Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Brughagedissen

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Tuatara's)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Brughagedissen oftewel tuatara's oftewel Sphenodontidae zijn een familie van reptielen en de enige nog levende vertegenwoordigers uit de orde Sphenodontia.

Brughagedissen behoren ondanks de naam en de sterke uiterlijke gelijkenis niet tot de hagedissen maar vormen een aparte groep binnen de reptielen. De reden hiervoor is dat ze de eerste nog bestaande afsplitsing vertegenwoordigen van de tak die naar de moderne hagedissen voert. Daarvan getuigt ook de afwijkende anatomie die nog vele oorspronkelijke kenmerken toont die bij de hagedissen verdwenen zijn. De buikribben bijvoorbeeld zijn verbeend, net als bij eerdere vissen, een kenmerk dat alle andere Tetrapoda behalve de krokodillen tegenwoordig hebben verloren en de schedel is gedurende 200 miljoen jaar niet veel veranderd. Brughagedissen worden door deze "primitieve" kenmerken en het feit dat ze de enige moderne vorm van de groep zijn, wel levend fossiel genoemd.

In het Trias en het Krijt leefden er vele verschillende soorten sphenodontiden maar allemaal zijn ze op de twee nog levende soorten na uitgestorven. De andere sphenodontiden zijn niet recentelijk verdwenen maar alleen bekend als fossiel en wellicht al 60 miljoen jaar geleden uitgestorven. De twee moderne soorten zijn daarnaast sterk verwant en nauwelijks te onderscheiden. Dit artikel beschrijft daarom tenzij anders vermeld alleen de twee moderne soorten, die voor het gemak met "de brughagedis" worden aangeduid.

De brughagedis is endemisch in Nieuw-Zeeland en komt nergens anders ter wereld voor. Het lichaam is grijsgroen tot bruin van kleur en de lengte varieert van 40 tot 60 centimeter. Alleen grotere mannetjes bereiken een maximale lengte van ongeveer 80 centimeter. De brughagedis is aangepast aan een koel klimaat, in tegenstelling tot vrijwel alle andere reptielen. Het reptiel trekt zich gedurende een groot deel van het leven terug in holen.

De brughagedis geniet enige bekendheid onder het grote publiek omdat het dier lange tijd zeer sterk bedreigd was. Vooral in de jaren zeventig kregen de reptielen veel publiciteit omdat ze op het punt van uitsterven stonden.

De brughagedis wordt streng beschermd en werd al in 1895 geclassificeerd als bedreigde diersoort. Dit is indirect aan de mens te danken; de meegebrachte ratten hebben de brughagedis bijna uitgeroeid door de eieren op te eten. Tegenwoordig komt het reptiel alleen voor op 32 eilandjes. Er zijn projecten opgezet om de brughagedis terug te brengen naar de hoofdeilanden, door exemplaren in goed afgeschermde en beheerde natuurgebieden te introduceren, zoals in Karori Wildlife Sanctuary.

Naam

De wetenschappelijk naam Sphenodon punctatus betekent letterlijk wigvormige tand (sphenos-odon) met vlekjes (punctatus). De soortnaam van de brughagedis van North Brother Island (guentherii) is een ode aan de Duitse bioloog Albert Günther. De naam tuatara komt uit de Maoritaal en betekent stekelige rug. De Nederlandse naam brughagedis slaat op de slaapbogen die als een brug over de schedel lopen en bij de reptielen alleen bij de brughagedis voorkomen.

In sommige talen zoals het Pools en het Tsjechisch wordt het dier Hatteria genoemd naar de verouderde wetenschappelijke naam, zie ook onder het kopje taxonomie.

Evolutie

De brughagedis werd na zijn ontdekking in 1831 eerst tot de hagedissen gerekend. In 1867 beschreef Albert Günther, curator van het British Museum in Londen, een geconserveerd exemplaar. Hij concludeerde dat de brughagedis vanwege de afwijkende bouw van de schedel niet tot de hagedissen behoorde en classificeerde de brughagedis in de Rhynchocephalia, een groep reptielen met een vogel-achtige bek; in 1925 gaf Samuel Wendell Williston postuum[1] de brughagedissen en verwanten een eigen orde: de Sphenodontia. Deze landbewonende reptielen waren tot die tijd alleen bekend van fossielen waardoor de brughagedis vaak als levend fossiel wordt beschreven.

Deze typering is in zoverre correct dat de huidige twee soorten de laatste vertegenwoordigers zijn van een veel grotere groep. Aan de andere kant zat er een element van willekeur in Günthers keuze om ze niet bij de hagedissen in te delen; hij had dat laatste begrip ook met deze eerdere aftakking kunnen uitbreiden.

Ook wat de bouw betreft, vertegenwoordigen de huidige soorten een tamelijk oorspronkelijke morfologie. De tegenwoordige brughagedis lijkt waarschijnlijk sterk op zijn voorouders uit het late Trias, zo'n 200 miljoen jaar geleden, terwijl veel andere groepen reptielen soorten hebben voortgebracht met een veel grotere verscheidenheid in vorm, die afwijkt van hun hagedisachtige voorouders, zoals de schildpadden, vogels en krokodilachtigen. De uitgestorven Spehonodontidae toonden echter een grotere variatie; de brughagedis heeft het als niet-gespecialiseerde soort wellicht wat langer volgehouden.

In tegenstelling tot wat wel wordt beweerd is de brughagedis niet 'de laatste dinosauriër'. Het reptiel is ook geen directe verwant van de dinosauriërs. Uit het cladogram links blijkt dat de brughagedissen sterker verwant zijn aan de schubreptielen (hagedissen en slangen) dan aan de krokodilachtigen en de vogels. De Sphenodontia zijn, binnen de Lepidosauria, (de enige nog levende tak van de Lepidosauromorpha), een zustergroep van deze Squamata. Omdat de brughagedissen ten opzichte van de hagedissen een vroegere afsplitsing vormen, bewaren ze enkele oorspronkelijke kenmerken in het skelet die bij de laatste weer verdwenen zijn maar bij krokodillen en vogels ook nog voorkomen. Een gemeenschappelijk kenmerk daarentegen van de brughagedissen als groep en de hagedissen (maar dat bij de slangen weer is verdwenen) is het vertonen van caudale autotomie, het vermogen om de staart af te werpen ter verdediging.

De brughagedissen hebben echter ook geheel eigen kenmerken ontwikkeld en in dat opzicht is de typering "levend fossiel" geheel ten onrechte. Men zou bij voorbeeld verwachten dat de brughagedis gezien de langzame groei, stofwisseling en voortplanting zich heel langzaam heeft geëvolueerd maar uit onderzoek blijkt dat het DNA van de brughagedis een snellere moleculaire verandering heeft doorgemaakt dan bij enig ander gewerveld dier ooit is vastgesteld.

Uit onderzoek naar fossielen blijkt dat de Sphenodontidae vermoedelijk al bestonden in het vroege Trias, binnen de Sphenodontia als zustergroep van de Pleurosauridae, en een grote soortenrijkdom kenden tot het Jura. De vele uitgestorven soorten vertonen een brede verscheidenheid in uiterlijk en levenswijze, een voorbeeld is de herbivore en in het water levende Ankylosphenodon. De meeste Sphenodontidae verdwenen weer in het Krijt, maar we weten uit recente vondsten dat lokaal de vormenrijkdom bewaard bleef. Een voorbeeld is de ongeveer één meter lange Priosphenodon avelasi, waarvan fossielen werden gevonden in Patagonië in Zuid-Amerika. Van alle fossielen van viervoetigen waren in dat gebied de brughagedissen toen het best vertegenwoordigd[2].

In het Paleogeen moet het aantal soorten sterk zijn teruggelopen. De brughagedissen zouden overal ter wereld uitsterven, wellicht weggeconcurreerd door de hagedissen, met als uitzondering, kennelijk door de geïsoleerde ligging, Nieuw-Zeeland. De geïsoleerde ligging van Nieuw-Zeeland heeft wel meer dieren voortgebracht die een meer oorspronkelijke bouw hebben ten opzichte van andere soorten, maar zich toch blijken te hebben gespecialiseerd, een voorbeeld zijn de kikkers uit het geslacht Leiopelma.


Verspreiding en habitat

De brughagedis is endemisch in Nieuw-Zeeland en komt tegenwoordig nergens anders ter wereld voor. De twee soorten hebben ieder hun eigen verspreidingsgebied. Vroeger kwamen beide soorten voor in een veel groter gebied van Nieuw-Zeeland maar door de introductie van de Polynesische rat (Rattus exulans), die de eieren en juvenielen opeet, zijn beide soorten in aantal gedecimeerd. Ook de Maori, de oorspronkelijke bewoners van de eilanden, heeft de brughagedis in aantal en verspreidingsgebied teruggedreven door wildvang voor menselijke consumptie.

De brughagedis van North Brother Island (Sphenodon guntheri) komt van nature alleen voor op North Brother, in 1998 zijn 20 volwassen en 34 juveniele exemplaren uitgezet op Somes.

De gewone brughagedis (Sphenodon punctatus) heeft een veel grotere verspreiding en komt voor op Noordereiland en op de volgende eilanden of groepen van eilanden (aantal eilanden binnen een groep tussen haakjes): de Aldermen-eilanden, Cuvier, de Hen and Chicken-eilanden (5), Karewa, Little Barier, de Mercury- eilanden (4), Whale, Moutoki, Plate, de Pour Knights eilanden (5), Takapourwea, Titi en de Trios-eilanden (3). Een bijzonderheid is dat in 1990 en 1991 op een aantal eilanden alle individuen in verzekering werden gesteld om zo de Polynesische rat te kunnen verdelgen. Op de eilanden konden zo vele rattenvallen worden uitgezet om de rat uit te roeien zonder de brughagedis in gevaar te brengen, zie ook onder het kopje bescherming en behoud.

De eilanden van Nieuw-Zeeland hebben een rotsige ondergrond en veel kliffen, het is er permanent koel en vochtig en er heerst een sterke wind die een grote rol speelt in het klimaat van de eilanden. De luchtvochtigheid is ongeveer 80% en de temperatuur schommelt overdag tussen ongeveer 15 tot 20 graden en komt zelden boven de 21 graden Celsius. 's Nachts regelmatig naar rond het vriespunt. Het is er eigenlijk helemaal niet geschikt voor reptielen maar de brughagedis heeft zich aangepast op dergelijke barre omstandigheden, zie ook het kopje gedrag. Het is echter niet het enige reptiel dat op Nieuw-Zeeland leeft, ook 51 soorten hagedissen als skinken en gekko's en 3 soorten slangen hebben zich in Nieuw-Zeeland kunnen handhaven. Veel van deze soorten komen echter niet voor in het leefgebied van de brughagedis.

De habitat van de brughagedis bestaat uit schrale, weinig begroeide delen in kuststreken waar bepaalde stormvogels hun nesten maken. Het betreft verschillende soorten zoals de kleine pijlstormvogel (Puffinus assimilis) en de duifprion (Pachyptila turtur). Dit zijn tot ongeveer 30 centimeter lange vogels die behoren tot de buissnaveligen of stormvogelachtigen (Procellariformes). In de nestholen kan de brughagedis makkelijk schuilen maar hij graaft ook wel zijn eigen holen, zie ook onder het kopje gedrag.

Kenmerken

De brughagedis lijkt uiterlijk op een hagedis maar wijkt daar inwendig sterk van af. Zo is het hart primitief, lijkt het skelet op dat van vogels en krokodilachtigen en hebben de mannetjes in tegenstelling tot vrijwel alle andere reptielen geen penis. De hersenen zijn vergelijkbaar met die van amfibieën . De overeenkomsten met de hagedissen bestaan uit de vier gebogen poten, een relatief grote kop en een lange staart. Van de achterzijde van de kop loopt een stekeltjeskam van huidflapjes die doorloopt over de rug en na een kleine onderbreking op de staartwortel doorloopt op de staart. Bij de vrouwtjes is deze kam onderontwikkeld, met slechts hier en daar zichtbare stekels. Aan de onderzijde van de flanken is een lichtere, dunne huidplooi aanwezig. De buik is lichter tot witgeel. Juvenielen zijn bruin tot grijs en hebben een gestreepte keel en een gevlekte staart.

Door de grote stompe kop, het enigszins gedrongen lichaam, de stekelkam op de rug en staart en de relatief lange poten heeft de brughagedis morfologische kenmerken die doen denken aan leguanen maar het lichaam is plomper. De langwerpige en in rijen gerangschikte verdikkingen in de huid en de duidelijk gesegmenteerde en gestekelde staart hebben iets weg van een krokodil.

De lengte van de kleinere vrouwtjes is ongeveer 40 centimeter, mannetjes worden groter tot ongeveer 60 cm. De maximale lengte kan bij mannetjes oplopen tot bijna 80 cm[3]. De brughagedis van North Brother Island blijft iets kleiner dan de brughagedis.

Zintuigen

De ogen hebben twee typen lichtgevoelige cellen om zowel 's nachts als overdag goed te zien. Ze kunnen zich onafhankelijk van elkaar focussen. De retina heeft een tapetum lucidum, een reflecterend laagje dat licht weerkaatst om 's nachts beter te kunnen zien. Dit laagje komt ook voor bij katachtigen, runderen en krokodilachtigen en doet de ogen oplichten bij belichting in het donker. Het oog heeft naast de normale oogleden een zogenaamd knipvlies, dit is een doorzichtig membraan dat over het oog wordt geschoven vanuit de ooghoek.

De brughagedis heeft een zogenaamd derde oog (pariëtale oog) bovenop de kop. Dit is niet uniek, veel reptielen en amfibieën bezitten een dergelijk orgaan, maar het orgaan is bij de brughagedis wel het duidelijkst te zien. Vooral bij de jonge dieren is het derde oog goed waarneembaar doordat het bedekt is met een doorzichtige schub die bij de volwassen exemplaren dikker en minder transparant wordt. De functie is niet precies bekend, het oog kan waarschijnlijk slechts grove lichtverschuivingen waarnemen zoals een aanstormende roofvogel maar kan geen beelden vormen. Biologen vermoeden dat het oog ook gebruikt wordt om het dag- en nachtritme te bepalen. Het oog heeft een lens en een retina met staafvormige structuren. Aan de bovenzijde van de schedel zit een klein gaatje waar de zenuw van het derde oog naar de pijnappelklier loopt. Dit deel van de hersenen regelt onder andere het dag- en nachtritme.

De gehoororganen zijn net als bij de schildpadden gedegenereerd, er is geen uitwendige gehooropening en geen trommelvlies aanwezig. De brughagedis reageert wel op geluiden tussen 100 tot 800 Hertz, met een piek van 40 decibel op 200Hz[4].

Inwendige anatomie

Uitwendig mag de brughagedis veel overeenkomsten vertonen met de hagedissen, inwendig zijn er grote verschillen in bouw en ontwikkeling van de organen. Een voorbeeld van een orgaan dat niet te vergelijken is met dat van andere reptielen is het hart door de primitieve bouw.

Schedel en gebit

De brughagedis heeft geen echte tanden maar tand-achtige uitsteeksels van het kaakbeen, wat acrodont wordt genoemd. De tanden worden niet vervangen, zoals bij slangen en krokodilachtigen. Hierdoor is aan de conditie van het gebit af te lezen hoe oud een exemplaar ongeveer is. Heel oude dieren hebben helemaal geen tanden meer en moeten zachter voedsel eten. De onderkaak heeft een enkele rij tanden, de bovenkaak heeft een dubbele rij en bij een gesloten bek passen de tanden van de onderkaak precies tussen die in de bovenkaak wat voor een schaar-achtig mechanisme zorgt. Het vierkantsbeen is onbeweeglijk zodat de kaken zich maar beperkt kunnen openen. Dit in tegenstelling tot de hagedissen en met name de slangen, deze laatste kunnen hun bek juist extreem ver opensperren zodat ze heel grote prooien kunnen eten. Bij het kauwen worden zowel op- en neer gaande bewegingen als voor- en achterwaartse bewegingen gemaakt. De voorzijde van de bovenkaak is snavel-achtig omlaag gekromd, een homologie met de voorouders van de vogels.

De schedel van de brughagedis is kenmerkend en heeft naast de oogkassen aan iedere zijde van de schedel twee openingen die slaapvensters worden genoemd en oorspronkelijk zijn voor de diapsiden. Uit bestudering van de fossielen weten we dat bij de meeste groepen diapsiden de schedel in de loop van de evolutie aangepast is toen ze zich verder specialiseerden. Bij de brughagedis zijn echter alle oorspronkelijke hoofdkenmerken behouden. De openingen zijn erg groot zodat de verbindende schedeldelen relatief smal zijn en dienen als aanhechtingspunten voor de kaakspieren. Deze brug-achtige verbindingen worden de slaapbogen genoemd en zijn in tegenstelling tot alle andere reptielen niet gedegenereerd maar volledig. Een ander relict is het gaatje in de bovenzijde van de schedel waardoor de zenuw loopt die het derde oog verbindt met de hersenen

Skelet

Het skelet van de brughagedis heeft enkele afwijkende kenmerken ten opzichte van hagedissen en de combinatie hiervan is uniek binnen de reptielen. Het skelet vertoont gemeenschappelijke kenmerken met zowel dinosauriërs (schedel), vissen (wervelkolom), krokodilachtigen (bouw schouder- en bekkengordel) als vogels (schedel en ribben). De bouw van het bekken- en schoudergordel stelt het dier in staat om op de poten te gaan staan, net zoals krokodilachtigen kunnen. Meestal doet de brughagedis dat niet en kruipt net als hagedissen door de poten zijwaarts te houden en de buik over de grond te slepen. Net als krokodilachtigen lopen de ribben door tot op de buik (gastralia) waar ze een plaat-vormige structuur aannemen.

Levenswijze

Een van de voor de brughagedis unieke kenmerken is de tolerantie voor zeer lage temperaturen, de ideale omgevingstemperatuur ligt rond de 16 tot 21 graden Celsius[3]. De gemiddelde lichaamstemperatuur is lager dan die van de omgeving en varieert gedurende de dag van 6.2 to 13.3 graden. Tot een temperatuur van ongeveer 7 graden blijft de brughagedis actief en de ideale lichaamstemperatuur ligt rond de 12 graden. De lichaamstemperatuur van hagedissen is ongeveer is ongeveer 20 graden. Als de temperatuur de 24 graden nadert begint de brughagedis tekenen van ongemak te vertonen en bij een temperatuur van 28 graden of hoger sterft het dier aan oververhitting. In het natuurlijke leefgebied van de brughagedis bereikt de temperatuur zelden een waarde van meer dan 21 graden.

De brughagedis is een sloom dier dat wat betreft motoriek doet denken aan salamanders en niet aan reptielen. Ook het metabolisme is erg traag, wat als nadeel heeft dat het meer dan tien jaar duurt eer de brughagedis volwassen is. Het voordeel is dat het dier zeer oud kan worden. De brughagedis is nachtactief maar zont af en toe wel bij de uitgang van het hol om de lichaamstemperatuur te verhogen. De brughagedis is een typische bodembewoner die nooit klimt en niet zwemt.

Overdag wordt geschuild in zelfgegraven holen die met de voorpoten worden uitgegraven en ook de nesten van vogels worden gebruikt. Het betreft meestal de holen van de duifprion, de vogel duldt de brughagedis, maar van een symbiotische relatie is geen sprake; soms eet het reptiel een ei of een jonge vogel op. Het verblijf in het nest heeft als voordeel dat de vogelmest (guano) ongewervelden als miljoenpoten, krekels, kevers en spinnen aantrekt, het voedsel van de brughagedis. De brughagedis leeft solitair en verdedigt het hol tegen indringers. De brughagedis is bijterig bij aanraking en laat niet snel los maar is erg vasthoudend.

Voortplanting en ontwikkeling

Het meest opvallende aan de voortplanting en ontwikkeling van de brughagedis is de traagheid. Het duurt al tussen de 10 en 20 jaar voor een brughagedis volwassen is en zich kan voortplanten[3]. De tijd tussen copulatie en de uitkomen van het juveniel duurt 1 tot 3 jaar, waardoor de brughagedis zich slechts om de 3 tot 4 jaar kan voortplanten wat uitzonderlijk is voor reptielen.

De paring vindt plaats in de zomer, van januari tot maart, de mannetjes vechten soms om een vrouwtje. Hierbij blazen ze zich vol met lucht en zetten de rugkam op waardoor ze groter lijken. Ook kleuren ze donkerder om meer indruk te maken. Met de bek bijten de mannetjes elkaar en soms verliest een mannetje hierbij zijn staart, want net als hagedissen kent de brughagedis autotomie, de staart breekt makkelijk af maar groeit ook weer aan. De gevechten kunnen fel zijn, dit heeft te maken met het feit dat de mannetjes ieder jaar paringsbereid zijn maar de vrouwtjes om de 3 tot 4 jaar waardoor er een overschot is aan mannetjes.

Er is een soort paringsdans waarbij het mannetje met opgerichte poten in cirkels om het vrouwtje loopt en hierbij opvallende, schokkende bewegingen maakt. Ook wordt zijn kleur donkerder en zet de man zijn stekelkam op om te imponeren. Als ze zich niet terugtrekt in haar hol, is ze bereid om te paren. Het mannetje tilt haar staart op omdat het mannetje geen penis heeft maakt hij met zijn cloaca contact met die van het vrouwtje waarna de zaadoverdracht plaatsvindt wat cloacale bevruchting wordt genoemd. Deze vorm van bevruchting komt ook voor bij de vogels. De brughagedis is ovipaar, ofwel eierleggend, er worden zo'n 5 tot 18 eitjes per keer afgezet. De eitjes hebben een zachte, perkament- achtige schaal. De eitjes worden de volgende lente of zomer afgezet waarna een incubatietijd volgt van 12 tot 15 maanden. Op het moment dat de juvenielen uit hun ei kruipen, zijn ze dus al twee jaar eerder verwekt. De brughagedis heeft geen geslachtschromosomen, het geslacht van het embryo wordt al vroeg in de ontwikkeling bepaald en is afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Dit wordt Temperature Sex Determination of TSD genoemd en komt ook voor bij veel schildpadden en alle krokodilachtigen. Wetenschappers van de Victoria Universiteit onderzochten de incubatietemperatuur en concludeerden dat bij een temperatuur van 22 graden is er een kans dat 80% van de pasgeborenen mannelijk zijn, bij een temperatuur van 21 graden komen er evenveel mannetjes als vrouwtjes uit het ei en bij een temperatuur van 20 graden is 80% van de pasgeborenen vrouwelijk. Bij een nog lagere temperatuur van 18 graden zijn alle jongen van het vrouwelijke geslacht.

Zowel de eitjes als de juvenielen worden niet beschermd door hun ouders. In feite moeten ze oppassen niet te worden opgegeten door grotere soortgenoten, zie ook onder het kopje voedsel. De juvenielen groeien zeer langzaam, ze zijn vlak na hun geboorte zo'n 10 centimeter lang en groeien enkele centimeters per tien jaar. De brughagedis kan voor een dier van zijn formaat zeer oud worden, er zijn exemplaren bekend die meer dan 77 jaar in gevangenschap doorbrachten. Gemiddeld wordt het dier ongeveer 60 jaar maar vermoed wordt dat een maximale leeftijd van meer dan 100 jaar kan worden bereikt.

Voedsel en vijanden

De juvenielen leven van kleine ongewervelden, grotere dieren eten insecten, krekels, wormen, slakken, eieren en hagedissen, waaronder de eigen jongen. De juvenielen zijn in tegenstelling tot volwassen dieren vaak overdag actief, zo ontwijken ze hun grotere, kannibalistische soortgenoten. Een van de prooien die op het menu staan is de weta, een grote en bijzondere krekelachtige die net als de brughagedis alleen op Nieuw-Zeeland voorkomt (endemie). De brughagedis foerageert niet actief maar kruipt uit zijn schuilplaats en wacht prooidieren op. Af en toe wordt een ei of een jong van een stormvogel gegeten, waarmee de brughagedis het hol deelt.

Omdat de tanden van de brughagedis op oudere leeftijd beginnen uit te vallen, hebben sommige exemplaren geen tanden meer. Voor veel roofdieren zoals tijgers is het verlies van tanden een doodsvonnis maar de brughagedis kan ook prima zonder tanden leven. Dergelijke exemplaren schakelen over op zachter voedsel, zoals wormen die met de kaakranden worden verkleind.

Een volwassen brughagedis heeft geen natuurlijke vijanden meer, in het leefgebied komen geen rovende zoogdieren of grote carnivore reptielen als slangen voor. De dieren die de brughagedissen bijna hebben uitgeroeid zijn door de mens meegebrachte invasieve soorten die zich vestigden op de verschillende eilanden. De voor de brughagedis gevaarlijkste dieren zijn varkens en de bruine rat (Rattus norvegicus) en de Polynesische rat (Rattus exulans). Deze dieren graven de eieren op om ze te eten. Roofdieren als katten, fretten en honden jagen op de volwassen brughagedis[5]. Deze is vanwege zijn slome motoriek volkomen weerloos tegen rovende zoogdieren. De regering van Nieuw-Zeeland heeft verschillende operaties uitgevoerd om met name de bruine rat op de verschillende eilanden uit te roeien, zie ook onder bescherming en behoud.

De brughagedis heeft daarnaast last van de teek Amblyomma sphenodonti, een parasiet die soortspecifiek is en alleen parasiteert op de brughagedis. De wetenschappelijke soortnaam sphenodonti verwijst naar duidelijk naar de brughagedis.Omdat de teek als gevolg hiervan een klein verspreidingsgebied heeft wordt de teek net als zijn gastheer beschouwd als een bedreigde diersoort[6].

Bescherming en behoud

Bij de kolonisatie van Nieuw-Zeeland werd het land niet alleen bevolkt door de mens maar ook door hun huisdieren als honden en katten maar ook door plaagdieren als ratten, zie ook onder voedsel en vijanden. Vroeger waren er drie soorten brughagedissen, maar de soort Sphenodon diversum overleefde de confrontatie niet en stierf uit, deze soort is al sinds 1885 niet meer gezien. Begin jaren 70 was de achteruitgang zo sterk, dat besloten werd tot drastische maatregelen, de ratten op enkele eilanden werden tot op het laatste exemplaar uitgeroeid. Dergelijke grootschalige operaties waren in die tijd nog ongebruikelijk, aangezien dierenbescherming nog in de kinderschoenen stond. In 1988 werd door het New Zealand Department of Conservation een beschermingsprogramma opgezet. De populaties worden sinds die tijd strikt gemonitord en de eilandreservaten waar de reptielen leven zijn niet voor het publiek toegankelijk. De brughagedis wordt tegenwoordig streng beschermd, hun status is vergelijkbaar met die van de Komodovaraan (Varanus komodoensis).

De exemplaren werden geëvacueerd naar andere eilanden. Deze operaties hadden als doel de brughagedis te beschermen omdat de ratten de eieren opgraven en opeten zodat de reptielen zich wel konden handhaven maar zich niet meer konden voortplanten. Ook werden op verschillende eilanden alle exemplaren gevangen zodat ze zich in gevangenschap ongestoord konden voortplanten, afgeschermd van predatie van de eieren of de juvenielen. Een voorbeeld is Little Barier, waar in 1991 nog slechts 8 dieren werden aangetroffen. De kweek in gevangenschap resulteerde uiteindelijk in 24 juvenielen die werden geherïntroduceerd maar in een afgesloten gebied worden grootgebracht. De ontwikkeling van juveniel tot adult duurt zo'n 20 jaar. Onderstaand een overzicht van de introducties op verschillende eilanden, de gegevens zijn afkomstig van de Reintroduction Specialist Group, Oceania Section.

Brughagedis (Sphenodon punctatus)

  • Whale, op dit 143 ha grote eiland werden 32 volwassen exemplaren uitgezet in 1996. Het was een herintroductie nadat alle ratten en konijnen waren uitgeroeid. De exemplaren waren afkomstig van Moutoki.
  • Whakau (Mercury-eilanden), op dit eiland werden negen volwassen en twaalf jonge exemplaren uitgezet in 1996, later nog twee adulten in 1998. Het was een herintroductie na de uitroeiing van de populatie op Kiore. De volwassen exemplaren waren oorspronkelijk al afkomstig van Whakau en in gevangenschap waren de twaalf jonge dieren gekweekt.
  • Tiritiri Matangi , op dit 220 ha grote eiland werden 60 volwassen exemplaren uitgezet in 2003. Het was een herintroductie, de exemplaren waren afkomstig van Middle (behorend tot de Mercury-eilanden).
  • Whakaterepapanui , op dit eiland werden meer dan 300 jonge exemplaren uitgezet in 2004. De exemplaren waren opgekweekte eieren afkomstig van Stephens Island.
  • Karori Wildlife Sanctuary , op dit 225 ha grote reservaat op het vasteland werden 70 exemplaren uitgezet in 2005. Het was een herintroductie, de exemplaren waren afkomstig van Stephens Island. De eerdere populaties op het hoofdeiland zijn uitgestorven in de 19e eeuw. Sommige exemplaren dragen zenders (zie afbeelding) om ze te kunnen monitoren.

Brughagedis van North Brother Island (Sphenodon guentherii)

  • Titti , op dit 32 ha grote eiland werden 68 exemplaren uitgezet in 1995. Het was een herintroductie, de exemplaren waren afkomstig van North Brother.
  • Somes , op dit 25 ha grote eiland werden 20 volwassen en 34 gevangen en grootgebrachte juveniele exemplaren uitgezet in 1998. Het was een herintroductie, de exemplaren waren afkomstig van North Brother.

De geïsoleerde ligging van de eilandengroep, die zich al zeer lang geleden van het oer-continent Gondwana heeft afgesplitst, verklaart waarschijnlijk het voortbestaan van de brughagedis, doordat roofdieren er nooit in geslaagd zijn de Tasmanzee over te steken. Op Nieuw-Zeeland komen overigens ook hagedissen voor, maar alleen soorten die behoren tot de skinken (geslachten Cyclodina en Oligosoma) en de gekko's (geslachten Hoplodactylus en Naultinus). Deze hagedissen blijven klein en van al deze geslachten zijn alleen de gekko's behorend tot Hoplodactylus nachtactief, net als de brughagedis, de rest leeft overdag.

Taxonomie

In tegenstelling tot wat wel beweerd wordt is de brughagedis niet de enige nog levende soort: er zijn twee soorten brughagedissen, de 'gewone' brughagedis (Sphenodon punctatus) en de brughagedis van North Brother Island (Sphenodon guentherii). De twee nog levende soorten zijn al sinds 1877 bekend, de tweede soort werd echter pas in 1989 officieel erkend waardoor de groep lange tijd uit slechts één soort bestond. Ook omdat de soorten qua uiterlijk en levenswijze niet tot nauwelijks verschillen wordt de groep vaak voor het gemak nog steeds als monotypisch voorgesteld. Er zijn genetisch significante verschillen.

Van de twee moderne soorten brughagedissen is de 'gewone' brughagedis (Sphenodon punctatus) de bekendste. Hiervan zijn tegenwoordig zo'n 55.000 exemplaren in leven. De soort werd in 1842 door Gray beschreven als Hatteria punctata en de wetenschappelijke naam werd vroeger wel als Sphenodon punctatum geschreven. Er zijn verschillende triviale namen in omloop, afhankelijk van de gebruikte wetenschappelijke indeling. Sommige wetenschappers verdelen de soort in twee ondersoorten: de Cook strait brughagedis Sphenodon punctatus punctatus en de naamloze ondersoort Sphenodon punctatus spp, die in de Engelse taal met noordelijke brughagedis wordt aangeduid. Veel wetenschappers erkennen de ondersoorten echter niet.

De brughagedis van North Brother Island (Sphenodon guentheri) heeft een veel kleinere populatiegrootte van zo'n 400 exemplaren. Deze soort werd in 1877 door Buller beschreven.


Externe links

Bronvermelding

Referenties

rel=nofollow

Hoofdbronnen

  • Bernhard Grzimek - Het leven de dieren deel VI :Reptielen - ISBN 90 274 8626 3 - Kindler Verlag AG - 1971
  • Sanctuary Wildlife - Tuatara at Karori Sanctuary - Website
  • Royal Forest and Bird Protection Society of New Zealand - The Kiwi Conservation Club- The tuatara - Website
  • Animal Diversity Web - Sphenodontidae - Website
  • The Reptile database - Sphenodontidae - Website
  • BBC Science & Nature - Tuatara - Website
  • John Wattie - Tuatara - Website
  • Bert's Geschiedenissite - Rhynchocephalia - Website
  • Svend Palm - The Origin of Birds - Website
  • Zoological Society of San Diego - Reptiles: Tuatara - Website

Wikimedia Commons  Vrije mediabestanden over Sphenodontidae op Wikimedia Commons