Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Walter Salter
Walter F. Salter was een tijd de opziener van het bijkantoor van Jehovah's Getuigen in Canada.
Door de uitbreiding van de Bijbelonderzoekers werd er op 1 januari 1918 in Winnipeg, Canada, een bijkantoor geopend van de Watch Tower Bible and Tract Society. Walter F. Salter werd aangesteld als de eerste bijkantooropziener.[1]
Jarenlang was hij een intieme vriend en vertrouweling van Joseph Franklin Rutherford, de toenmalige president van het Wachttorengenootschap van Jehovah’s Getuigen.
Vanaf januari 1926 was hij president van de Universal Radio of Canada, die uit Toronto programma’s van de Bijbelonderzoekers / Jehovah’s Getuigen uitzonden, tot de zender in maart 1928 gesloten werd.[2]
Volgens het tijdschrift The Golden Age begon Salter vanaf 1935 eigen voorstellingen te promoten, zoals ideeën over „universele redding” of de mening dat het prediken pas na „Armageddon” nodig zou zijn. Salter schreef verschillende brieven aan Adolph Ernst Knoch, de uitgever van het tijdschrift Unsearcheable Riches waarin hij zijn waardering uitte voor Knochs uitleg over de universele redding of alverzoening, en ging ook verder met de groep rond dit tijdschrift samenwerken.[3] Salter vertelde openlijk dat hij de volgende president van het Wachttorengenootschap zou worden en dat de Wachttoren zijn ideeën zou overnemen.
In zijn ijver om zijn ideeën te verspreiden, maakte hij, nadat hij was ontslagen, gebruik van briefpapier met het briefhoofd van het Wachttorengenootschap om gemeenten van Jehovah’s Getuigen in Canada en ver daarbuiten opdracht te geven om materiaal te bestuderen dat hij persoonlijk had geschreven.[4]
Deze oneerlijkheid werd hem kwalijk genomen.
In een open brief beschuldigde Salter Rutherford van drankmisbruik en een al te luxueuze levensstijl.[5]
Het Wachttorengenootschap vatte samen dat Salter een samenzwering had gesmeed „om het werk van de Heer teniet te doen en de dood van sommige dienaren van de Heer te bewerkstelligen”.[6] Uiteindelijk werd hij in 1937 door de gemeente te Toronto uitgesloten (geëxcommuniceerd).[7]
Degenen die op het bijkantoor wilden blijven, dienden in te stemmen met een resolutie waarin zij hun „geloof en loyaliteit in het Genootschap, en zijn dienaren, broeder Rutherford in Brooklyn” en Percy Chapman (de vervanger van Salter) verklaarden.[8]
Bron
|