Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Samuel Corneille Jean Wilhelm van Musschenbroek

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Samuel Corneille Jean Wilhelm van Musschenbroek (Den Haag, 5 juli 1827 - Leiden, 7 november 1883) was een Nederlands ambtenaar in Nederlands Indië, ontdekkingsreiziger en natuurwetenschapper.

Familie

Mr. S.C.J.W. van Musschenbroek was lid van het patricische geslacht Van Musschenbroek en zoon van Jan Willem van Musschenbroek (1802-1878) en jkvr. Anne de Mey (1801-1873), de laatste een halfzus van Jean Gijsberto baron de Mey van Streefkerk (1782-1841). Hij trouwde in 1860 jkvr. Wilhelmina Henrietta Teding van Berkhout (1829-1908); uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren, onder wie de kunstschilder Jan Rudolph van Musschenbroek (1873-1954).[1]

Loopbaan

Werkzaamheden in Nederlands-Indië

Van Musschenbroek studeerde rechten en promoveerde op 18 september 1852 aan de Universiteit van Leiden op de dissertatie De Quaestione num in venditione rerum immobilium, majoribus et minoribus aetatis competentium, auctoritate judicis opus sit; daarnaast studeerde hij Javaans onder leiding van professor T. Roorda te Delft en voor ambtenaar aldaar. De 28ste juni 1854 deed hij het examen van toekomstige ambtenaar eerste klasse aan de Koninklijke Academie te Delft[2] en de 1ste juli werd hij benoemd tot ambtenaar eerste klasse voor de dienst in Oost-Indië; op 4 april 1855 vertrok hij per stoomschip Julie naar Nederlands-Indië, waar hij ter beschikking van de directeur der cultures werd gesteld. Van Musschenbroek werd in oktober 1856 benoemd tot controleur derde klasse en geplaatst in de residentie Kedu, waar hij werkzaam was als controleur bij de landelijke inkomsten en cultures.[3] Hij werd in de vergadering van 7 oktober 1859 tot lid benoemd van het Bataafs Genootschap, werd in maart 1860 bevorderd tot controleur tweede klasse en verkreeg in april 1860 een tweejarig verlof wegens ziekte naar Nederland. In Nederland werd hij benoemd tot honorair lid van de Maatschappij tot Bevordering van Nijverheid. In augustus 1862 vertrok hij met zijn echtgenote, een kind en een Javaanse bediende van Nieuwediep naar Batavia met het stoomschip Nederland.

Terug in Indië verkreeg Van Musschenbroek vergunning tot de uitoefening van het beroep van landmeter; hij was inmiddels aangesteld als controleur tweede klasse bij de landelijke inkomsten en cultures. In november 1863 werd hij bevorderd tot controleur der eerste klasse bij de landelijke inkomsten en cultures, speciaal belast met de uitoefening der politie te Ambarawa, residentie Samarang.[4] In 1865 vond er een grote aardbeving in Ambarawa plaats, waarover Van Musschenbroek in het Natuurkundig Tijdschrift van Nederlands Indië het Verslag omtrent de Afdeeling Ambarawa, na de aardbevingen, waargenomen te Ambarawa, Willem I, Banjoe Biroe en omstreken, in de nacht van 16 tot 17 juli 1865 en volgende dagen publiceerde. In december 1866 werd hij benoemd tot assistent-resident van Temanggung (in Kedu) en in december 1867 aangesteld als assistent-resident van Buitenzorg. Aldaar vormde zich onder zijn presidium een letterkundige vereniging, waarvan de eerste openbare vergadering plaats had in december 1869 in zijn huis; er waren toen 120 dames en heren aanwezig en er werd een blijspel opgevoerd.[5]

Incident te Tambun

In de nacht van de tweede op de derde mei braken te Tambun (Zuider- en Oosterkwartier der Ommelanden) onlusten uit; op het bericht daarvan begaf de assistent-resident te Meester Cornelis, mr E.R.J.C. de Kuyper zich direct, vergezeld van enig politiepersoneel, naar die plaats maar werd tijdens de uitoefening van zijn dienstplicht vermoord. De schout van Bekassi, F.J.B. Maier, die zich bij de assistent-resident had aangesloten, en 10 politieofficieren ondergingen hetzelfde lot. Toen de resident van Batavia hiervan hoorde spoedde hij zich, vergezeld van de assistent-resident van politie, naar Bekasi. Een colonne ter sterkte van 60 bajonetten onder leiding van kapitein Stoecker rukte eveneens naar de plek des onheils op en 162 personen werden gearresteerd. De volgende morgen, de vierde mei, begaf de resident zich naar Tambun, waar enorme verwoestingen werden aangetroffen. De gevangenen werden opgesloten in de boei te Bekasi, terwijl de militairen de nacht doorbrachten op een daartegenover gelegen erf. In de loop van de zondag daarop volgend werd het aantal gevangenen nog verder uitgebreid door een aantal opstandelingen die opgespoord waren door de resident, bij gelegenheid van een door hem gedane verkenning in de richting van Tambun, deels werden ze opgebracht door Van Musschenbroek, die in de nacht van zaterdag, door de telegraaf bericht van het voorgevallene, met een detachement infanterie van Cileungsi eveneens naar Bekasi getrokken was.[6]


In juli 1873 werd Van Musschenbroek benoemd tot resident van Ternate; in de krant stond over deze benoeming: Deze benoeming verdient onbepaalde goedkeuring. Voor zijn persoon is de onderscheiding gering maar niet voor de zaak. In de heer Van Musschenbroek heeft Buitenzorg de ambtenaar-gentleman leren hoogachten, die aan nauwgezette plichtsbetrachting humaniteit paart. Eén trek tekent de man: als hoofd der politie gehouden het dobbelen tegen te gaan en te straffen heeft hij zichzelf de plicht gesteld, om de inlander geen aanstoot te geven, om het kaartspelen te mijden. Deze puriteinse overdrijving maakt hem tot een ongezellige bezoeker van de Sociëteit te Buitenzorg en is misschien aan de inlander niet besteed.[7]

Moordpartij te Ternate

Op de dertiende december 1873 had te Ternate een moordpartij plaats, die de gehele plaats gedurende veertien dagen in rep en roer bracht; op die dag ging een kettingganger naar de pasar en kocht wat tabak. Plotseling trok hij zijn mes en verwondde 22 personen, meest vrouwen; van die 22 overleden er 19 en ook een kind kreeg 2 messteken. De aanvaller koos het hazenpad en er werd alarm geslagen. Het garnizoen zond patrouilles uit en de schutterij en het volk van de sultan (240 man) zocht de daarop volgende elf dagen naar de dader. Op de 23ste december gelukte het hem te pakken te krijgen; de moordenaar liep een woning binnen maar werd direct met een lans aangevallen door een jonge inlander, waarop ook diens vader toesnelde. De moordenaar werd gevangengenomen, maar had toen al drie man verwond; hij werd vervolgens aan stukken gehakt en zijn hoofd werd in optocht naar Van Musschenbroek gebracht; deze had een beloning van 100 gulden uitgeloofd aan hem die de man levend of dood zou uitleveren. Deze som werd direct uitbetaald.[8] In februari 1875 werd Van Musschenbroek benoemd tot resident van Manado.

Aanslag te Manado

Op donderdag 26 augustus 1875 deed een bende kwaadwillenden een aanslag op de hoofdplaats Manado. Een aantal van 48 man trok, geheel gekleed in het wit, met rode gordel en hoofddoek en met pieken en klewangs gewapend, dansend en juichend het dorp binnen. De bedoeling van de bende werd duidelijk toen bij het voorttrekken verschillende personen op de pasar werden gedood en gewond. Een poging om het fort te overrompelen mislukte; door geweervuur naar het garnizoen teruggedreven wendde men zich naar de residentiewoning, die sinds enige jaren niet meer gewapend bewaakt werd. Van Musschenbroek was afwezig en bevond zich toen op het residentiekantoor; ruim 30 man drong de woning binnen en vernielde alles wat voor de hand lag. Nadat de deuren niet langer bestand bleken tegen het toegepaste geweld wist mevrouw Van Musschenbroek, door haar kalmte en vastberadenheid, de woestelingen nog een ogenblik staande te houden, wat haar en haar kinderen waarschijnlijk het leven redde. Ze trad de bende, met het jongste kind op haar arm, tegemoet en zei Wat wilt u? Wat heb ik u misdaan? Vermoordt mij! De inlandse kindermeid voegde daaraan toe: Mijn mevrouw is goed, ook voor de Mohammedanen, doe haar geen kwaad. Op dat moment bereikte het van het fort afgezonden detachement militairen, sterk 14 man, onder sergeant Weintré de ingang. De bende rukte het detachement tegemoet maar werd al spoedig met groot verlies teruggedreven. Later bleek dat deze actie gericht was tegen de vorige resident.[9] In januari 1876 kreeg Van Musschenbroek een tweejarig ziekteverlof en vertrok, samen met zijn vrouw en kinderen, in juni 1876 per stoomschip Drenthe naar Nederland. Hij kreeg in augustus 1878 vervolgens eervol ontslag uit de dienst van het land. Hij vestigde zich nu in Deventer, later in Leiden, en werd aangesteld als directeur van de dan nieuw opgerichte Koloniale Vereniging te Amsterdam. In 1881 werd hij benoemd tot lid van de Statistische Vereniging.

Wetenschappelijk werk

Een naaste verwant van dit roofdier werd door Van Musschenbroek geschoten en door Schlegel in 1877 als Paradoxurus musschenbroekii beschreven als nieuw voor de wetenschap.]]

Diersoorten

Van Musschenbroek maakte een aantal reizen, deels met Odoardo Beccari, tijdens welke hij op het eiland Waigeo een nog onbekende paradijsvogelsoort ontdekte, die hij ter ere van Willem III der Nederlanden Paradisea Guilielmi III noemde.[10] Te Menado schoot hij enige exemplaren van een dan onbekend zoogdier, die door hem aan het Museum van Natuurlijke Historie te Leiden gezonden werden. Het dier ontving van Hermann Schlegel, naar de ontdekker, de wetenschappelijke naam Paradoxurus Musschenbroekii. Inmiddels is dit dier herbenoemd tot Macrogalidia musschenbroekii, de Celebespalmroller, een soort uit de onderfamilie palmrollers (civetkatachtigen). Hij schonk in 1871 een tweetal apen aan de planten- en dierentuin te Batavia. In mei 1877 schonk hij aan het Museum van Natuurlijke Historie 7 bivalven, te weten: 3 van de oostkust van Halmaheira, 3 van Kaap York en 1 (Malleus spec.) van Banda. Daarnaast bewerkte hij, op verzoek van het bestuur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde, het dagboek dat Dr. Bernstein had bijgehouden van zijn reis van Ternate naar Nieuw-Guinea, Salawati en Batanta van oktober 1864 tot april 1865. Een groot deel van dit werk (1882) besloeg een wetenschappelijke verhandeling over de paradijsvogel en aanverwante soorten. Het werk werd uitgegeven als het zevende deel der Bijdragen tot de taal- land- en volkenkunde van Nederlands-Indië.

Na zijn dood kwam zijn collectie balgen terecht in het ZMA en wordt anno 2012 in het NCB Naturalis beheerd. De collectie bestaat uit meer dan 900 specimen afkomstig van Menado, Halmahera, Ternate, Ceram, Buru, Aroe-eilanden, andere eilanden van de Molukken, NW-Nieuw-Guinea, Vogelkop, Salawati en Waigeo. Er zijn twee vogelsoorten en een ondersoort die de wetenschappelijke soortnaam musschenbroek(i)i dragen.

Andere wetenschappelijke activiteiten

In 1872 werden op zijn verzoek foto's van de zonsverduistering op Java (12 december 1871), gemaakt door de heer Dietrich, aan de afdeling natuurkunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam gezonden.[11] In juli 1877, tijdens het eeuwfeest van de Vereniging van Nijverheid, sprak hij erover dat door hem aan de kust van Celebes Guttaperchabomen waren ontdekt als bewijs dat deze plaats een mogelijk nieuw ontginningsoord kon gaan worden.[12] In oktober 1879 hield hij tijdens de vergadering van het Aardrijkskundig Genoodschap een lezing over de grondstoffen van Noord-Celebes. Hij kreeg in 1880 een wetenschappelijke zending naar Berlijn opgedragen om op de internationale visserijtentoonstelling een onderzoek in te stellen met het doel om de natuurkundige musea van Nederland aan te vullen.[13] In een lezing van het Aardrijkskundig Genootschap op 9 april 1881 hield hij een voordracht over de bemoeiingen der Franse regering tot het verkrijgen van een spoorwegverbinding van de Senegal met de Niger en van handelscontacten met Timboektoe[14] en datzelfde jaar sprak hij in een andere lezing over visguano, dat op de Lofodden gewonnen werd. Deze guano ging aan de Nederlandse kust geheel verloren; Van Musschenbroek vond dat de kosten der winning hiervan niet opwogen tegen de voordelen die uit deze industrie te verwachten waren.[15]

In 1882 was Van Musschenbroek lid van het organiserend comité van de Internationale Koloniale Tentoonstelling; in deze functie maakte hij dat jaar een reis naar Duitsland, Denemarken en Zweden om in gesprekken met geleerden aldaar te bespreken op welke wijze hun medewerking zo belangrijk mogelijk zou kunnen worden.[16] In juni 1883 werd hij benoemd tot lid van de jury voor de toekenning van bekroningen op de Internationale Koloniale en Uitvoerhandeltentoonstelling. Indien hij niet eind 1883 was overleden dan was Van Musschenbroek benoemd tot directeur van het Koloniaal Museum, dat als uitvloeisel van de tentoonstelling zou worden opgericht.[17]

Na zijn ontslag als ambtenaar wijdde Van Musschenbroek zich ook aan het uitwerken van alle gegevens die hij verzameld had en maakte hij kaarten van de regio Minahasa, van de bocht van de Tomini en van een deel van de noordelijke Molukken. De kaart van de Minahassa werd tijdens de Aardrijkskundige Tentoonstelling te Venetië in 1881 beloond met een medaille.[18] Van Musschenbroek droeg verder bij aan de catalogus van de koloniale afdeling van de Amsterdamse tentoonstelling en publiceerde brochures en opstellen over verschillende takken van inlandse nijverheid. Ook was hij sinds 1880 lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, corresponderend lid van het Indisch Aardrijkskundig Genootschap en was hij ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Na zijn overlijden werd in de krant vermeld: Ambtenaar was hij nooit van harte. Hij was voor alles natuuronderzoeker. Had die man zich gedurende zijn verblijf in Indië uitsluitend aan die wetenschap kunnen wijden, welk een schat van geleerdheid zou hij verzameld en aan het licht gebracht hebben. Zijn eenvoudig en beminnelijk karakter verzekerde hem van ieders medewerking en zijn ijver voor de wetenschap kende geen verflauwen.[19]

Bibliografie

  • 1852. Dissertatio juridica inauguralis de quaestione, num in venditione rerum immobilium, majoribus et minoribus aetatis competentium, auctoritate judicis opus sit .... Leiden, 1852 (dissertatie)
  • 1871. 'Een ijsvrije Noordpoolzee', in: De Java-bode, 6 december 1871
  • 1877. Cachelot-visscherij in den Nederlandsch-Indischen archipel. Haarlem, 1877 [eerst verschenen in: Tijdschrift der bevordering van nijverheid, 18]
  • 1877. Getah-Pertja van Celebes-Oostkust. Haarlem, 1877 [eerst verschenen in: Tijdschrift der bevordering van nijverheid, 18]
  • 1877. Iets over de inlandsche wijze van katoen-verven (roodverven, bruinverven, blauwverven, enz.) op Midden-Java, en over de daarbij gebruikte grondstoffen. Naar Javaansche bronnen bewerkt, en met aanteekeningen voorzien door S.C.I.W. van Musschenbroek. Leiden, 1877
  • 1878. Kaart van de Minahassa. Uit de metingen en opnamen in 1851-52 van de heeren S.H. en G.A. de Lange, geographische ingenieurs, die van den heer F.W. Paepke Bulow, landmeter van Manado, en uit eigen metingen en opnamen ontworpen en zamengesteld door S.C.J.W. van Musschenbroek; in steendruk gebragt aan de Topographische Inrigting te 's-Gravenhage. 's-Gravenhage, 1878
  • 1880. 'Noord-Celebes en zijn voortbrengselen', in: Algemeen Handelsblad, 23 oktober 1880
  • 1880. 'Iets over de inlandse wijze van katoen verven op Midden-Java', in: The Economist (januari-nummer)
  • 1881. Mémoire offert au Congrès de géographie s'assemblant à Venise du 15 au 22 Septembre 1881 et destiné à mettre en évidence les travaux géographiques achevés ou en voie d'exécution dans les Pays-Bas et dans ses possessions d'outre mer depuis le congrès précédent de géographie, tenu à Paris en 1875 jusqu'à la fin de juillet 1881. Leiden, 1881
  • 1881. Het vaarwater van de schipbreukelingen van het stoomschip "Koning der Nederlanden" en de kansen op hun behoud . Amsterdam, 1881
  • 1883. Dagboek van dr. H.A. Bernstein's laatste reis van Ternate naar Nieuw-Guinea, Salawati en Batanta : 17 October 1864-19 April 1865. Bew. [naar het Duitsch] door S.C.J.W. van Musschenbroek ; met aanteekeningen, bijlagen en eene kaart. 's-Gravenhage, 1883
  • 1884. Handelskaart van Nederlandsch Indië met aanwijzingen en statistische gegevens. Leidnen, 1884

Literatuur

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Nederland's Patriciaat 11 (1920), p. 153-154 en website familie. Het NP vermeldt drie van hun vier zoons. Naast de daar genoemde Gijsbert Pieter Herman, Pieter Eduard en Samuel Cornelis Pieter, werd een vierde zoon, Samuel Cornelis Pieter van Musschenbroek, op 18 oktober 1861 in Olst geboren.
  2. º De Nederlander (01-07-1854)
  3. º Java-bode (01-10-1856)
  4. º Het Amsterdamse Handels- en Effectenblad (05-11-1863)
  5. º De Locomotief (22-12-1869)
  6. º Nieuwe Rotterdamse Courant (06-05-1869)
  7. º De Locomotief (30-05-1873)
  8. º Java-bode (29-01-1874)
  9. º Het Nieuws van de Dag: kleine courant (10-11-1875)
  10. º Javabode 22/7/1883 de Amsterdamsche Tentoonstelling
  11. º De Koninklijke Academie over de fotografieën van de heer Dietrich. Java-bode (10-07-1872)
  12. º Eeuwfeest Nijverheid. Het Nieuws van de Dag: kleine courant (20-07-1877)
  13. º Het Nieuws van de Dag: kleine courant (19-05-1880)
  14. º Het Nieuws van de Dag: kleine courant (29-03-1881)
  15. º Algemeen Handelsblad (14-07-1881)
  16. º De Tijd (01-11-1882)
  17. º Algemeen Handelsblad (08-11-1883)
  18. º Eeuwfeest Nijverheid. Het Nieuws van de Dag: kleine courant (13-10-1881)
  19. º In memoriam. Mr S.C.J.W. van Musschenbroek. Java-bode (14-12-1883)
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow