Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
ADHD
- (Voor andere betekenissen van "ADHD", zie : ADHD (doorverwijspagina))
ADHD | ||
ICD-10 | F90 | |
ICD-9-CM | 314.00, 314.01 | |
DSM-IV | 314.00 - 314.01 | |
OMIM | 143465 | |
DiseasesDB | 6158 | |
MedlinePlus | 001551 | |
eMedicine | med/3103ped/177 |
ADHD betekent Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder, oftewel aandachtstekort/hyperactiviteitstoornis.
Het "aandachtstekort" slaat niet op onvoldoende aandacht krijgen. Wel kan iemand met ADHD onvoldoende aandacht schenken aan zijn of haar omgeving. Daardoor is het niet goed mogelijk om de aandacht bij één ding tegelijk te houden (concentratiegebrek). Een ADHD'er wordt snel afgeleid.
Hyperactiviteit kan zich uiten door lichamelijke onrust, maar ook door innerlijke onrust en impulsiviteit. Bij hyperactiviteit kan er ook sprake zijn van overmatige beweeglijkheid. Deze beweeglijkheid is door ADHD'ers vaak moeilijk te onderdrukken. Sommige ADHD'ers lijken zelf weinig tot niet bewust van hun eigen beweeglijkheid tot hen hierop gewezen wordt. De mate en manier van beweeglijkheid is voor elke ADHD'er verschillend. Sommigen maken voornamelijk grote bewegingen met benen of armen, sommigen friemelen meer met de vingers en handen. De beweeglijkheid kan in verschillende situaties ontstaan of verergeren. Over het algemeen zijn dat situaties met stress of een drukke omgeving (een situatie waarin veel prikkels moeten worden verwerkt).
Impulsiviteit ontstaat doordat teveel indrukken worden gevolgd door bijbehorend handelen. De handelingen moeten direct plaatsvinden en kunnen niet worden uitgesteld. Handelingen die eenmaal in gang zijn gebracht kunnen niet meer worden gestopt en moeten eerst worden afgemaakt. Er kan vaak minder goed onderscheid worden gemaakt tussen belangrijke en minder belangrijke zaken. Bij taken worden dan verkeerde prioriteiten gelegd.
Het voortdurend reageren op de omgeving en gevolg geven aan impulsen veroorzaakt het kenmerkende drukke gedrag van personen met ADHD.
Indeling in types
ADHD, vroeger ook wel MBD (Minimal Brain Dysfunction) genoemd, valt in het DSM-IV uiteen in de volgende drie groepen:
- het onoplettende type. Dit is het type waarbij vooral sprake is van ernstige en aanhoudende aandachtszwakte (moeite om de aandacht in het hier-en-nu te houden, dromerig type). Dit wordt ook wel het ADD-type genoemd;
- het hyperactieve/impulsieve type. Hier is vooral sprake van ernstige en aanhoudende impulsiviteit en hyperactiviteit;
- het gecombineerde type. Beide soorten problemen komen samen voor. Dit type ADHD komt het meeste voor [1].
Er bestaat nog een 4e type dat niet vermeld staat in het DSM-IV:
- ADHD-NOS (Not Otherwise Specified), ook wel ADHD-NOA (Niet Anders Omschreven) genoemd. In dit geval heeft de persoon in kwestie wel duidelijke ADHD kenmerken maar haalt niet alle criteria. [2]
DSM-IV-TR criteria ADHD
(Omdat de symptomen met het ouder worden iets kunnen afnemen, wordt vaak gesteld dat een volwassen patiënt moet voldoen aan 4 of 5 van 9 criteria van een of beide symptoomclusters.) #2 - Literatuurlijst ADHD A. Ofwel (1), ofwel (2)
1. Zes (of meer) van de volgende symptomen van aandachtstekort zijn gedurende ten minste zes maanden aanwezig geweest in een mate die onaangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau:
- Aandachtstekort
- slaagt er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details of maakt achteloos fouten in schoolwerk, werk of bij andere activiteiten
- heeft vaak moeite de aandacht bij taken of spel te houden
- lijkt vaak niet te luisteren als hij/zij direct aangesproken wordt
- volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er vaak niet in schoolwerk, karweitjes af te maken of verplichtingen op het werk na te komen (niet het gevolg van oppositioneel gedrag of van het onvermogen om aanwijzigen te begrijpen)
- heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten
- vermijdt vaak, heeft een afkeer van of is onwillig zich bezig te houden met taken die een langdurige aandacht (langdurige geestelijke inspanning) vereisen (zoals school- of huiswerk)
- raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden (bijvoorbeeld speelgoed, huiswerk, potloden, boeken of gereedschap)
- wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels
- is vaak vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden
2. zes (of meer) van de volgende symptomen van hyperactiviteit-impulsiviteit zijn gedurende ten minste zes maanden aanwezig geweest in een mate die onaangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau:
- Hyperactiviteit
- beweegt vaak onrustig met handen of voeten, of draait in zijn/haar stoel
- staat vaak op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat men op zijn plaats blijft zitten
- rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is (bij adolescenten of volwassenen kan dit beperkt blijven tot subjectieve gevoelens van rusteloosheid)
- kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten
- is vaak "in de weer" of "draaft maar door"
- praat vaak aan een stuk door
- Impulsiviteit
- gooit het antwoord er vaak al uit voordat de vragen afgemaakt zijn
- heeft vaak moeite op zijn/haar beurt te wachten
- verstoort vaak bezigheden van anderen of dringt zich op (bijvoorbeeld mengt zich zomaar in gesprekken of spelletjes)
B. Enkele symptomen van hyperactiviteit-impulsiviteit of onoplettendheid die beperkingen veroorzaken waren voor het zevende jaar aanwezig.
C. Enkele beperkingen uit de groep symptomen zijn aanwezig op twee of meer terreinen (bijvoorbeeld op school {of werk} en thuis).
D. Er moeten duidelijke aanwijzingen van significante beperkingen zijn in het sociale, school- of beroepsmatig functioneren.
E. De symptomen komen niet uitsluitend voor in het beloop van een pervasieve ontwikkelingsstoornis, schizofrenie of een andere psychotische stoornis en zijn niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis (bijvoorbeeld stemmingsstoornis, angststoornis, dissociatieve stoornis of een persoonlijkheidsstoornis).
Diagnose
De DSM is in feite een turflijst van gedragingen. De DSM doet geen enkele uitspraak over oorzaak van bepaald gedrag of de juiste behandeling van dit gedrag. Over het gebruik van het woord 'diagnose' na enkel het beschrijven van het gedrag mbt. van de DSM, valt wel wat af te dingen.
Het is niet altijd gemakkelijk om het juiste type te bepalen. De overgangen tussen de verschillende typen verlopen vloeiend. Ook verschillen de combinaties van eigenschappen per individu. Jongens met ADHD kampen vaker met hyperactiviteit, impulsiviteit en gedragsproblemen, terwijl meisjes met ADHD wat vaker van het ADD-type zijn.
Zie ook het overzicht van de DSM-criteria: Symptomen en diagnose[3].
Elke arts is bevoegd om de diagnose ADHD te stellen, maar de stoornis wordt doorgaans vastgesteld door een psychiater of psycholoog of door een orthopedagoog met in ieder geval een basisaantekening psychodiagnostiek (BAPD). Deze zijn hiervoor specifieker opgeleid. Alleen een arts is bevoegd om eventueel medicatie voor te schrijven.
Voor het diagnosticeren kunnen verschillende tests en observaties worden gebruikt. Er bestaat geen standaardtest.
Volgens de huidige inzichten komt ADHD bij 3 tot 5% van de kinderen voor en bij zeker 1% van de volwassenen. Bij ADHD spelen ook erfelijke elementen een rol. Het komt dan ook regelmatig voor, dat er ook bij een van de ouders sprake is van ADHD, vaak zonder dat ooit de diagnose is gesteld. In het verleden werd ADHD bij kinderen vaak niet onderkend. Voor zover dat wel het geval was, was men algemeen van mening, dat de symptomen vanzelf geleidelijk zouden verdwijnen en dat ADHD bij volwassenen niet voorkomt. Dit blijkt maar in zeer beperkte mate het geval. Wel veranderen de symptomen, omdat de volwassene na verloop van tijd beter met zijn/haar beperkingen leert om te gaan en de maatschappij aan volwassenen andere eisen stelt.
Comorbiditeit
Van de volwassenen met ADHD heeft een extreem hoog aantal last van een comorbide (bijkomende) ernstige stoornis. Bij circa vier van de vijf patiënten is dit het geval, ongeveer een derde heeft zelfs meerdere bijkomende stoornissen [4]. Uit een beperkt onderzoek onder een geselecteerde groep van 105 volwassenen met ADHD uit 2006 blijkt, dat ADHD een negatieve invloed heeft op een groot aantal terreinen, zowel lichamelijk en psychisch als sociaal en economisch. De kwaliteit van leven wordt lager ervaren dan gemiddeld [5].
ADHD in combinatie met dyspraxie wordt ook wel DAMP-syndroom
ADHD en persoonlijkheidstoornissen
Veel ADHD'ers hebben door de frustratie van (de reactie op hun) ADHD een persoonlijkheidsstoornis ontwikkeld. Persoonlijkheidsstoornissen (vooral borderline en theatrale, anti-sociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis) hebben zich in de persoon genesteld als overlevingsmechanismen. Emoties worden weggestopt en ontkend of juist opgeblazen en met een roep om aandacht uitgedragen. Met behulp van (?) het zogenaamde "meerderwaardigheidscomplex" dat de narcistische persoonlijkheid kenmerkt, probeert de persoon een laatste restje zelfvertrouwen te behouden. Dit ten koste van relaties met andere mensen.
ADHD en autisme
Recent onderzoek heeft aangetoond dat er een overlap bestaat tussen autistisch spectrum stoornissen (ASS) en ADHD. Zo zijn er in meerdere wetenschappelijke studies qua gedrag (cognitieve processen) overeenkomsten gevonden, maar ook in beeldvormend onderzoek (hersenscans) is naar voren gekomen dat er beperkingen zijn in dezelfde hersengebieden. Ook komen beide stoornissen vaker samen voor dan redelijkerwijs zou kunnen worden aangenomen. Dit wil overigens niet zeggen dat ADHD en autisme een en dezelfde stoornis betreft. Ouders die zowel een kind met ADHD als een kind met ASS hebben kunnen duidelijke verschillen aangeven [6] [7] [8].
ADHD'ers in hun omgeving
Het gedrag van ADHD'ers wordt door de omgeving in meer of mindere mate ervaren en omschreven als storender, dominanter, opdringeriger, lawaaieriger en soms agressiever dan normaal. Als gevolg daarvan kunnen ADHD'ers in een situatie geraken dat zij sociaal worden uitgesloten. Deze gedragingen kunnen, samen met het aandachtstekort, de schoolprestaties van het kind negatief beïnvloeden. Ook voor de ouders betekent een kind met als diagnose ADHD een extra belasting, die kan leiden tot extra stress en spanningen binnen relaties en in het gezin. Wanneer ook nog één of beide ouders ADHD heeft is de last voor het gezin erg groot. Van belang is, of in dat geval ook bij de ouder de ADHD reeds is vastgesteld.
Volwassenen met ADHD zijn gebaat bij het vinden van structuur en werk waarin men kan functioneren. Men kiest soms onbewust een omgeving waar men minder last ervaart. De overbeweeglijkheid vermindert in de loop der tijd meestal wel in meer of mindere mate. De symptomen kunnen gepaard gaan met aanhoudende emotionele en sociale problemen. In het geval dat de ADHD'er in de maatschappij niet zijn juiste plaats en omgeving weet te vinden en de maatschappij onvoldoende begrip toont en te weinig ruimte biedt tot ontplooiing, kan werkloosheid, criminaliteit en misbruik van genotmiddelen het gevolg zijn. Aan de andere kant kunnen de speciale eigenschappen die ADHD met zich meebrengt ook positieve effecten opleveren. Door hun onconventionele manier van denken kunnen de ADHD'ers anders en op een verfrissende manier tegen vanzelfsprekende zaken aankijken, wat vaak verrassende resultaten kan opleveren. Creativiteit, vindingrijkheid en vernieuwing gaan vaak samen met ADHD.
Vermoeidheid
Ongeveer driekwart van de volwassen ADHD'ers heeft last van vermoeidheid. Zij hebben het gevoel dat alles wat ze doen hun meer moeite en energie kost. Dit kan nog eens verergerd worden doordat 30% van de patiënten last heeft van slaapproblemen [4] [5] [9] [10]. Ze gaan vaak laat naar bed, hebben veel moeite met inslapen, slapen beweeglijk en onrustig, zijn na een nacht slapen niet uitgerust en stapelen dus slaapschuld op.
Bijzondere kenmerken van ADHD'ers
ADHD'ers zijn beweeglijk, onrustig en minder voorspelbaar in hun motoriek en in hun denken. Ze zijn gevoelig voor prikkels van buitenaf, maar zoeken de prikkels zelf op wanneer die ontbreken. Door deze eigenschappen komen we onder ADHD'ers mensen tegen die bijzondere vaardigheden hebben ontwikkeld met betrekking tot het snel combineren van informatie en indrukken, die probleemoplossend denken, met creativiteit en originaliteit, en met ruimtelijk inzicht. Omdat veel ADHD'ers een bepaalde prikkeldrempel nodig hebben zullen ze in bepaalde risicovolle omstandigheden en in crisissituaties juist alerter en beter gaan functioneren terwijl bij mensen zonder ADHD het afbreukrisico juist toeneemt. Een ADHD'er kan een probleem als een uitdaging tegemoet willen treden, terwijl een iemand zonder ADHD zich ontwijkend zal opstellen. Er wordt weinig of geen gebruik van gemaakt om juist mensen met ADHD vanwege deze complementaire eigenschappen en vooral kwaliteiten bewust aan te trekken en in te zetten [feit?].
Voelt de ADHD'er zich overspoeld -overprikkeld- door een overmaat van prikkels (achtergrondmuziek in winkels, sterke geuren, veel mensen in zijn omgeving, enzovoort), dan zal hij zich liever terugtrekken, bijvoorbeeld in een omgeving zonder geluiden of irriterend licht.
Sommige mensen met ADHD hebben ook vaker moeite met het onthouden van dingen, wat uiteindelijk gaat leiden tot leerproblemen en gedragsveranderingen op school. Het is momenteel het meest voorkomende gedragsprobleem bij kinderen.
ADHD een mode-diagnose?
De grote toename van het aantal gevallen van ADHD en ADD doet soms denken aan een "mode-diagnose". Onderzoek toont echter aan dat de diagnose van wat nu ADHD wordt genoemd, minstens teruggaat tot het begin van de vorige eeuw. In die tijd bestonden dergelijke kinderen ook wel maar dit werd nog niet als een medisch probleem gezien. Destijds werden veel kinderen slechts bestempeld met het etiket: lastig, druk, moeilijk handelbaar, agressief, kan zich niet concentreren. Later werden dergelijke kinderen tot ongeveer 1990 aangeduid met de diagnose MBD (minimal brain damage - minimale hersenbeschadiging). Omdat een beschadiging echter niet kon worden gevonden werd de betekenis veranderd naar minimal brain dysfunction, waarmee meer de nadruk op het disfunctioneren werd gelegd dan op een veronderstelde onderliggende oorzaak. Dankzij moderne onderzoekstechnieken, zoals hersenscans en computertests, kan men tegenwoordig vaststellen, dat er in vergelijking met gezonde mensen wel degelijk verschillen zijn in het functioneren van bepaalde hersengebieden. De diagnose MBD is inmiddels vervangen door ADHD en komt daarmee ook niet meer voor. In die zin is er wel sprake van een mode - de diagnosen voor dezelfde soort problemen veranderen in de loop der tijd met verschuivende inzichten en andere nadruk op verschijnselen en veronderstelde oorzaken.
De huidige maatschappelijke veranderingen dragen mede bij aan een toename van het aantal diagnoses ADHD. Belangrijk voor iemand met ADHD is de aanwezigheid van structuur, regel en regelmaat, aandacht en waardering. In deze tijd zien we dat de structuur die de kerk, de school en de maatschappij vroeger dwingend oplegden, vervaagd is of voortdurend verandert. In een maatschappij waar het verband tussen persoonlijke inzet en beloning meer en meer vervaagt en ook uitgesproken (bijvoorbeeld politiek) beleid en maatregelen vaak niet met elkaar in overeenstemming zijn, zal dit bij iemand met ADHD bewust of onbewust tot onbegrip en vervolgens tot onvrede leiden. Dat dit onbegrip (c.q. onvrede) met betrekking tot een dergelijke scheefgroei als maatschappelijk niet of minder wenselijk wordt ervaren, suggereert dat de vroeger door de kerk en andere instituties opgelegde en in stand gehouden structuren inmiddels grotendeels door nog onvoldoende in kaart gebrachte, maar niet minder dwingende en nader te onderzoeken controlemechanismen zijn vervangen.
In oktober 2005 sprak het kinderrechtencomité CRC van de Verenigde Naties zijn zorgen uit over overdiagnose van ADHD en het te vaak voorschrijven van psychoactieve middelen. Het comité sprak zich uit voor meer studie naar de diagnose. Niet alleen in de Verenigde Staten, maar ook in Europa gebruikt een inmiddels aanzienlijke groep kinderen Ritaline en andere stimulantia.
Oorzaken van ADHD
Deze sectie is deels gebaseerd op: Biederman J. Attention-deficit/hyperactivity disorder: a selective overview. Biol Psychiatry. 2005;57:1215-20.
Genetica
Erfelijke invloeden
Familiestudies naar ADHD laten consequent zien dat ADHD sterk familiaal van aard is. De meeste studies toonden aan dat ouders en nageslacht van kinderen met ADHD, een 2 tot 8 maal verhoogd risico op het ontwikkelen van ADHD hebben. In gezonde controlegroepen komt ADHD voor bij 2 tot 5 procent van de eerstegraads familieleden van kinderen, dit percentage stijgt naar 20 tot 25 procent in de groepen met kinderen met ADHD. Bij kinderen van volwassenen met ADHD, komt ADHD zeer vaak voor, zo’n 75%.
Omdat men er vanuit gaat dat ADHD een belangrijke genetische component heeft, heeft men tweelingstudies gedaan, die de mate van erfelijkheid onderzochten of de mate waarin de aandoening beïnvloed wordt door genetische factoren. Op basis van 18 studies (die methodologisch en qua definitie van ADHD verschilden) komt men uit op een gemiddelde erfelijkheid van 77 procent.
Moleculair genetisch onderzoek
Een groot genoom-breed onderzoek suggereert dat op de chromosomale regio’s 16p13 en 17p11 waarschijnlijk genen liggen die een risico voor het ontwikkelen van ADHD inhouden.
Verschillende studies laten een verband zien tussen polymorfismes in het dopamine transporter gen (DAT) en ADHD. Het gaat hierbij om het 480-basenpaar allel in het DAT gen, en om het 440 basenpaar 3' DAT VNTR polymorfisme. De hoeveelheid dopamine transporter is 70 procent verhoogd bij volwassenen met ADHD. Het gen dat het meest met ADHD in verband wordt gebracht is het 7-repeat-allel van het dopamine receptor D4 gen (DRD4).
Het McCann-onderzoek in 2007 naar de invloed van kleurstoffen in voeding heeft aanwijzingen gegeven voor een verband tussen enkele genetische polymorfismes die verband houden met een verminderde afbraak van histamine, de gevoeligheid voor de onderzochte kunstmatige kleurstoffen en de toename van hyperactiviteit[11].
Omgevingsfactoren
Er zijn geen aanwijzingen dat ADHD na de geboorte kan ontstaan door omgevingsfactoren. Wel heeft de omgeving invloed op de ADHD-symptomen. In ongunstige omstandigheden, zoals een prikkelrijke, lawaaiige en stress-volle omgeving, zullen de ADHD-symptomen toenemen. In een rustige en harmonische omgeving zullen de symptomen eerder afnemen of wegblijven.
Voedingsadditieven
Welke rol de voeding kan spelen bij ADHD is vaak onduidelijk en wetenschappelijk omstreden. Veel wetenschappelijke onderzoeken zijn niet onafhankelijk of slecht opgezet.
Naar de invloed van voedingsadditieven is veel onderzoek gedaan.
Voedingsadditieven veroorzaken geen ADHD. Wel is bewezen dat zij de gevolgen van ADHD kunnen versterken. Een groot onderzoek van McCann et al. in 2007 toonde aan dat kunstmatige kleurstoffen in voeding een toename van hyperactiviteit kunnen veroorzaken (zie Intolerantie#Kleurstoffen). Het gaat dan met name om azokleurstoffen en Chinolinegeel (E104).
Neurobiologie
De neurobiologie van ADHD is nog slechts gedeeltelijk opgehelderd. Verstoringen in de dopaminerge en noradrenerge systemen in de hersenen, worden als basissymptomen van ADHD beschouwd. Ondanks de soms tegenstrijdige uitkomsten van studies, tekent zich toch een beeld af van afwijkingen in de functie van de frontale kwab en afwijkende verbindingen tussen de frontale kwab en belangrijke subcorticale gebieden. Het is niet duidelijk of de prefrontale afwijkingen een frontale of subcorticale oorsprong hebben. Daarom gebruikt men in verband met ADHD ook wel de neuropsychologische term fronto-subcorticale aandoening. Dat wil zeggen een gedrags- of cognitieve stoornis die een frontale oorzaak lijkt te hebben, maar door subcorticale uitlopers wordt beïnvloed.
Hersenscans laten diverse veranderingen in structuur en functie van de hersenen van ADHD-patiënten zien. De meest gerepliceerde afwijkingen zijn kleinere afmetingen van onderdelen van de frontale cortex, cerebellum en subcorticale regio’s, waardoor de hersenen in totaal 3 tot 5 procent kleiner zijn. Belangrijk is ook een 10 jaar durende studie die aantoonde dat de gebruikelijke ADHD-medicatie geen negatieve invloed heeft op de hersenen. De zenuwbanen vertonen dezelfde groeicurves bij ADHD'ers als bij neuro-normale controlegroepen, alleen ligt bij de ADHD'ers deze curve wat lager, maar loopt wel parallel.
Hersenfunctie-studies laten, net als de scans, zien dat subcorticale gebieden (caudate, putamen en globus pallidus) een rol spelen. Ze geven feedback aan de cortex, waardoor ons gedrag wordt gereguleerd. Bij ADHD zijn er afwijkingen in deze gebieden en (dus) in het gedrag.
De fronto-subcorticale systemen zijn rijk aan catecholamines. Stimulantia zoals methylfenidaat (Ritalin) verminderen de symptomen van ADHD door remming van de dopamine-transporter en blokkade van de heropname van dopamine en noradrenaline terug in het presynaptische neuron, waardoor de beschikbare hoeveelheid van deze stoffen buiten de neuronen groter wordt. Een model voor de effectiviteit van deze middelen bij ADHD: via de dopaminerge en noradrenerge systemen wordt de remmende invloed van de frontale cortex op de subcorticale regio’s groter. Dit heeft invloed op gedrag in nieuwe, onbekende situaties, plannen van taken, beslissingen nemen, remmen van gedrag (impulscontrole) en gevoeligheid voor plezierige ervaringen. Zie ook: Website PsyQ [12]
Behandeling
ADHD is niet te genezen. Wel kunnen met behulp van medicijnen de symptomen worden verminderd. Vaak heeft dit een positieve invloed op het sociaal functioneren, waardoor het effect zeer groot kan zijn. Medicijnen kunnen ook de niet-medicinale behandelingen ondersteunen. De behandeling van ADHD bestaat uit een op het individu afgestemd behandelprogramma, dat vaak medicatie en psychologische, educatieve, sociale en voedingsinterventies omvat. Voor het maximale succes moeten de ADHD'er en zijn of haar ouders/partner, andere familieleden en leerkrachten/schoolleiding actief bij het behandelplan betrokken worden. Lotgenotencontact wordt hier zeker ook belangrijk in gevonden.
Medicatie
Zie ADHD (medicatie) voor het hoofdartikel over dit onderwerp. |
Specifieke medicatie voor AD(H)D zijn stimulantia en Strattera. In bepaalde gevallen worden ook wel 'tricyclische antidepressiva' (imipramine, nortriptyline) voorgeschreven. Bij comorbide stoornissen worden ook wel antidepressiva of (in lichte dosering) antipsychotica.
Het stimulantium methylfenidaat wordt al het langst toegepast en is beschikbaar in twee vormen: een kortwerkende vorm en een langwerkende.
De kortwerkende vorm is verkrijgbaar als tablet onder de originele merknaam Ritalin (in Nederland), Rilatine (in België) of onder de generieke naam methylfenidaat hydrochloride. De langwerkende vorm is verkrijgbaar van de merken Concerta, Equasym, Medikinet en in België Rilatine MR.
Een alternatief voor methylfenidaat is dexamfetamine.
Sinds april 2005 is een medicijn beschikbaar dat een andere werkzame stof (atomoxetine) heeft: Strattera.
Niet-medicinale behandelingen
Naast de klassieke medicinale behandelingen zijn er intussen veel niet-medicinale behandelingen. Sommige hiervan zijn gefundeerd op wetenschappelijk onderzoek[13]. Gedragstherapie is geen behandeling van eerste keuze voor de behandeling van kinderen met ongecompliceerde ADHD. [14]
Pedagogische benadering
Kinderen met ADD/ADHD vragen om een specifieke pedagogische benadering.[15]
- Zorg voor structuur in de dag en tijd. Dit kan door gebruik te maken van dagritmekaarten en twee klokken. De ene klok geeft de tijd aan, de andere klok wordt gezet op de tijd waarop een activiteit afloopt of begint.
- Zorg voor regelmaat.
- Bereid het kind voor op veranderingen.
- Leer het kind aan om eerst te stoppen, dan te denken en tenslotte te handelen.
- Zorg voor ontladingsmomenten waarin het kind de energie kwijt kan.
- Beloon en complimenteer in overvloed.
- Benoem gewenst gedrag.
- Geef het kind taken waarin het verantwoording draagt en waarin het energie kwijt kan.
- Help het kind op weg als het aan een taak moet beginnen.
- Zorg voor uitdaging.
- Help met plannen van dagen of taken (bijvoorbeeld koken).
Neurofeedback
Neurofeedback is een nog omstreden behandeling van AD(H)D die reeds 10 jaar wordt toegepast in de Verenigde Staten. Het principe van neurofeedback is gebaseerd op het (Q)EEG-scanbeeld van een AD(H)D'er. Het onevenwicht tussen trage (bijzaken) en snelle (hoofdzaken) hersengolven wordt bijvoorbeeld geregistreerd en weergegeven op een computerscherm. Wanneer echter de trage onder een bepaald niveau èn de snelle hersengolven boven een bepaald niveau komen, komen er punten bij op een teller. Hierdoor wordt men gestimuleerd om de hersengolven langer op ditzelfde niveau (dus op een geconcentreerd niveau) te houden. Door de positieve feedback merkt men dat dit niveau langer gerekt kan worden en dus de concentratie van de AD(H)D'er. Hierbij is het echter wel noodzakelijk dat men regelmatig deze neurofeedback ondergaat, dat men een minimum van 30 sessies volgt, èn dat ze nog regelmatig moet worden onderhouden in de maanden nadat de behandeling vruchten heeft afgeworpen. De combinatie van klassieke en chaoscontrole neurofeedback kan volgens verschillende studies AD(H)D volledig verhelpen. Eén studie van Lubar maakt melding dat neurofeedback bij een groep van 51 mensen met AD(H)D na 10 jaar nog steeds stabiele resultaten gaf. In Nederland wordt deze behandeling door verzekeraars vaak niet of maar gedeeltelijk vergoed.
In 2009 is in samenwerking met onderzoekers van de Universiteit van Tübingen (Duitsland), de Radboud Universiteit Nijmegen, Brainclinics en het EEG Resource Instituut een meta-analyse[16] uitgevoerd . Een meta-analyse is een analyse waarbij alle onderzoeken uit het verleden zijn meegenomen, die het effect van Neurofeedback bij ADHD hebben onderzocht. In totaal zijn er 15 onderzoeken meegenomen met een totaal van 1194 patiënten. Op basis van dit onderzoek kan inderdaad geconcludeerd worden dat Neurofeedback als bewezen en effectieve behandelmethode gezien kan worden voor de behandeling van ADHD. Uit deze analyse bleek dat Neurofeedback behandeling een grote en klinisch relevante verbetering gaf op impulsiviteit en aandachtsproblemen en een redelijke verbetering op hyperactiviteit. Tevens werd een bevestiging gevonden van een aantal kritiek punten die door andere onderzoekers in het verleden zijn geuit, zo bleek dat randomisatie inderdaad een vereiste is voor betrouwbaar onderzoek. Mede door een aantal recente studies zoals Gevensleben et al. (2009)[17] en Holtmann et al., 2009[18] konden deze belangrijke conclusies ondersteund worden aangezien zij wel randomisatie gebruikte hebben en adequate controle groepen.
Diëten
Er zijn verscheidene diëten voor AD(H)D'ers. Zo wordt bijvoorbeeld een suikervrij dieet aangeraden. Ook andere diëten zijn onderzocht op hun effect op AD(H)D'ers. Met name eliminatie (en later identificatie) van potentieel allergene stoffen in de voeding via een eliminatiedieet lijkt een veelbelovende methode[19]. Er is echter nog geen wetenschappelijke consensus over de werking hiervan.
In een Nederlands onderzoek uit 2002 onder veertig ADHD-kinderen bleek wel het twee weken lang weglaten van alle bekende voedselallergenen uit de voeding (door middel van een eliminatiedieet) bij meer dan 60% van de ADHD-patiënten tot een duidelijke vermindering van de klachten te leiden (verbetering van minstens 50%) [19].
Bij een eliminatiedieet moeten de potentieel kritische voedingsmiddelen daarna stapsgewijs weer in het dieet worden geherintroduceerd, waarbij in de gaten wordt gehouden hoe het kind op een pas geherintroduceerd voedingsmiddel reageert. Dit om de voedingsmiddelen waarop het kind reageert te kunnen identificeren.
In september 2008 is een nieuw onderzoek gestart naar de invloed van voeding op ADHD, de INCA-studie[20] (Impact of Nutrition on Children with ADHD). Tijdens dit onderzoek zal ook bloedonderzoek worden uitgevoerd, om het werkingsmechanisme van voeding te achterhalen. Kinderen tussen de 4 en 8 jaar kunnen meedoen aan dit onderzoek.
Natuurproducten
Voor hun concentratiebevorderende eigenschappen[21] worden visolie, omega-3 (DHD/EPA), ginkgo biloba of lecithine (onder andere van soja, noten, enzovoorts) gebruikt. Ze worden dan ook vaak aangewend als alternatief voor de medicinale behandeling of in aanvulling hiervan. Er zijn wel preliminaire onafhankelijke onderzoeken die aangeven dat visolie een werking heeft tegen ADHD[22].
Fosfatidylserine, dat in voeding zit, schijnt werkzaam te zijn tegen ADHD[23].
Voorlichting (Psycho-educatie)
Medicijnen onderdrukken enkel de symptomen van ADHD maar verhelpen deze niet op de lange termijn. De eigenschappen van ADHD leren kennen en om leren gaan met gevolgen (Psycho-educatie) is minstens zo belangrijk. Hiervoor zijn een aantal mogelijkheden. Zo bied bijvoorbeeld het Centrum voor Volwassenen[24] in Utrecht een zgn.Startgroep.[25] Hierbij word in groepsverband onder leiding van een tweetal in ADHD gespecialiseerde therapeuten in 5 middagsessies van 2 uur ingegaan op de stoornis. Deze startgroep is een combinatie van enerzijds voorlichting, anderzijds lotgenoten contact. Op deze manier krijgt de patient de kans zijn of haar ADHD te plaatsen en een begin te maken met de verwerking en acceptatie van zijn of haar stoornis.
Misvattingen met betrekking tot ADHD
Er blijken vele misvattingen te bestaan omtrent het ontstaan ADHD, zoals:
- Slechte opvoeders zijn de oorzaak van ADHD.
- Voedselverslaving is de oorzaak van ADHD.
Maar:
- Kinderen met deze stoornissen doen niet dezelfde dingen als andere kinderen zonder die stoornissen op dezelfde leeftijd.
- Iedereen heeft wel eens last van de ADHD-achtige symptomen, alleen heeft een ADHD'er hier continu last van.
Statistische gegevens
De hieronder weergegeven statistische gegevens werden publiek ter beschikking gesteld op de IACAPAP conferentie, 25 augustus 2004 te Berlijn.
- Bij jongens wordt de diagnose drie keer zo vaak vastgesteld als bij meisjes.
- Naar schatting blijft 60% van de kinderen met ADHD symptomen houden tot in de volwassenheid.
- Niet minder dan 20-30% van de personen met ADHD lijdt aan een depressieve stoornis met slechte prognose, waaronder misbruik van middelen en zelfmoord.
- ADHD wordt in Nederland nauwelijks bij allochtonen gediagnosticeerd of behandeld; dit wil niet zeggen dat er onder allochtonen geen ADHD voorkomt.
- Algemeen houdt men rekening met een erfelijke overdracht.
Kinderen
- ADHD is een veelvuldig voorkomende psychosociale/psychische aandoening bij kinderen.
- De stoornis manifesteert zich in principe vroeg in het leven.
- Naar schatting hebben 50% van de ADHD-kinderen aanzienlijke problemen in hun sociale relaties. Uit recent onderzoek is gebleken dat meer dan 30% van de kinderen met ADHD een jaar op school blijft zitten en dat 56% extra begeleiding nodig heeft. Ongeveer de helft van de ADHD-kinderen heeft ook een leerstoornis.
- Naar schatting lijdt twee derde van de ADHD-kinderen ook aan een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis.
- Onderzoek heeft tevens aangetoond dat 25-35% van de kinderen met ADHD aan een angststoornis lijdt, zoals agorafobie, paniekstoornis, obsessief-compulsieve stoornis of gegeneraliseerde angststoornis.
- Tot op heden is de term ADHD nog steeds niet duidelijk gedefinieerd.
Adolescenten
- 60% van de kinderen met klinisch gediagnosticeerde ADHD op de schoolleeftijd houdt gedurende de adolescentie ook symptomen van ADHD.
- 25-50% van deze adolescenten heeft symptomen van een oppositionele of antisociale persoonlijkheidsstoornis ontwikkeld.
- Evenveel hebben een schoolachterstand opgelopen met een historie van meer dan gemiddeld dubbelen, spijbelen, uitval zonder diploma, een lager schooltype en een lagere score op gestandaardiseerde tests.
Volwassenen
- Pas sinds kort wordt ook erkend dat ADHD bij volwassenen voorkomt. Doordat vele van deze volwassenen pas op latere leeftijd de diagnose ADHD krijgen, hebben ze vaak al vele problemen gehad. Bij volwassenen wordt voor de aandoening soms de naam Adult Attention Deficit Disorder (AADD) gebruikt.
Statistische verdeling per leeftijdscategorie
Leeftijden van personen bij wie ADHD gediagnosticeerd werd:[bron?]
- 1 t/m 5 jaar 5%
- 6 t/m 8 jaar 22%
- 9 t/m 12 jaar 35%
- 13 t/m 18 jaar 22%
- 19+ jaar 16%
Trivia
- De Nederlandse rapper Brainpower heeft een project van hem vernoemd naar de stoornis: ADHD (Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid Dopeness).
Zie ook
Literatuur
- "Het is ADHD - Alles over de kenmerken, diagnose, behandeling en aanpak thuis en op school"; Paternotte, A., Buitelaar J., Vereniging Balans/Bohnstafleu van Loghum, 2006, ISBN 9789031345649
- "Ja, ik doe het straks - Een leven met ADD"; van den Berg, L., 2008, Uitgeverij onbekend, ISBN 9789088343353
- "Kinderen met ernstige problemen"; Haxe, M., Nijboer K., Velderman H., 2002, Uitgeverij Garant, ISBN 9789044113105
- "Aandacht. Een kopzorg? - Een gids voor volwassenen met concentratieproblemen"; Nadeau, K., 2007, Uitgeverij onbekend, ISBN 9789026518010
- "Wat is die jongen druk. - Een leven met ADHD"; Klompstra, J., 2008, Uitgeverij onbekend, ISBN 9789090233963
Externe links
- Patiëntenverenigingen:
- Lotgenotencontact:
- Overige relevante links:
- PsiQ Kenniscentrum ADHD bij volwassenen
- 78 en 101 vragen Dr. Amen checklist ADD-ADHD Deze test gaat uitsluitend over de "screening" van ADD/ADHD.
- ADHD Research Centrum
- ADHD op basisschool (voor leerkrachten)
- Centrum ADHD Volwassenen
- ADHD bij Volwassenen (website met informatie)
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- º Trimbos instituut - Typen ADHD
- º Psycon.nl - ADHD, ADD en ADHD-NOS
- º Trimbos instituut - Symptomen en diagnose
- ↑ 4,0 4,1 J.J.S. Kooij, L.P. Aeckerlin en J.K. Buitelaar - Functioneren, comorbiditeit en behandeling van 141 volwassenen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD) op een algemene polikliniek Psychiatrie; Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 145 (2001) [1]
- ↑ 5,0 5,1 Gerjonne Bouwsema, oktober 2006. ADHD: dat valt niet mee! Een onderzoek naar de invloed van sociale steun op het functioneren en de kwaliteit van leven bij volwassenen met ADHD. [2]
- º Onderzoek naar ADHD en autisme spectrum stoornissen
- º (en) The Overlap of Symptoms & Findings Connecting Autism/PDD ADD/ADHD & CFS/CFIDS
- º http://users.fmg.uva.nl/hgeurts/samenvatting%20proefschrift.pdf
- º Heijden et al; Distracted from sleep – Chronic sleep onset insomnia in children with attentiondeficit/hyperactivity disorder, Universiteit Maastricht, 2006 [3]
- º Alette van Doggenaar, Klaas Vaak komt te laat - slaapproblemen bij ADHD [4]
- º McCann et al. (2007) Volledige EFSA-rapport; The EFSA Journal (2008) 660, pag. 31-33
- º Wat is er bekend over afwijkingen in de hersenen bij ADHD?
- º Trimbos instituut - Effectiviteit behandeling
- º Rappley MD. Attention deficit-hyperactivity disorder. N Engl J Med. 2005;352:165-73.
- º Haxe, M., Nijboer K., Velderman H. (2005). Kinderen met ernstige problemen. p. 19 en p. 25. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. ISBN 9044113100
- º Arns, M., de Ridder, S., Strehl, U., Breteler, M. & Coenen, A. Efficacy of Neurofeedback Treatment in ADHD: The effects on Inattention, Impulsivity and Hyperactivity: a Meta-Analysis. EEG and Clinical Neuroscience; 40(3), 180-189.(2009)
- º Gevensleben H, Holl B, Albrecht B, Vogel C, Schlamp D, Kratz O, Struder P, Rothenberger A, Moll GH & Heinrich H. Is Neurofeedback an efficacious treatment for ADHD? A randomised controlled clinical trial. Journal of Child Psychology (2009)
- º Holtmann M, Grassmann D, Cionek-Szpak E, Hager V, Panzer N, Beyer A, Poustka F & Stadler C. Spezifische Wirksamkeit von Neurofeedback auf die Impulsivitat bei ADHS – Literaturuberblick und Ergebnisse einer prospective, kontrollierten Studie. Kindheit und Entwicklung
- ↑ 19,0 19,1 Pelsser LM, Buitelaar JK. Gunstige invloed van een standaardeliminatiedieet op het gedrag van jonge kinderen met aandachtstekort-hyperactiviteitstoornis (ADHD), een verkennend onderzoek. 2002. Ned Tijdschr Geneeskd 146:2543-2547. PMID 12532668
- º INCA-studie Impact of Nutrition on Children with ADHD
- º Correlation between changes in blood fatty acid co...[Am J Clin Nutr. 2008] - PubMed Result
- º Frölich J, Döpfner M (Mar 2008). The treatment of Attention-Deficit/Hyperactivity Disorders with polyunsaturated fatty acids - an effective treatment alternative?. Zeitschrift für Kinder- und Jugendpsychiatrie und Psychotherapie 109 (16): 36.
- º Hirayama S, Masuda Y, Rabeler R (September/October 2006). Effect of phosphatidylserine administration on symptoms of attention-deficit/hyperactivity disorder in children. Agro Food 17 (5): 32–36.
- º [volwassenen ADHD Volwassenen
- º Startgroep