Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Pruim (vrucht)

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Prunus domestica domestica)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Zie ook : pruim (doorverwijzing), voor andere betekenissen van "pruim".

rel=nofollow

De pruim is een boomvrucht, meer bepaald een naam voor bepaalde soorten steenvruchten van het geslacht Prunus, die geteeld worden voor consumptie. De Europese cultuurpruim (Prunus domestica) bestaat in vele rassen, die meestal hexaploïd zijn (2n = 6x = 48). Daarnaast er de Japanse pruim (Prunus salicina, zie beneden).

Kwets is in Nederland de naam voor een bepaald pruimenras (Prunus domestica domestica), in sommige regio’s in Vlaanderen (vooral in Limburg, en in mindere mate gedeelten van de procinvies Antwerpen en Vlaams-Brabant die grenzen aan Limburg) is het wel de algemene naam voor eetbare pruim. Dit komt overeen met Quetsche in het Duits (in de meeste delen van Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland). Vooral in het Zuidwesten van Duitsand, Rheinland-Pfalz, tot in Luxemburg en de Elzas, wordt hiervoor het woord Zwetschge gebruikt. Het woord quetsche werd ook inhet Frans opgenomen. Dit is de soort die meestal gebruikt wordt voor het destilleren van de sterke drank slivovitsj. Het is een oud ras van blauwe, kleine, langwerpige, weinig sappige pruimen.

De oorsprong van de soort Prunus domestica staat niet vast. Lange tijd is er van uit gegaan dat de soort is ontstaan uit een soortkruising tussen de sleedoorn (Prunus spinosa) en de kerspruim of myrobalaan (Prunus cerasifera). Deze soortkruising zou bij toeval kunnen zijn ontstaan in de Kaukasus, waar de verspreidingsgebieden van de beide oudersoorten elkaar overlappen. Volgens deze theorie zouden in het genoom van Prunus domestica vier sets chromosomen (4x) van Prunus spinosa en twee sets chromosomen (2x) van Prunus cerasifera aanwezig zijn.

Door de resultaten van latere onderzoeken wordt de bovenstaande theorie in twijfel getrokken. Volgens deze onderzoeken zouden 2x, 4x en 6x vormen van de kerspruim aan de basis staan van de soort Prunus domestica.

Tot de cultuurpruim Prunus domestica behoren zowel de tafelpruimen, die groot en vaak sappig zijn, als de kleinere en nogal droge kwetsen, die veel in bereidingen van jam (moes) of jenever gebruikt worden. De mirabellen of kroosjespruimen worden vaak tot een andere soort gerekend, namelijk Prunus insititia. Deze soort wordt echter niet altijd gezien als een aparte soort, maar soms ook als een ondersoort of slechts als een cultivar-groep van Prunus domestica. Hoe dan ook, Prunus domestica en Prunus insititia zijn zeer verwant aan elkaar.

Tot een andere groep behoren de Japanse pruimen. Deze worden tot de soort Prunus salicina (syn. Prunus triflora) gerekend. Prunus salicina is diploid (2n = 2x = 16). Japanse pruimen kunnen in Nederland wel buiten worden geteeld, doch deze bloeien vroeger dan de Europese cultuurpruimen en lopen daarom meer risico op schade door nachtvorst. In het verleden werden in Nederland wel Japanse pruimen onder glas geteeld. Deze teelt is inmiddels vrijwel verdwenen.

Japanse pruimen verschijnen wel regelmatig in de Nederlandse winkels, omdat deze in het buitenland (bijvoorbeeld Californië) veel worden geteeld en vervolgens worden geëxporteerd. De vruchten van de Japanse pruimen vallen op door de meestal grote ronde tot hartvormige vruchten met stevig vruchtvlees, dat transport over grotere afstand mogelijk maakt.

Er bestaan ook soortkruisingen tussen de Japanse pruim en de abrikoos. Deze staan bekend onder de namen Plumcot, Aprium en Pluot.

Ook bestaan er soortkruisingen tussen de Japanse pruim en de kerspruim (Prunus cerasifera).

Vermeerdering

Voor het behoud van de raseigenschappen, dient de pruim vegetatief te worden vermeerderd. Hiertoe wordt de pruimenboom geënt of geoculeerd op een onderstam. Belangrijk bij de keuze van de onderstam is de groeikracht.

De zeer sterk groeiende onderstammen ’Brompton’ en ’Myrobalan B’ hebben historisch gezien een grote rol gespeeld in de pruimenteelt, maar worden niet veel meer gebruikt. De meest gangbare onderstam in Nederland is nog ’St. Julien A’, die in de jaren 1950 in Nederland in gebruik kwam en die een matige groeikracht had ten opzichte van diverse andere op dat moment gangbare onderstammen.

Er is in de loop der jaren gezocht naar zwakker groeiende onderstammen. De onderstam ’'Pixy’ werd omstreeks 1971 geselecteerd voor zijn geringe groei. De productie is niet groter dan bij de ’St. Julian A’ en vruchtgrootte blijft gewoonlijk ook wat achter ten opzichte van bomen op ’St. Julian A’, waardoor Pixy nooit een grote doorbraak heeft gekend.

De onderstam ’VVA-1’ werd ontwikkeld in het veredelingsprogramma van prof. dr. Gennady Eremin van het Krymsk-kweekstation in de regio Krasnodar in Rusland. In Nederland werd deze onderstam in de eerste helft van de 90-er jaren voor het eerst aangeplant in proeven van het toenmalige proefstation in Wilhelminadorp, welke proeven daarna in het nieuwe proefstation in Randwijk werden voortgezet1. Na veelbelovende resultaten kwam deze onderstam in de periode 2002-2006 voor het eerst op de markt. De onderstam ’VVA-1’ geeft een groeireductie van 40 à 50% ten opzichte van de bekende onderstam ’St. Julien A’. In combinatie met een goede en vroeg intredende vruchtbaarheid en een vruchtmaat die gelijkwaardig tot zelfs iets groter is dan bij ’St. Julien A’. Hierdoor is ’VVA-1’ in de Nederlandse pruimenteelt met een sterke opmars bezig, en zal deze de standaard-onderstam ’St. Julien A’ in de professionele teelt waarschijnlijk gaan verdringen.

Andee veelbelovende nieuwkomers zijn ’Wavit’, ’WeiWa’, ’Wangenheim’ en ’Pumiselect’.

Bestuiving

Sommige rassen zoals Opal, Czar, Ontario, Belle de Louvain, Victoria en Anna Späth zijn zelffertiel, wat betekent dat ze bevrucht kunnen worden met eigen stuifmeel. Bij andere rassen moeten er minstens twee verschillende rassen aangeplant worden om vruchtzetting te krijgen.

De bestuiving gebeurt door bijen. De bloei vindt in Nederland plaats van half april tot eind april.

Rassen

Enkele populaire pruimenrassen die geschikt zijn voor de Nederlandse omstandigheden zijn (ongeveer op volgorde van rijptijd):

  • Opal: Populair ras met middelgrote vruchten, roodblauw op gele ondergrond. Goede smaak. Zelffertiel. Goede vruchtbaarheid. Moet goed worden gedund. Pluktijd eind juli/begin augustus.
  • Jubileum: Zeer grote ovale roodpaarse vruchten. Enigszins zelffertiel. De vruchtzetting kan echter verbeteren bij kruisbestuiving. Goede vruchtbaarheid. Smaakt alleen goed indien goed gedund en volledig rijp geplukt. Pluktijd derde week augustus.
  • Victoria (ofwel Reine Victoria): Traditioneel ras met grote langwerpige vruchten, rood op gele ondergrond. Zelffertiel. Zeer vruchtbaar. Dient gewoonlijk zeer sterk te worden gedund, omdat anders de vruchtgrootte ernstig achterblijft en de vruchten oneetbaar kunnen zijn. Indien ruim gedund, is de smaak echter prima. Matige groeikracht, hierdoor is Victoria geschikt voor een kleinere tuin. Pluktijd eind augustus/begin september. Vatbaar voor aantasting door pruimenmot en loodglansschimmel.
  • Bleue de Belgique: Middelgrote blauwe vruchten. Niet zelffertiel. Moet derhalve bestoven worden door een ander ras (zoals: Opal, Jubileum, Victoria, Sanctus Hubertus, Czar en Reine Claude d'Oullins). Zeer vruchtbaar. Dunnen is noodzakelijk. Goede kwaliteit. Matige groeikracht. Pluktijd ongeveer gelijk met Victoria.
  • Anna Späth: Tamelijk grote roodblauwe vruchten. Goede zoetzure smaak. Zelffertiel. Vatbaar voor aantasting door pruimenmot. Pluktijd derde week september.

Andere rassen zijn (ongeveer op volgorde van rijptijd):

  • Early Laxton: Alleen interessant vanwege de zeer vroege rijping (eind juli). De matig grote roodachtige vruchten smaken alleen redelijk indien er een goede vruchtdunning heeft plaatsgevonden en de vruchten volledig rijp worden geplukt. Matige groeikracht. Niet zelffertiel. Kan bestoven worden door onder andere Opal, Victoria, Czar en Reine Claude d'Althan.
  • Sanctus Hubertus (ofwel Blauwe van Rillaar): Middelgrote blauwe vruchten met sterke waslaag. De vruchten kleuren vroeg blauw, maar moeten voor een goede smaak volledig rijp worden geplukt. Heeft dan een friszure smaak. Niet zelffertiel. Geschikte bestuivers zijn onder andere Opal, Victoria, Bleue de Belgique, Czar, Reine Claude d'Oullins, Monsieur Hâtif, Belle de Louvain, Reine Claude d'Althan, Warwickshire Drooper en Anna Späth. Matige groeikracht. Pluktijd eind juli/begin augustus.
  • Vroege Tolse: Een Nederlands ras dat omstreeks 1960 is geïntroduceerd. De vruchten lijken veel op die van het waarschijnlijke ouderras Monsieur Hâtif. Ondanks de vroege rijping is het ras vanwege onvoldoende vruchtbaarheid nooit populair geworden.
  • Early Rivers (ook bekend als River’s Early Prolific, Eldense Blauwe, Précoce Favorite, Pamelse Datjes, Roggepruim, Vilvoordse):[1][2] Oud ras (omstreeks 1830) met kleine bijna ronde blauwe vruchten. Zure smaak. Vooral geschikt voor verwerking. Verse consumptie alleen indien volledig rijp geplukt. Pluktijd begin augustus. Nog van betekenis in de Betuwe, Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen.
  • Czar (ofwel The Czar): Middelgrote blauwe vruchten. Zelffertiel. Ook goed geschikt als bestuiver voor veel andere rassen. Zeer vruchtbaar. Moet goed worden gedund. De kwaliteit is alleen dan redelijk. Pluktijd begin augustus.
  • Ontario: Grote groengele vruchten. Pluktijd ongeveer gelijk met Czar. De vruchten hebben heel zoet vruchtvlees met een dikke zurige schil. De vruchten springen gemakkelijk bij regen. Zelffertiel. Ontario is de enige Europese cultuurpruim die ook wel onder glas wordt geteeld.
  • Voyageur: Middelgrote blauwe vruchten met waslaag. Goede smaak. Niet zelffertiel. Kan bestoven worden door onder andere Opal, Jubileum, Victoria, Valor en Anna Späth. De bomen hebben een matige groeikracht en beginnen vroeg te dragen en zijn daarna goed vruchtbaar. Pluktijd tweede week augustus. De vruchten zijn al in een vroeg stadium gevoelig voor scheuren bij regen.
  • Reine Claude d’Oullins: Bekend Frans ras (omstreeks 1860) met grote gele sappige vruchten welke in de tweede/derde week van augustus rijpen. Bij gunstige weersomstandigheden tijdens de rijping is de smaak uitstekend. Bij slechte weersomstandigheden is de smaak flauwzoet. De vruchten scheuren gemakkelijk bij regen. Ze zijn bovendien slecht bewaarbaar en slecht vervoerbaar, waardoor het ras in de commerciële teelt inmiddels nagenoeg is verdwenen. Zelffertiel. De bomen worden groot met een losse kroon. De bomen dragen pas op latere leeftijd, doch dragen daarna goed.
  • Reine Claude van Schouwen: Een mutant van de Reine Claude d’Oullins, omstreeks 1943 gevonden in Zierikzee. Paarsrode vruchten; voor de overige eigenschappen zie Reine Claude d'Oullins.
  • Monsieur Hâtif (ofwel (Franse) Wijnpruim of Perzikpruim): Tamelijk grote ovale roodpaarse vruchten. Niet zelffertiel. Kan bestoven worden door onder andere Opal, Victoria, Sanctus Hubertus, Early Rivers, Czar, Reine Claude d'Oullins en Anna Späth. De bomen dragen pas op latere leeftijd en zijn niet heel erg vruchtbaar. Daarom hoeft dit ras zelden te worden gedund. De vruchten zijn niet erg lang bewaarbaar, maar smaken goed met een heel specifiek eigen aroma. Pluktijd medio augustus.
  • Avalon: Tamelijk grote eironde vruchten, rood-donkerblauw van kleur. Zodra de vrucht goed rijp is, droogt deze rondom de steel enigszins in. Het vruchtvlees heeft dan een prima zoetzure smaak. Niet zelffertiel. Bloeit zeer vroeg en moet derhalve bestoven worden door een ander vroeg bloeiend ras (zoals Valor). Pluktijd derde week augustus.
  • Belle de Louvain (ofwel Schone van Leuven, ook bekend als: Hengstenkloten):[3] Alhoewel de vruchten van dit ras een mooi uiterlijk hebben (zeer groot met een roodpaarse kleur), kan aanplant vanwege de matige smaak niet meer worden aanbevolen. Pluktijd tweede helft augustus. Zelffertiel.
  • Belle de Thuin (RGF): Ras van onbekende herkomst, welke enkele jaren geleden werd ontdekt in een tuin in Wallonië, België. Zeer grote groengele ovaal/langwerpige vruchten. Erg sappig vruchtvlees. Zeer goede kwaliteit voor verse consumptie en voor vruchtensalade. Niet zelffertiel en zeer vroeg bloeiend. Moet derhalve bestoven worden door een ander zeer vroeg bloeiend ras. Rijpt de tweede helft van augustus. Weinig vatbaar voor ziekten.
  • Excalibur: Grote tot zeer grote vruchten, eirond, oranjerood van kleur. Smaakt zeer goed. De bomen groeien krachtig en zijn slechts matig vruchtbaar. Niet zelffertiel. Bestuivers zijn onder andere Bleue de Belgique, Victoria, Early Laxton, Sanctus Hubertus, Reine Claude d'Oullins, Valor en Anna Späth. Pluktijd vierde week augustus.
  • Reine Claude Verte: Dit is de beroemde Reine Claude met de kleine ronde groene vruchten. Indien rijp geplukt, is dit qua smaak de koningin onder de pruimen met een heel specifiek eigen aroma. De bomen dragen pas op wat latere leeftijd en zijn daarna gewoonlijk slechts matig (en onregelmatig) productief. Niet zelffertiel. Kan bestoven worden door onder andere Victoria, Ontario, Reine Claude d'Oullins, Reine Claude d'Althan en Anna Späth. Pluktijd eind augustus/begin september.
  • Washington: Oud ras met ronde groengele vruchten van zeer goede eetkwaliteit. Echter vrijwel verdwenen vanwege de laat intredende en matige productiviteit. Pluktijd eind augustus/begin september.
  • Reine-Claude d'Althan: Tamelijk grote ronde roodpaarse vruchten. Prima eetkwaliteit. Gevoelig voor barsten bij regen. De bomen worden groot, dragen pas op wat latere leeftijd en zijn matig productief. Niet zelffertiel. Bestuivers zijn onder andere Opal, Victoria, Bleue de Belgique, Sanctus Hubertus, Czar, Monsieur Hâtif, Belle de Louvain en Anna Späth. Pluktijd eind augustus tot begin september.
  • Aprimira, uit het Forschungsanstalt Geisenheim in Geisenheim / Rheingau (Duitsland). Er werd in 1994 geclaimd dat dit een kruising was tussen de Europese cultuurpruim ’Mirabelle von Herrenhausen’ en de abrikoos ’Orangered’ ®. Genetisch onderzoek gaf aan dat het geen kruising is maar een Europese cultuurpruim.[4]
  • Jefferson: Tamelijk grote eironde groengele vruchten met kleine rode vlekjes. Vruchtvlees goudgeel en zeer goed van smaak. De boom wordt groot en is vaak onvoldoende vruchtbaar. Niet zelffertiel. Moet derhalve worden bestoven door een ander ras (onder andere Jubileum, Early Rivers, Reine Claude d'Oullins en Monsieur Hâtif). Rijpt begin september.
  • Valor: Dit relatief nieuwe ras behoort tot de kwetsengroep. Geeft echter veel grotere vruchten dan de oude traditionele kwetsenrassen. De vruchten zijn donkerblauw van kleur, zeer sappig met een goede smaak. Vroege bloei en niet zelffertiel. Kan bestoven worden door onder andere Jubileum, Sanctus Hubertus of Voyageur. Matige tot sterke groeikracht. Pluktijd half september.
  • Bleufre: Zeer grote langwerpige donkerblauwe vruchten. Groot percentage misvormde vruchten. Matige smaak. Matige productiviteit. Pluktijd half september.
  • Warwickshire Drooper: Middelgrote eivormige gele vruchten met bruinrode vlekjes. Om dessertkwaliteit te krijgen is het noodzakelijk alleen de volledig rijpe vruchten te plukken. Moet bovendien goed worden gedund. Gevoelig voor barsten bij regen. Zelffertiel. Pluktijd half september.
  • Wignon (RGF): Het betreft een oud lokaal ras uit de regio van Huy (Wallonië, België). Sterke groeier. Geeft roodpaarse ovale vruchten van gemiddelde grootte. Droog tot sappig vruchtvlees. Geschikt voor verse consumptie en voor verwerking. Rijpt de tweede helft van september. Zelffertiel. Weinig vatbaar voor ziekten.
  • Prune de Prince (RGF) (ook bekend als Noberthe, Noberte, Norbert, Norbert’s Pflaume, Prune de Norbert, Seigneur en Schwarze Mirabelle.) traditioneel ras uit Gaume (Wallonië). Worden al vroeg blauw, maar de volledige rijping is pas een vijftal weken later.[5]
  • Sainte-Cathérine (RGF): Het betreft een oud traditioneel ras van l’Entre-Sambre-et-Meuse (Wallonië, België). Vruchten van gemiddelde grootte, geelgroen, sappig, goed van smaak, langwerpig van vorm. Geschikt voor alle soorten gebruik. De rijping strekt zich uit over een periode van twee à drie weken in september-oktober. Zelffertiel en zeer vruchtbaar. Weinig vatbaar voor ziekten.
  • Président: Zeer grote, eironde, blauwe vrucht met groengeel vruchtvlees, die pas in oktober rijp wordt. De pruim heeft een matige smaak. De boom is matig groot en de vruchtbaarheid slecht.

Een aparte groep pruimenrassen zijn de zogenaamde mirabellen of kroosjespruimen.

Ook van de groep Japanse pruimen bestaan diverse rassen, zoals: 'Golden Japan', 'Burbank', 'June Blood', 'Formosa', 'Santa Rosa', 'Beauty', 'Satsuma', 'Black Amber', 'Friar', 'Howard Miracle' en 'Shiro'. Enkele van deze rassen worden in Nederland op zeer bescheiden schaal nog onder glas geteeld.

Fictieve rassen

  • Pingpongpruimen: eigenlijk witte, oranje en enkele groene pingpongballen. Groeien in de Boom van Goed of Fout uit de Omega Code en spelen een belangrijke rol in de allesbeslissende derde ronde van dit spelprogramma.

Ziekten en aantastingen

  • De belangrijkste ziekte is loodglans (Chondrostereum purpureum). De bladeren van aangetaste bomen krijgen een grijze of zilverachtige kleur. Vooral het ras Victoria (synoniem Reine Victoria) is zeer vatbaar. Ook is dit ras zeer gevoelig voor gomvorming in de vruchten.
  • Daarnaast kan bacteriekanker (Pseudomonas syringae pv. morsprunorum) optreden. Beide ziekten komen vaak tegelijk voor.
  • Roest (Tranzschelia pruni-spinosae var. discolor) is een belangrijke bladziekte, die vooral in natte nazomers schade kan veroorzaken. Op de onderkant van het blad komen donkerbruine sporenhoopjes voor en aan de bovenkant gele vlekjes.
  • Verder kan de pruim aangetast worden door Monilia-rot, waarbij de aangetaste pruimen vaak als mummies aan de boom blijven hangen.
  • Pruimenmot. Legt in het voorjaar een eitje per vrucht. De larven boren zich door de vrucht waardoor deze niet rijpt.[6]

Verwijzingen

rel=nofollow

Externe link

Wikimedia Commons  Vrije mediabestanden over Prunus domestica op Wikimedia Commons