richard Lewington, 1999, Baarn, Tirion, ISBN 90-52-10325-9 (Veldgids met 450 soorten uit Europa en Noordwest-Afrika)
- Nachtvlinders, Paul Waring en Martin Townsend, 2e druk, 2006, Baarn, Tirion, ISBN 90-5210-625-8 (Veldgids met al de soorten nachtvlinders die in België en Nederland voorkomen)
- De dagvlinders van Nederland (2006), F. Bos, M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff, 384 pp., ISBN 9789050112277 - Beschrijft de 106 soorten die in Nederland worden waargenomen.
- F. Nemos: Europas bekannteste Schmetterlinge. Beschreibung der wichtigsten Arten und Anleitung zur Kenntnis und zum Sammeln der Schmetterlinge und Raupen. Oestergaard Verlag, Berlin, ca. 1895, http://hdl.handle.net/10013/epic.28790.d001 (pdf, 77 MB).
Externe links
- Vlindernet
- Lepidoptera of Belgium (en) Alle soorten in België, inclusief micro's
- De Vlinderstichting
- Waarnemingen melden aan de Vlinderstichting
- Vlindertuin Informatie over hoe je je Nederlandse tuin geschikt kunt maken voor vlinders
- The Magic World of Butterflies: Voor scholieren en studenten, website met foto's en basisinformatie over de lepidoptera.
- Dialectbenamingen voor de vlinder onder andere het verband tussen het woord "butterfly" en de Nederlandse term "botervogel"
- Vlinderfoto's (96) op Nederpix
- Dagvlinders van Europa: Beschrijvingen en afbeeldingen van alle dagvlinders van NW Europa, met sleutel en quiz.
- º Bloedzuigende vlinders1
- º Bloedzuigende vlinders2
- ↑ 3,0 3,1 3,2 Hall, J. (2000). Hall's Iconografisch Handboek. Leiden: Primavera Pers. ISBN 9074310052