Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Robert Derks

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Rob (Robert) Derks (Nieuwkoop, 22 april 1941) is een Nederlands stedenbouwkundige.

Loopbaan

Derks studeerde van 1963 tot 1972 aan de Technische Universiteit in Delft. Al in 1968 werd Derks gevraagd om student-assistent te worden bij de leerstoel stedenbouwkundig ontwerpen van hoogleraar W. de Bruijn. Derks werd later universitair docent in Delft.

In 1972 trad Derks in dienst bij Bureaux Wissing BV in Barendrecht, waar hij ook directeur werd. In 1992 gingen de wegen uit elkaar en startte Derks in Houten een eigen bureau: Derks Stedebouw BV. Derks was daar tot en met 2010 directeur. Eind 2012 sloot het bureau haar werkzaamheden af.

Het oeuvre van Derks is in 2014 opgenomen in het archief van Het Nieuwe Instituut.

Ontwerpfilosofie

Tijdens zijn studie aan de TU in Delft werd Derks vooral geïnspireerd door de 'The making of mankind' van Richard Leakey, 'De stalen holen' en 'De blote zon' van Isaac Asimov, de colleges over de structuur van de polis van professor De Bruin, en de studies naar ‘Urban Space and Structures’ door Sir Leslie Martin & Lionel March en 'De architectonische ruimte' van Dom Hans van der Laan.

Derks heeft in zijn werk altijd de geschiedenis van de mens en haar nederzetting als uitgangspunt genomen. Ook de menselijke maat speelt in Derks’ werk een belangrijke rol, evenals de openbare ruimte en in het bijzonder het groen in de vorm van parken, gras, beplanting, bomen en waterpartijen.

Derks laat in zijn werk de geschiedenis terugkomen, naar de theorie dat invloeden van vroegere maatschappelijke stelsels onzichtbaar overleven om in het heden weer zichtbaar te worden. Schijnbaar verdwenen kenmerken komen in een latere generatie weer onverwachts terug (Atavistische speltheorie).

Verder introduceerde Derks de 'inversie-stedenbouw'. Dit betekent dat eerst de openbare groene ruimte (park) wordt ontworpen en pas daarna bebouwing en de verkeersstructuur. De groenstructuur wordt ontworpen als een aaneengesloten en samenhangend geheel. Daarna wordt de (woon)bebouwing gericht op de (openbare) ruimte. Een woongebied wordt daardoor omsingeld door groen. Het groen wordt daardoor de drager van de stad en het landschap wordt binnengesloten.

Het resultaat is een veel sterkere beleving van de groene ruimte, bij eenzelfde (of zelfs hogere) dichtheid. Inversie-stedenbouw is een mooi voorbeeld is van “omkering van de gangbare praktijk” oftewel out of the box-denken.

Derks pleitte ook voor een meer samenhangende stedenbouw en tegen de, wat hij noemde, “glas-in-loodstad”: de stad bestaande uit (op zichzelf goed ontworpen) buurten, wegen en parken, etc., maar zonder onderling verband.

In het werk van Derks zijn een "groene wereld", de fiets, het woonerf en de heemtuin vaak terugkerende thema's. Hij streefde naar een krachtige en duurzame stedenbouw, wars van modes en trends. “Vermijd vluchtigheid en wisseling van opvattingen en zoek de lange tijdlijn.”

Tijdsbeeld en invloeden

Derks’ reageert met zijn ontwerpfilosofie op het Nieuwe Bouwen, dat voorzag in onderdak, groen, licht en lucht, maar tekort schoot in het bieden van (mogelijkheden voor) sociaal contact, geborgenheid, warmte en gevoel in de directe woonomgeving.

Derks’ werk past in het beeld van de vernieuwende jaren zeventig waarin kleinschaligheid opnieuw werd gedefinieerd. Het werk van de Duitse econoom Ernst Schumacher, met o.a. het boek “Small is beautiful” (Hou het klein, 1973) is daarbij van grote invloed geweest.

In de vakwereld van architectuur en stedenbouw hadden Jan Verhoeven en Ton Alberts een grote invloed.

Zoek op Wikidata

rel=nofollow