Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Sjoel Brielle

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Bestand:Sjoel Brielle.jpg
Voormalige synagoge van Brielle

De Sjoel Brielle, een synagoge uit 1871, is het enige overgebleven joodse gebedshuis in de regio Voorne-Putten, Rozenburg en Goeree-Overflakkee. Sjoel is de jiddische benaming van een synagoge.

De sjoel is sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer als zodanig in gebruik. Na 1945 werd het pand gekocht door een aannemer die er een opslagloods van gemaakte. In 1999 is de Stichting Behoud voormalige Synagoge Brielle opgericht, die op initiatief van ds. Egbert Rietveld fondsen verzamelde om het pand aan te kopen en te restaureren. Op 11 september 2005, ter gelegenheid van Open Monumentendag, werd het gebouw onder grote belangstelling en in aanwezigheid van rabbijn Awraham Soetendorp heropend. Het pand is, onder leiding van architect Jan Walraad, in zijn oorspronkelijke staat teruggebracht en draagt nu de naam Sjoel Brielle. Het is een plaats voor ontmoeting en cultuur. Exposities, concerten maar ook trouwerijen en uitvaarten zijn mogelijk in gerestaureerde pand.

Onderstaande tekst in lichtgroen valt niet onder GNU Free Documentation License

Joodse vestigingen in de Vesting Brielle

'Is den Boode Langestraat geauthoriseerd omme de goederen van de Joodt op het Maarlant gewoond hebbende die sigh fugatyf (voortvluchtig) gestelt heeft, in sijn woonhuijs overigh gelaten heeft, te gelde te maken ende te verkoopen ten behouve van den geenen die best daartoe geregtigh bevonden sullen worden, mits daarvan doende behoorlijke Rekeninge voor de magistraat'

Met deze aantekening, op 27 november 1700, in de Resoluties van het stadsbestuur van Brielle lezen we voor het eerst iets over Joods leven in de Vesting. We weten niet zijn naam, ook niet waar hij vandaan kwam en evenmin waarom en waarheen hij is vertrokken. Langestraat krijgt opdracht om de goederen die in het huis zijn achtergebleven te verkopen ten behoeve van de schuldeisers.

Op 17 november 1756 vroeg een vijftal gegoede Joden de vroedschap in Brielle toestemming 'zig binnen dese stad te etabliceeren en ten nedersetten', waarbij ze enkele voorwaarden stelden: 'Dat ze zouden genieten vrijheid van godsdienst, gelijk burgerrecht als de andere inwoners, vrij winkel mochten houden in alle koopmanschappen ende bedrijven. Het mogen uitoefenen van beroepen als kleermaker, schoenmaker, horlogemaker en chirurgijn'. Na onderzoek door het Brielse stadsbestuur hoe dat in Den Haag, Rotterdam en elders werd gedaan en nadat er nog eens met de verzoekers gesproken was, werd hen op 5 december het antwoord gegeven. Ze kregen vrijheid tot het uitoefenen van hun geloof, zij zouden het burgerrecht genieten, maar vrij zijn van tochten en wachten, wat betekende dat ze geen deel zouden uitmaken van de schutterij of gewapende burgerij, 'mits betalende ses gulden 's jaars' en ze werden toegelaten tot het Groot Kramersgilde.

Al op 25 december van datzelfde jaar werd Meijer Abramse, vleeshouwer, ingeschreven in het poorters-register van Brielle. Na hem volgen de vleeshouwer Philip van Cleef uit Boxel en Moses David Cohen uit Lijdnis in Moravië. Hun namen zijn de eersten van de velen die in de periode van twee eeuwen naar Brielle kwamen en vandaar weer vertrokken.

Allen maakten deel uit van het leven binnen de wallen van Brielle. Ze hebben er zich thuisgevoeld en hoorden erbij. Hun 'anders zijn' werd geaccepteerd. Ze hadden hun eigen huizen van samenkomst, de synagoge, ook wel sjoel genoemd, hun eigen begraafplaats, ze hadden hun eigen feestdagen en hun eigen rustdag, de sjabbat. Hun maaltijden waren kosjer(= geoorloofd volgens de wet) en op de deurposten van hun huizen bevestigden ze een mezoeza met daarin een rolletje perkament, waarop de woorden staan geschreven uit Deuteronomium 6:4-9. Dat is het gedeelte van de Tora dat begint met: "Hoor, Jisraël, de Eeuwige is onze God, de Eeuwige is één", hun richtsnoer voor het leven.

Ze kwamen overal vandaan

Vanaf 1782 staan veel Joodse namen, met de plaatsen van herkomst, in de poorter-registers van Brielle vermeld. Ze kwamen overal vandaan. De gebroeders Moses, David en Markus de Vries uit Voorschoten, Jacob Abraham Morisco uit Den Haag en Levij Magnus met vrouw en drie kinderen uit Gorinchem. Isaac Levij van Gelderen kwam uit Loosduinen en Levij Hartog Cohen was geboren in Rekkershauzen aan de Ahr. Naast slachters zijn er ook kooplieden in alle denkbare artikelen. Zij handelden in vee, textiel. koffie, thee, chocolade, tabak, snuif, lorren, huiden, goud, zilver, horloges, brillen en vele andere zaken, soms in één, maar meestal in meerdere artikelen. Dikwijls hadden ze zowel een winkel aan huis als een pak waarmee ze langs de huizen gaan. Ze verkochten in hun eigen woonplaats en ook ver daarbuiten. Sommigen zijn actief als slijter en venter van loten. Ook in deze periode is er sprake van Joodse kwakzalvers, kruidenverkopers en van een tandentrekker op de markt. Ofschoon Joden volgens de officiële verordeningen geen lid mochten worden van de gilden en daardoor van veel beroepen werden uitgesloten, was het beleid in de praktijk vaak soepeler. In Brielle waren ze, zoals gezegd, lid van het Groot-Kramersgilde terwijl medisch doctor Joachim Heymans op vertoon van zijn bul in 1785 werd toegelaten tot het Cosmas-en Damianusgilde = Chirurgijnsgilde.

De Franse tijd met zijn leuze: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap vormde een keerpunt in het leven van elke gemeenschap. Het heeft veel voordeel gebracht. De Joden kregen dezelfde rechten als iedere Nederlander. De gilden werden opgeheven, zodat alle beroepen ook voor Joden toegankelijk werden en de discriminerende 'Jodeneed’ werd door Koning Lodewijk Napoleon afgeschaft. In die eed staan de woorden: ‘Soo waarlijk moet hem de almagtige en Leevende God, die heemel en aarde geschapen heeft, die Sodom en Gomorra mitsgaders Coram, Dathan en Abiram, met de dood gestraft heeft, helpen, waar op den selven segt amen’. De eed bedoelt te zeggen, dat de Joden zich moeten onderwerpen aan alle plagen en straffen die God zal zenden aan iedereen, die zijn naam oneerlijk en lichtvaardig aanroept of gebruikt. Het verwijst naar de verhalen in Genesis 19 en Numeri 16.

Aan die gelijkstelling waren ook nadelen verbonden. Ze raakten hun zelfstandigheid als Joodse gemeenschap kwijt, want de landelijke overheid regelde vanaf die tijd ook hun kerkelijke aangelegenheden. De verplichting in 1811, dat iedere Nederlander een familienaam moest dragen, leidde soms tot verwarring. In Brielle nam Mozes Philippus de naam Philipse aan als familienaam voor zichzelf en zijn gezin, terwijl zijn zoon Philip in Gouda, onkundig van die beslissing, als achternaam De Leef heeft gekozen.

Een gemeenschap ontstaat

De Joodse gemeenschap van Brielle vormde samen met de Joden uit Geervliet, Heenvliet, Zuidland, Zwartewaal en Hellevoetsluis de Joodse gemeente van Voorne-Putten. In de beginjaren kwamen ze op sjabbat en feestdagen samen in een klein huisje in Heenvliet. Hun doden werden aanvankelijk begraven op een Joodse begraafplaats in Rotterdam. Dit veranderde toen er in 1781 een stuk stadsgrond in Geervliet in eeuwigdurende erfpacht beschikbaar was. Dat werd ingericht als begraafplaats en tot 1940 heeft de Joodse gemeenschap van Voorne-Putten hier zijn doden begraven.

De afstand van Brielle naar de sjoel in Heenvliet was meer dan de toegestane sabbatsreis van 2000 el, hetgeen inhield dat vaders en zonen op vrijdagmiddag al van huis gingen en op de sjabbat niet thuis waren. Ze zochten naar een oplossing en zagen wel iets in de oude vleeshal. Namens de andere Joden in Brielle stapt David de Vries in 1804 naar het stadsbestuur met het verzoek of zij hun godsdienst zouden mogen uitoefenen in de oude vleeshal en of het hek vóór de hal zou mogen worden gerepareerd. Na een week lag het antwoord op tafel. Er zijn geen redenen om de Joden hun verzoek te weigeren, maar reparatie van het hek wordt afgewezen. De oude vleeshal werd evenwel nooit synagoge en ze bleven naar de sjoel in Heenvliet gaan. Door het groeiend aantal leden werd die ruimte echter te klein, zodat in 1806 een huis met schuur in Heenvliet werd gekocht en verbouwd tot synagoge die op vrijdagavond 23 januari 1807 feestelijk werd ingewijd.

De afstand bleef een probleem en op 17 november 1809 wordt bekend dat een tiental personen uit Brielle en Hellevoetsluis op sjabbat en feestdagen hun eigen synagogediensten houden in Brielle. Het is duidelijk dat ze zich willen losmaken van Heenvliet, deze blijft echter wel zitten met de schuld, ontstaan door aankoop en verbouwing van de synagoge, en met een jaarlijks kostenpakket van ƒ 500,-. Er is meer onvrede. Hoewel Brielle en Hellevoetsluis niets meer bijdragen, sturen ze wel de arme passanten die zich bij hen aanmelden naar de parnassijns (bestuurders) van de kille (= Joodse gemeente) Heenvliet en de mensen die in Brielle en Hellevoetsluis behoeftig sterven, laten ze eveneens op kosten van Heenvliet begraven. Bemoeienis van overheidswege heeft tot resultaat dat de Joden van Brielle en Hellevoetsluis medeverantwoordelijk worden gesteld voor de verplichtingen van de Joodse gemeenschap van Heenvliet. Maar toch keren ze daarheen niet terug.

De eerste synagoge

Waarschijnlijk hadden Joden in Brielle eerst een huiskamer ingericht als synagoge, maar in welk huis is niet bekend. Daar kwam verandering in toen het huis naast de Rooms-Katholieke Kerk in de Nobelstraat in 1817 werd aangekocht. Het huis werd verbouwd. De Joodse gemeente van Brielle kreeg daardoor de beschikking over een schoollokaal en mikwe (= ritueelbad). Ook kwam er een woongedeelte voor de godsdienstonderwijzer. Achter dit huis werd de synagoge gebouwd. De ingang was in de Venkelstraat. Op vrijdag 6 maart 1818 werd het nieuwe gebedshuis ingewijd. Bij monde van Nathan van den Berg, opzichter van de Joodse gemeente, werden ook de burgemeesters verzocht hierbij aanwezig te zijn.

Er komt dan een bloeiend Joods leven op gang. In 1823 werd een nieuw bestuur gekozen en daarvoor worden de namen genoemd van Philip Jacob Blom, Mozes Elias, Salomon Simon Frankfort, David de Vries, Nathan van den Berg en Samuel Philipse. De kille Brielle is aangesloten bij het Ressort Den Haag en aldaar vertegenwoordigd door Philip Jacob Blom. De eerste godsdienstleraar is Joseph van Dam, die al snel wordt opgevolgd door Hartog André Cohen. In 1840 geeft Joseph Hazelip de kinderen niet alleen godsdienstles, maar ook onderwijs in taal en rekenen. Het komt zelfs zover dat verschillende Joodse ouders hun kinderen van de gemeenteschool halen en naar de Joodse meester sturen. Joseph Hazelip wordt dan tot de orde geroepen en moet zich beperken tot het geven van lessen in de godsdienst.

Brielse Joden

Vanaf 1840 wonen er vele Joodse families in Brielle, die diverse beroepen uitoefenen. Behalve de al genoemde families Philipse, De Vries, Van den Berg, Blom, Cohen en Frankfort woonden hier onder andere de gezinnen Wiesebron, Hijmans, Frenkel, Du Mosch, Hess, Gazan, Van Embden, Van den Bergh, Soesman, Cohen, Polak, De Groot, Bobbe, De Leef, Hartogs, Levie, de Beer, Jacobs, Levinson, Lorjé, Morel, Monnikendam, Overstrijd, Rippe, Goudsmit, Van Buren. En in het garnizoen waren ook Joodse soldaten gelegerd. Onder al deze mensen waren natuurlijk slachters, kooplui en winkeliers. Sommige winkeliers organiseren particuliere loterijen, waar veel belangstelling voor is. Zo vraagt de horlogemaker Salomon Hijmans in 1842 toestemming om tijdens de kermis een staande pendule met speelwerk ter waarde van ƒ 99,- te mogen verloten. Hij geeft 33 loten van ƒ 3,- uit en mag die alleen aan de meer welgestelde verkopen. De timmerman Joseph Cohen verloot houten voorwerpen ter waarde van ƒ 60,- waaronder een eikenhouten ladetafel, twaalf stoven en twee tabakskisten. In 1846 is het Wolf Polak die voor ƒ 57,- loten verkoopt van 55 cent per stuk. Er is van alles te winnen, zoals spiegels, een koffiedoos, een ketel, een Chinees blad, schilderijen. De meest muzikale familie op het hele eiland was de familie Philipse in Brielle, elke generaties heeft dansmeesters en muziekleraren voortgebracht. Zij zijn in nagenoeg alle plaatsen op Voorne-Putten en daarbuiten werkzaam geweest. Ook waren ze eigenaar van een koffiehuis en later van de Brielse bioscoop Luxor in de Nobelstraat. André Cohen, verwant aan de familie Philipse, was schoenmaker, dansmeester en tapper, Joseph Wiesebron was behalve veekoper ook keurmeester en de familie Nathan van den Berg verkocht goud en zilver. Het beroep van Mozes Compris was landmeter en dat van Leonardus de Leeuw, militair chirurgijn. Pienas Levie, die in Zuidland boer was geweest, verdiende de kost als huidenzouter. Heijman Frenkel was onder andere pettenmaker en voor je kapotte horloge kon je terecht bij Gottfried Herschell, maar ook bij Samuel Hanno en Israël van Buren. Maar ook waren de vrouwen actief, vooral in het modevak. Of je nu kleding zocht of een hoed: hun talent op dat gebied was bekend.

De tweede synagoge in Brielle

De gemeente neemt in omvang toe en de kleine sjoel aan de Venkelstraat kan de gemeente niet meer herbergen. Het gebouw wordt op 14 mei 1866 voor ƒ 4.000,- door de heren David Wiesebron, vleeshouwer en manhigopzichter, (manhig=kerkbestuurder), Hijman Hijmans, manhig penningmeester, Joseph Olman, zonder beroep, Mozes Goudsmit, koopman en Abraham Levi van den Berg, goud en zilverkasthouder, allen leden en Juda Monnikendam, onderwijzer en secretaris der Israëlitische Gemeente te Brielle, verkocht aan het Parochiaal Kerkbestuur der Rooms-Katholieke gemeente vertegenwoordigd door onder andere de pastoor Johannes Wilhelmus van Saagsveldt.

Op 13 juli 1866 staan de heren David Wiesebron en Hijman Hijmans opnieuw bij notaris Krijne. Pieter Caland, ingenieur waterstaat te Delft, verkoopt voor ƒ 2500,- aan de Israëlitische Gemeente te Brielle: een huis, stal, en erf, staande aan het Zuideinde (thans Nobelstraat) kadastraal sectie B nr 972; 8 roeden en 27 ellen, evenals een schuur en erf, staande en gelegen aan de Turfkade sectie B nr 973; 63 ellen, dit laatste perceel werd verhuurd aan Mozes Hijmans. Bij de koop wordt vermeld, dat de Koning toestemming heeft gegeven, dat er een synagoge mag worden gebouwd. Het ene pakhuis wordt afgebroken en op die plaats bouwt aannemer P. Veenenbos een nieuwe synagoge, alles voor ƒ 5090,-. Aannemer Quant rekende voor het afbreken van nog een pakhuis en het bouwen van een ritueel bad en het schoollokaal ƒ 1650,-. Een en ander was ook mogelijk gemaakt door de financiële steun van niet-Joodse Brielenaren. De lijsten met de toegezegde bedragen lagen vanaf augustus ter inzage bij de boekhandelaren Hofstede en Kluit. Op 10 mei 1871 legde de president-kerkmeester David Wiesebron, in tegenwoordigheid van de Haagse Opperrabbijn B.S.Berenstein de eerste steen. Verschillende raadsleden en notabelen en zelfs het Brielse Eerste Kamerlid J.W.Hein waren tegenwoordig bij de plechtigheid.

Op vrijdag 1 december 1871 had de inwijding plaats waarbij opnieuw de Opperrabbijn aanwezig was. Hij hield een inwijdingsrede en sprak een inwijdingsgebed uit. De plechtigheid werd opgeluisterd door het koor van de Grote Synagoge te Amsterdam. Sprekers waren de heren Juda Monnikendam en Benjamin Morel. De laatste hield een toespraak waarin hij in korte trekken de geschiedenis van de Brielse kille verhaalde en de dank van de gemeente bracht aan besturen en personen die geldelijke bijdragen voor het nieuwe bedehuis hadden gegeven, alsook aan den architect en de bouwlieden, door wier zorg een zo schoon gebouw was verrezen. Er waren verschillende burgerlijke en militaire autoriteiten uitgenodigd. Ook de predikant van de Hervormde Luthersche gemeente van Brielle was in het kerkgebouw aanwezig.

De verstandhouding tussen de Joden en de niet-Joodse bevolking van Brielle was in alle opzichten goed. Joden waren lid van verenigingen en hadden zitting in allerlei (feest)comités. Ook het muziekkorps Libertatis Primitiae kon rekenen op hun steun. De muziekleraar Jaap Philipse componeerde voor het korps de Brielse Vrijheidsmars. In 1888 spanden Joden en niet-Joden, onder leiding van hun voorgangers, zich gezamenlijk in voor een geldinzameling ten bate van Salomon Eckerling, een Russische jood uit Balta, die het slachtoffer was geworden van een pogrom. De Nieuwe Brielsche Courant vermeldde zijn droevig lot. Eckerling was eigenaar van een fabriek die tijdens een uitbarsting van Jodenhaat in brand was gestoken. Zijn vader en twee kinderen waren voor zijn ogen gedood en zijn vrouw was verminkt. Salomon zelf was de tong uitgesneden. Hij was gevlucht en woonde nu met zijn vrouw, vijf kinderen en zijn oude moeder in Zierikzee. In de krant wordt iedereen opgeroepen om te protesteren tegen de Russische daden van wreedheid door daar tegenover te plaatsen de Nederlandse werken van barmhartigheid en liefdadigheid. De oproep is ondertekend door ds. Drijber, ds. J.C.van Slee en de godsdienstonderwijzer Benjamin van Dantzich. Het resultaat van deze gezamenlijke 'oecumenische' actie was ƒ 80,-. De grijsaard is tot tranen toe geroerd.

De financiële positie van de Joodse gemeente was zorgelijk en werd er niet beter op na het vertrek van gemeenteleden naar elders. Godsdienstonderwijzer Frank is de laatste in de rij van voorzangers. Na 1899 zijn er in de synagoge aan de Turfkade niet meer met regelmaat diensten meer, maar het kerk- en schoolbestuur blijft nog enkele jaren voltallig. In 1904-1905 hebben daarin zitting: Israël Karel van Buren als voorzitter, Levie Cohen penningmeester en Salomon Gazan als vice voorzitter, koster is Andries Cohen. In het bestuur van het Pieusgesticht, de liefdadigheidsinstelling van de Joodse gemeente, hadden zitting: Israël Karel van Buren als voorzitter en Salomon Gazan als penningmeester. Het bestuur van de dames-vereniging was samengesteld uit de dames: de weduwe Levinson-Salomons, Jeannette Philipse-van Buren, Betje Wiesebron-van Adelsbergen. Na het overlijden van jonkvrouw A.C.C. van Brakel te Oudenrijn ontvangen verschillende instellingen in Brielle een legaat. De diakonie der Ned. Herv. Kerk krijgt ƒ 40.000, het Asiel voor oude en gebrekkige zeelieden en het Geuzengesticht ieder gulden 15.000. Aan de Israëlitische Gemeente werd tot veler verrassing ƒ 5.000 geschonken. Het heeft hun talrijke zorgen verlicht. In het jaarboek van 1913/1914, uitgegeven door de Centrale Organisatie voor de religieuse en moreele verheffing der Joden in Nederland, staat Brielle wel als gemeente vermeld, maar het is armoe troef. Van de 33 Joden wonen er 4 in Oostvoorne. De synagoge op de Turfkade staat er nog steeds, maar sedert 1899 is er geen voorzanger of onderwijzer meer. Voor de twee behoeftige die de Kille telt wordt jaarlijks langs de huizen een collecte gehouden. De gehele verzorging van de gemeente berust bij de heer Levie Cohen. De Joodse gemeente van Brielle was vanaf het begin aangesloten bij het ressort Den Haag. Door de herindeling van 1934 werden Brielle en de andere plaatsen op Voorne-Putten bij Rotterdam gevoegd en kwamen zij onder het toezicht van opperrabbijn A.B.N.Davids van Rotterdam. De Ressortale vergaderingen, gehouden te Rotterdam werden bijgewoond door Michel Cohen als afgevaardigde van de Kille Brielle. Over hem is bekend dat hij iedere sjabbat met zijn gebedenboek onder de arm naar de sjoel aan de Turfkade ging. Er was geen minjan, het vereiste aantal van 10 mannen om bepaalde gebeden te kunnen zeggen, maar toch hield Michel zijn dienst. Hij liet op vrijdagavond de kaarsen aansteken en zei helemaal alleen de eeuwenoude gebeden. Hij was het ook die de financiële verplichtingen van de Kille nakwam. Michel zorgde ervoor dat de synagoge, synagoge bleef.

Maar ook zij die niet naar de synagoge gingen, bleven vasthouden aan de oude gebruiken. Op sjabbat en de feestdagen waren de winkels gesloten en voor het aansteken van het licht en van de kachel werd een beroep gedaan op niet-Joodse buren en vrienden.

Een dal van diepe duisternis

Als in 1940 Duitse legers Nederland bezetten wonen in Brielle 6 Joodse gezinnen: In de Nobelstraat hadden Izaak en Simon Gazan ieder een slagerij, twee broers die getrouwd waren met twee zusters. Eveneens in de Nobelstraat woonde Mozes Philipse met zijn gezin. Naast zijn huis was het winkeltje in ijzerwaren en gereedschap van Michel Cohen, die daar samen met zijn zuster Esther woonde. In de Koopmanstraat woonde de muziekleraar Philipse met zijn vrouw; in hetzelfde huis ook zijn oude moeder en haar verstandelijk gehandicapte dochter. Sinds mei 1940 woonde in de Voorstraat het Rotterdamse gezin Katan, ze hadden een juwelierszaak.

Het leven in Nederland werd voor de Joodse gemeenschap vanaf 1940 steeds moeilijker. Alles wat het leven leefbaar maakt werd hen ontnomen. Door een reeks van maatregelen werden ze geïsoleerd en apart gezet. Het begon met het verbod op ritueel slachten, wat betekende dat Joodse slagers niet meer mochten slachten volgens de richtlijnen van de halacha(= de wetten-codex). Alle onderwijsinstellingen kregen formulieren, waarop moest worden ingevuld wie Ariër (= niet-jood) was. In het najaar van 1940 kwamen op koffiehuizen, restaurants en bioscopen de bordjes 'Joden niet gewenscht'. Op 10 januari 1941 moesten alle Joden zich melden en kregen zij een gele kaart, waarvoor ze nota bene een gulden moeten betalen. Nog geen jaar later moest iedereen een persoonsbewijs bezitten, waarin bij Joden een letter 'J' werd gestempeld. Op 25 juli 1941 werden alle openbare gebouwen voor Joden verboden. Dat betekende dat ze geen gebruik meer mochten maken van onder andere bibliotheken, zwembaden, parken en musea, veemarkten en veilingen. Door deze maatregel werden ook de gebroeders Gazan aangetast in hun bestaan. Om in hun levensonderhoud te voorzien vonden ze werk bij boeren en tuinders. Later in het jaar werden in Amsterdam en elders de Joodse bibliotheken gesloten en verzegeld en mochten Joden geen lid meer zijn van een niet-Joodse vereniging. Niet-Joden mochten geen arbeid meer verrichten in Joodse huisgezinnen. Mozes Philipse moest zijn café-restaurant en bioscoop 'Luxor' verlaten. De nieuwe exploitant was een Duits-gezinde man uit Rotterdam. Die man kwam naar Brielle en het gezin Philipse verhuisde naar de Langestraat.

Voor 30 april 1941 moesten de Joden hun radiotoestel inleveren en na de zomervakantie van 1941 moesten de Joodse kinderen in Brielle weg van de school en hun vriendjes, naar Joodse scholen in Rotterdam. Op 31 januari 1942 werden bij alle openbare gebouwen in Brielle de bordjes 'Verboden voor Joden' afgegeven, ja ook bij de bioscoop ‘Luxor’. Op 3 mei 1942 moesten alle Joden vanaf 6 jaar de Davidster dragen, dus ook de kinderen Liesje Gazan en Guusje Katan, want die waren al 7 jaar. Eind juli 1942 moesten ze hun fietsen inleveren. En nadat ze nergens meer mochten gaan en staan kwam het moment waarop de wallen van Brielle haar Joodse inwoners niet meer kon beschermen.

Arbeitseinsatz, tewerkstelling, dat was de naam die gegeven werd aan de deportaties die vanaf half juli werden uitgevoerd. Vanuit Westerbork werden op 17 augustus 1942 Salomon Gazan en zijn zusters Miep, Hannie en Roosje, naar Auschwitz gebracht. Aan deze levens vol beloften kwam een einde, toen ze daar op 30 september werden vermoord. Omstreeks 20 oktober moesten hun ouders met kleine Liesje het huis, waar ze woonden, verlaten omdat het was gevorderd door een Duitser. Ze trokken in huis bij Salomon's broer Simon. Enkele dagen na dit voorval, op 27 oktober 1942, liepen de families Gazan, Katan, Michel Cohen met zijn zuster Esther en Jaap Philipse met zijn vrouw, voor het laatst door de straten van Brielle. Het trammetje, dat hen naar Rotterdam zou brengen, stond bij het station te wachten. De oude moeder Philipse, die ook moest vertrekken, was al 97 jaar en werd samen met haar dochter met een auto vervoerd. Iedereen die dit heeft gezien besefte, dat hier geen sprake kon zijn van arbeidsinzet. Mozes Philipse mocht met zijn niet-Joodse vrouw en twee kinderen in Brielle blijven. door een complex van omstandigheden werd hun leven gespaard.

Nadat Hitler en zijn trawanten hun werk hadden gedaan, had Brielle een lege synagoge. Alles wat er in stond was weg. Er was niemand meer die de kaarsen kon ontsteken, want de kandelaars waren geroofd, er was niemand meer die de gebeden kon zeggen want Michel Cohen en alle Joodse families, die eind oktober 1942 Brielle hadden verlaten, waren vermoord. De gevelsteen was door Duitsers uit de synagoge verwijderd en werd in 1950 op de vuilstortplaats tussen Brielle en Oostvoorne teruggevonden.

Op 13 juli 1947 werd de Joodse gemeente van Brielle, met die van Zuidland en Heenvliet opgeheven en bij de Nederlandsch Israëlitische Gemeente van Rotterdam gevoegd. De synagoge op de Turfkade werd verkocht en verbouwd tot pakhuis.

Herinneren is gedenken

In Brielle hebben veel Joden geleefd, gewoond en gewerkt. Totdat ze niet meer mochten werken, toen niet meer wonen en tenslotte niet meer mochten leven. Er kwam een einde aan Joods leven in Brielle en in alle plaatsen in de wijde omgeving. Als eerbetoon en herinnering aan de 21 Joden die uit Brielle zijn weggehaald en vermoord, werd op 4 mei 1970 in het trappenhuis van het Briels stadhuis een bronzen monument onthuld. Het stelt de loelav en de etrog voor -symbolen die worden gebruikt op het Loofhuttenfeest- alsmede de Davidster. Daaronder in het Hebreeuws de woorden uit Jesaja acht vers twintig: 'Tot de wet en tot de getuigenis'. In de koker achter het reliëf, ontworpen door mevrouw T. van den Berg-Been, bevindt zich een oorkonde met de namen van de omgekomen Joodse Brielenaren. Moge hun zielen gebonden zijn in de bundel der levenden bij de Eeuwige.

Op 27 oktober 1992 was het 50 jaar geleden, dat de families Gazan, Katan, Philipse en Cohen uit Brielle werden weggehaald. Op initiatief van Ds. M. den Dekker, Nederlands-Hervormd predikant te Brielle, is op die dag aan de gevel van de voormalige synagoge een gedenksteen onthuld.

Sinds 2005 is het gebouw teruggebracht in de oorspronkelijke staat. De synagoge van Michel Cohen is geen pakhuis meer.

Wij gedenken

Van 15 juli 1942 tot 3 september 1944 vertrokken vanuit Westerbork 93 transporten, waarvan 85 deportatietreinen naar Auschwitz en Sobibor, met 107.000 Joodse landgenoten. Uit die donkere nacht kwamen er 5200 terug. Meer dan 100.000 landgenoten zijn ver van alles wat hun dierbaar was vermoord. In totaal waren het 6.000.000 Joodse mannen, vrouwen en kinderen. Wat zegt een getal? Wat zegt zo'n enorm aantal mensen ons? Het was, zoals Abel Herzberg eens zei: 'één mens, en dat zes miljoen keer'. Daarbij waren vijfenveertig Joodse bewoners van ons eiland.

Brielle

Michel Cohen 18 02 1882 Brielle - 05 11 1942 Auschwitz
Esther Cohen 06 11 1879 Brielle - 05-11 1942 Auschwitz
Izaäk Gazan 14 03 1891 Brielle - 10 09 1943 Auschwitz
Roosje Louisa Gazan Izaks 19 02 1896 Woerden - 10 09 1943 Auschwitz
Salomon Gazan 20 03 1916 Brielle - 30 09 1942 Auschwitz
Mietje Gazan 27 02 1921 Brielle - 30 09 1942 Auschwitz
Hanna Gazan 05 05 1922 Brielle - 30 09 1942 Auschwitz
Roosje Gazan 07 10 1924 Brielle - 30 09 1942 Auschwitz
Eliza Louise Gazan 13 02 1935 Brielle - 03 09 1943 Auschwitz
Simon Gazan 21 09 1887 Brielle - 21 05 1943 Sobibor
Eliza Gazan Izaks 19 02 1896 Woerden - 21 05 1943 Sobibor
Mietje Gazan 06 04 1916 Brielle - 21 05 1943 Sobibor
Israël Levie Katan 30 11 1894 Vlaardingen - 31 03 1943 Midden Europa
Francisca Katan Berenborg 07 05 1896 Zevenbergen - 05 11 1942 Auschwitz
Kaatje Cato Katan 22 04 1929 Rotterdam - 05 11 1942 Auschwitz
Levie Israël Katan 21 08 1930 Rotterdam - 05 11 1942 Auschwitz
Guus Katan 01 01 1935 Rotterdam - 05 11 1942 Auschwitz
Jannetje Philipse-van Buren 07 08 1845 Goedereede - 05 03 1943 Sobibor
Philippina Josephina Philipse 12 09 1889 Brielle - 03 05 1945 Poortugaal
Jacob Joseph Philipse 30 06 1877 Brielle - 15-01-1943 Amsterdam
Rica Philipse Stranders 02 06 1887 Rotterdam - 14 05 1943 Sobibor

Heenvliet

Salomon van Blankenstein 12 02 1868 IJsselmonde - 05 11 1942 Auschwitz
Elisabeth van Blankenstein-den Hartog, 22 04 1877 H.I.Ambacht - 05 11 1942 Auschwitz
Rachel Marianne Goudsmit 04 04 1881 Rotterdam - 25 01 1943 Auschwitz

Hellevoetsluis

Roosje van de Runstraat-Frenkel 27 07 1886 Amsterdam - 05 11 1942 Auschwitz

Oostvoorne

Herri Salomon van Dijk 24 12 1879 Zuidland - 19 10 1942 Auschwitz
Saartje van Dijk Levie 11 11 1876 Zuidland - 19 10 1942 Auschwitz
Izaak Wessels 29 09 1886 Zuidland - 27 08 1943 Auschwitz
Antje Wessels van Dijk 25 10 1887 Geffen - 27 08 1943 Auschwitz
Nathan Benjamin Wessels 19 04 1922 Oostvoorne - 30 09 1942 Auschwitz
Benjamin Leo Wessels 28 09 1926 Oostvoorne - 22 03 1945 Bergen Belsen

Spijkenisse

Salomon Levie 03 11 1892 Zuidland - 31 03 1943 Midden Europa
Mina Levie Monas 09 07 1886 Bergum - 05 11 1942 Auschwitz
Charles Bertus Levie 21 09 1927 Spijkenisse - 31 03 1943 Midden Europa
Elly Max Levie 22 12 1931 Spijkenisse - 05 11 1942 Auschwitz
Adriana de Vries 15 05 1864 Spijkenisse - 05 11 1942 Auschwitz

Zuidland

Jacob Levie 14 07 1851 Zuidland - 09 11 1942 Auschwitz
Philippus Levie 02 04 1878 Zuidland - 05 11 1942 Auschwitz
Hendrika Levie Hoogstraal 05 01 1885 Uithuizen - 05 11 1942 Auschwitz
Simon Levie 24 07 1879 Zuidland - 05 11 1942 Auschwitz
Pienas Jacob Levie 09 09 1887 Brielle - 16 07 1943 Sobibor
Wilhelmina Levie Levie 08 07 1888 Zuidland - 16 07 1943 Sobibor
Meijer Levie 18 06 1920 Zuidland - 31 03 1944 Midden Europa
Sophia Bertha Levie 25 08 1924 Zuidland - 04 06 1943 Sobibor
Gustave Emanuël Julius Levie 09 01 1898 Zuidland - 31 03 1944 Midden Europa

Bovenstaande tekst in lichtgroen valt niet onder GNU Free Documentation License en is afkomstig van http://www.sjoelbrielle.nl/assets/Uploads/JOODS-LEVEN-IN-BRIELLE.pdf

Externe link