Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Adriaan Rudolph Willem Gey van Pittius (1787-1865)

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Adriaan Rudolph Willem Gey van Pittius (Willemstad, 25 november 1787 - Zutphen, 6 maart 1865) was een Nederlands kolonel titulair der artillerie en onder meer officier in de Militaire Willems-Orde.

Familie

Gey van Pittius was lid van de familie Gey en een zoon van kolonel der artillerie Adriaan Gey (1759-1814) en Johanna Louisa Frederica (von) Pittius (1763-1823). Hij verkreeg bij Koninklijk Besluit van 21 november 1837 nummer 99 vergunning tot toevoeging van de naam Van Pittius aan de oorspronkelijke geslachtsnaam Gey. Hij trouwde in 1824 met Johanna Cornelia Beer; als weduwnaar trouwde hij in 1831 Johanna Maria Gerardina Costerman (1805-1875), uit welk huwelijk twee kinderen geboren werden, onder wie Adriaan Rudolf Willem Gey van Pittius, later luitenant-generaal en commandant van het Indische leger.

Loopbaan

Napoleontische oorlogen

Gey van Pittius volgde een militaire opleiding en was in juli 1805 als tweede luitenant werkzaam bij het eerste bataljon artillerie, dat onder commando van zijn vader, luitenant-kolonel A. Gey stond.[1] Dat was tijdens de veldtocht van Napoleon in Duitsland en de bevordering tot officier was een beloning voor betoonde moed. Tijdens het jaar 1812 werd hij herhaaldelijk eervol vermeld en wegens betoonde moed op 7 augustus 1813 op het slagveld bevorderd tot kapitein en benoemd tot chef der zesde divisie.

Bij Keizerlijk Decreet van 11 oktober 1812 werd hij benoemd tot ridder in het Legioen van Eer; hij bevond zich toen te Moskou, tijdens de veldtocht van Napoleon naar Rusland; deze onderscheiding werd later bekrachtigd door koning Lodewijk (15 oktober 1817). Tijdens het jaar 1813 nam hij verder deel aan de gevechten bij Leipzig en Erfurt en trad bij soeverein besluit van 22 maart 1814 nummer 19 in de rang van kapitein weer in Nederlandse dienst. Dat was bij de rijdende artillerie, waarmee hij deelnam aan de Slag bij Waterloo.

Bij Koninklijk Besluit van 18 juli 1815 werd Gey van Pittius benoemd tot ridder der derde klasse in de Militaire Willems-Orde voor zijn verrichtingen tijdens genoemde slag. Nadien was hij lid van het Genootschap van Waterloo. Hij sloot zich vervolgens aan bij het Indische leger. In deze tijd nam hij deel aan de tweede expeditie naar Palembang, waarbij hij bij Pladjoe gewond raakte (1821) en voor zijn buitengewoon moedig en beleidvol gedrag bij keuze (bij besluit van de gouverneur-generaal van 24 augustus 1821 nummer 4) tot majoor bevorderd werd.

Overige krijgsverrichtingen

Tijdens de tweede expeditie naar Palembang mislukte de herhaalde aanval op de 20ste juni. De opperbevelhebber, generaal H.M. de Kock, besloot een aanval op de minder sterke vijandelijke linkerflank te doen en te proberen meester te worden van het eiland Gombora, waardoor alle krachten tegen de versterkingen te Pladjoe konden worden ingezet. De rivier moest namelijk eerst door de vijand ontruimd zijn. De 24ste debarkeerden de landingstroepen al vroeg op de linkeroever en dreven de vijand voor zich uit, terwijl een deel van de versperring onder het vuur van Gombora werd opgeruimd en de sloepen passeren konden. De manschappen beklommen onder het vuur van de vijandelijke kanonnen de steile wallen; bovenop de wallen stond de vijand met lans en klewang gewapend de Nederlandse troepen op te wachten. Gey van Pittius liet de veroverde vijandelijke kanonnen, direct nadat de vijand na een hevig gevecht verslagen was, op de vijandelijke drijvende batterijen en de versterkingen te Pladjoe richten zodat al snel ook deze in Nederlandse handen waren.

De Pladjoe-forten bleven echter kogels uit een groot aantal vuurmonden afvuren; Gey van Pittius en vijftig artilleristen scheepten zich in en voeren met de prauw onder het vuur van de vijand over de brede rivierarm; deze artillerieafdeling werd direct daarop gevolgd door de infanterie. De troepen bestormden het grootste fort en beklommen de wallen, vooraf gegaan door sergeant-majoor T.B. Veltman. Door het hevig vuur weken de manschappen een moment terug maar Veltman hield alleen stand, waardoor ook de rest van de manschappen weer voorwaarts ging. De Pladjoeversterkingen werden uiteindelijk genomen maar de strijd kostte de Nederlandse troepen 169 doden en gewonden. Zowel Gey van Pittius, als Veltman en luitenant C.A.J.W. Schenck werden later door de opperbevelhebber met nadruk in zijn rapporten genoemd.

In augustus 1822 werd Gey van Pittius geplaatst bij het tweede bataljon der artillerie.[2] In 1824 en 1825 nam hij deel aan de krijgsverrichtingen op Celebes (de eerste en tweede Boni-expeditie) waarbij hij tweemaal gewond raakte, maar toch het bevel over zijn afdeling bleef voeren en voor dit dappere gedag bij keuze, bij besluit van de gouverneur-generaal van 13 september 1825, bevorderd werd tot luitenant-kolonel. In 1825, 1826 en 1827 nam hij deel aan de Java-oorlog maar door alle verkregen wonden leed zijn gezondheid en moest hij naar Europa terugkeren. Op zijn verzoek werd hij, hij was toen werkzaam bij het vijfde bataljon artillerie, in oktober 1829 gepensioneerd.[3] Hij nam in de rang van luitenant-kolonel in 1831 deel aan de Tiendaagse Veldtocht en werd bij Koninklijk Besluit van 14 oktober 1831 nummer 14 bevorderd tot kolonel titulair. Als beloning voor betoonde moed werd hij tevens bij Koninklijk Besluit van 31 augustus 1831 nummer 113 benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Gey van Pittius was gerechtigd tot het dragen der medaille voor deelneming aan de oorlog op Java en was tevens gerechtigd tot het dragen van het bewijs van aandenken voor deelneming aan de krijgsverrichtingen van 1830 en 1831. Hij bezat de bronzen medaille ter herinnering aan de tiendaagse veldtocht en droeg het Onderscheidingsteken voor Langdurige Dienst als officier met het cijfer XV. Daarnaast was hij drager van de Sint-Helenamedaille. Hij schreef in 1843: Description de la nouvelle citadelle de Gand.

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Ommelander Courant, 5 juli 1805
  2. º Leydse Courant, 30 augustus 1822
  3. º Leydse Courant, 12 oktober 1829
rel=nofollow
  • 1902. A.S.H. Booms. Neerlands Krijgsroem in Insulinde. Schitterende daden van moed, beleid, trouw en zelfopoffering in de 19e eeuw sedert de instelling van de militaire Willemsorde. W.P. van Stockum & Zoon. Den Haag.
  • 1940. G.C.E. Köffler. De Militaire Willemsorde 1815-1940. Algemene Landsdrukkerij. Den Haag.
  • Overlijdensadvertentie

Zoek op Wikidata

rel=nofollow
rel=nofollow