Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Dood en herrijzenis van Jezus
De dood en herrijzenis, verrijzenis of opstanding van Jezus is een centraal thema in het christendom, dat in alle vier canonieke evangeliën (Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes) van het Nieuwe Testament op verschillende wijze wordt verteld.
Jezus was een charismatische prediker uit Nazareth in Galilea, die gedoopt was door Johannes de Doper en beweerde dat God spoedig de bestaande aardse orde volkomen zou veranderen en zijn koninkrijk zou stichten. Nadat hij onrust had veroorzaakt in de Joodse tempel in Jeruzalem vlak voor het pesachfeest, werd Jezus gearresteerd door een groep gewapende mannen op aandringen van de Joodse godsdienstige autoriteiten. Dit werd gevolgd door het proces tegen Jezus en uiteindelijk diens executie door kruisiging op bevel van de Romeinse prefect Pontius Pilatus.
De bewering dat Jezus na zijn dood opnieuw tot leven zou zijn gekomen ('opgestaan' of 'verrezen/herrezen uit de dood') is omstreden. In de oudheid vonden veel mensen het ongeloofwaardig dat een oproerkraaier uit een uithoek van de bewoonde wereld door God zou worden opgewekt. Sinds de Verlichting is het voornaamste probleem dat opstanding uit de dood natuurwetenschappelijk niet mogelijk is. Volgens veel christenen kon dit gebeuren omdat het een wonder was en daarom een bewijs dat Jezus daadwerkelijk de Messias (Grieks: christos, de gezalfde), dan wel de Zoon van God, zou zijn geweest. Volgens veel theologen is de opstanding van Jezus niet historisch bewijsbaar, maar een zaak van geloof.
Terminologie
Zie het artikel Opstanding voor meer informatie over dit religieuze concept. |
In de Nederlandse taal wordt de term opstanding voornamelijk gehanteerd door protestanten en de term verrijzenis (of herrijzenis) voornamelijk door katholieken.[1]
Bronnen
De oudste bron waarin verwezen wordt naar de dood en herrijzenis van Jezus is Paulus' oudste brief, de Eerste brief aan de Tessalonicenzen (ca. 50).[2] Enkele jaren later, waarschijnlijk in het jaar 55, geeft hij in de Eerste brief aan de Korintiërs meer details over Jezus' opstanding (1 Kor. 15:3–8).[3] Paulus herhaalt hier wat hij de Korintiërs had verteld toen hij de gemeente stichtte (ca. 50), en zelf ook weer van anderen overgeleverd had gekregen. Paulus schrijft dat Jezus is gestorven voor de zonden, begraven, en op de derde dag is opgewekt en verschenen aan achtereenvolgens Kefas, 'de twaalf', meer dan 500 broeders en zusters tegelijk, van wie de meesten nog leefden, Jacobus, alle apostelen en tot slot aan Paulus, die zich onwaardig acht omdat hij eerder christenen had vervolgd. Paulus geeft geen details van de opstanding van Christus, maar noemt hem wel een levendmakende geest (pneuma zôöpoioun).[4] Uit het betoog van Paulus (Eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 1:35-58) blijkt dat wie op dezelfde manier als Jezus opstaat een geestelijk lichaam krijgt. Dit lichaam heeft het vergankelijke en aardse achter zich gelaten en is geschikt voor een hemels en onsterfelijk bestaan. Hoewel Paulus vooral over de kwaliteit van dit lichaam spreekt en niet over de stoffelijke samenstelling, moet hierbij bedacht worden dat pneuma in de oudheid werd voorgesteld als de allerfijnste stof uit de hoogste regionen van de kosmos en dus verbonden werd met goddelijke wereld.
De latere vier canonieke evangeliën in het Nieuwe Testament van anonieme auteurs (die net als Paulus geen ooggetuigen waren) verhalen uitvoerig over het lijden, sterven en de opstanding van Jezus:
- Matteüs 27:32–28:15 (geschreven rond het jaar 80)
- Marcus 15:21–16:8 (geschreven rond het jaar 70)
- Lucas 23:26–24:43 (geschreven rond het jaar 80)
- Johannes 19:17–20:18 (geschreven rond het jaar 90)
De gerechtelijke procedure tegen Jezus en zijn executie worden behalve door de nieuwtestamentische geschriften ook genoemd door Josephus[5] en Tacitus.[6] Deze beweren echter niet dat hij uit de dood zou zijn opgestaan.
Voorafgaande aan Jezus' dood volgens de Evangeliën
Arrestatie
Zie Arrestatie van Jezus en Verloochening van Petrus voor de hoofdartikelen over dit onderwerp. |
Hogepriesters en schriftgeleerden zochten naar een list om Jezus te doden. In waarschijnlijk zijn 33e levensjaar werd Jezus van Nazareth net voor het joodse paasfeest door Judas Iskariot, een van zijn volgelingen, met een kus[7] verraden en door een groep van Romeinse soldaten, hogepriesters, oversten en tempeldienaars gearresteerd.[8] Er werd gewapend verzet geboden,[9] waar Jezus zich tegen keerde,[10] terwijl Jezus eerder twee zwaarden voldoende achtte.[11] Jezus, die wist wat er zou gebeuren, had enkele benauwde uren doorgemaakt in een tuin net buiten de muren van Jeruzalem, die volgens Matteüs en Marcus de Hof van Getsemane heette. Jezus liet zich meevoeren met de gewapende bende, terwijl volgens Matteüs en Marcus alle discipelen wegvluchtten. Alleen Petrus liep achter hen aan tot aan het huis van hogepriester Kajafas (of diens vader Annas, volgens Johannes), waarbinnen de Sanhedrin Jezus berechtten. Op de binnenplaats werd Petrus door omstanders herkend en beschuldigd een volgeling van Jezus te zijn, maar hij ontkende dat driemaal.
Proces en veroordeling
Zie Proces tegen Jezus voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Jezus werd volgens de evangeliën tijdens zijn verhoor bij de Sanhedrin beschuldigd van godslastering, bespot, bespuwd en geslagen; de evangeliën wijken af in volgorde en details. Daar werden door getuigen valse beschuldigingen tegen hem geuit en scheurde de hogepriester zijn kleren uit verontwaardiging dat Jezus niet ontkende de zoon van God te zijn.[12]
Hierna werd Jezus naar het pretorium gebracht, de verblijfplaats van de Romeinse praefectus Pontius Pilatus. Deze was ter gelegenheid van het Pesach naar Jeruzalem gekomen. Pilatus kon geen misdaad vinden en wilde Jezus vrijspreken, omdat hij niets kon vinden wat de doodstraf verdiende.[13] Hij liet Jezus geselen[14] en verleende onder invloed van een toegestroomde menigte Barabbas amnestie en beval de kruisiging van Jezus. Volgens Marcus en Matteüs werd Jezus vervolgens mishandeld door soldaten, en volgens Marcus, Matteüs en Lucas door de Romeinse soldaten weggevoerd; volgens Johannes werd Jezus echter teruggegeven aan de hogepriesters en weggevoerd.
Kruisiging
Ten slotte werd Jezus, met het kruis op zijn schouders, naar Golgotha, de plaats van terechtstelling, gevoerd. Onderweg, de zogenaamde Kruisweg, werd volgens de synoptische evangeliën een toevallige voorbijganger, Simon van Cyrene, gedwongen het kruis over te nemen; Johannes noemt dit niet, mogelijk omdat Simon van Cyrene niet in zijn verhaal paste.[15]:101–102 In het Lucasevangelie duurt de Kruisweg extra lang omdat Jezus aan toekijkende huilende vrouwen nog een voorspelling doet over wat er met Jeruzalem zou gaan gebeuren en dat dat veel erger zou zijn dan zijn eigen dood.[15]:102–104
Jezus werd volgens Marcus 14:12, 15:25 op het 3e uur na zonsopgang op Pesach (ongeveer negen uur 's morgens) aan het houten kruis vastgespijkerd en omhooggehesen; volgens Johannes 19:14, 31 gebeurde dit echter na het middaguur van de voorbereidingsdag van Pesach (een dag eerder).
In alle vier evangeliën kreeg Jezus aan het kruis wijn aangeboden, maar ieder verhaal vertelt dit anders en steeds heeft het een andere functie. In Lucas krijgt Jezus bij wijze van bespotting eenmaal wijn aangeboden, in Johannes eenmaal bij wijze van mededogen; in Matteüs en Marcus krijgt Jezus twee keer wijn aangeboden met beide motieven achter elkaar.[15]:105–107
Naast Jezus werden volgens alle vier evangeliën twee anderen meegekruisigd. In Matteüs en Marcus worden zij λῃσταί (léstaì) genoemd, wat 'dieven' of 'bandieten' betekent; oorspronkelijk verwees dit naar iemand die diefstal pleegde, maar het kon later ook naar misdadigers in het algemeen verwijzen. In Lucas worden zij κακοῦργοι (kakoúrgoi) genoemd, hetgeen 'misdadigers' in het algemeen betekent.[15]:111 Johannes geeft geen beschrijving van de meegekruisigden of waarom zij ter dood veroordeeld waren, ze worden simpelweg ἄλλους δύο (állous dúo) 'twee anderen' genoemd. Volgens Matteüs 27:44 en Marcus 15:32 bespotten beide dieven Jezus, terwijl Johannes niets vermeldt over wat de twee anderen zouden hebben gezegd. Maar volgens Lucas spotte een van de twee misdadigers met Jezus, terwijl de andere hem verdedigde en daarna Jezus vroeg om na de dood aan hem te denken, waarop Jezus antwoordde: 'Ik verzeker je: nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn.' Door de eeuwen heen hebben christenen de neiging gehad om zich volkomen te focussen op de versie van Lucas[15]:121 en de andere drie evangeliën te negeren. De 'slechte misdadiger' kreeg de naam Gestas en de 'goede misdadiger' Dismas. In de kunst wordt de laatste vaak rechts van Jezus (voor de kijker links) afgebeeld met een engel terwijl hij naar Jezus kijkt, terwijl de 'slechte misdadiger' links van Jezus (voor de kijker rechts) wegkijkt van Jezus en wordt vergezeld door een duivel.
Er werd een bord boven Jezus' hoofd bevestigd; de evangeliën spreken elkaar tegen over de precieze tekst, maar deze zou spottend beweren dat Jezus de koning van de Joden was. Volgens Johannes waren de hogepriesters hierover verontwaardigd en klaagden bij Pilatus dat de tekst veranderd moest worden in "Deze man zegt dat hij de koning der Joden is", maar dat weigerde Pilatus met de woorden "Quod scripsi, scripsi" (Ik heb geschreven wat ik heb geschreven). Soldaten dobbelden onder het kruis om zijn kleding; sommige discipelen en Maria, Jezus' moeder, keken van een afstandje toe.
Om een uur of twaalf werd het opeens in het hele land donker, drie uur lang (volgens Matteüs, Marcus en Lucas). Tijdens zijn zes uren aan het kruis zou Jezus verschillende uitspraken hebben gedaan, die de kruiswoorden genoemd worden; de evangeliën spreken elkaar tegen welke precies. Om drie uur 's middags hoorden omstanders Jezus hard roepen (niet volgens Johannes, waarin hij gewoon sprak), waarna hij stierf. Soldaten staken volgens Johannes een speer in zijn zij. Volgens de Evangeliën volgens Marcus en Matteüs scheurde het 'voorhangsel' in de tempel doormidden nadat Jezus overleed, volgens Lucas ervoor; Johannes noemt dit niet. Alleen Matteüs schreef dat er een aardbeving plaatsvond, waarbij rotsen scheurden, graven opengingen en vele doden tot leven kwamen en in Jeruzalem zich kenbaar maakten aan mensen. Volgens Johannes gingen er wel vier profetieën in vervulling door wat er gebeurde.
Onderstaande vergelijking is gemaakt op basis van de Nieuwe Bijbelvertaling (2004).
Matteüs | Marcus | Lucas | Johannes | |
---|---|---|---|---|
Kruisweg | Matteüs 27:32–33
|
Marcus 15:21–22
|
Lucas 23:26–32
|
Johannes 19:17
|
Kruisiging | Matteüs 27:34–36
|
Marcus 15:23–25
|
Lucas 23:33–34
|
Johannes 19:18, 23–24
|
Bespotting | Matteüs 27:37–44
|
Marcus 15:26–32
|
Lucas 23:35–43
|
Johannes 19:19–22, 25–27
|
Dood | Matteüs 27:45–56
|
Marcus 15:33–41
|
Lucas 23:44–49
|
Johannes 19:28–37
|
Graflegging
De evangeliën verschillen enigszins in hun vertelling van hoe het lichaam van Jezus werd gevraagd aan en vrijgegeven door Pilatus, hoe en door wie het in welke graftombe werd gelegd, wanneer hij gebalsemd werd of zou worden en door wie, en welke vrouw of vrouwen uit Galilea hierbij betrokken zouden zijn geweest en op wat voor manier en op welk moment.
Alle vier evangeliën zijn het eens dat Jozef van Arimathea aan Pilatus vroeg of hij het lijk van Jezus van het kruis mocht halen. Volgens Marcus en Lucas was hij een raadsheer (volgens Lucas lid van het Sanhedrin, maar had niet ingestemd met de executie van Jezus), volgens Matteüs een rijke man, Johannes meldt niets over zijn maatschappelijke status. Zowel Matteüs als Johannes beweert dat hij een discipel van Jezus was, de andere twee slechts dat hij ook op het koninkrijk van God zat te wachten. Volgens Marcus was Pilatus verbaasd dat Jezus al gestorven zou zijn en checkte dat bij de centurio; bij Matteüs en Johannes kreeg Jozef het lijk meteen, Lucas vermeldt niets over wat Pilatus zei, ook al gaf deze blijkbaar toestemming.
Omdat de voorbereiding voor de sabbat al om zes uur 's avonds zou ingaan, waarna men niet meer mocht werken, werd Jezus' lichaam snel in linnen gewikkeld en in een nieuwe ongebruikte graftombe in de buurt gelegd door Jozef (volgens Johannes samen met Nikodemus). Volgens Matteüs had Jozef deze voor zichzelf uit laten houwen, maar de andere evangeliën geven geen enkele indicatie dat de tombe het eigendom van Jozef was; Johannes zegt zelfs expliciet dat de eerste de beste tombe die in de buurt nog vrij was werd gebruikt omdat Jozef en Nikodemus haast hadden vanwege de naderende sabbat. Volgens Brits theoloog en nieuwtestamenticus Paula Gooder geeft de beschrijving van deze 'geleende' tombe aan dat het om een vrij grote familietombe voor meerdere lichamen zou hebben moeten gaan die alleen welgestelde burgers zich konden veroorloven.[15]:129–130 Jozef wentelde een zware steen voor de opening volgens Matteüs en Marcus; de anderen noemen dit niet. Het is onduidelijk hoeveel en welke vrouwen er aanwezig waren bij de graflegging, daar ieder evangelie dit anders vertelt; Johannes noemt helemaal geen vrouwen.
Volgens Johannes had Nikodemus al een mengsel bij zich waarbij hij en Jozef Jezus balsemden; volgens Lucas maakten de vrouwen olie en balsem nadat ze naar huis waren gegaan en namen deze twee dagen later mee naar het graf; volgens Marcus kochten ze het, twee dagen later pas, en namen het mee naar de graftombe; Matteüs noemt niets over olie of balsem, en het is in zijn evangelie en dat van Johannes onduidelijk waarom de vrouwen eigenlijk twee dagen later naar het graf van Jezus teruggaan.
Als enige vertelt het evangelie volgens Matteüs dat de dag na voorbereidingsdag (op de sabbat dus) de hogepriesters en farizeeën naar Pilatus toekwamen. Zij vreesden dat de discipelen weleens Jezus' lichaam zouden kunnen stelen om te kunnen beweren dat hij was opgestaan. Jezus had namelijk zelf aangekondigd dat hij na drie dagen uit de dood verrezen zou zijn. Op hun aandringen stemde Pilatus toe om het graf de volgende ochtend te verzegelen en er een onbekend aantal bewakers op wacht te zetten. Bijbelwetenschappers L. Michael White en Helmut Koester beschouwen het verhaal van de bewakers in Matteüs als een apologetische toevoeging, een poging van de auteur om de destijds circulerende Joodse beweringen dat de discipelen het lichaam hadden gestolen te weerleggen.[20][21]
Onderstaande vergelijking is gemaakt op basis van de Nieuwe Bijbelvertaling (2004).
Matteüs | Marcus | Lucas | Johannes | |
---|---|---|---|---|
Jozef en Pilatus | Matteüs 27:57–58
|
Marcus 15:42–45
|
Lucas 23:50–52
|
Johannes 19:38
|
Graflegging | Matteüs 27:59–61
|
Marcus 15:46–47
|
Lucas 23:53–56
|
Johannes 19:39–42
|
Hogepriesters en Pilatus | Matteüs 27:62–66
|
|||
Maria('s) | Matteüs 28:1
|
Marcus 16:1–2
|
Lucas 24:1
|
Johannes 20:1
|
De lege graftombe
Jezus zou op de eerste dag van de nieuwe week zijn opgestaan uit de dood. In het jodendom is de sabbat de laatste dag van de week en deze eindigt zodra de zon is ondergegaan op zaterdagavond, waarmee de eerste dag van de nieuwe week is aangebroken.[24]
De enige rechtstreekse vermelding van de opstanding van Jezus is te vinden in het eerste vers van de Marcus Appendix (16:9), waarin een alwetende verteller de lezer informeert: 'Toen hij vroeg op de eerste dag van de week was opgestaan, (...)'.[25] De andere drie evangeliën en het oorspronkelijke, kortere Marcusevangelie vertellen het verdere verhaal alleen vanuit het perspectief van de vrouw(en) uit Galilea en (later) de (mannelijke) discipelen die observeerden dat de graftombe leeg was (eerst in de veronderstelling dat het lichaam van Jezus was gestolen), daar één of twee man(nen) dan wel engel(en) zouden hebben gezien die hen iets vertelden, op grond waarvan ze bepaalde (voorlopige) conclusies trokken.[26] De evangeliën spreken elkaar tegen wat betreft het aantal personages en wie dat waren, wat er precies gebeurde en de volgorde van gebeurtenissen, wat er werd gedaan en gezegd en door wie.[27](7:08)
Het Johannesevangelie wijkt significant af van de synoptici: Maria Magdalena was de enige vrouw die het graf bezocht en keerde meteen terug naar Petrus en de 'geliefde discipel' (traditioneel vereenzelvigd met de apostel Johannes, maar dat is omstreden) zodra ze zag dat de steen weggerold was. Petrus en de andere discipel inspecteerden het graf maar konden geen aanwijzing van het lichaam van Jezus vinden en gingen weer naar huis. Pas daarna zag Maria Magdalena twee engelen, waar ze mee praatte (in tegenstelling tot de monologen in de andere evangeliën) en uiteindelijk verscheen Jezus zelf aan haar in de tombe en volgde er een korte dialoog.[28]
Voorts instrueerde de engel in Matteüs 28:7 en de man in Marcus 16:7 de vrouwen om de discipelen te vertellen dat zij Jezus dienden te ontmoeten in Galilea, terwijl volgens Lucas 24:49 Jezus zelf in een latere verschijning de discipelen vertelde dat ze in Jeruzalem moesten blijven.[27](7:08) In Johannes kregen de discipelen dergelijke instructies niet, maar Jezus verscheen aan hen zowel in Jeruzalem (waarin het voorval van de ongelovige Thomas gebeurde) als in Galilea bij het Meer van Tiberias.[29]
Onderstaande vergelijking is gemaakt op basis van de Nieuwe Bijbelvertaling (2004).
Matteüs | Marcus | Lucas | Johannes | |
---|---|---|---|---|
Aankomst | Matteüs 28:1–4
|
Marcus 16:1–4
|
Lucas 23:1–2
|
Johannes 20:1
|
Inspectie | Matteüs 28:5–7 Engel: 'Jezus is niet hier, want hij is opgestaan. Kijk maar, daar lag hij. Vertel de discipelen dat hij is opgestaan en dat jullie hem in Galilea zullen zien.' |
Marcus 16:5–7
|
Lucas 23:3–7
|
Johannes 20:2–10
|
Reactie | Matteüs 28:8
|
Marcus 16:8
|
Lucas 24:8–12
|
Johannes 20:11–13
|
Jezusverschijningen na de opstanding
In 1 Korintiërs, de vier evangeliën en de Handelingen staat dat Jezus na zijn opstanding verschenen is aan verschillende personen. In de oudste handschriften van Marcus eindigt het relaas abrupt met de ontdekking dat het graf leeg is en worden dus geen verschijningen van de opgestane Jezus beschreven; die staat wel in de latere aanvulling Marcus 16. Omdat de 1 Korintiërs de oudste bron is, gaat deze voorop in onderstaande tabel. Sjabloon:Jezusverschijningen na opstanding
Anderhalve dag na zijn dood aan het kruis (Goede Vrijdag) zou Jezus uit de dood zijn opgestaan (Paasfeest), waarna hij in de veertig dagen tussen Pasen en zijn Hemelsvaart zijn leerlingen uitlegde dat alles wat gebeurd was moest gebeuren om Gods plan ten uitvoer te brengen. Hij beloofde de Heilige Geest te sturen om de discipelen in herinnering te brengen wat hij hen had gezegd en dat zij zijn leer moesten verspreiden over de hele wereld. Vijftig dagen na zijn dood vond de uitstorting van de Heilige Geest plaats: Pinksteren (pentacost = 50 in het Grieks)
Wat betreft de verschijning van Jezus aan de apostel Paulus: op drie plaatsen in Handelingen en een plaats in 1 Korintiërs gaat het om een verschijning, maar in Galaten 1:16 om "een openbaring in mij [Paulus]".
In de Openbaring van Johannes 1:12–20 verschijnt Jezus aan Johannes van Patmos.
Interpretatie
Christelijke interpretaties
Voor de christelijke duiding van de dood en herrijzenis is het Nieuwe Testament gezaghebbend. De vier evangeliën bevatten profetische aanwijzingen en uitspraken over het lijden, sterven en opstanding van Jezus.[30] Hieruit blijkt dat christenen al vroeg geloofden dat Jezus al vanaf het begin van zijn bediening wist wat hem te wachten stond. De dood en opstanding van Jezus worden ook genoemd in de overige geschriften van het Nieuwe Testament, zoals de brieven van Paulus.
Onder christenen zijn er verschillende interpretaties over Jezus' opstanding als historisch feit of als geloofsartikel:
- Orthodoxe christenen zullen er op wijzen dat opstanding onmogelijk wordt geacht, omdat het nog nooit is waargenomen. Wanneer men echter zulke waarnemingen bij voorbaat van de hand wijst, is er sprake van een cirkelredenering. Van Christus' opstanding waren volgens het Nieuwe Testament vele getuigen.[31]
- Rudolf Bultmann stelde dat de opstanding "plaatsvond in de subjectieve ervaring van de discipelen, niet in de openbare arena van de geschiedenis".[32]
- Karl Barth daarentegen geloofde in de opstanding als historisch feit, maar acht het niet mogelijk dit feit historisch te onderzoeken. Het graf kan bijvoorbeeld leeg zijn geweest omdat het lichaam gestolen was. Daarmee blijft het Evangelie een zaak van geloof.[33]
Historisch-kritische interpretaties
Mede omdat ook seculiere bronnen zoals Josephus en Tacitus vermelden dat Jezus werd veroordeeld en gekruisigd, behoren deze beweringen daarmee tot de zekerste dingen die over hem gezegd kunnen worden; vrijwel geen historicus betwijfelt het dat de historische Jezus werd gekruisigd. Waarom en hoe dat precies is gebeurd, blijft echter omstreden. Jezus' opstanding wordt bovendien als geloofskwestie beschouwd in plaats van als historisch feit, net als de overige wonderen in het Nieuwe Testament.[34]
Hoewel volgens de meeste christenen de lege graftombe behoorlijk betrouwbaar bewijs is dat Jezus wel uit de doden moet zijn opgestaan, hebben onderzoekers door de eeuwen heen alternatieve hypothesen geopperd over wat er met het lichaam van Jezus zou kunnen zijn gebeurd waarvoor de natuurwetten niet hoeven te zijn overtreden. Dit zijn onder meer:
- Gestolen lichaamhypothese: iemand moet Jezus' lichaam opzettelijk uit het graf hebben weggehaald. Dit zouden onder meer kunnen zijn geweest: de discipelen, de Romeinen, de Joodse leiders of gewone Joodse burgers.[35]
- Verloren lichaamhypothese: het lichaam van Jezus zou verloren zijn gegaan door een natuurverschijnsel. De meest geopperde mogelijkheid is een aardbeving (zoals vermeld in Matteüs 28:2) waardoor het lijk in de aarde zou zijn verdwenen.
- Comahypothese: Jezus verloor zijn bewustzijn maar bleef in leven, een paar uur later werd hij weer wakker en liep zelf het graf uit.[35]
- Verkeerde grafhypothese: de vrouwen zouden per ongeluk de verkeerde tombe hebben bezocht.[35]
- Geen grafhypothese: er was überhaupt geen graftombe waarin Jezus' lichaam werd bijgezet. Dit is een later literair verzinsel dat pas in de evangeliën opduikt maar niet wordt vermeld in bijvoorbeeld de brieven van Paulus, die alleen maar schreef dat Jezus stierf en weer was opgestaan, zonder enige verwijzing naar een lege tombe als bewijs.[35]
Zie ook
Bronnen, noten en/of referenties
|
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Resurrection of Christ op Wikimedia Commons.
Pasen · Hemelvaart · Pinksteren |
---|
|