Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed
Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Lijst van uitdrukkingen en gezegden A-E: verschil tussen versies
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
(Lijst van uitdrukkingen en gezegden A-E. ([http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Lijst_van_uitdrukkingen_en_gezegden_A-E&oldid=17131736])) |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{TOCrechts}} | |||
{{Spreekwoorden}} | |||
==a== | ==a== |
Huidige versie van 31 mei 2010 om 12:44
|
|
a
- Van a tot z.
- Van het begin tot het einde; helemaal.
aagje
- Een nieuwsgierig Aagje.
- Een nieuwsgierig persoon.
aambeeld
- Altijd op hetzelfde aambeeld slaan.
- Steeds weer op hetzelfde onderwerp terugkomen.
aangebrand
- Gauw aangebrand zijn.
- Snel boos worden.
aanvaring
- Met iemand in aanvaring komen.
- Ruzie of problemen met iemand krijgen.
aanzien
- Zonder aanzien des persoons.
- Zonder iemand voor te trekken; zonder er rekening mee te houden om wie het gaat.
aap
- Aap wat heb je mooie jongen.
- Sarcastische opmerking over iemand die wat al te trots is op iets.
- Nu komt de aap uit de mouw.
- Nu blijkt wat werkelijk de bedoeling was.
- In de aap gelogeerd zijn
- In een vervelende positie beland zijn.
Café In't Aepjen, Zeedijk 1, Amsterdam (één van de twee nog bestaande laatmiddeleeuwse houten huizen in de stad) was vroeger een logement, waarvan de eigenaar apen hield, die ongedierte aantrokken. - Ook werden rond de gouden eeuw veel mensen aangetrokken door ronselaars van de VOC(Verenigd Oost Indisch compagnie) in Café In't Aepjen. De ronselaars lieten het alcoholisch vocht flink stromen om ervoor te zorgen dat hun slachtoffers hun handtekening zetten onder een contract. De volgende morgen werd het duidelijk dat ze geronseld waren en er geen weg meer terug was.
Ook: De aap is een zeil, soms moeten gasten aan boord er genoegen mee nemen als beddengoed.
- Voor aap staan
- In het openbaar belachelijk zijn.
aard
- Dat is de aard van het beestje.
- Dat is typisch iets voor die persoon; zo zit hij of zij nu eenmaal in elkaar.
- Een aardje naar je vaartje hebben.
- Veel op je vader lijken.
aarde
- In goede aarde vallen.
- Goed ontvangen worden (bijvoorbeeld van een voorstel, toespraak of boek).
- Iemand ter aarde bestellen.
- Iemand begraven.
Abraham
- Abraham gezien hebben.
- 50 jaar of ouder zijn.
- Weten waar Abraham de mosterd haalt.
- Weten hoe iets in zijn werk gaat; dingen goed snappen.
achterdeur
- Via de achterdeur.
- Indirect, onopgemerkt, stiekem.
- Een achterdeurtje.
- Een manier om iets te ontduiken.
achterhoofd
- Hij is niet op z'n achterhoofd gevallen.
- Hij is behoorlijk slim; hij heeft iets wel in de gaten.
acte de présence
- Acte de présence geven.
- Ervoor zorgen dat je ergens aanwezig bent.
ac - te de pré - sence
adamskostuum
- In adamskostuum.
- Naakt, zonder kleren.
adder
- Als door een adder gebeten zijn.
- Opeens fel reageren.
addertje
- Er schuilt een addertje onder het gras.
- Er is een verborgen risico in het spel.
adem
- De langste adem hebben.
- Iets het langst volhouden.
- Iemands hete adem in je nek voelen.
- Merken dat een ander je bijna inhaalt; opgejut of opgejaagd worden.
- Iets in één adem uitlezen.
- Een boek waaraan je begonnen bent heel snel uitlezen, omdat je het zo spannend vindt.
- Je laatste adem uitblazen.
- Sterven, doodgaan.
advocaat
- Advocaat van de duivel spelen.
- Een mening geven waar je het zelf niet mee eens bent, maar die je geeft om reacties uit te lokken.
aflossing
- Een aflossing van de wacht.
- Een vervanging van de ene persoon door een andere.
aftocht
- De aftocht blazen.
- Vertrekken als de situatie bedreigend of te moeilijk wordt.
Afgeleid van het trompetsignaal of hoornsignaal, waarmee men een legeronderdeel het bevel tot terugtrekken placht te geven
afwezigheid
- Schitteren door afwezigheid.
- Ergens niet aanwezig zijn, terwijl je komst wel verwacht werd.
agenda
- Een verborgen agenda hebben.
- Een doel hebben dat voor de anderen verborgen gehouden wordt, bijvoorbeeld in een samenwerkingsverband.
- Dat staat op de agenda.
- Dat gaat nog gebeuren; dat gaat nog besproken worden.
akkertje
- Op z'n dooie akkertje.
- Op zijn gemak, heel rustig, heel langzaam.
akkoord
- Het op een akkoordje gooien.
- Met elkaar afspreken iets op een bepaalde manier aan te pakken.
alfa
- De alfa en de omega.
- Het begin en het einde; de allerbeste.
alles
- Alles op alles zetten.
- Zich tot het uiterste inspannen om iets te bereiken.
ambacht
- Iemand van twaalf ambachten en dertien ongelukken zijn.
- Steeds verschillende baantjes hebben maar in geen enkel baantje succesvol zijn.
angel
- Ergens de angel uit trekken.
- Ervoor zorgen dat iets minder gevaarlijk wordt door het meest gevaarlijke deel onschadelijk te maken; iets minder pijnlijk maken.
anker
- Het anker lichten.
- Vertrekken. Er vandoor gaan.
antenne
- Een antenne hebben voor iets.
- Iets goed aanvoelen.
apegapen
- Op apegapen liggen.
- op sterven liggen; oneig. versuft, verslapt zijn, het zeer benauwd hebben (bijv. door de warmte).
apelazarus
- Je het apelazarus werken.
- Heel hard werken.
- Je het Apelazerus schrikken.
- Door iets of iemand onverwachts heel heftig schrikken.
appel
- Iemands oogappel(tje).
- Een zeer geliefd persoon (vaak kind). Lieveling
- Een appeltje voor de dorst
- Een reserve voor moeilijke tijden die mogelijk nog gaan komen
- Voor een appel en een ei
- Bijzonder goedkoop
- Appels met peren vergelijken
- Verkeerde conclusies trekken door zaken te vergelijken die niets met elkaar te maken hebben
- Hij heeft een appeltje met hem te schillen.
- Iets met iemand te bespreken hebben naar aanleiding van iets wat men die ander verwijt.
- Door de zure appel bijten.
- Een onaangenaam karwei opknappen.
- Appelen voor citroenen verkopen.ook: Knollen etc.
- Oplichten, bedriegen
apropos
- Van je apropos gebracht worden.
- Helemaal in de war raken.
- A propo
- Over iets anders.
arbeid
- Een Sisyphus-arbeid
- Een zware, onmogelijke, zinloze taak
argusogen
- Iets met argusogen bekijken.
- Iets wantrouwend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden.
arm
- De sterke arm der wet
- Met gepast geweld optredende overheidsorganisatie, bijvoorbeeld politie of justitie
- Iemand in de arm nemen.
- Iemands hulp vragen als je een bepaalde kwestie niet alleen kunt oplossen.
- Iemand met open armen ontvangen.
- Heel blij zijn met iemands komst en dat ook laten merken.
armoe
- Het is daar armoe troef.
- Daar heerst grote armoede.
armslag
- Armslag krijgen.
- Meer mogelijkheden krijgen.
augiasstal
- De augiasstal reinigen.
- Op een plaats waar heel veel dingen slecht geregeld zijn, de zaken eindelijk goed gaan regelen; een plaats waar heel veel rommel ligt, schoonmaken.
averechts
- Averechts uitpakken.
- Helemaal verkeerd aflopen. Tegengesteld uitpakken.
baal
- Ergens de balen van hebben.
- Iets niet meer leuk vinden en willen dat het stopt.
baan
- Dat is van de baan.
- Dat gaat niet door.
- Iets op de lange baan schuiven.
- Iets uitstellen tot later.
- Iets in goede banen leiden.
- Ervoor zorgen dat iets goed verloopt.
baard
- De baard in de keel krijgen.
- Een lage stem krijgen.
baas
- Er is altijd baas boven baas.
- Er is altijd iemand die het nog weer beter doet of beter weet.
- Iemand of iets de baas zijn.
- Iemand of iets kunnen overmeesteren.
baat
- Ergens baat bij hebben.
- Ergens voordeel van hebben; ergens beter van worden.
badwater
- Het kind met het badwater weggooien
- Verkeerde maatregelen nemen om ongewenste zaken te bestrijden, zodat juist datgene verloren gaat wat het meest waardevol is.
- Herkomst: In de tijd dat het water nog uit de put kwam en het gezin een bad nam in de teil, waren de ouders het eerst aan de beurt en daarna de kinderen, de oudste eerst. Tegen de tijd dat de baby aan de beurt was, was het water zo vuil dat men de baby niet zou kunnen zien als die ondergedompeld zou zijn!
bak
- Aan de bak komen.
- Aan de beurt komen; een baan krijgen.
- Het is volle bak.
- Het is helemaal uitverkocht; er zijn heel veel mensen.
baken
- De bakens verzetten.
- De zaak heel anders aanpakken.
bakker
- Het komt voor de bakker.
- Het komt in orde; het wordt geregeld.
baksteen
- Met een baksteen in de maag geboren worden.
- Graag een huis willen hebben dat van jezelf is, dat je eigendom is.
bakzeil
- Bakzeil halen.
- Toegeven dat je ongelijk hebt; aanzienlijk minder hoge eisen stellen dan je eerder deed.
bal
- Hij weet er geen bal van.
- Hij weet er niets van.
- De bal aan het rollen brengen.
- Ervoor zorgen dat iets onderzocht wordt, dat er actie ondernomen wordt.
- De bal terugkaatsen.
- Op een vraag die gesteld wordt geen antwoord geven, maar een tegenvraag stellen; op een kritische opmerking van iemand reageren door zelf ook meteen een kritische opmerking te maken over de ander.
- Elkaar de bal toespelen.
- Elkaar voordeeltjes geven; elkaar helpen.
- Dat is een bal voor open doel.
- Dat is een opmerking waar een zeer voor de hand liggend weerwoord op gegeven kan worden.
- Ergens een balletje over opgooien.
- Ergens voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden.
balans
- De balans opmaken.
- Kijken hoe iets verlopen is; nagaan of je ergens voordeel of nadeel van hebt gehad.
ballon
- Een proefballonnetje oplaten
- Een voorstel doen om er achter te komen hoe men er op zal reageren. (Met de bedoeling het terug te trekken bij te veel tegenstand, en door te zetten als anderen ermee instemmen).
ban
- In de ban zijn van iets.
- Zo erg in iets geïnteresseerd zijn dat je aandacht alleen nog maar daarop kunt richten.
band
- Uit de band springen
- Uitbundig plezier maken, zonder rekening te houden met de regels van orde en fatsoen.
- Aan de lopende band.
- Aan één stuk door; steeds maar weer.
- Iets aan banden leggen.
- Ervoor zorgen dat iets zich niet verder kan uitbreiden.
bank
- Door de bank genomen.
- Gemiddeld; meestal; gewoonlijk.
bar
- Het is bar en boos.
- Het is heel erg; het is heel slecht.
Barbertje
- Barbertje moet hangen.
- Iemand moet ergens de schuld van krijgen, ook al heeft hij of zij het misschien helemaal niet gedaan.
barricade
- De barricades opgaan.
- Actie voeren om iets voor elkaar te krijgen of juist tegen te houden.
Bartjens
- Volgens Bartjens.
- Helemaal correct; zoals het hoort of zoals het moet; heel precies berekend.
bed
- Dat is ver van mijn bed óf Dat is een ver-van-mijn-bed-show.
- Dat is iets waar ik me helemaal niet mee bezighoud; dat is iets dat op grote afstand van hier gebeurt.
- Je bedje is gespreid.
- Je komt in een situatie terecht waarin alles al voor je geregeld is; je hoeft je geen zorgen te maken over de toekomst.
bedelstaf
- Aan de bedelstaf raken.
- In een situatie terechtkomen waarin je geen geld of bezittingen meer hebt en dus heel arm bent.
bedrijf
- Tussen de bedrijven door.
- Tussen andere bezigheden in; tussendoor.
been
- Er geen been in zien
- Geen bezwaar onderkennen. Er niet voor terugschrikken
- Het been stijf houden
- Niet toegeven.
- De benen nemen
- Er vandoor gaan
- Met de benenwagen
- Te voet
- Tegen het zere been schoppen
- Een pijnlijke opmerking maken over iets wat gevoelig ligt.
- Zijn beste beentje voorzetten
- Iets zo goed mogelijk doen.
- Met het verkeerde been uit bed gestapt zijn.
- De dag met een slecht humeur beginnen.
- Dat houdt me op de been.
- Dat zorgt ervoor dat ik door kan blijven gaan; daardoor houd ik het vol.
- Iemand op het verkeerde been zetten.
- Iemand ergens een verkeerde indruk van geven, waardoor hij of zij iets gaat denken wat helemaal niet klopt.
Mogelijk afkomstig uit de schermsport.
- Op de been blijven.
- Blijven staan; niet ziek worden; niet verslagen worden.
- Op de been zijn.
- Ergens zijn; niet langer ziek zijn.
- Op eigen benen staan.
- Voor jezelf zorgen; geen hulp nodig hebben.
- Op je achterste benen gaan staan.
- Boos worden; ergens fel tegen protesteren; het ergens helemaal niet mee eens zijn.
- Op je laatste benen lopen.
- Bijna niet meer kunnen van vermoeidheid.
beer
- De beer is los.
- Er gebeurt opeens van alles; er ontstaat ruzie of paniek.
- Een ongelikte beer.
- Een man die geen nette manieren heeft; een onfatsoenlijke man.
beest
- De beest uithangen.
- Je misdragen; je schaamteloos en onfatsoenlijk gedragen; met name bij feesten.
- Het beestje bij zijn naam noemen.
- Duidelijk en precies zeggen hoe je over iets of iemand denkt; precies zeggen hoe iets zit.
- Het is bij de (wilde) beesten af.
- Het is verschrikkelijk; het is schandalig.
beetje
- Alle beetjes helpen.
- Ook een kleine bijdrage is van nut.
- Alle kleine details voegen iets toe aan het geheel.
begin
- Dat is het begin van het einde.
- Dat is het begin van iets dat uiteindelijk verkeerd zal aflopen.
behang
- Iemand wel achter het behang kunnen plakken.
- Iemand heel vervelend vinden, waardoor je het liefst even helemaal niets meer met hem of haar te maken zou willen hebben.
bek
- Breek me de bek niet open.
- Begin daar maar niet over, want daar kan ik ook heel veel negatieve dingen ook vertellen.
- Op je bek gaan.
- Een grote fout maken; afgaan.
bekaaid
- Er bekaaid van afkomen.
- Weinig krijgen in vergelijking met anderen.
bel
- Aan de bel trekken.
- Duidelijk maken dat er iets aan de hand is; duidelijk maken dat er iets niet klopt.
- Er gaat een belletje rinkelen.
- Ik begin het te begrijpen.
beloop
- Iets op zijn beloop laten.
- Iets gewoon maar verder laten gaan zonder dat je je ermee bemoeit, zonder dat je ingrijpt.
benenwagen
- Met de benenwagen gaan.
- Gaan lopen.
bepakt
- Bepakt en bezakt
- Klaar staan met bagage
berde
- Iets te berde brengen.
- Een voorstel doen; iets ter sprake brengen.
berg
- Bergen kunnen verzetten.
- Veel taken kunnen verrichten; heel veel werk aankunnen.
- De berg heeft een muis gebaard.
- Iets wat heel groot of bijzonder leek te gaan worden, is uiteindelijk op niets uitgelopen.
- Bergafwaarts.
- Het gaat steeds slechter, bijvoorbeeld met iemands gezondheid, of met een bedrijf.
- Iemand gouden bergen beloven.
- Iemand heel veel beloven; iemand dingen beloven die je nooit waar kunt maken; iemand beloven dat hij of zij rijk zal worden.
- Ergens als een berg tegen op zien.
- Iets voor zichzelf beschouwen als een zeer moeilijke, of onplezierige, taak of omstandigheid.
bericht
- Geen bericht is goed bericht.
- ook: geen nieuws is goed nieuws.
- Als je niet weet hoe het met iets of iemand gaat, kun je ervan uitgaan dat het goed gaat, zolang je geen slecht bericht ontvangt.
beugel
- Niet door de beugel kunnen.
- De norm overschrijden van wat nog behoorlijk is.
beurs
- Beurs op de knip; ook: Hand op de knip
- Geen geld (meer) uitgeven.
bierkaai
- Vechten tegen de bierkaai.
- Een gevecht aangaan dat je in principe al bij voorbaat verloren hebt.
biet
- Ik snap er geen biet van.
- Ik snap er niets van.
- De bietenbrug op gaan.
- falen, ten onder gaan, zwaar verliezen
biezen
- De biezen pakken.
- Vertrekken, de biezen zijn een dubbele mand van vlechtwerk, gebruikt als koffer
blad
- In een goed blaadje proberen te komen
- Een goede reputatie proberen te verkrijgen bij de machthebbers
- Geen blad voor de mond nemen
- Zonder terughoudendheid een harde mening uiten; geen mooie of omslachtige woorden gebruiken om zijn beweringen minder onaangenaam te laten klinken.
blaten
- Veel geblaat maar weinig wol.
- Veel gepraat maar weinig prestatie.
blauw
- Het maar blauw blauw laten
- Er verder maar niet over spreken
- Een blauwtje lopen
- Afgewezen worden (in de liefde)
- Een blauwe maandag
- Een extreem korte periode (bijvoorbeeld ergens gewoond hebben of in dienst geweest zijn)
- Iemand bont en blauw slaan
- Iemand zo slaan dat hij een dik gezicht met blauwe en geel blauwe vlekken krijgt.
blind
- Met blindheid geslagen zijn
- verblind zijn, volkomen gebrek hebben aan inzicht.
- (Volgens Frederik August Stoett is deze spreekwijze ontleend aan de bijbel, Deut. XXVIII)
bloed
- Iemand het bloed onder zijn nagels vandaan halen
- Iemand vreselijk treiteren of irriteren
- Iemands bloed wel kunnen drinken.
- Iemand niet mogen en daardoor alles doen om die persoon te hinderen.
bloem
- De bloemetjes buiten zetten.
- Eens flink er op los feesten
blok
- Een blok aan het been.
- Een last bij het voortgaan.
- Voor het blok zetten.
- Iemand onverwacht in een lastige positie brengen; bijvoorbeeld iemand dwingen te reageren die dat eigenlijk niet wil.
bloot
- Bloot slaat dood.
- Term uit kinderspel bij het aftikken.
bocht
- Kort door de bocht
- Voorbarig, nuanceringen negerend. Voorbeeld:"De bewering dat fractiediscipline de democratie om zeep helpt is misschien wat te kort door de bocht."
- Zich in bochten wringen
- Op onnatuurlijke manier een moeilijkheid oplossen of zich ergens uitpraten.
boeg
- Iets voor de boeg hebben.
- Nog werk te doen hebben. / Nog iets mee moeten maken
- Over een andere boeg gooien.
- Een heel andere benadering gaan proberen om iets te trachten te bereiken.
- Een schot voor de boeg.
- Iets proberen en kijken hoever men er vanaf is.
boek
- Goed te boek staan
- Een goede reputatie hebben
- Volgens het boekje
- Overeenkomstig de theorie of overeenkomstig de voorschriften
- Over iemand een boekje opendoen
- Informatie over iemand geven, waarvan diegene niet wil dat het bekend wordt.
- Buiten zijn boekje gaan.
- Zich bemoeien met iets wat hem niet aangaat.
- Hij is een open boek voor mij
- Ik doorzie zijn karakter volledig.
boer
- De boer op gaan
- Bij de klanten langsgaan. Hiervan ook: in bredere kring presenteren. Van venters, die van boerderij naar boerderij gaan.
- Goed boeren / goed geboerd hebben
- Succesvol geweest zijn, vooral financieel
- Lachen als een boer die kiespijn heeft
- Zuurzoet lachen
bok
- Een bok schieten
- een fout (flater) begaan
bokkepruik
- De bokkepruik op hebben
- Slecht gehumeurd zijn
boom
- Een boom opzetten
- Een informele discussie starten.
- Door de bomen het bos niet meer zien
- Door alle details het overzicht verliezen.
- De kat uit de boom kijken
- Een afwachtende houding aannemen
- Een boom van een kerel.
- Een grote man.
- Hoge bomen vangen veel wind.
- Als je beroemd bent krijg je veel te verduren.
boon
- Voor spek en bonen meedoen.
- Wel mee doen met een spel of iets dergelijks, maar nooit kunnen winnen of verliezen.
- Zijn eigen boontjes doppen.
- Geen beroep doen op hulp van anderen; zijn eigen problemen zelf oplossen.
Soms gebruikt met 'moeten' ("Zij moest haar eigen boontjes doppen.")
- Boontje komt om zijn loontje.
- Met de gevolgen of straf komen te zitten van iets waarvan je mee weg dacht te komen.
voorbeeld: hij gokte dat hij dat geld wel binnen zou slepen, nu zit hij met jarenlange schulden te grienen.
boot
- De boot missen
- Te laat zijn.
- Iemand in de boot nemen
- Iemand voor gek zetten.
- Ergens de boot mee ingaan.
- Iets hebben ondernomen, dat tot een totale mislukking heeft geleid.
Bijvoorbeeld als "Daar is hij flink de boot mee ingegaan".
bord
- Met een bord voor de kop lopen
- Niet voor andere omstandigheden of zienswijzen open staan.
borst
- Maak je borst maar nat.
- Bereid je voor op een zware klus (of op veel tegenstand).
- Zichzelf op de borst slaan
- Duidelijk aan de omgeving laten weten dat men ergens bijzonder trots op is
bos
- Door de bomen het bos niet meer zien
- Door een veelheid aan detailinformatie het zicht op het grote geheel kwijtraken
bot
- Bot vangen
- Geen resultaat boeken
boter
- Boter bij de vis
- Contant afrekenen
- Boter op het hoofd hebben
- Hypocriet zijn. Zelf mede verantwoordelijk zijn voor iets wat men anderen verwijt.
- Botertje aan de boom
- Een voorspoedige toestand; alles even mooi en goed (van: "Boter(tje) tot de boôm (bodem)")
- Boter aan de galg
- dat heeft geen zin, dat is onbegonnen werk
- Het botert niet tussen hen
- Ze kunnen niet goed met elkaar over weg.
- Met zijn neus in de boter vallen
- (Onverwacht) goed terechtkomen.
- Met zijn gat in de boter vallen
- (onverwacht) goed terechtkomen.
boterham
- Het op je boterham krijgen
- Een stevig standje incasseren.
bovenkamer
- Er mankeert iets in zijn bovenkamer.
- Hij is niet goed bij zijn verstand.
brandschoon
- Niet brandschoon zijn
- Dingen misdaan hebben
breien
- Ergens een eind/punt aan breien
- Snel tot een afsluiting komen (bijvoorbeeld van een toespraak)
bril
- Door de bril van een ander zien.
- De mening van een ander blind vertrouwen
- Elk ziet door zijn eigen bril.
- Ieder ziet het op zijn eigen manier.
- Iets door een gekleurde bril zien.
- De zaken niet onbevooroordeeld bekijken.
- Hij zet er de lakense bril bij op.
- Hij kijkt bijzonder scherp toe.
- Iemand een bril opzetten.
- Iemand inlichten en terechtwijzen.
broek
- Bij die twee heeft zij de broek aan.
- Bij dat echtpaar neemt de vrouw de meeste beslissingen.
- Zij hebben een te grote broek aangetrokken.
- Die organisatie heeft een doel op zich genomen waarvoor ze niet de benodigde capaciteiten, financiële middelen en/of invloed hebben.
brood
- Zoete broodjes bakken
- Dingen zeggen om een goede indruk achter te laten bij mensen met invloed.
- Als warme/hete broodjes over de toonbank gaan.
- Zeer goed verkopen
- Het eet geen brood
- Het kost niets om het te bewaren, behoeft geen onderhoud.
- Broodnodig
- Onmisbaar
- Scoren alsof het warme broodjes zijn
- scoren alsof het helemaal niets is
brug
- Dat is een brug te ver.
- Dat is te hoog gegrepen.
Brugman
- Hij kan praten als Brugman
- Hij kan makkelijk met veel woorden een min of meer overtuigend verhaal afsteken.
brui
- Er de brui aan geven
- Ergens mee ophouden
bruintje
- Dat kan Bruin(tje) niet trekken
- Dat kunnen we ons niet veroorloven. (afgeleid van een populaire naam voor trekpaarden)
buik
- Ergens de buik vol van hebben
- Iets zoveel meegemaakt hebben dat men er een afkeer van gekregen heeft
- Iets op je buik kunnen schrijven
- Er vanuit kunnen gaan dat hetgeen dat men wilde niet door zal gaan
- Plat op de buik gaan
- Aan iemand toegeven, zich overleveren
- Twee handen op één buik zijn
- Het in alles eens zijn, één front vormen
bus
- Het sluit als een bus
- Het past goed; het is logisch; het is volkomen juist; er is niets tegen in te brengen.
- Het klopt als een bus
- Deze uitdrukking is een contaminatie van het sluit als een bus met: het klopt als een zwerende vinger
buskruit
- Hij heeft het buskruit niet uitgevonden.
- Hij is niet erg snugger.
buur
- Bij de buren is het gras altijd groener.
- (ook: Buurmans gras is altijd groener.)
- (ook: het gras lijkt altijd groener aan de overkant)
- Bij anderen lijkt het altijd beter (omdat men daar de interne problemen niet van kent).
- Een goede buur is beter dan een verre vriend.
- Soms komt echte hulp uit een onverwachtte hoek, het onbekende blijkt vaak betrouwbaarder dan iets uit je verleden
cent
- Geen rooie cent waard
- Waardeloos
- Een fluitje van een cent
- Heel gemakkelijk
- Geen cent te makken hebben
- Weinig te besteden hebben
chemie
- Tussen die twee was er geen chemie
- Die twee mensen hadden te veel karakterverschillen om goed te kunnen samenwerken.
contramine
- In de contramine zijn
- Overal bezwaar tegen maken.
daad
- De daad bij het woord voegen.
- Iets zeggen en het dan ook onmiddellijk doen.
dak
- Je kan het dak op.
- Jouw wens wordt niet gehonoreerd.
- Dat ging van een leien dakje.
- Dat ging vanzelf.
dans
- De dans ontspringen
- Het noodlot ontlopen.
deur
- Dát doet de deur dicht
- Dát accepteer ik niet.
- Een open deur intrappen
- Een stelling verkondigen, waarover iedereen het al eens is. Het voor-de-hand-liggende uitspreken.
- Met de deur in huis vallen.
- Zonder omhaal van woorden meteen to-the point komen.
- Niet met iemand door één deur kunnen
- Niet met iemand kunnen samenwerken (door verschillen in persoonlijkheid.)
- Zo zat als een deur
- Helemaal bezopen zijn.
- Zo gek als een deur
- Stapelgek.
- Iemand de deur wijzen
- Iemand wegsturen.
- Voor de rode deur moeten gaan
- Voor het gerecht komen.
- Iets de deur uit doen
- Iets wegdoen.
diep
- In het diepe gegooid worden
- In een baan aan het werk moeten zonder ingewerkt te worden.
- Te diep in het glaasje kijken
- Zichzelf bedrinken
doekje
- Een doekje voor het bloeden
- Een inadequate maatregel.
- Er geen doekjes om winden.
- Zonder iemand te ontzien de ernst van de zaak bespreken.
doel
- Het doel heiligt de middelen.
- Een op zichzelf verwerpelijke methode wordt gerechtvaardigd door het goede doel dat ermee bereikt wordt.
dominee
- Er komt een dominee voorbij.
- Er valt een plotselinge stilte in een rumoerig gezelschap. (Ontstaan door het gebruik in vissersplaatsen dat de dominee de familie op de hoogte moest stellen van een bericht van overlijden of vermissing bij een schipbreuk).
donderen
- Kijken alsof men het in Keulen hoort donderen
- Zeer verbaasd kijken
- Als een donderslag bij heldere hemel
- Een onverwachte gebeurtenis, die een grote schok teweeg brengt
dood
- Als de dood zijn voor iets
- Heel erg bang zijn voor iets
- Iemand doodverven met iets
- Iemand bestemd voor een post achten, iemand als de dader van iets afschilderen (doodverf is grondverf)
- Een broertje dood hebben aan iets
- Een grote afkeer hebben van iets[1]
- Om de dooie dood niet
- Volstrekt niet, in geen geval, al kost het me mijn leven[2]
- Zo dood als een pier
- Geheel en al dood, als een aardvorm die slap aan de hengel hangt
- Over de doden niets dan goeds.
- Men ziet kwaadspreken over overledenen als iets heel onbeleefd, er mag niet gespot worden met de dood.
doodbloeden
- De aanval bloedt dood
- De aanval komt geleidelijk uit op een mislukking.
- Dat zaakje zal wel doodbloeden
- Die kwestie zal geleidelijk aan wel worden vergeten.
doopceel
- Iemands doopceel lichten
- Gedetailleerde informatie over iemands leven inwinnen.
draad
- De draad kwijt zijn
- De loop van het verhaal niet meer kunnen volgen
- De rode draad (in een verhaal of betoog)
- Het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen
- Aan een zijden draadje hangen
- De kansen zijn nog niet verkeken, maar het scheelt erg weinig
- Tot op de draad versleten
- Helemaal versleten
drol
- Het interesseert me geen drol
- Het interesseert me niets
- Er geen drol van begrijpen
- Ergens niets van begrijpen
druppel
- Dat is de druppel die de emmer doet overlopen
- Dat is maar een kleine ergernis, maar samen met wat er al gebeurd is, wordt het niet meer geaccepteerd.
- Die twee lijken als twee druppels water op elkaar
- Die twee lijken heel erg op elkaar.
dubbeltje
- Ieder dubbeltje om moeten draaien
- Zo weinig geld hebben, dat voor elke uitgave bedacht moet worden of die wel verantwoord is.
- Ieder dubbeltje drie keer omdraaien
- Zo gehecht zijn aan geld dat men aarzelt bij iedere uitgave.
- Een dubbeltje op zijn kant.
- Een situatie die goed of fout kan aflopen; een hachelijke situatie.
- Voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten
- Tegen minimale kosten maximaal voordeel verlangen
duim
- Uit zijn duim gezogen.
- Gefantaseerd
- Iemand onder de duim houden.
- Iemand in je macht hebben
duit
- Een duit in het zakje doen.
- Een kleine bijdrage leveren. Historisch de kleinst mogelijke gave in het collectezakje van de kerk.
dweilen
- Dweilen met de kraan open
- Geen kans op succes hebben, omdat men de symptomen bestrijdt zonder de oorzaak aan te pakken.
dijk
- Een dijk van een baan
- Een geweldige baan.
- Dat zet geen zoden aan de dijk.
- Dat is geen bijdrage van serieuze betekenis.
eend
- Een vreemde eend in de bijt
- Een vreemd exemplaar in de groep. (Een bijt is een opening in het ijs).
ei
- Dat zal hem geen windeieren hebben gelegd.
- Daar zal hij wel veel geld mee verdiend hebben.
- Eieren voor zijn geld kiezen.
- Zijn oorspronkelijke standpunt of voornemen loslaten vanwege de consequenties. Een beperkte nederlaag accepteren om de kans op een groter verlies uit te sluiten.
- Voor een appel en een ei.
- Bijzonder goedkoop.
- Het was een eitje.
- Het was heel gemakkelijk.
- Op eieren lopen.
- Zeer voorzichtig handelen.
- Het is koek en ei tussen hen.
- Ze zijn zeer bevriend.
- Zijn ei kwijt kunnen.
- De gelegenheid hebben zich te uiten; of, zijn creativiteit kunnen gebruiken
- Dat is het hele eieren eten.
- Na een uitleg, zo zit het dus in elkaar (eieren eten is hier als voorbeeld van een probleem gebruikt).
- Appeltje eitje.
- Erg makkelijk.
eind
- Aan het kortste eind trekken
- Een vervelende taak of positie toegewezen krijgen. (Afgeleid van het gebruik om te loten door een strootje te trekken uit een verzameling strootjes van verschillende lengte. Degene die het kortste eindje trekt, moet het opknappen.)
- De eindjes aan elkaar (moeten) knopen
- Moeite moeten doen om de noodzakelijke uitgaven te kunnen doen met de beschikbare financiën. Letterlijk: Een lijn moeten maken door aanwezige kortere lijnen aan elkaar te knopen.
- Het een eind uit de broek laten hangen
- Royaal zijn
- Dat loopt op zijn einde
- Het is bijna afgelopen
- Aan zijn eindje vasthouden
- Zijn standpunt handhaven
- Hij is aan het eind van zijn akker
- Zijn geld is op
- Hij is aan het eind van zijn Latijn
- Hij is bijna dood
- Een straatje zonder eind
- Een eindeloos proces, iets wat nooit ophoudt
elleboog
- Het achter de ellebogen hebben
- Achterbaks; zonder zijn zelfzuchtige bedoelingen te laten zien.
- Oude methode van bedrog. Voorbeeld: Een el (lengtemaat van de hand tot de oksel) touw wordt stiekem te kort afgemeten vlak achter de elleboog.
- Ellebogenwerk
- Succes boeken door op slinkse wijze van anderen misbruik te maken.
engeltje
- Alsof er een engeltje over je tong piest
- Iets lekker vinden
- Een dronken vrouw is een engel in bed
- Drank draagt bij aan het beëindigen van de tegenstand
- De engeltjes schudden hun kussens uit
- Het sneeuwt