Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Serge Largot
Serge Largot | ||
Serge Largot 2014 | ||
Persoonsgegevens | ||
Volledige naam | Serge Largot (Nesten (Ernest) Aerts) | |
Geboren | Brugge (B), 14 juni 1929 | |
Overleden | Grandpré-en Ardennes (F), 1 juli 2019 | |
Geboorteland | België | |
Beroep(en) | Kunstschilder, dichter en kunsttheoreticus | |
Oriënterende gegevens | ||
Jaren actief | 1943-2019 | |
Informatie over Serge Largot bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie |
Serge Largot, pseudoniem van Ernest (Nesten) Aerts, (Brugge (B), 14 juni 1929 - Grandpré en Ardennes (F), 1 juli 2019) was een Belgisch kunstschilder, dichter en kunsttheoreticus.
Hij was de grondlegger van het Internationaal Cultureel Centrum ICC te Antwerpen.
Familie
Zijn grootoom was Flori Aerts (1877-1934), professor aan de Koninklijke Kunstacademie van Brugge en de leermeester van de Hofschilder José Storie (1899-1961). De “Nesten” is geboren met in de ene hand een pen en een verfborstel in de andere. “Daar is de volgende” zei zijn grootoom bij het zien van Nesten in zijn wieg.
Loopbaan
Van 1943 tot 1945
In 1943, op 14 jarige leeftijd treedt hij in het atelier Storie waar hij vroegtijdig kopieën van werken van J. Bosch tot Fragonard kon vervaardigen. Tegelijk met schilderen schreef hij ook gedichten. Hij schilderde in het atelier Storie tot zijn 20 jaar. Naast de “officiële” schilderijen, maakte hij kleine werken naar zijn eigen gevoel, kunde en geweten. Hij schilderde gewone objecten van het leven, zoals een mand onder een stoel, linnengoed dat droogt op een balkon enz… in een stijl à la Van Gogh, hoewel hij deze niet kende. Op zijn 20 jaar breekt hij los uit zijn gouden kooi en begint een zwerversleven. Naar Parijs, de Hoge Alpen en andere plaatsen.
Van 1945 tot 1957
In de periode 1945 - 1957 schildert hij kloek figuratief. Met het schilderij “Schapenkop” kreeg hij een eervolle vermelding bij de Provinciale Wedstrijd. Toen trok hij naar Brussel, Antwerpen en Oostende waar hij zijn kroeg Het Mandeken openhield, met als kelner zijn stadsgenoot Marcel Van Maele die zeer vlug begreep wat Nesten bedoelde met imponderabele poëzie. Na één jaar ’t Mandje trok hij terug weg naar Parijs, Nederland en dan zwervend van Brugge naar Antwerpen waar hij de kunstenaarsgroep Onderaards 62 (schilders en schrijvers) stichtte. (1)
Van 1958 tot 1963
De groep Onderaards 62 werd aldus genoemd omdat de wereld van morgen wordt altijd in de schaduw voorbereid. De werkelijke avant-garde bloeit dikwijls naast de uiterste spits van de zichtbare evolutie, in de schaduw ervan». Deze groep is werkzaam tot 1965. Dit was zijn periode Pathos, action painting in kleur. Hij doet niet onder voor zijn vriend Van Anderlecht met wie hij een vriendschapsband had. Tijdens de periode van Onderaards 62 kiest hij zijn pseudoniem Serge Largod dat eventjes later Serge Largot werd. (De schilders en schrijvers samen verenigd onder de naam Onderaards 62 op het initiatief van Largod waren :
- Baert
- Bervoets
- Claus
- Diels
- Ganzevoort
- Grignard
- Kazan
- Kersting
- Klein
- Serge Largod
- Meeker (Rudy)
- On-a-ban
- Stassaert
- Vanderwilt
- Van den Bossche
- Van de Velden
- Van Assche
- Irene van Kerckhoven
- Van Maele
- Van Roost
- Vercammen
- Wouters.
Van 1963 tot 1964
Op een een zeker ogenblik vraagt hij zich af : “Wat is schilderen”? Hij gaat terug op de zwerf. Hij bezoekt intensief musea (in menige landen), bestudeert terug de meesters en herontdekt de Fundamentele wetten van de schilderkunst. Hij onderzoekt eveneens de Wetten van het simultaan contrast van Chevreuil. Na het ontdekken van de additieve werking van de kleur vindt hij de exacte complementariteit van de kleuren (2).
Van 1964 tot 1973
In 1964 breekt de Lumen Numen - periode aan die hij tot de perfectie drijft. Hij vormt opnieuw een groep schilders aan wie hij zijn methode van “de boventoon” uitlegt. De kleurgroepen, de koude en warme kleuren, de plaats van elke groep, zelfs het aanbrengen van de verf; dat zijn enkele condities voor het behalen van de “boventoon” (genaamd de “ut” in de muziek).
De kleurstalen met uitleg (en tabellen) berusten in de archieven van het MuHKA te Antwerpen.
- In Tunesië maakte hij twee grote kleurencirkels met de complementaire kleuren tegenover elkaar; een cirkel met koude kleuren, een cirkel met warme kleuren.
- Met Philippe d’Arschot de Schoonhoven brengt hij in 1967 een bezoek aan Jean Bazaine aan wie hij het idee van een groep uitlegt en Lumen Numen - werken toont. Jean Bazaine beslist het idee te ondersteunen met zijn aanwezigheid en deze van andere Franse schilders van de Ecole de Paris.
De schilders die hij uitnodigt om een groep te vormen rond het idee Lumen Numen zijn (alfabetisch):
Hij richt een tentoonstelling van deze groep in in het Museum Voor Schone Kunsten in Antwerpen, die ook een hulde is aan Pajak en Schmalzigaug.
Met deze “Lumen Numen” periode maakt hij een doorbraak en kent een zeker succes in de verzamelaarskringen in Antwerpen en Brussel. Na deze periode van uiterste inspanning voelt hij zich meer “alchemist” dan echt schilder en hij verlaat terug zijn penaten.
Van 1980 tot 2008
Vanaf 1980 beslist hij om opnieuw gewoon te gaan schilderen en vindt hij zijn persoonlijke weg in de “Figuratie Anders” (4). Hierover wordt gezegd: «Het is open en expressief werk, dat niet in eerste instantie spectaculair wil zijn maar veeleer intimistisch is met vooral een accent op de geladen sfeer van directe inhoudelijkheid zonder figuratieve beelding».
Hij heeft intussen meerdere ateliers in meerdere landen. Hij heeft een woonst-atelier om de 400 km van Ferwerd (Friesland) tot Ibdes (bij Calatayud in Spanje). De “Figuratie Anders” - beweging groeit inmiddels rustig door.
In deze jaren tot 1986 maakt hij veel ophef. Nadien beslist hij zich terug te trekken uit het “publieke leven” betrekt hij een grote hoeve in het noorden van Frankrijk, waar hij verder zijn “Figuratie Anders” doorvoert van 1994 tot 2008.
Van 2008 tot 2012
Vanaf 2008 duikt hij plots op in zijn “splendid isolation” op het eiland Bonaire en in een atelier in Paterson over de rivier Hudson tegenover New York, waar hij opnieuw druk musea bezoekt.
Van 2012 tot 2019
Vanaf 2012 komt hij terug naar Frankrijk waar hij zich in een klein rustig dorp vestigt. Daar, in alle stilte, komt hij aan zijn “Imaginal” van de Figuratie Anders toe. De “Imaginal” dient begrepen te worden in de zin van Henri Corbin. De “Imagination créatrice” in het soefisme van Ibn’arabi: de Mundus imaginalis (alah al mythal). Zijn Figuratie Anders groeit in alle stilte naar de « Imaginal » toe.
Serge Largot als dichter
Opvattingen over poëzie
Bij “Onderaards 62” waren er ook dichters en schrijvers (zie lijst hoger). In een fragment uit een brief van Serge Largot aan Eugène Van Itterbeek (5) legt hij uit wat voor hem Poëzie is : Het voornaamste omtrent Poëzie is niet zozeer dat het gedicht “goed” is, maar dat het “waar” is. Immers, poëzie en liefde zijn nauw verwant, en liefde is niet een product van de hersenmekanismen-ter-linkerzijde, neen!... liefde is als het water… het vloeit ter rechterzijde.
En hetgeen “waar” is is werkelijkheid. Al het ander is “waan” en is gelijk aan de paradoxen van het denken (kanker van de Geest).
«Poëzie is een dodelijke sprong»… dit wil zeggen dat de dodengrens [(dit is de keus maken tussen levensdrift (werkelijkheid) en doodsdrift (waan)] middels poëzie duidelijk gemaakt wordt. Dat is de opdracht voor de Dichter. Al het andere is slechts Wohllauten (soms geniale) schijn.
De keus is zeer pijnlijk… bijna dodelijk…
En ik heb al mijn begaafdheden (geleidelijk aan) moeten los laten op die weg die naar de Poëzie voert, om tenslotte terecht te komen bij - wat ik noem - de menselijke gedichten… Maar deze gedichten “konden het niet” tegenover de kritiek en de analyse van de linkerkant. Deze gedichten zijn ófwel uiterst kwetsbaar tegenover, ófwel hebben zij niets te maken met aliënerende kriteria.
“Il suffit de ne pas avoir peur du ridicule”.
Maar dergelijke houding is, voor de lezer en schrijver, de moeilijk te overschrijden grens. Toch is het zo, dat het Intellegere (intelligentie is “in de dingen zien”) de mens er toe drijft om tevreden te zijn met schijnbare zaken. Dus, de dodelijke sprong is het 'transgresserende sine qua non' van de poëzie. Al het andere behoort tot het domein van de nutteloze macht. Dus, al het andere is Fake»
Publicaties
Reeds in 1958 nam Paul De Vree Largod onder zijn vleugels, want hij was de enige die Largod echt begreep. Largod had ook een goed contact met Adriaan Peel die besloot enkele gedichten te publiceren, zo ontstond : “De heilige Schuur” (uitgegeven door “Lepel”). Avant-garde was ook de groep Labris die aan het ontstaan was. Na intensieve discussies over moderne poëzie en “experiment” gaf Largot de volgende twee visies in de volgende twee gedichten (6) :
1. Kamoske ert
da kwamosta vurameding
tie kwelletiele kamtekeer
zohuuk de naze vort,
dazeben hoeben iembekleven.
“Zookwoo zookwoo? spalijgte tiem
zookwoo zookwoo,
vozuur da lamme mienetieng
tie kwellebiele volteklieng:
kamoske ert… oteevu!” (1957)
2. reukt
zwolpenmorgen
beuste,
rokert blakerstok
ekke en hars,
morgen innavelen,
klonter
korstmoszoom
klotter
niet (nog niet)
witadem heimhei
vliegvlees
klonter
zwolpenmorgen
plots
rinkelopen
steenwaterdeksel
witadem wassen
glimmetje klotten
dag in urineren
nijp nijp
sexit!
(1957)
Largod is intussen Serge Largot geworden : de naam Serge naar de Heilige Serge “die de zotten genas door ze te laten zoals ze waren”; en Largot van het “argot”.
Een fragment uit een brief lezen wij : …. « Wij weten nu nog steeds niet of zoiets wel gedichten genoemd kunnen worden, maar er is wel een basisverschil. Als Labris avant-garde is, waar situeert men dan Onderaards 62? Toen hij hen vroeg om namen te kiezen zei hij “Kamoske ert” want daar kan je om het even welk woord een plaatsje geven. In Reukt daarentegen wordt met elk woord een levenstoestand benoemd die voelbaar moet zijn. Dit was, wat hij noemde “het experiment van het Imponderabilia-nieuwwoorden”.
Woordgebruik
Hier zit dan de splitsing. Serge Largot spreekt daar zelf over in de volgende bewoordingen:
…… « Dit “experiment” waarbij ik toch altijd waakzaam was om dit aan de Nederlandse taal en aan de poëzie te geven - ver van mij om “het experiment om het experiment” te betrachten - heeft heel wat echo’s gekend in de toenmalige jongere avant-garde tijdschriften.
Het zogenoemde normaal woordgebruik wordt vervangen door het ineenvlechten van synesthesische “woord-aanwezigheden” [die het (altijd) rond woorden voelt “walmen”].
Bij echo’s van woorden, karpersprongige gevoelgedachtengangen, kleur- en klanksferige gewaarwordingen. Woorden worden waarlijk werkende woorden ! (nieuwwoorden).
Reeds in mijn zeer prille jeugd voelde ik aldus het “duiden” der dingen aan als een “intellegere”… dus… als een “in-de-dingen-zijn” ! (imponderabilia-toestand).»
En zo ging hij verder tot zijn laatste vijfentwintig gedichten die hij schreef in november en december 2018, enkele maanden voor zijn heengaan, dat hij al lang voelde aankomen.
« Wanneer leegte vol leegte is dan is het een spiegelbeeld waar ik tot aan de achterkant wil komen om te weten of ik dáár ben of niet want ben ik er dan is er leegte zonder leegte hetgeen mijn dagelijks zijn betekent door het ikvolzijn van de leegte van het leven dat weerspiegelt in de volheid van de dood.
O verwachte kom mij halen hetgeen misschien voor morgen zijn zal, ik wacht wel op jou wijl jij reeds in mijn nabijheid bent en gelijk mijn dood bent als een spiegel in een spiegel waarin de achtergrond te zien is van alles; jawel, dat is leegtevol en levensleeg het fluistert mij toe in elke sterrenloze nacht waarna de morgen te paard rijdt op de nevel en de sterren naar huis gaan.
O jawel ik wil meegaan en mij uitwissen om plaats te maken voor de volheid van het spiegelbeeld voor morgen waarin mijn ik óók verschijnen zal met die leegte in mijn handen wijl ik jou aanroep in de woestijn omdat het voor nu en morgen reeds te laat is want het was er gisteren reeds maar ik vergat te kijken in de spiegel net zolang tot het oneindige verscheen zoals een slang in het duister zoals de fluister der wolkenluister waarvan de hemel volgeladen is zodat de leegte haar plaats niet vinden kan om mij te bekoren tot bekeren.
Want o ja, dat is wat moet gebeuren vooraleer ik overga tot de dood dat als bazuingeschal in mijn leegte weerklinkt zodat ik van angst bijna te sterven lig, o ja, kom dan toch, o ja.» Dit herinnert eraan dat Largot in de jaren 1960 Mallarmé las : “Ma faim qui d’aucun fruit d’ici ne se régale trouve en leur docte manque une saveur égale” en ook in Monsieur Teste van Paul Valéry: « La bêtise n’est pas mon fort ».
Recenties
Marcel Van Maele schreef over hem in De Poëziekrant in 1982: (7)
Regelmatig werd er gezegd : « Largot is weer verdwenen » “Hij die verdwijnt, komt zelden terug”. « Serge Largot (Brugge 1929), niet weg te denken uit het kolkende Vlaamse kunstwereldje van de jaren zestig, verdween tien jaar geleden. Hij had toen reeds de dichtbundels “
- De Heilige schuur (1964 en
- “Liefst zonder woorden” (1972) en de roman
- “Het Water” (1969) gepubliceerd.
Nu is hij – na vele omzwervingen : Noord-Afrika, Spanje, Frankrijk, Nederland… terug, en niet met lege handen. Consequent heeft hij in die lange periode van afzondering verder gewerkt aan z’n literair oeuvre, en in zijn poëzie de draad doorgetrokken.
De nieuwe gedichten van Serge Largot – waarvan ik het typoscript heb doorgenomen – hebben me ontroerd. Ik wil (kan) hier (nergens) omschrijven wat poëzie is. Maar… gedichten die niet mode-gebonden en niet oppervlakkig…. die eerlijk én authentiek zijn… dit is Grote Poëzie. »
Zoals veel schrijvers werd hij gepubliceerd in diverse tijdschriften en enkele zeldzame uitgaven. Hier ook was zijn leven zijn oeuvre.
Het derde leven van Largot
Serge Largot is niet alleen kunstenaar, maar ook een verantwoordelijke burger die zich inzet voor het cultureel en sociaal leven, daar waar hij (tijdelijk) woont.
Onder zijn initiatieven tot het samenbrengen van kunstenaars en het organiseren van tentoonstellingen vermelden we:
- In 1961 worden zijn kleurentheorieën door Dr. van Dyck (uit Antwerpen) en Dr. Zeylmans van Emmichoven (uit Nederland) zeer in acht genomen. Largot zal sommige patiënten van Dr. Van Dyck met het effect van kleuren kunnen helpen in hun psychologische moeilijkheden. Dr. Zylmans, die een boek schreef “The effect of colors on the feelings”; nodigde Largot uit om te werken in Veldheim en Stenia (twee instituten voor gestoorde kinderen en Nederland.)
- In (1962-1965) is hij initiatiefnemer van de kunstenaarsgroep “Onderaards 62” in Brugge en Antwerpen en organiseert tentoonstellingen voor deze groep.
- In (1966 tot 1973) is hij initiatiefnemer van de internationale kunstenaarsgroep “Lumen Numen” met de steun van Philippe d’Arschot Schoonhoven. Hij Organiseert tentoonstellingen voor de groep in:
- KMSKA, Antwerpen
- St.-Pietersabdij Gent,
- Houffalize
- Tavigny
en in galerijen.
- In 1966 organiseert hij “Bryggium” (8) met criticus (aica) Philippe d’Arschot Schoonhoven – in de Stadshallen te Brugge (voorloper van een Biënnale), met 28 exposanten.
- Hij Werkt aan de erkenning van Smalzigaug, Morel, Pajak, Germain
- In 1968 is hij initiatiefnemer van V.A.G.A. (9), de “contestatie beweging in Antwerpen” en van de “bezetting” van het KMSKA. Hij werkt samen met Burgemeester Lode Craeybeckx en Conservator KMSKA Walter Van Becelaere naar het zoeken van gebouwen die een Museum Moderne Kunst Antwerpen zouden kunnen herbergen.
- - Hij organiseert met V.A.G.A. de volgende tentoonstellingen:
- 2) LYRIQUE : conferatur Lumen Numen.
- 3) “NOT FOR SALE Art” (zonder selectie) in het KMSKA in het kader van vrije deelneming (10)
- - In 1971-1973 is hij initiatiefnemer met Maurice Hinsenkamp (voorzitter van de federatie van de studenten verenigingen) van het “KUFFERANIUM” in de Universiteiten U.L.B.-V.U.B. te Brussel. (36 exposanten van Margaret Andres tot Maurice Wyckaert) (3 tentoonstellingen van 1971 tot 1973).
De bedoeling was een stap te zetten naar een toekomstige universitaire collectie met samenwerking van Ph. Robert-Jones, Conservator van het Museum Schone Kunsten te Brussel. (11)
- - In dezelfde periode van 1971 tot 1973 in de U.L.B.-VUB, in samenwerking met Professor Frank Matthys ; organiseert “Vrije Ateliers” schilderen; beeldhouwen en vooral discussies tussen professoren, studenten (vooral deze van kunstgeschiedenis) en leden van het personeel in een soort open forum.
Van daaruit ontstaan de Culturele Diensten van de U.L.B. en na de splitsing van de V.U.B.
- - in 1971 is hij initiatiefnemer met Burgemeester Charles Mathurin voor het oprichten van het eerste franstalig cultureel centrum te Houffalize in de Belgische Ardennen dat hij tot 1977 zal leiden. (12).
- - in 1981 organiseert hij een tentoonstelling “Rencontre” in de “Ancienne Abbaye de la Réau” bij Poitiers (Fr) die de kunstenaars van de Poitou-Charentes samen brengt te St.-Martin l’Ars.
- - in 1982 sticht hij met andere kunstschilders de vereniging “Artension” die ijvert voor het statuut van de plastische kunstenaar. Later zal Artension een kunsttijdschrift worden door toedoen van Pierre Souchaud. (13)
- - in 1983 is hij notulist van het “Rijnmond Platform” te Rotterdam, ijvert voor het erkennen van “kunstcellen” in elke vakbond in Nederland.
- - in 1984 Sticht hij met zijn zonen in Hoboken een bronsgieterij volgens de Verloren Was (“cire perdue”)- methode. (14).
- - in 1986 is hij initiatiefnemer van de vzw “Ombuiging” die een tentoonstelling organiseert in het C.C. Ter Dilft te Bornem, “Nieuw uit België en Nederland” met 23 exposanten in 1986, het bevestigen van de “Figuratie Anders”.
- - in 1994 – 2008 sticht hij een Franse afdeling van de vzw “Ombuiging” die gelegen is in grote hoeve te Merville (Fr-Nord), deze afdeling zou uitgroeien tot een vzw die in samenwerking met het Ministerie van Justitie en het Ministerie van Arbeid, personen die een voorwaardelijke vrijlating bekomen hebben, met de bedoeling deze personen in de familie, in de arbeid, woonst en dus weer naar het “normale” leven te integreren.(15)
- - In 2008-2012 : ijvert hij op Bonaire zodat dit eiland leert zelfstandig zijn levensmiddelen, voornamelijk voedsel, te produceren zodat zij niet meer afhankelijk zijn van import.
- - In 2012-2019 trekt hij zich helemaal terug in een stil dorp in de Franse Ardennen zodat hij zich helemaal aan de “Imaginal” van de “Figuratie Anders” kan wijden.
- - In 2018 schrijft hij zijn laatste vijfentwintig gedichten over wat hij ervaart van de komende dood.
- - In 2019 “laat hij los” in de nacht van 30 juni – 1 juli 2019.
Prijzen en onderscheidingen
Zoals vele schilders kreeg hij prijzen en onderscheidingen (van 1946 tot 1986) en had hij tentoonstellingen (vanaf 1950 tot 2019). Hij heeft ook private verzamelaars en werken in enkele musea. Maar dit was niet het belangrijkste.
Het belangrijkste werk was “compromisloos” leven naar waarheid en eenheid en zonder een bij-beroep uit te oefenen. “Mijn leven is mijn oeuvre” zei hij zeer dikwijls.
Zoals de dichter Hendrik Carette het zegt: « De jongeren onder ons zouden meer moeten luisteren naar dit soort van oude wijze mannen die echt iets te vertellen hebben en die zonder subsidies en andere prebende weten te leven en te werken ».
Onder zijn onderscheidingen vermelden we:
- Prijs Dr. De Meyer 1946 (Brugge)
- Prijs Provincie West Vlaanderen 1951
- Prijs Jonge Vlaamse Schilderkunst 1958
- Prijs Jonge Belgische schilderkunst 1965
- Onderscheiding Europa Prijs 1966
- Prijs Jules Raeymaekers van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Brussel 1972
- Benoemd in de Orde van Léopold II voor diensten bewezen aan de Cultuur 1973
en andere.
Hij begint reeds zeer jong aanwezig te zijn in solotentoonstellingen in Galerijen in:
- Brugge
- Antwerpen
- Brussel
- Gent
- Ieper
- Virton
- Wolff
- Zaragoza (ES)
in het buitenland:
- Nederland
- Frankrijk
- Duitsland
- Spanje
Hij wordt vertegenwoordigd in de voornaamste galerijen, zoals :
- Galerie Defacqz
- Galerij Derweduwen
- Galerij La Madeleine, Brussel
- Kunstforum, in Schelderode
- Galeria Naharro in Zaragoza (ES)
- Galerij Wolff in Düsseldorf (D)
en in de volgende musea:
- Museum Schone Kunsten Antwerpen
- Museum Elsene (Brussel)
- Musée Gaumais (B),
- Linart (Gent)
- Foire d’Art Actuel, Brussel
alsook bij de volgende openbare aankopen:
- Aankopen van de Belgische Staat
- Aankopen van de Nederlandse Staat
- Aankopen van de Stad Schiedam
- Aankopen van de Stad Rotterdam
Zijn laatste deelneming in 2019 was: Art’s Birthday in MuHKA Antwerpen.
Selectieve bibliografie
• Paul De Vree : “Onder experimenteel vuur” uitg. De Galge 1968 • “Lumen Numen het Numineuze in de Poëzie” uit. Henri Fagne – Brussel 1971 • Internationaal Lexicon van de Moderne Beeldende Kunst – Albert van Wiemeersch – Kunstforum 1988 • “Van Ostaijen tot heden” zijn invloed op de Vlaamse Poëzie : Geert Buelens / uit. Vantilt 2001 • Johan Pas: “Beeldenstorm in een Spiegelzaal” Lannoo-campus 2005 • “Hotel New Flanders” – 60 jaar Vlaamse / Poëzie 1945-2005 Poëziecentrum 2008 /
Hij werd gepubliceerd in de volgende tijdschriften :
- Lepel
- Tafelronde
- Golfslag
- Tempus Fugit
- Kahier
- Stuip
- PoëzieKrant, Gedicht en Grafiek…..
Referenties
- (1) Internationaal Lexicon van de Moderne Beeldende Kunst – Albert Van Wiemeersch – Kunstforum 1988 en (krantenartikels van 1962 - 1963)
- Tijdschrift Labris n° 2
- (2) Catalogus “Lumen Numen n° 1” - 1967 : Artikel van Serge Largot en Kari Bert : “KLEURDENKEN”.
- (3) - Internationaal Lexicon van de Moderne Kunst 1988.
- Catalogi van 1967 tot 1973 - Tijdschrift “Art and Artists” (Londen) sept. 1968 – “New Perspectives” door Pierre APRAXINE / - Archieven MuHKA Antwerpen - “Het Numineuze in de Poëzie” uitg. Fagne – Brussel 1971 /
- (4) Internationaal Lexicon van de Moderne Kunst 1988 : “ANDERS”.
- catalogus “Nieuw in België en Nederland” 1986 CC Ter Dilft / “Ombuiging”vzw
- (5) in tijdschrift “Letters” Eugène Van Itterbeek (juli-sept 1993)
- (6) “De Heilige Schuur” uitg. Lepel “Liefst zonder woorden” uit de Galge 1972
- (7) in PoëzieKrant 1982
- (8) Catalogus “Bryggium” 1966 Stad Brugge
- (9) Johan Pas “BeeldenStorm in een Spiegelzaal” lannoo-campus 2005
- (10) catalogus KMSKA “Jousselin, Semser, Vandercam, Weiss”catalogi
- (11) catalogi “Kufferanium” van 1971 tot 1973
- Tijdschrift « Clés pour les Arts » : L’Université de Bruxelles inaugure une collection d’art ». février 1972
- (12) zie « aanvraagdossier ter erkenning van het “Maison de la Culture Jules Raeymaekers” te Houffalize 1972. Archieven Letterenhuis Antwerpen.
- (13) Internationaal Lexicon van de Moderne Beeldende Kunst 1988 - Schelderode
krantenartikels “La Nouvelle République du Centre Ouest”. Tijdschrift « Artension »
- (14) Zie de bronzenbeelden gegoten voor de Stad Antwerpen (de Gorilla van de Zoo) en de restauraties in Brugge en Antwerpen door Aerts Barthold.
- (15) zie de “werking” van de vzw Ombuiging in Frankrijk