Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Verpleegkundige aspecten bij triage
Verpleegkundige aspecten bij triage zijn belangrijk om tot een succesvol triageproces te komen. Triage is het beoordelen van de medische prioriteit van de patiënt. Op deze manier stapt men af van het oude systeem waarbij de patiënt die eerst binnenkomt, ook als eerste wordt behandeld. Op de dienst spoedgevallen is het de bedoeling dat gedurende de triage één persoon de leiding op zich neemt, de triageverpleegkundige. Het doel is om de start van het zorgproces te verbeteren. Dat kan een spoedeisendehulpverpleegkundige zijn die optreedt als triageverpleegkundige. Deze bepaalt de medische urgentie van de patiënt en stelt vast met welke dringendheid een patiënt behandeld en onderzocht dient te worden. Voor het triëren van de patiënt kunnen verschillende triageschalen gebruikt worden namelijk:
- Manchester triage systeem;
- Emergency severity index;
- Nederlandse triage standaard;
- Australian triage scale;
- Canadian triage and acuity scale.[1][2][3]
Verpleegkundige basiscompetenties bij triage
De rol van de triageverpleegkundige is veelzijdig, hierbij moet er aan verschillende competenties voldaan worden. De triageverpleegkundig moet over de nodige kennis bezitten en ervaring hebben met een breed beeld van patholgieën en verwondingen.[2]
Vaardigheden
Werken op een spoedafdeling speelt zich af met een mate van onzekerheid en vereist essentiële vaardigheden zoals kritisch denken, evaluatie en snelle besluitvorming. Een triageverpleegkundige moet deze vaardigheden hebben om te komen tot een kwaliteitsvolle besluitvorming te komen.[4]
Triagegesprek
Het triageproces start op het moment dat de patiënt zich aanmeldt op de dienst spoedgevallen. De triageverpleegkundige vangt de patiënt hier op en stelt zich zelf voor met naam en functie. De eerste indruk is hier belangrijk want het contact tussen de verpleegkundige en de patiënt is zeer kortstondig. De verpleegkundige wil volledige en correcte informatie krijgen van de patiënt. Het vertrouwen dat getoond wordt tijdens het eerste contact moet de patiënt stimuleren om informatie vrij te geven.[2] [5]
Volgende professionele aspecten spelen een belangrijke rol in de vaardigheden van de triageverpleegkundige:
- Triageverpleegkundigen zijn in staat om de communicatie op een professionele wijze te sturen in de richting van het doel: zodat de nodige informatie van het gezondheidsprobleem van de patiënt wordt verzameld.
- Triageverpleegkundigen zijn in staat om het gesprek tijdig af te ronden na het vaststellen van de urgentiecategorie. De patiënt krijgt educatie omtrent de urgentiecode en eventuele wachttijd. Mondelinge informatie wordt ondersteund door voorlichting.
- Triageverpleegkundigen zijn in staat om te gaan met emoties van ontevredenheid, waaronder onzekerheid en lange wachttijden.
- Triageverpleegkundigen zijn in staat om het triageproces zowel mondeling als schriftelijk te rapporteren.
- Triageverpleegkundigen kennen het gebruik van het gehanteerde triagesysteem.
- Triageverpleegkundigen zijn in staat om het triagegesprek aan de hand van een beslissingsondersteunend programma uit te voeren.[5]
Ervaring
Theoretische kennis en het verwerven van sociale vaardigheden groeit naarmate men een langere werkervaring heeft. Er is een onderscheid tussen ervaren en minder ervaren triageverpleegkundigen. Ervaren triageverpleegkundigen halen informatie uit de kennis die ze opgedaan hebben en het contact met de patiënt. Onervaren verpleegkundigen zijn minder in staat in het (h)erkennen van gedrag geassocieerd met symptomen waarmee de patiënt zich aanmeldt. Waarbij een beslissing nemen op basis van objectieve gegevens gecombineerd met andere weergeven informatie vlotter verloopt bij een ervaren triageverpleegkundige.[6]
Triagebeslissing
De triageverpleegkundige zal de patiënt moeten observeren waarbij het uiterlijk en gedrag van de patiënt veel verteld over zijn fysiologische en psychologische toestand. Hierbij let men op het volgende:
- De mobiliteit van de patiënt bij het naderen van de spoedafdeling. Is deze normaal of beperkt? Indien beperkt, op welke manier?
- Lijkt de patiënt ziek?
- Hoe is het gedrag van de patiënt?
Hierna moet het ABCDE principe volledig overlopen. Ook andere risicofactoren worden aangehaald tijdens triage.[7]
Barrières
Het volledig uitvoeren van een goede en efficiënte triage is afhankelijk van:
- het aantal aanwezige patiënten;
- toegewezen urgentiecategorie van de patiënten;
- beschikbaarheid van het team;
- het vermogen tot het gebruik van hulpmiddelen in het ziekenhuis;
- het kunnen uitvoeren van onderzoeken.
De kwaliteit van de triage wordt beïnvloed door het soort meetschaal, de gevolgde opleiding en ervaring en de beschikbare tijd.[8]
Verpleegkundige aandachtspunten bij het scoren
Onzekerheid van de triageverpleegkundige
Onderzoek heeft aangetoond dat verpleegkundigen hun triagescore voornamelijk baseren op basis van parameters (75%), 20% op basis van diagnose en een kleinere groep (5%) op basis van klinische blik. Er zijn zelfs verpleegkundigen die enkel triëren op basis van probleemstelling en geen rekening houden met parameters. De meeste verpleegkundigen triëren altijd op dezelfde manier. Vaak worden er ook zaken nagevraagd zoals allergieën, laatste menstruatie en gewicht. Onderzoek wijst uit dat deze bevragingen tijdens het triëren zelf, onnodig zijn en zelfs de tijd die je nodig hebt om de triage uit te voeren enkel maar verlengt. Toch vinden de triageverpleegkundigen dat die informatie hen vaak helpt om zich een beter beeld te kunnen scheppen van het ziektebeeld van de patiënt.[9][10]
De verpleegkundige die de triage uitvoert, moet uiteraard duidelijk aanwezig zijn en ervoor zorgen dat alle patiënten die zich aanmelden op spoedgevallen binnen de 10 minuten getrieerd zijn. De eigenlijke triage zal gebeuren door middel van een snelle beoordeling (2-5 minuten). Lange gesprekken zouden moeten worden vermeden. De ontwikkelaars van verschillende triagesystemen beweren zelfs dat een volledige bevraging op het moment van het triëren niet nodig is. De informatie die een triageverpleegkundige in eerste instantie moet kunnen verkrijgen, is diegene die nodig is om de patiënt in de correcte triagecategorie in te delen.[11]
Het is bewezen dat het correct herkennen van ernstige pathologieën in combinatie met het tijdig behandelen hiervan, de mortaliteit bij kritisch zieke patiënten vermindert. De objectieve parameters in combinatie met de zintuigen van de triageverpleegkundige (kijken, luisteren, voelen en zelfs ruiken) zorgen ervoor dat er een beter beeld kan worden geschept van abnormaliteiten.[7]
Volgend stroomdiagram is een algemeen hulpmiddel voor de triageverpleegkundige. Aan de hand hiervan kan hij/zij op een systematische wijze het triageproces doorlopen en zelfs bij grote drukte toch gestructureerd te werk gaan.[7]
Algemeen voorkomen
Een erg belangrijk onderdeel binnen de triage is het algemeen voorkomen van de patiënt. Hiermee worden simpele alledaagse zaken bedoeld zoals bijvoorbeeld de mobiliteit van de patiënt, hoe de patiënt zich gedraagt en of de patiënt er ziek uit ziet.[7]
ABCDE-benadering
De ABCDE-benadering is bij ieder triagesysteem een erg belangrijk gegeven. Volgende figuur kan dan ook toegepast worden op ieder triagesysteem dat gebruikmaakt van vijf categorieën:
- Airway: Hierbij moet er gelet worden op zaken zoals nekletsels en luchtwegobstructies. Het is belangrijk dat de triageverpleegkundige de mond inspecteert en let op eventuele abnormale geluiden zoals stridor, wheezing en snurken.
- Breathing: Een belangrijke parameter hierbij is de ademhalingsfrequentie, alsook de ademhalingsarbeid. Hier wordt gelet op zaken zoals huidskleur en afwijkende longgeluiden. Een saturatiemeter is hierbij een handig hulpmiddel.
- Circulatie: Hierbij moet er worden gelet op eventuele tekenen van shock. Triageverpleegkundigen controleren de pols, eventueel de bloeddruk en de verpleegkundige dient na te gaan of de patiënt koud of klam aanvoelt.
- Disability: Dit kan worden geëvalueerd door bijvoorbeeld de Glasgow Coma Schaal (GCS). Eventueel bewustzijnsverlies en de pijnscore van de patiënt moeten ook steeds in rekening gebracht worden. Bewustzijnsveranderingen zijn een belangrijke parameter voor het herkennen van ernstige ziekten of kwetsuren.
- Exposure: Onder dit luik vallen voornamelijk huidafwijkingen en zaken zoals hypo- en hyperthermie.[7][12]
Als er zich meerdere patiënten tegelijkertijd aanmelden aan de triageruimte, moeten de patiënten met ademhalingsproblemen eerst getrieerd worden. Hierna volgen de patiënten met circulatoire problemen.[7]
Communicatie met de patiënt op de spoedgevallendienst
Wat wil de patiënt weten?
De patiënt die op de spoedgevallendienst komt, zit vaak met veel onzekerheden, vragen en angst. Om deze patiënten te ondersteunen en de nodige informatie te geven is het belangrijk om te weten welke informatie de patiënten van de verpleegkundige verwachten. De patiënten willen voornamelijk informatie in verband met hun triagecategorie, waarom ze hierin ingedeeld zijn en wat de gevolgen hiervan zijn o.a. op hun wachttijd. Ook vinden patiënten het belangrijk dat ze weten waar ze naartoe moeten indien hun situatie verergert.[13][14]
Barrières bij communicatie
Triage is een complex proces waarbij verschillende barrières kunnen optreden die een bedreiging vormen voor efficiënte communicatie. Het is belangrijk dat de verpleegkundige op de hoogte is van deze barrières. Hoe beter de verpleegkundige deze barrières begrijpt, hoe beter haar communicatie en de kwaliteit van de informatie die ze verzamelt.[7][2]
Barrières die communicatie gedurende triage kunnen beïnvloeden zijn:
- fysieke omgeving;
- taal;
- non-verbale gedragingen;
- tijdsdruk;
- culturele verschillen;
- verwachtingen en veronderstellingen van de patiënt;
- aard van het gezondheidsprobleem;
- emoties.[7][2]
Patiënt-gerichte communicatie
Roter en Hall hebben twee communicatiestijlen geïdentificeerd die op de spoedgevallendienst toegepast worden gedurende het triageproces, namelijk patiënt-gerichte communiatie en verpleegkundig-gerichte communicatie. Patiënt-gerichte communicatie focust zich op de inbreng van de patiënt gedurende het triagegesprek. Deze communicatiemethode wordt dan ook gezien als degene die de verpleegkundige zal moeten toepassen. Het belangrijkste aspect binnen deze communicatiemethode is dat de verpleegkundige open vragen stelt aan de patiënt. Verpleegkundig-gerichte communicatie richt zich op de noden van de verpleegkundige, voornamelijk het zo snel mogelijk triëren van de patiënt, en beperkt hierdoor de inbreng van de patiënt.[15]
Scripting
Scripting is een communicatiemethode die door veel verpleegkundigen reeds onbewust toegepast wordt. Bij scripting, of ook wel het gebruik van sleutelwoorden, geven verpleegkundigen steeds dezelfde boodschap weer bij het uitvoeren van een bepaalde handeling. Zo hebben verpleegkundigen vaak een bepaalde zin die ze gebruiken om patiënten gerust te stellen voordat ze een infuus plaatsen. Ook tijdens triage kan er gebruikgemaakt worden van scripting. Het is namelijk een eenvoudige methode om patiënten geïnformeerd te houden en verbetert de relatie tussen de patiënt en de verpleegkundige.[16]
Algemene aandachtspunten tot goede communicatie
- De triageverpleegkundige dient zich steeds voor te stellen aan de patiënt en familie met je naam en functie.
- Non-verbale communicatie zoals oogcontact, lachen en intonatie zijn een belangrijke bijdrage tot een efficiënte communicatie.
- De verpleegkundige informeert de patiënt over de te verwachten wachttijd.
- De verpleegkundige wordt aangeraden om informatie meermaals te herhalen. De angst die komt kijken bij een opname op de spoedgevallendienst, zelfs in een niet-urgente situatie, doet het vermogen om te onthouden wat er gezegd is dalen.
- De verpleegkundige kan de patiënt aanmoedigen om zelf vragen te stellen, dit kan door het gebruik van open vragen zoals ‘welke vragen heeft u nog voor mij?’. Wanneer de verpleegkundige geen duidelijk antwoord op de gestelde vraag weet, dient dit te worden erkend aan de patiënt.[17][18]
Pijn op de spoedgevallendienst
Het begrip pijn
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) beschrijft pijn als een onaangename sensorische en emotionele ervaring die geassocieerd wordt met werkelijke of potentiele weefselschade of beschreven in termen van dergelijke schade. Pijn is een subjectief gegeven, waardoor elke persoon anders reageert op pijn en deze verschillend ervaart.[19]
Het belang van pijnherkenning
Pijn is de meest voorkomende klacht waarmee patiënten zich presenteren op de spoedafdeling. Dit toont aan dat de triageverpleegkundige dit symptoom moet herkennen, beoordelen en eventueel behandelen. Dit is niet altijd even eenvoudig voor de verpleegkundige, aangezien pijn subjectief is. Bijgevolg kan hij/zij enkel afgaan op wat de patiënt verteld.[20][21][22]
Het niet behandelen van pijn beïnvloedt de patiënt zowel fysiologisch als psychologisch, verlengt de tijd die de patiënt in het ziekenhuis moet verblijven en verhoogt de kosten. Om deze reden werd “pijn” een aantal jaar geleden ingevoerd als het vijfde vital sign. Samen met de temperatuur, ademhalingsfrequentie, pols en bloeddruk wordt het gebruikt om de toestand van de patiënt te beoordelen.[20][22]
Pijnbeoordeling
Zoals eerder vermeld is pijn een subjectief gegeven. De verpleegkundige moet de pijn van de patiënt beoordelen aan de hand van wat hij/zij als pijn ervaart. Hoe pijn ervaren wordt is afhankelijk van verschillende factoren zoals demografische factoren: leeftijd, geslacht, etniciteit, ziekteverzekering; sociale factoren; psychologische factoren: angst, functiebeperking en vorige en frequentie van bezoek aan de spoedgevallendienst.[23][24]
Het beoordelen van pijn op een spoedgevallendienst verloopt meestal via zelf – rapportage van de patiënt. Zoals hierboven beschreven zijn er verschillende factoren die deze rapportage kunnen beïnvloeden. Om de rapportage vlot te laten verlopen wordt gebruikgemaakt van pijnschalen. Veel gebruikte schalen zijn de VAS – schaal, gezichtsschalen, kleur schalen, visuele ‘thermometers’, … Welke schaal gebruikt wordt, is afhankelijk van de patiënt.[23][24]
Kinderen
De beoordeling van pijn bij kinderen verloopt verschillend met die van volwassenen en in de meeste gevallen ook moeilijker. De eerste moeilijkheid is het verminderd communicerend vermogen van kinderen. Omwille van hun leeftijd is hun spraak nog niet of niet goed ontwikkeld. Ook hun cognitieve ontwikkeling laat het niet toe om na te denken over pijn en dit over te brengen aan anderen. Als tweede geeft het gedrag van kinderen niet altijd een goede meting van de intensiteit van hun pijn. De laatste moeilijkheid is het verschil in betekenis van het gedrag van een kind. Zo kan het zijn dat een kind huilt omdat het pijn heeft, maar ook omwille van angst, een manier om zijn/haar aandacht af te leiden van de pijn. Dit maakt het voor hulpverleners moeilijker om pijn bij kinderen te beoordelen.[19]
Om pijn bij kinderen te beoordelen worden voornamelijk drie methode gebruikt, namelijk zelfrapportage (door het kind of ouders), observatie en gedragsschalen.[19]
Zie ook
Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Triage op Wikimedia Commons.
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- º Boel, M.G., Machielse, P., Lichtveld, R.A., & Bierens, J.J.L.M. (2013). Leerboek spoedeisende hulp verpleegkunde. Amsterdam: Reed Business.
- ↑ 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 Ganley, L. & Gloster, A.S. (2011). An overview of triage in the emergency department. Nursing Standard, 26 (12), 49 – 56.
- º Van Gunst, S. (2012). Medische achtergronden bij triage. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
- º Noon, A.J. (2014). The cognitive processes underpinning clinical decision in triage assessment: A theoretical conundrum? International Emergency Nursing, 22 (1), 40–46.
- ↑ 5,0 5,1 Nederlandse Vereniging Spoedeisende Hulp Verpleegkundigen. (2005). Richtlijn triage op de spoedeisende hulp. Alphen aan den Rijn: Van Zuiden.
- º Sanders, S, (2014). Making better decisions during triage. Emergency Nurse, 22 (6), 14-19.
- ↑ 7,0 7,1 7,2 7,3 7,4 7,5 7,6 7,7 Australian Government Department of Health and Ageing. (2009). Emergency Triage Education Kit: Triage Workbook. Gevonden op het internet op 3 maart 2015: www.health.gov.au/publicat.html.
- º Desmettre, T., Baron, A.F., Capellier, G. & Tazarourte, K. (2013). L’infirmière organisatrice de l’accueil (IOA): Rôle et fonctions. Réanimation, 22 (6), 610 – 615.
- º Castner, J. (2011, juli). Emergency department triage: What data are nurses collecting? Journal of emergency nursing, 37 (4), 417-422.
- º Hald, V., & Barylak, M. (2013, april). Primary triage in ED. Scandinavion Journal of Trauma, Resuscitation and Emergency Medicine, 21 (2), A8.
- º Van Veen, M., & Moll, H. (2009, augustus). Reliability and validity of triage systems in paediatric emergency care. Scandinavion Journal of Trauma, Resuscitation and Emergency Medicine, 17 (1), 1-8.
- º Alkemade, A.J. (2010). Een systematische benadering van de acuut zieke of gewonde patiënt. Nootdorp: ABCDE training & consult.
- º Ekwall, A. (2013). Acuity and anxiety from the patient’s perspective in the emergency department. Journal of Emergency Nursing, 39 (6), 534 – 538.
- º Kington, M. & Short, A. E. (2010). What do consumers want to know in the emergency department? International Journal of Nursing Practice, 16 (4), 406 – 411.
- º Berry, J.A. (2009). Nurse practitioner/patient communication styles in clinical practice. Journal for Nurse Practitioners, 5 (7), 508 – 515.
- º Foley, A. (2011). Talking the talk in triage. Journal of Emergency Nursing, 37 (2), 205-206.
- º Cameron, K.A., Engel, K.G., McCarthy, D.M., Buckley, B.A., Kollar, L.M.M., Donlan, S.M. et al. (2010). Examining emergency department communication through a staff-based participatory research method: identifying barriers and solutions to meaningful change. Annals of Emergency Medicine, 56 (6), 614 – 622.
- º Curtis, K., & Wiseman, T. (2008). Back to basics: essential nursing care in the ED part one. Australasian Emergency Nursing Journal, 11 (1), 49 – 53.
- ↑ 19,0 19,1 19,2 Rajasagaram U., Taylor D., Braitberg G., Pearsell J. & Capp B. (2009). Pediatric Pain Assessment: Differences between triage nurse, child and parent. Jounal of Paediatrics and Child Health, 45, 199 – 203.
- ↑ 20,0 20,1 Patrick, P. A., Rosenthal, B. M., Lezzi, C. A., Brand, D. A. (in press). Timely pain management in the emergency department. The Journal of Emergency Medicine, 1 – 7.
- º Shaban, R. Z., Holzhauser K., Gillespie K., Huckson S., Bennetts, S. (2012). Characteristics of effective interventions supporting quality pain management in Australian emergency departments: An exploratory study. Australasian Emergency Nursing Journal, 15 (1), 23 – 30.
- ↑ 22,0 22,1 Wheeler, E., Hardie T., Klemm, P., Akanji I., Schonewolf E., Scott J., et al. (2010). Level of pain and waiting time in the emergency department. Pain Management Nursing, 11 (2), 108 – 114.
- ↑ 23,0 23,1 Marco, C. A., Nagel, J., Klink, E., Baehren, D. (2012). Factors associated with self – reported pain scores among ED patients. The American Journal of Emergency Medicine, 30 (2), 331 – 337.
- ↑ 24,0 24,1 Marco, C. A., Kanitz, W., Jolly, M. (2013). Pain scores among emergency department (ED) patients: comparison by ED diagnosis. The Journal of Emergency Medicine, 44 (1), 46 – 52.