Expeditie naar de westkust van Sumatra: verschil tussen versies
(https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Expeditie_naar_de_westkust_van_Sumatra&oldid=41691208 Menke 15 feb 2009) |
(Leeswaarschuwing-19de eeuw) |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{Leeswaarschuwing-19de eeuw}} | |||
De '''expeditie naar de westkust van Sumatra''' was een strafexpeditie van het [[Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger]] naar de westkust van [[Sumatra]] in [[1831]]. | De '''expeditie naar de westkust van Sumatra''' was een strafexpeditie van het [[Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger]] naar de westkust van [[Sumatra]] in [[1831]]. | ||
Huidige versie van 29 sep 2014 om 12:00
Leeswaarschuwing | Onderstaande tekst is gebaseerd op bronnen uit de 19de eeuw. (Publieke domein) De tekst geeft hierdoor de zienswijzen van die tijd weer. |
De expeditie naar de westkust van Sumatra was een strafexpeditie van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger naar de westkust van Sumatra in 1831.
Inleiding
Al geruime tijd waren er problemen met Atjeh; Nederland was in een moeilijke toestand geraakt door het Sumatra-tractaat van 1824, dat het Nederlandse handelen belemmerde en Atjeh straffeloos liet inzake de zeeroverijen die het land pleegde. In het trataat was bepaald dat het Nederlandse gouvernement zou zorgen zijn betrekkingen met Atjeh op zo'n wijze te regelen dat deze staat, zonder iets van zijn onafhankelijkheid te verliezen, er voor zou zorgen dat de scheepvaart en handel veilig zouden zijn. Die veiligheid was echter alleen te bereiken indien Nederland daar invloed op kon uitoefenen. Volgens het verdrag diende Nederland zich echter strikt te bepalen tot vriendschappelijke vertogen, waar Atjeh zich weinig van aantrok.
De expeditie
In 1831 werd het Amerikaanse schip Friendship bij Kuala Batee door Atjehnezen geplunderd; kort daarna werd de Nederlandse schoener Dolfijn afgelopen. Pogingen om dit schip terug te krijgen mislukten maar de vrees voor verwikkelingen met Groot-Brittannië en voor een oorlog met Atjeh leidde ertoe dat de Nederlands-Indische regering geen nadere actie ondernam. De gevolgen bleven niet uit: de overmoed der Atjehnezen nam toe; zij bezetten Baros en vielen de Nederlandse posten aan. Daarom werd besloten het Nederlandse gezag op de westkust van Sumatra tot Singkil uit te breiden: Barus, Tapus en Sinkel waren namelijk onafhankelijk van het Sultanaat van Atjeh, hoewel deze er wel aanspraak op maakte. Op grond van die onafhankelijkheid achtte men zich te Batavia niet gebonden door het Sumatra-tractaat.
Luitenant-kolonel Roeps (commandant te Baros) werd opgedragen alleen in de uiterste noodzakelijkheid offensief te werk te gaan. Gedwongen door het opdringen van vijandig gezinde Atjehnezen deed hij een aantal verkenningen, waarbij hij stootte op gewapend verzet. Bij een van die ontmoetingen werd hij door een schot dodelijk getroffen. Michiels begaf zich nu met 700 man en de equipage van een eskader naar Baros en viel de Atjehnezen in hun versterkingen aan; luitenant Bisschoff beklom de borstwering van een van die werken en haalde de Atjenese vlag neer; de Atjehnezen wierpen zich op hem en maakten hem met elf klewanghouwen af.[bron?] Met achterlating van wapens en munitie vluchtten de Atjehnezen naar Tapus en Singkil, waar de hoofdmacht der Atjehnezen, onder aaanvoering van Mohamed Arief, zich bevond. Nadat hun geschut tot zwijgen was gebracht werden ook hier de Atjehnezen verdreven. Het Nederlandse gezag te Singkil was hierdoor gevestigd.
![]() |
Portaal KNIL |
Intertaalkoppelingen via Wikidata (via reasonator)
Bronnen, noten en/of referenties
|
Acties van het KNIL |
---|