Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Agathon Gerard Sickinghe: verschil tussen versies
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Agathon_Gerard_Sickinghe&oldid=42855648 27 dec 2014 Menke 22 jan 2013) |
(- foto) |
||
Regel 31: | Regel 31: | ||
==Loopbaan== | ==Loopbaan== | ||
===Vroege loopbaan=== | ===Vroege loopbaan=== | ||
Sickinghe volgde de [[Koninklijke Militaire Academie]] en werd in juli 1888 benoemd tot [[tweede luitenant]] bij het eerste [[regiment]] [[Vesting (verdedigingswerk)|vestingartillerie]] te [[Utrecht (stad)|Utrecht]].<ref>Algemeen Handelsblad, 27 juli 1888</ref> Hij deed in juli 1890 met goed gevolg eindexamen aan de eerste afdeling van de [[Hogere Krijgsschool|krijgsschool]] te [[Breda (stad)|Breda]]<ref>Java-bode, 18 juli 1890</ref> en werd in oktober van dat jaar gedetacheerd bij het korps [[rijdende artillerie]] te [[Arnhem]].<ref>Het Nieuws van de Dag: kleine courant, 29 oktober 1890</ref> In juli 1892 werd hij bevorderd tot [[eerste luitenant]]<ref>Het Nieuws van de Dag: kleine courant, 18 juli 1892</ref> en hij maakte in 1897 deel uit van de commissie voor de feestelijke viering van de troonsbestijging van koningin [[Wilhelmina der Nederlanden|Wilhelmina]].<ref>Algemeen Handelsblad, 29 juni 1897</ref> Sickinghe werd benoemd tot [[Adjudant (functie)|adjudant]], aangesteld als [[ordonnans]]officier van Hr. Ms. de koningin<ref>Middelburgse Courant, 27 juni 1901</ref> en verkreeg in december van dat jaar toestemming voor het aannemen en dragen der tekenen van [[Ridderorde (onderscheiding)|ridder]] tweede afdeling in de [[Orde van de Witte Valk]].<ref>Het Nieuws van de Dag: kleine courant, 13 december 1901</ref> In 1902 maakte hij deel uit van de commissie die Hr. Ms. zou vertegenwoordigen bij de kroning van Z.M. de [[Eduard VII van het Verenigd Koninkrijk|koning]] van Engeland; deze commissie bestond verder uit de heren [[Jan Elias Nicolaas Sirtema van Grovestins|J.E.N. Sirtsema van Grovestins]], grootmeester van het huis van Hr. Ms. de Koningin, jhr. J.A.G. van der Staal, [[kapitein-luitenant-ter-zee]], adjudant en particulier secretaris van Hr. Ms. de Koningin en P.A.J. baron de Smeth van Alphen, [[kamerheer]] in buitengewone dienst.<ref>De Locomotief, 21 mei 1902</ref> Ook in de jaren erna maakte Sickinghe deel uit van het gevolg van Hr. Ms. de Koningin. Hij werd met ingang van 1 december 1904 bevorderd tot [[kapitein (rang)|kapitein]] bij de grote staf, met de bepaling dat hij op 1 mei 1905 zou worden ontheven van eerder genoemde betrekking.<ref>Het Nieuws van de Dag: kleine courant, 5 december 1904</ref> | Sickinghe volgde de [[Koninklijke Militaire Academie]] en werd in juli 1888 benoemd tot [[tweede luitenant]] bij het eerste [[regiment]] [[Vesting (verdedigingswerk)|vestingartillerie]] te [[Utrecht (stad)|Utrecht]].<ref>Algemeen Handelsblad, 27 juli 1888</ref> Hij deed in juli 1890 met goed gevolg eindexamen aan de eerste afdeling van de [[Hogere Krijgsschool|krijgsschool]] te [[Breda (stad)|Breda]]<ref>Java-bode, 18 juli 1890</ref> en werd in oktober van dat jaar gedetacheerd bij het korps [[rijdende artillerie]] te [[Arnhem]].<ref>Het Nieuws van de Dag: kleine courant, 29 oktober 1890</ref> In juli 1892 werd hij bevorderd tot [[eerste luitenant]]<ref>Het Nieuws van de Dag: kleine courant, 18 juli 1892</ref> en hij maakte in 1897 deel uit van de commissie voor de feestelijke viering van de troonsbestijging van koningin [[Wilhelmina der Nederlanden|Wilhelmina]].<ref>Algemeen Handelsblad, 29 juni 1897</ref> Sickinghe werd benoemd tot [[Adjudant (functie)|adjudant]], aangesteld als [[ordonnans]]officier van Hr. Ms. de koningin<ref>Middelburgse Courant, 27 juni 1901</ref> en verkreeg in december van dat jaar toestemming voor het aannemen en dragen der tekenen van [[Ridderorde (onderscheiding)|ridder]] tweede afdeling in de [[Orde van de Witte Valk]].<ref>Het Nieuws van de Dag: kleine courant, 13 december 1901</ref> In 1902 maakte hij deel uit van de commissie die Hr. Ms. zou vertegenwoordigen bij de kroning van Z.M. de [[Eduard VII van het Verenigd Koninkrijk|koning]] van Engeland; deze commissie bestond verder uit de heren [[Jan Elias Nicolaas Sirtema van Grovestins|J.E.N. Sirtsema van Grovestins]], grootmeester van het huis van Hr. Ms. de Koningin, jhr. J.A.G. van der Staal, [[kapitein-luitenant-ter-zee]], adjudant en particulier secretaris van Hr. Ms. de Koningin en P.A.J. baron de Smeth van Alphen, [[kamerheer]] in buitengewone dienst.<ref>De Locomotief, 21 mei 1902</ref> Ook in de jaren erna maakte Sickinghe deel uit van het gevolg van Hr. Ms. de Koningin. Hij werd met ingang van 1 december 1904 bevorderd tot [[kapitein (rang)|kapitein]] bij de grote staf, met de bepaling dat hij op 1 mei 1905 zou worden ontheven van eerder genoemde betrekking.<ref>Het Nieuws van de Dag: kleine courant, 5 december 1904</ref> | ||
Met ingang van eerder genoemde datum werd hij ingedeeld bij het eerste regiment vestingartillerie te [[Utrecht (stad)|Utrecht]]<ref>Het Nieuws van de Dag: kleine courant, 4 maart 1905</ref> en per 1 oktober 1907 benoemd tot regimentsadjudant van het eerste regiment veldartillerie, ter vervanging van kapitein-adjudant H.A. Ruysch Lehman de Lehmveld.<ref>Algemeen Handelsblad, 25 juli 1907</ref> In 1908 maakte hij deel uit van een zending die de koningin moest vertegenwoordigen bij de begrafenis van de [[Oscar II van Zweden|koning]] van [[Zweden]]. Andere leden waren [[viceadmiraal]] [[Pieter ten Bosch|P. ten Bosch]] en [[Hendrik Willem Jacob Elisa Taets van Amerongen|H.W.J.E. Taets van Amerongen]].<ref>Bataviaasch Handelsblad, 13 januari 1908</ref> Sickinghe werd in februari 1912 eervol ontheven van zijn functie als regimentscommandant van het eerste regiment veldartillerie, belast met het bevel over een [[Batterij (militair)|batterij]] van het korps<ref>Algemeen Handelsblad, 17 februari 112</ref> en in oktober 1911 benoemd tot adjudant van de Koningin.<ref>De Tijd, 19 oktober 1912</ref> Hij was in deze tijd naast zijn overige werkzaamheden actief als secretaris van de Vereniging van leden van Nederlandse Ridderorden<ref>Algemeen Handelsblad, 30 november 1913</ref> en kreeg in april 1915 toestemming tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder in de [[Orde van de Dannebrog]]. Hij werd kort hierop bevorderd tot [[majoor]] en belast met het bevel over een [[houwitser]]afdeling.<ref>Algemeen Handelsblad, 11 april 1916</ref> In januari 1919 werd hij bevorderd tot [[luitenant-kolonel]] en benoemd tot adjudant in buitengewone dienst van Hr. Ms. de Koningin. <ref>Algemeen Handelsblad, 22 januari 1919</ref> Met ingang van 1 februari 1921 werd aan Sickinghe, dan werkzaam bij het tweede regiment veldartillerie, op zijn verzoek eervol ontslag verleend; hij werd tevens benoemd tot reserve-luitenant-kolonel bij het tweede regiment veldartillerie.<ref>De Tijd, 27 januari 1921</ref> Hij was daarnaast in deze tijd lid van de Nederlandse adelsvereniging. In januari 1922 werd hij bij zijn dan tegenwoordig korps bevorderd tot reserve-[[kolonel]]<ref> Het Vaderland, 24 januari 1922</ref> en woonde te [[Dordrecht (Nederland)|Dordrecht]] dat jaar het feest der [[pontonnier]]s bij, als vertegenwoordiger van de Koningin.<ref>Het Vaderland, 9 januari 1922</ref> In oktober 1923 kreeg hij toestemming voor het aannemen en dragen der versierselen van [[Commandeur (ridderorde)|commandeur]] in de [[Orde van Sint-Olaf]] en van commandeur tweede klasse in de Orde van de Dannebrog.<ref>Algemeen Handelsblad, 3 oktober 1923</ref> | Met ingang van eerder genoemde datum werd hij ingedeeld bij het eerste regiment vestingartillerie te [[Utrecht (stad)|Utrecht]]<ref>Het Nieuws van de Dag: kleine courant, 4 maart 1905</ref> en per 1 oktober 1907 benoemd tot regimentsadjudant van het eerste regiment veldartillerie, ter vervanging van kapitein-adjudant H.A. Ruysch Lehman de Lehmveld.<ref>Algemeen Handelsblad, 25 juli 1907</ref> In 1908 maakte hij deel uit van een zending die de koningin moest vertegenwoordigen bij de begrafenis van de [[Oscar II van Zweden|koning]] van [[Zweden]]. Andere leden waren [[viceadmiraal]] [[Pieter ten Bosch|P. ten Bosch]] en [[Hendrik Willem Jacob Elisa Taets van Amerongen|H.W.J.E. Taets van Amerongen]].<ref>Bataviaasch Handelsblad, 13 januari 1908</ref> Sickinghe werd in februari 1912 eervol ontheven van zijn functie als regimentscommandant van het eerste regiment veldartillerie, belast met het bevel over een [[Batterij (militair)|batterij]] van het korps<ref>Algemeen Handelsblad, 17 februari 112</ref> en in oktober 1911 benoemd tot adjudant van de Koningin.<ref>De Tijd, 19 oktober 1912</ref> Hij was in deze tijd naast zijn overige werkzaamheden actief als secretaris van de Vereniging van leden van Nederlandse Ridderorden<ref>Algemeen Handelsblad, 30 november 1913</ref> en kreeg in april 1915 toestemming tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder in de [[Orde van de Dannebrog]]. Hij werd kort hierop bevorderd tot [[majoor]] en belast met het bevel over een [[houwitser]]afdeling.<ref>Algemeen Handelsblad, 11 april 1916</ref> In januari 1919 werd hij bevorderd tot [[luitenant-kolonel]] en benoemd tot adjudant in buitengewone dienst van Hr. Ms. de Koningin. <ref>Algemeen Handelsblad, 22 januari 1919</ref> Met ingang van 1 februari 1921 werd aan Sickinghe, dan werkzaam bij het tweede regiment veldartillerie, op zijn verzoek eervol ontslag verleend; hij werd tevens benoemd tot reserve-luitenant-kolonel bij het tweede regiment veldartillerie.<ref>De Tijd, 27 januari 1921</ref> Hij was daarnaast in deze tijd lid van de Nederlandse adelsvereniging. In januari 1922 werd hij bij zijn dan tegenwoordig korps bevorderd tot reserve-[[kolonel]]<ref> Het Vaderland, 24 januari 1922</ref> en woonde te [[Dordrecht (Nederland)|Dordrecht]] dat jaar het feest der [[pontonnier]]s bij, als vertegenwoordiger van de Koningin.<ref>Het Vaderland, 9 januari 1922</ref> In oktober 1923 kreeg hij toestemming voor het aannemen en dragen der versierselen van [[Commandeur (ridderorde)|commandeur]] in de [[Orde van Sint-Olaf]] en van commandeur tweede klasse in de Orde van de Dannebrog.<ref>Algemeen Handelsblad, 3 oktober 1923</ref> | ||
===Latere loopbaan=== | ===Latere loopbaan=== | ||
Met ingang van 28 oktober 1924 kreeg Sickinghe eervol ontslag uit zijn functie als reservekolonel der artillerie<ref>7 februari 1924</ref> en kon toen zijn tijd volledig wijden aan zijn functie als [[kamerheer]] van Hr. Ms. de Koningin. In augustus 1933 werd hij bij Koninklijk Besluit benoemd tot [[generaal-majoor]] titulair<ref>30 augustus 1933</ref> en in maart 1936 benoemd tot eerste kamerheer-ceremoniemeester.<ref>Bataviaasch Nieuwsblad, 3 maart 1936</ref> in juli 1938 herdacht hij dat hij vijftig jaar daarvoor werd benoemd tot tweede luitenant<ref>De Tijd, 25 juli 1938</ref> en in februari 1939 werd hij op zijn verzoek ontheven van zijn functie als ceremoniemeester<ref>'Jhr. Sickinghe', in Het Vaderland, 15 februari 1939</ref> maar bleef in zijn ambt als kamerheer gehandhaafd.<ref>De Tijd, 16 februari 1939</ref> In april 1952 plaatste hij nog zijn handtekening bij het 75-jarig bestaan van de Koninklijke Vereniging van gepensioneerde officeren van het Nederlandse leger te Den Haag. Hij overleed in januari 1954 op 85-jarige leeftijd. | Met ingang van 28 oktober 1924 kreeg Sickinghe eervol ontslag uit zijn functie als reservekolonel der artillerie<ref>7 februari 1924</ref> en kon toen zijn tijd volledig wijden aan zijn functie als [[kamerheer]] van Hr. Ms. de Koningin. In augustus 1933 werd hij bij Koninklijk Besluit benoemd tot [[generaal-majoor]] titulair<ref>30 augustus 1933</ref> en in maart 1936 benoemd tot eerste kamerheer-ceremoniemeester.<ref>Bataviaasch Nieuwsblad, 3 maart 1936</ref> in juli 1938 herdacht hij dat hij vijftig jaar daarvoor werd benoemd tot tweede luitenant<ref>De Tijd, 25 juli 1938</ref> en in februari 1939 werd hij op zijn verzoek ontheven van zijn functie als ceremoniemeester<ref>'Jhr. Sickinghe', in Het Vaderland, 15 februari 1939</ref> maar bleef in zijn ambt als kamerheer gehandhaafd.<ref>De Tijd, 16 februari 1939</ref> In april 1952 plaatste hij nog zijn handtekening bij het 75-jarig bestaan van de Koninklijke Vereniging van gepensioneerde officeren van het Nederlandse leger te Den Haag. Hij overleed in januari 1954 op 85-jarige leeftijd. |
Huidige versie van 24 dec 2015 om 20:42
Agathon Gerard Sickinghe | ||
Bestand:A.G. Sickinghe2.jpg | ||
Geboren | 28 oktober 1868 's-Gravenhage | |
Overleden | 29 januari 1954 's-Gravenhage | |
Land/partij | Nederland | |
Onderdeel | Nederlandse leger | |
Dienstjaren | 50 | |
Eenheid | Artillerie | |
Onderscheidingen | Ridder tweede afdeling in de Orde van de Witte Valk en vele andere binnen- en buitenlandse Ordes | |
Ander werk | Kamerheer en ceremoniemeester van het Koninklijk Huis |
Jhr. Agathon Gerard Sickinghe ('s-Gravenhage, 28 oktober 1868 - aldaar, 29 januari 1954) was een Nederlands generaal-majoor titulair der artillerie en onder meer adjudant van Hr. Ms. de Koningin.
Familie
Sickinghe was lid van de familie Sickinghe en een zoon van luitenant-kolonel jhr. Pieter Feyo Sickinghe (1824-1885) en diens eerste echtgenote Ottelina Cornelia van Eck (1833-1870).
Sickinghe trouwde in 1891 met Elisabeth Jacoba Lucia Margaretha Geisweit van der Netten (1870-1947), uit welk huwelijk drie kinderen werden geboren, onder wie jkvr. Ottelina Cornelia Sickinghe (1895-1975) die trouwde met mr. Pieter Willem Jacob Henri Cort van der Linden (1893-1969) (lid van de familie Van der Linden), burgemeester van Groningen en lid van de Raad van State.
Hij trouwde in 1950 met jkvr. Margaretha Jacoba Wilhelmina Beelaerts van Blokland (1886-1961), dochter van jhr. Frans Agathus Gerard Beelaerts van Blokland (1842-1925) en uit welk huwelijk geen kinderen werden geboren.
Loopbaan
Vroege loopbaan
Sickinghe volgde de Koninklijke Militaire Academie en werd in juli 1888 benoemd tot tweede luitenant bij het eerste regiment vestingartillerie te Utrecht.[1] Hij deed in juli 1890 met goed gevolg eindexamen aan de eerste afdeling van de krijgsschool te Breda[2] en werd in oktober van dat jaar gedetacheerd bij het korps rijdende artillerie te Arnhem.[3] In juli 1892 werd hij bevorderd tot eerste luitenant[4] en hij maakte in 1897 deel uit van de commissie voor de feestelijke viering van de troonsbestijging van koningin Wilhelmina.[5] Sickinghe werd benoemd tot adjudant, aangesteld als ordonnansofficier van Hr. Ms. de koningin[6] en verkreeg in december van dat jaar toestemming voor het aannemen en dragen der tekenen van ridder tweede afdeling in de Orde van de Witte Valk.[7] In 1902 maakte hij deel uit van de commissie die Hr. Ms. zou vertegenwoordigen bij de kroning van Z.M. de koning van Engeland; deze commissie bestond verder uit de heren J.E.N. Sirtsema van Grovestins, grootmeester van het huis van Hr. Ms. de Koningin, jhr. J.A.G. van der Staal, kapitein-luitenant-ter-zee, adjudant en particulier secretaris van Hr. Ms. de Koningin en P.A.J. baron de Smeth van Alphen, kamerheer in buitengewone dienst.[8] Ook in de jaren erna maakte Sickinghe deel uit van het gevolg van Hr. Ms. de Koningin. Hij werd met ingang van 1 december 1904 bevorderd tot kapitein bij de grote staf, met de bepaling dat hij op 1 mei 1905 zou worden ontheven van eerder genoemde betrekking.[9]
Met ingang van eerder genoemde datum werd hij ingedeeld bij het eerste regiment vestingartillerie te Utrecht[10] en per 1 oktober 1907 benoemd tot regimentsadjudant van het eerste regiment veldartillerie, ter vervanging van kapitein-adjudant H.A. Ruysch Lehman de Lehmveld.[11] In 1908 maakte hij deel uit van een zending die de koningin moest vertegenwoordigen bij de begrafenis van de koning van Zweden. Andere leden waren viceadmiraal P. ten Bosch en H.W.J.E. Taets van Amerongen.[12] Sickinghe werd in februari 1912 eervol ontheven van zijn functie als regimentscommandant van het eerste regiment veldartillerie, belast met het bevel over een batterij van het korps[13] en in oktober 1911 benoemd tot adjudant van de Koningin.[14] Hij was in deze tijd naast zijn overige werkzaamheden actief als secretaris van de Vereniging van leden van Nederlandse Ridderorden[15] en kreeg in april 1915 toestemming tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder in de Orde van de Dannebrog. Hij werd kort hierop bevorderd tot majoor en belast met het bevel over een houwitserafdeling.[16] In januari 1919 werd hij bevorderd tot luitenant-kolonel en benoemd tot adjudant in buitengewone dienst van Hr. Ms. de Koningin. [17] Met ingang van 1 februari 1921 werd aan Sickinghe, dan werkzaam bij het tweede regiment veldartillerie, op zijn verzoek eervol ontslag verleend; hij werd tevens benoemd tot reserve-luitenant-kolonel bij het tweede regiment veldartillerie.[18] Hij was daarnaast in deze tijd lid van de Nederlandse adelsvereniging. In januari 1922 werd hij bij zijn dan tegenwoordig korps bevorderd tot reserve-kolonel[19] en woonde te Dordrecht dat jaar het feest der pontonniers bij, als vertegenwoordiger van de Koningin.[20] In oktober 1923 kreeg hij toestemming voor het aannemen en dragen der versierselen van commandeur in de Orde van Sint-Olaf en van commandeur tweede klasse in de Orde van de Dannebrog.[21]
Latere loopbaan
Met ingang van 28 oktober 1924 kreeg Sickinghe eervol ontslag uit zijn functie als reservekolonel der artillerie[22] en kon toen zijn tijd volledig wijden aan zijn functie als kamerheer van Hr. Ms. de Koningin. In augustus 1933 werd hij bij Koninklijk Besluit benoemd tot generaal-majoor titulair[23] en in maart 1936 benoemd tot eerste kamerheer-ceremoniemeester.[24] in juli 1938 herdacht hij dat hij vijftig jaar daarvoor werd benoemd tot tweede luitenant[25] en in februari 1939 werd hij op zijn verzoek ontheven van zijn functie als ceremoniemeester[26] maar bleef in zijn ambt als kamerheer gehandhaafd.[27] In april 1952 plaatste hij nog zijn handtekening bij het 75-jarig bestaan van de Koninklijke Vereniging van gepensioneerde officeren van het Nederlandse leger te Den Haag. Hij overleed in januari 1954 op 85-jarige leeftijd.
Bronnen, noten en/of referenties
|